Organisatie | Duiven |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening commissie bezwaarschriften algemene zaken gemeente Duiven |
Citeertitel | Verordening commissie bezwaarschriften algemene zaken |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-04-2014 | 18-08-2020 | Onbekend | 10-02-2014 Duivenpost | 14int00001 |
Verordening commissie bezwaarschriften algemene zaken gemeente Duiven
Vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 10 februari 2014
Vastgesteld bij collegebesluit d.d. 22 oktober 2013
Vastgesteld bij besluit van de burgemeester d.d. 22 oktober 2013
De bestuursorganen van de gemeente Duiven, de raad, het college en de burgemeester, ieder voor zover het zijn eigen bevoegdheden betreft, besluiten navolgende verordening vast te stellen:
Hoofdstuk II Procedure behandeling van bezwaarschriften
De voorzitter en de leden van de commissie nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift als hun onpartijdigheid in het geding kan zijn.
In het geval als bedoeld in lid 2 kunnen de leden van de commissie het verwerend orgaan en de belanghebbenden binnen twee weken na de verzending van de nadere informatie daarop schriftelijk reageren of verzoeken om een nieuwe hoorzitting. De (plaatsvervangend)voorzitter beslist op het verzoek om een nieuwe hoorzitting en neemt daarbij de criteria als genoemd in
artikel 7:9 van de Awb in acht. De (plaatsvervangend)voorzitter kan in voorkomende gevallen tevens uit eigen beweging beslissen tot het houden van een nieuwe hoorzitting.
4.Op een nieuwe hoorzitting, als bedoeld in het derde lid, zijn de bepalingen in deze verordening die betrekking hebben op de hoorzitting zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing.
TOELICHTING Verordening commissie bezwaarschriften algemene zaken gemeente Duiven
In de aanhef van de regelgeving is bepaald, dat de bestuursorganen van de gemeente, de raad, het college en de burgemeester, ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft, besluiten de verordening vast te stellen. Duidelijk is dat de raad de verordenende bevoegdheid heeft. Het college en de burgemeester hebben deze bevoegdheid niet, maar nemen hiermee het besluit tot instellen van de Commissie Bezwaarschriften. Op deze manier is het mogelijk dat de bestuursorganen samen een en dezelfde commissie instellen om te adviseren op bezwaren tegen besluiten van de raad, het college en de burgemeester. De ondertekening gebeurt eveneens door de drie bestuursorganen.
Deze verordening voorziet in de instelling van een aparte commissie bezwaarschriften voor algemene zaken. Deze Commissie is bevoegd ten aanzien van bezwaren waarover niet de nieuw in te stellen Commissie bezwaar sociale zaken bevoegd is te adviseren. Sinds 2008 bestond er binnen de huidige commissie bezwaarschriften reeds een scheiding tussen een kamer voor sociale zaken en een kamer voor de overige zaken (met uitzondering van bezwaren op het gebied van ambtenarenzaken of de Wet WOZ). De scheiding tussen beide taakvelden wordt met het vaststellen van twee verschillende verordeningen nog duidelijker gemarkeerd.
In dit artikel zijn slechts die begripsbepalingen opgenomen die niet in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voorkomen. Zo ontbreekt er een omschrijving van het begrip 'bestuursorgaan' hoewel dat op meerdere plaatsen in de verordening voorkomt. Het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen, wordt in het reglement aangeduid als 'verwerend orgaan'. Dit kan de gemeenteraad betreffen, het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester of een commissie waaraan via delegatie bepaalde bevoegdheden van de hiervoor genoemde bestuursorganen zijn overgedragen.
Artikel 2 Inleidende bepaling commissie
Al geruime tijd geleden is de keuze gemaakt voor het horen en adviseren door een onafhankelijke commissie. Deze commissie wordt via deze inleidende bepaling als zodanig (weer) geïntroduceerd. In artikel 1:5 van de Awb is omschreven wat onder het maken van bezwaar dient te worden verstaan.
Artikel 3 Samenstelling van de commissie
De afgelopen jaren is het een trend dat er met name op het gebied van maatschappelijke en sociale aangelegenheden steeds vaker bezwaarschriften ingediend worden. Voor de behandeling van deze bezwaarschriften is bij voorkeur expertise op dit terrein gewenst. Hetzelfde geldt voor de overige terreinen waarop de bezwaarschriften betrekking hebben, waarbij een groot deel betrekking heeft op het gebied van de bouwregelgeving en ruimtelijke ordening. Sinds 2008 bestond de Commissie bezwaar om die reden uit twee gespecialiseerde kamers. Beide kamers hadden een gemeenschappelijke voorzitter. Om ook voor de rol van voorzitter meer vakinhoudelijke expertise te kunnen aantrekken, wordt thans voorgesteld twee aparte commissies in te stellen, met beide gespecialiseerde leden en voorzitters.
De raad delegeert de benoeming, de schorsing en het ontslag van commissieleden aan het college.
Voor de samenstelling van een commissie voor bezwaarschriften ex artikel 7:13 Awb gelden
niet de eisen van artikel 7:5 Awb (Raad van State, 31-5-99, JG 1999/179).
Hoewel in de Awb nergens over een secretaris wordt gesproken, is het gebruikelijk dat een commissie beschikt over een secretaris ter ondersteuning van de werkzaamheden.
Het is mogelijk voor een ander moment van aftreden te kiezen dan bedoeld in het eerste lid. Een commissielid kan bij ontslag zelf het tijdstip van dat ontslag bepalen. Het lid kan ook een later tijdstip kiezen om zodoende eventueel nog bij de afhandeling van lopende zaken betrokken te kunnen zijn. De bepaling van het vierde lid is van orde.
De achterliggende gedachte van de regeling dat een commissielid maximaal voor twee raadsperiodes voor benoeming in aanmerking komt is dat een wijziging in de samenstelling van de commissie verfrissend en vernieuwend is. Bovendien kan de samenstelling periodiek aangepast worden aan actuele wensen qua profiel en expertise van de commissieleden.
De bezwarencommissie is een commissie in de zin van artikel 84 Gemeentewet. In het eerste lid van artikel 96 Gemeentewet is bepaald dat de leden daarvan een bij verordening van de raad vastgestelde vergoeding ontvangen. Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is de op artikel 96 gebaseerde algemene maatregel van bestuur waarin de nadere regels zijn gesteld betreffende deze vergoeding. In artikel 14 van het Rechtspositiebesluit is bepaald dat de raad bij verordening kan
bepalen dat aan een lid van een commissie een vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie wordt toegekend tot het maximumbedrag, genoemd in tabel IV van het Rechtspositiebesluit. Tabel IV van het Rechtspositiebesluit ziet op jaarlijks geïndexeerde
maximumvergoedingen voor commissieleden en is in zes gemeenteklassen ingedeeld op basis van het inwoneraantal. Gemeenteklasse 3 is voor Duiven toepasselijk; voor het jaar 2013 geldt € 75,05 als normbedrag.
Voor de voorzitter en leden van de bezwaarschriftencommissie is een vergoeding van € 75,05 niet marktconform. Het is daarom wenselijk om tot een hogere, wel marktconforme, vergoeding te komen. Daarbij wordt, gelet op het verschil in verantwoordelijkheid, onderscheid gemaakt tussen de voorzitter en de leden van de commissie. De voorzitter heeft tijdens de hoorzitting een leidende rol en is verantwoordelijk voor het rechtmatige en ordentelijke verloop van de hoorzitting. Daarnaast draagt hij de eindverantwoordelijkheid voor de uit te brengen adviezen.
Op grond van artikel 15 van het Rechtspositiebesluit kan de raad bij verordening bepalen dat de vergoeding naar boven afwijkt. Hierbij past dat het commissieleden betreft die zijn benoemd op grond van bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie. Aan deze voorwaarde is voldaan; de Commissie bestaat uit deskundige juristen. In het tweede lid van artikel 6 is, teneinde tot een marktconforme vergoeding te komen die recht doet aan de verschillen tussen de voorzitter en de leden van de commissie, toepassing gegeven aan artikel 15 van het Rechtspositiebesluit.
Artikel 7 Ingediend bezwaarschrift
Dit artikel spreekt voor zich.
In de Awb wordt uitgebreid aandacht geschonken aan de wijze waarop een bezwaarschrift ingediend moet worden en de daarmee samenhangende ontvankelijkheidvragen.
Met dit artikel wordt de daadwerkelijke behandeling van een ingediend bezwaarschrift door de commissie gestart. In verband met de voor de afhandeling geldende termijn verdient het aanbeveling aan het hier gestelde (zo spoedig mogelijk) ook daadwerkelijk te voldoen.
De in artikel 7:13, tweede lid, bepaalde melding dat een commissie over het bezwaar zal adviseren, is van belang omdat hierdoor de beslistermijn van zes weken wordt verlengd tot tien weken met een verdagingsmogelijkheid van vier weken (artikel 7:10).
Artikel 8 Uitoefening bevoegdheden
De bevoegdheden genoemd in de in dit artikel aangehaalde artikelen of artikelleden van de Awb kunnen door de voorzitter van de Commissie worden uitgeoefend.
Het spreekt voor zich dat de voorzitter van de commissie er zorg voor dient te dragen dat al het noodzakelijke wordt gedaan om de behandeling van het bezwaarschrift genoegzaam voor te bereiden. Dat geldt zowel intern bij de gemeente - hij krijgt de bevoegdheid alle gewenste inlichtingen in te winnen - als extern. Zo moet het mogelijk zijn om met de klager in contact te treden om nadere informatie in te winnen of bijvoorbeeld hem bij kennelijke niet-ontvankelijkheid in overweging te geven het bezwaarschrift in te trekken.
Het inschakelen van externe deskundigen zal bijzondere kosten meebrengen. Aangezien het college belast is met de uitvoering van de begroting, ligt het voor de hand dat bijzondere kosten niet gemaakt worden voordat dat college de gelegenheid heeft gehad dit te toetsen aan een begrotingspost. Om deze reden is in deze bepaling voor de kosten voor getuigen of deskundigen een machtiging vooraf geïntroduceerd. Uiteraard mag het niet zo zijn dat het college door zo'n toetsing het werk van de commissie frustreert en haar onafhankelijke positie daardoor aantast.
In dit verband verdient ook artikel 3:7 Awb aandacht. Daarin is bepaald dat het bestuursorgaan waaraan advies wordt uitgebracht, al dan niet op verzoek, de gegevens ter beschikking stelt aan de adviseur die nodig zijn voor een goede vervulling van diens taak.
Uit de hier gebezigde formulering volgt dat het ter beoordeling van het bestuursorgaan blijft welke gegevens dat zullen zijn. Uit de aard van het advies van de commissie vloeit evenwel voort dat dit alle op de zaak betrekking hebbende gegevens zullen zijn. De commissie zal immers geen afgewogen oordeel kunnen uitbrengen indien gegevens worden achtergehouden.
Voor het bepaalde in het eerste lid: zie de toelichting op artikel 11 van deze verordening.
Artikel 7:3 van de Awb geeft aan in welke gevallen van het horen van belanghebbenden kan worden afgezien.
Het ligt voor de hand dat indien het verwerend orgaan aan het bezwaar van appellant volledig tegemoet denkt te kunnen komen, het daarover met de voorzitter van de commissie contact opneemt.
In dit verband wordt ook gewezen op artikel 6:18 en 6:19 Awb. In artikel 6:18 gaat het over het tijdens het aanhangig zijn van bezwaar intrekken of wijzigen van het bestreden besluit. In artikel 6:19 wordt bepaald dat indien een bestuursorgaan zo'n intrekkings- of wijzigingsbesluit heeft genomen, het bezwaar geacht wordt mede gericht te zijn tegen het nieuwe besluit tenzij dat besluit geheel tegemoetkomt aan het bezwaar.
De bevoegdheid om van het horen af te zien wordt door de verordening toegekend aan de voorzitter van de commissie. Deze beslissing is dus niet aan het bestuursorgaan dat het bezwaarschrift heeft ontvangen. Dat zou overigens ook niet mogelijk zijn, gelet op artikel 7:13, vierde lid, waarin onder andere is bepaald dat de commissie, voor zover bij wettelijk voorschrift niet anders is bepaald, beslist over de toepassing van artikel 7:3.
Ingevolge artikel 7:12 Awb moet bij de beslissing op een bezwaarschrift, indien van het horen is afgezien, aangegeven worden op welke grond dat is geschied.
Artikel 11 Uitnodiging zitting
Ingevolge het eerste lid van deze bepaling wordt ook het verwerend orgaan uitgenodigd voor de zitting. Het is van groot belang dat dit orgaan zich ook ter zitting laat vertegenwoordigen. Daarmee kan worden voorkomen dat er, vanwege de inbreng van bezwaarmaker, een eenzijdig beeld ontstaat. Voorts is het voor een externe commissie van groot belang om van bestuurlijke zijde te vernemen hoe een beslissing tot stand is gekomen. Anders kan het voor de commissie moeilijk worden om een goede afweging te maken.
Het verdient aanbeveling een termijn vast te stellen die ligt tussen de oproeping en de zitting zelf. In het algemeen moet gedacht worden aan een zodanige termijn dat de bezwaarde en de overige belanghebbenden voldoende gelegenheid krijgen om zich behoorlijk op de zitting voor te bereiden. Bezwaarden kunnen geattendeerd worden op de mogelijkheid om hun verweer op schrift te stellen dat bij het verslag wordt gevoegd. Gekozen is voor een termijn van twee weken, mede in verband met de termijn van 12 weken waarbinnen, behoudens verdaging, op het bezwaar moet zijn beslist (zie artikel 7:10 Awb) en het bepaalde in artikel 7:4 Awb (zie hierna).
Voorts is een regeling opgenomen over het desgevraagd wijzigen van het tijdstip van de zitting. Uitstel hoeft overigens niet altijd te worden verleend. Betrokkene dient wel tijdig uitsluitsel over zijn verzoek om uitstel te krijgen. Een verzoek om uitstel moet niet automatisch gehonoreerd worden. Een gemotiveerd verzoek om uitstel kan ingewilligd worden, maar dient dan wel te worden beperkt tot een eenmalig uitstel omdat anders de afwikkeling van het bezwaarschrift een te grote vertraging kan ondervinden.
Artikel 14 Openbaarheid zitting
Ingevolge artikel 7:5, tweede lid Awb besluit het bestuursorgaan, voor zover niet bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, of het horen in het openbaar plaatsvindt. In artikel 7:13, vierde lid van de Awb wordt deze bevoegdheid aan de Commissie toegekend.
In de onderhavige verordeningsbepaling is vastgelegd dat de hoorzittingen van de commissie in principe in het openbaar plaatsvinden. Uitzondering op deze regel is mogelijk, bijvoorbeeld als bijzonder persoonlijke zaken van familiaire, medische of financiële aard of andere zaken met een vertrouwelijk karakter aan de orde komen.
De zitting dient te worden onderscheiden van de beraadslaging van de Commissie die ingevolge artikel 17 van de verordening achter gesloten deuren plaatsvindt.
Artikel 15 Schriftelijke verslaglegging
Artikel 7:7 Awb vereist zeer kort en bondig dat van het horen een verslag wordt gemaakt. De wijze waarop en de inhoudelijk vereisten aan het verslag worden niet door de Awb geregeld. Dit staat er overigens niet aan in de weg dat in de verordening een vaste procedure wordt opgenomen.
Het bepaalde in het eerste lid hoeft niet zo ver te strekken dat van al het aanwezige publiek naam en hoedanigheid wordt opgenomen. Wel zal uit het verslag duidelijk moeten blijken wie namens welke partij aanwezig was en wat door hen naar voren is gebracht.
Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de zitting nog niet bekend waren. In artikel 7:9 Awb wordt bepaald dat indien het in het hier bedoelde geval feiten of omstandigheden betreft die voor de op bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, dit aan belanghebbenden wordt meegedeeld en dat zij opnieuw in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord (rechtsbeginsel hoor en wederhoor).
De onderhavige bepaling voorziet in de mogelijkheid de commissie te verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden.
Is de nieuwe informatie niet van aanmerkelijk belang dan kan er voor gekozen worden om de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen schriftelijk te reageren.
Na de hoorzitting gehouden telefoongesprekken kunnen gezien worden als nader onderzoek.
Een zorgvuldige procedure houdt ook in dat het bestuursorgaan zich niet rechtstreeks tot de adviescommissie kan wenden zonder dat de andere belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld om hun standpunt dienaangaande kenbaar te maken.
Artikel 17 Raadkamer en advies
Het horen kan plaatsvinden door een niet-voltallige Commissie. De advisering dient plaats te vinden door een commissie die voldoet aan de eisen van artikel 7:13, eerste lid, onder a. Hoe het advies tot stand komt, is niet voorgeschreven.
Volgens artikel 7:13, zesde lid Awb maakt in de bezwaarschriftprocedure het verslag van de hoorzitting deel uit van het advies van de commissie en wordt het schriftelijk uitgebracht.
De beslistermijn bedraagt ingevolge artikel 7:10 van de Awb twaalf weken, behoudens in het geval van opschorting of met gebruikmaking van de mogelijkheid van verdaging. De bepaling in de voorheen geldende verordening verlangde van de (vice)voorzitter van de commissie dat indien hij voorziet dat de termijn als hiervoor bedoeld niet wordt gehaald, hij tijdig het bestuursorgaan adviseert de beslissing op het bezwaar te verdagen. In de praktijk is het echter altijd de secretaris die de termijnen bewaakt en zorgt dat het college tijdig een verdagingsbesluit neemt. Daarom is in deze verordening opgenomen dat de secretaris optreedt namens de voorzitter.
Het besluit tot verdaging is een beschikking. Ingevolge artikel 7:14 Awb zijn artikel 3:41 tot en met 3:45 Awb, die de wijze van bekendmaking en mededeling van besluiten regelen, in dit geval niet van toepassing. Artikel 3:40 Awb is wel van toepassing. Dit artikel bepaalt dat een besluit niet in werking treedt voordat het bekendgemaakt is. Het ligt voor de hand in verband hiermee ook belanghebbenden een afschrift van het verdagingbesluit toe te zenden.
Artikel 19 Ongevraagde adviezen en aanbevelingen
Dit artikel spreekt voor zich.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
In artikel 139 tot en met 144 Gemeentewet zijn de bekendmaking en inwerkingtreding van besluiten die algemeen verbindende voorschriften inhouden geregeld. De bepalingen over bekendmaking en mededeling van besluiten zoals genomen in afdeling 3.6 Awb zijn niet van toepassing op algemeen verbindende voorschriften (zie artikel 3:1 Awb).
Artikel 139 van de Gemeentewet bepaalt onder meer dat verordeningen niet in werking treden, voordat ze zijn bekendgemaakt. De bekendmaking geschiedt door middel van integrale publicatie van de tekst van de verordening in een van gemeentewege uitgegeven blad, dan wel op de in de gemeente gebruikelijke wijze, te weten in het huis-aan-huisblad.
Volgens artikel 142 van de Gemeentewet treden verordeningen op de achtste dag na bekendmaking in werking, tenzij een ander tijdstip is aangewezen. In dit geval is er voor gekozen om de datum van inwerkingtreding te stellen op 1 april 2014. De reden hiervoor is gelegen in het feit dat na de raadsverkiezingen op 19 maart 2014 de nieuwe commissie algemene zaken zal aantreden.
De verordening zal daags na de vaststelling worden gepubliceerd in de Duiven Post en opnieuw daags voor de inwerkingtreding op 1 april 2014.
Voorts zal de verordening conform de daarvoor geldende regeling worden geplaatst op www.overheid.nl.
Artikel 22 Intrekken oude regeling