Organisatie | Leidschendam-Voorburg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op het burgerinitiatief |
Citeertitel | Verordening burgerinitiatief Leidschendam-Voorburg |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | bestuurlijke organisatie |
Geen.
Gemeentewet, art. 147
1.Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-12-2006 | nieuwe regeling | 31-01-2006 Leidschendammer / Voorburgse Courant 6-12-2006 | 2005/36644 |
In deze verordening wordt onder een burgerinitiatief verstaan: een voorstel van een initiatiefgerechtigde om een onderwerp of een voorstel op de agenda van de vergadering van de raad te plaatsen.
Het verzoek tot plaatsing van een burgerinitiatief op de agenda van de vergadering van de raad wordt schriftelijk ingediend bij de voorzitter van de raad. Formulieren voor indiening van een burgerinitiatief zijn bij de griffie verkrijgbaar en kunnen weer bij de griffie worden ingediend. De griffie zal de initiatiefnemer gedurende de verdere procedure adviseren en begeleiden.
De raad agendeert het burgerinitiatief voor zijn eerstvolgende vergadering na de datum van indiening van het initiatief, indien het voldoet aan de vereisten zoals gesteld in artikel 5.Er dient ten minste twee weken te liggen tussen de dag van indiening van het burgerinitiatief en de dag van de vergadering waarin over het burgerinitiatief wordt beslist.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van
de raad van de gemeente
van 31 januari 2006.
de griffier, de voorzitter,
mr. G.A. van Egmond, mr. M.A.P. van Haersma Buma
De formulering van dit artikel is zodanig ruim gekozen dat inwoners een onderwerp bij de raad kunnen aandragen, zonder dat een concreet voorstel is bijgevoegd. Te denken valt aan de wens om in de raad over een bepaalde problematiek te discussiëren. Het is vervolgens aan de raad om te beslissen of het onderwerp een nadere uitwerking door de indieners behoeft.
Uit dit artikel volgt dat de raad een burgerinitiatief op de agenda van een raadsvergadering c.q. raadscommissievergadering moet plaatsen indien er sprake is van een geldig verzoek, ingediend door een initiatiefgerechtigde. De gemeenteraad zal zich in dat geval dus moeten uitspreken over het burgerinitiatief. Van een geldig verzoek is sprake als het onderwerp van het burgerinitiatief niet in artikel 4 is uitgezonderd en aan de in artikel 5 gestelde procedurele voorwaarden wordt voldaan. In artikel 3 wordt nader omschreven wanneer een persoon initiatiefgerechtigd is.
De keuze voor deze ruime definitie van initiatiefgerechtigden ligt voor de hand. Het gaat om de kwaliteit van het initiatief; nadere criteria kunnen dan onnodig belemmerend werken. Bij indiening van een burgerinitiatief kan worden getoetst of de indiener/initiatiefnemer voldoet aan de vereisten van een initiatiefgerechtigde. Het verzoek vindt immers formeel op dat moment plaats.
Het is weinig efficiënt om de raad te belasten met de beraadslaging over een onderwerp waarover de raad uiteindelijk geen beslissende bevoegdheid heeft. Daar komt bij dat de afstand tussen burger en bestuur alleen maar zou worden vergroot als de burger na het doorlopen van de burgerinitiatiefprocedure te horen krijgt dat de raad niets met het burgerinitiatief kan doen, omdat hij ‘er niet over gaat’.
Een vraag over gemeentelijk beleid kan ook geen onderwerp van een burgerinitiatief zijn. Voor dit soort vragen staan andere wegen open, zoals het spreekrecht in een commissie- of raadsvergadering.
Ook moet voorkomen worden dat het burgerinitiatief andere procedures zoals de bezwaar- of de klachtprocedure doorkruist. Met het oog hierop kan worden bepaald dat het burgerinitiatief geen bezwaar tegen een genomen besluit of een klacht over een gedraging van het gemeentebestuur kan inhouden.
Tenslotte is het evenmin de bedoeling dat zaken, die recent nog in de raad aan de orde zijn geweest, opnieuw onderwerp van bespreking worden als gevolg van een burgerinitiatief. Dit zou de besluitvorming in de raad te zeer kunnen frustreren. Als termijn ligt het voor de hand om de raadsperiode te hanteren.
Een burgerinitiatief dat wordt doorgestuurd naar het college, is geen burgerinitiatief meer volgens de definitie van artikel 1 van deze verordening. Lid 3 is bedoeld om te voorkomen dat het college een initiatief om die reden terzijde kan schuiven.
Het ligt voor de hand om het burgerinitiatief bij de voorzitter van de raad te laten indienen. Om de voortgang van het burgerinitiatief ordelijk te laten verlopen, is het onvermijdelijk dat aan het verzoek een aantal minimumeisen wordt gesteld. Het is uit praktische overwegingen zoals uniformiteit, overzichtelijkheid en duidelijkheid raadzaam, dat indiening van een burgerinitiatief plaatsvindt door middel van een standaardformulier. Op dit formulier zal de initiatiefnemer naast het voorstel en een toelichting in ieder geval zijn personalia moeten aangeven. Daarnaast zal de initiatiefnemer een lijst moeten overleggen met de voornamen, achternamen, adressen, geboortedata en handtekeningen van tenminste 50 initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen.
Op grond van deze gegevens kan de gemeente onderzoeken of het initiatief de steun van voldoende daartoe gerechtigde personen heeft. Ondersteuning van het voorstel is noodzakelijk met het oog op het draagvlak van het burgerinitiatief.
De burger moet erop kunnen vertrouwen dat de raad zijn voorstel spoedig toetst aan de vereisten en een besluit neemt over de behandeling. Hierin voorziet het eerste lid. Het gaat erom een termijn te kiezen die niet te lang is, maar ook niet zo kort dat er onvoldoende tijd is om het voorstel te kunnen controleren. Verzoeken waarover de raad niet bevoegd is, kan de raad, op advies van de raadscommissie, doorzenden naar het college. Op grond van het vijfde lid wordt de indiener/initiatiefnemer altijd schriftelijk meegedeeld wat er met het ingediende voorstel gebeurt. Dat kan dus een inhoudelijk besluit zijn of de mededeling dat het verzoek is afgewezen. Wordt het verzoek tot plaatsing van het burgerinitiatief door de raad afgewezen, dan is er sprake van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waartegen bezwaar en beroep op de rechter openstaan. Besluit de raad het burgerinitiatief te agenderen, dan is er sprake van een voorbereidingsbeslissing die niet vatbaar is voor bezwaar en beroep. Afhankelijk van de inhoud van de beslissing op het initiatief zelf, zal er sprake zijn van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht dat vatbaar is voor bezwaar en beroep.
De afhandeling van het burgerinitiatief wordt niet in de verordening geregeld omdat het hier om maatwerk gaat.
Om het gebruik van de mogelijkheid van het indienen van een burgerinitiatief te stimuleren, bepaalt de raad jaarlijks het budget. Dit voorkomt dat burgerinitiatieven om budgettaire redenen niet gehonoreerd kunnen worden. Als extra stimulans kan aan het budget een thema worden verbonden.
Het beschikbare budget kan toegekend worden aan één burgerinitiatief, maar kan ook verdeeld worden over meerdere burgerinitiatieven, zulks ter beoordeling van de raad.
Burgerinitiatieven die buiten het bereik van het jaarthema vallen, worden eveneens in behandeling genomen tenzij deze niet aan de voorwaarden als gesteld in de verordening voldoen.
Omdat het burgerinitiatief één van de instrumenten van het dualisme is, ligt het voor de hand dat de burgemeester in het burgerjaarverslag verslag hierover doet.