Organisatie | Duiven |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Ombudscommissie gemeente Duiven |
Citeertitel | Verordening Ombudscommissie |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-04-2014 | Onbekend | 10-02-2014 Duivenpost | 14int00003 |
Verordening ombudscommissie gemeente Duiven
Vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 10 februari 2014
Vastgesteld bij collegebesluit d.d. 22 oktober 2013
Vastgesteld bij besluit van de burgemeester d.d. 22 oktober 2013
De bestuursorganen van de gemeente Duiven, de raad, het college en de burgemeester, ieder voor zover het zijn eigen bevoegdheden betreft, besluiten navolgende verordening vast te stellen:
Hoofdstuk I Instelling en samenstelling commissie
In deze verordening wordt verstaan onder:
-ombudscommissie: de gemeentelijke commissie voor de behandeling van verzoekschriften betreffende een onderzoek naar de wijze waarop een bestuursorgaan zich in bepaalde gelegenheden jegens verzoeker of een ander heeft gedragen, als bedoeld in artikel 9:17 en 9:18 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 81p van de Gemeentewet.
Hoofdstuk II Procedure behandeling van klachten
Degene die, na een interne klachtprocedure, een beslissing op een klacht heeft ontvangen als bedoeld in artikel 9:12 lid 1 van de Awb kan desgewenst in een externe klachtprocedure de ombudscommissie schriftelijk verzoeken een onderzoek in te stellen naar de wijze waarop het bestuursorgaan de klacht heeft afgehandeld c.q. zich jegens hem of een ander heeft gedragen.
Artikel 9 Ontvangstbevestiging
Als de commissie een onderzoek als bedoeld in artikel 9:18 Awb instelt, dan zendt zij tevens een afschrift van het verzoekschrift aan het bestuursorgaan en aan degene over ziens gedraging wordt geklaagd.
Artikel 10 Klacht over commissie sociale zaken
Klachten over gedragingen van (leden van) de commissie bezwaarschriften sociale zaken en de commissie bezwaarschriften algemene zaken kunnen, ingevolge een daartoe strekkend besluit van het gemeentebestuur van Duiven, aan de gemeentelijke ombudscommissie van de gemeente Zevenaar worden voorgelegd. Op de behandeling van die klachten is de klachtenregeling van de gemeente Zevenaar van toepassing.
Voor zover de ombudscommissie dit nodig acht, maakt zij een werkinstructie voor haar werkzaamheden.
Artikel 15 Intrekken oude regeling
Met ingang van de in het vorige artikel genoemde datum wordt de Verordening bezwaarschriften en ombudscommissie Duiven 2008 ingetrokken.
TOELICHTING Verordening ombudscommissie gemeente Duiven
In de aanhef van de regeling is bepaald, dat de bestuursorganen van de gemeente, de raad, het college en de burgemeester, ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft, besluiten de verordening vast te stellen. Duidelijk is dat de raad de verordenende bevoegdheid heeft. Het college en de burgemeester hebben deze bevoegdheid niet, maar nemen hiermee het besluit tot instellen van de ombudscommissie. Op deze manier is het mogelijk dat de bestuursorganen samen een en dezelfde commissie instellen om klachten in tweede instantie te behandelen. De ondertekening gebeurt eveneens door de drie bestuursorganen.
In dit artikel zijn slechts die begripsbepalingen opgenomen die niet in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voorkomen.
Het begrip ombudscommissie is een uniform begrip waarmee eenduidig aangesloten wordt bij de regeling van hoofdstuk 9, titel 9.2 Awb en de recente aanvulling daarvan bij de Wet extern klachtrecht. De ombudscommissie onderzoekt zelfstandig klachten en rapporteert daarover en doet eventueel aanbevelingen aan het bestuur. De commissie treedt in de plaats van de nationale Ombudsman en geldt daarmee als laatste klachtinstantie voor de burger.
Artikel 2 Inleidende bepalingen Commissie
De Awb voorziet erin dat klachten over een bestuursorgaan of over de onder zijn verantwoordelijkheid werkzame personen eerst door het bestuursorgaan zelf worden behandeld. In Duiven behandelt bijvoorbeeld de leidinggevende de klacht over medewerkers en brengt daarover advies uit aan het bestuursorgaan dat vervolgens beslist over de klacht.
Voor de interne klachtenprocedure geldt de Klachtenregeling gemeente Duiven, zoals deze op 29 oktober 2012 is vastgesteld.
Als een klager niet tevreden is over de interne klachtbehandeling kan hij de gemeentelijke, onafhankelijke ombudscommissie verzoeken de klacht en de interne behandeling daarvan te onderzoeken. Deze procedure vervangt de procedure bij de Nationale Ombudsman. Na het doorlopen van de interne en de externe klachtprocedure is geen bezwaar of beroep mogelijk tegen de einduitkomst.
De ombudscommissie is niet een louter adviserende commissie voor klachtbehandeling in eerste aanleg (titel 9.1 , artikel 9:14 Algemene wet bestuursrecht, Awb), maar een zelfstandig oordelende ombudscommissie in tweede aanleg die aanbevelingen aan het bestuursorgaan kan doen (titel 9.2, artikel 9:17, sub b Awb, juncto het nieuwe artikel 81p Gemeentewet).
De verordening is zo veel mogelijk afgestemd op die van de gemeente Zevenaar. Dit verdient de voorkeur, omdat klachten tegen de bezwarencommissies van de gemeente Duiven in tweede instantie worden voorgelegd aan de ombudscommissie Zevenaar en vice versa.
De modelverordening van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) is in deze verordening verwerkt.
Bepalingen die reeds in de Awb zijn geregeld, zijn uit de verordening gelaten.
Onder de klachtenregeling vallen gedragingen van bestuursorganen en van personen, zoals ambtenaren, die onder de verantwoordelijkheid van bestuursorganen handelingen verrichten richting burgers en organisaties.
Hierbij zij ten aanzien van klachten over afzonderlijke bestuurders nog op het volgende gewezen.
Klachten over de raad als bestuursorgaan vallen wel onder de klachtregeling, maar klachten over afzonderlijke leden van de raad vallen niet onder de klachtenregeling. Raadsleden zijn namelijk niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van de raad, aangezien het politieke leden zijn en er als zodanig per definitie geen sprake is van "collegiaal" bestuur. Anders dan bij het college worden handelingen van afzonderlijke raadsleden niet toegerekend aan de raad. Bij raadsleden zal telkens moeten worden bezien of de klachten persoonlijk gericht zijn of alsnog op de raad als bestuursorgaan zijn terug te voeren. Klachten tegen raadsleden kunnen eventueel onder het Reglement van orde van de raad vallen. Verder kan het strafrecht van toepassing zijn als de klacht een overtreding of misdrijf betreft of het burgerlijk recht indien sprake is van onrechtmatige daad.
Artikel 3 Samenstelling van de commissie
De raad delegeert de benoeming, de schorsing en het ontslag van commissieleden aan het college.
Hoewel in de Awb nergens over een secretaris wordt gesproken, is het gebruikelijk dat een commissie beschikt over een secretaris ter ondersteuning van de werkzaamheden.
Gelet op de Wet extern klachtrecht kan de klachtbehandeling aan een commissie als deze worden voorgelegd en behoeft niet aangesloten te worden bij de nationale ombudsman. De benoeming van een extern secretaris die niet deel uitmaakt of werkzaam is onder verantwoordelijkheid van de gemeente Duiven is volgens de Wet extern klachtrecht vereist.
Dit artikel is overeenkomstig artikel 81w lid 2 van de Gemeentewet: de leden van een gemeentelijke ombudscommissie worden voor de duur van zes jaar benoemd.
Er is voor gekozen om conform de bestaande situatie de voorzitter en de leden van de commissie sociale zaken tevens aan te wijzen als voorzitter en leden van de ombudscommissie.
De zittingsduur van zes jaar voor de ombudscommissieleden leidt ertoe dat de zittingsduur van de leden van de commissie sociale zaken voor hun bezwaarschriftenfunctie en voor hun ombudsfunctie niet gelijk lopen; namelijk vier respectievelijk zes jaar. Om te voorkomen dat ze na vier jaar, bij het aflopen van hun periode als lid van de commissie sociale zaken, nog twee jaar alleen de ombudsfunctie vervullen, wordt de duur van beide periodes aan elkaar gekoppeld door het lidmaatschap van de ombudscommissie te laten vervallen bij het eindigen van het lidmaatschap van de commissie sociale zaken en vice versa.
In het benoemingsbesluit van de leden van de ombudscommissie zal dat tot uiting worden gebracht. Daarin zal als ontbindende voorwaarde worden opgenomen dat hun benoeming tot lid van de ombudscommissie automatisch komt te vervallen, zodra zij aftreden als lid van de commissie sociale zaken. Alsmede dat hun benoeming tot lid van de commissie sociale zaken komt te vervallen zodra zij aftreden als lid van de ombudscommissie.
De ombudscommissie is een commissie in de zin van artikel 84 Gemeentewet. In het eerste lid van artikel 96 Gemeentewet is bepaald dat de leden daarvan een bij verordening van de raad vastgestelde vergoeding ontvangen. Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is de op artikel 96 gebaseerde algemene maatregel van bestuur waarin de nadere regels zijn gesteld betreffende deze vergoeding. In artikel 14 van het Rechtspositiebesluit is bepaald dat de raad bij verordening kan
bepalen dat aan een lid van een commissie een vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie wordt toegekend tot het maximumbedrag, genoemd in tabel IV van het Rechtspositiebesluit. Tabel IV van het Rechtspositiebesluit ziet op jaarlijks geïndexeerde
maximumvergoedingen voor commissieleden en is in zes gemeenteklassen ingedeeld op basis van het inwoneraantal. Gemeenteklasse 3 is voor Duiven toepasselijk; voor het jaar 2013 geldt € 75,05 als normbedrag. Voor de voorzitter en leden van de ombudscommissie is een vergoeding van € 75,05 niet marktconform. Het is daarom wenselijk om tot een hogere, wel marktconforme, vergoeding te komen.
Op grond van artikel 15 van het Rechtspositiebesluit kan de raad bij verordening bepalen dat de vergoeding naar boven afwijkt. Hierbij past dat het commissieleden betreft die zijn benoemd op grond van bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie. Aan deze voorwaarde is voldaan; de Commissie bestaat uit deskundige juristen.
Deze tekst is gestoeld op 9:18 en 9: 20 van de Awb waarin is bepaald dat eenieder het recht heeft om bij de ombudsman een verzoek in te dienen tot het instellen van een onderzoek naar de wijze waarop een bestuursorgaan zich in een bepaalde aangelegenheid heeft gedragen jegens hem of een ander mits er eerst een klacht bij het betroken bestuursorgaan zelf is ingediend.
Mede gelet op het feit dat de Commissie sociale zaken en werk dezelfde samenstelling heeft als de ombudscommissie ligt het in de lijn om de procedure voor de behandeling van bezwaren zoveel mogelijk toe te passen. Dit ziet dan met name op de procedure rondom het horen.
Artikel 9 Ontvangstbevestiging en toezending verzoekschrift
Lid 1 De ontvangstbevestiging is overeenkomstig hetgeen artikel 9:6 Awb voor het intern klachtrecht
bepaald: het bestuursorgaan bevestigt de ontvangst van het klaagschrift schriftelijk.
Lid 2 Analoog aan hetgeen artikel 9:9 Awb voor het intern klachtrecht regelt, is bepaald dat aan het bestuursorgaan en aan degenen op wiens gedraging de klacht betrekking heeft, een afschrift van het verzoekschrift wordt toegezonden.
Als de ombudscommissie het verzoekschrift niet in behandeling neemt, heeft toezending van een kopie van het verzoekschrift aan het bestuursorgaan geen wezenlijke functie en zou het onder omstandigheden zelfs een schending van vertrouwelijkheid kunnen betekenen (vergelijk art. 2:5 Awb dat op de ombudscommissie van overeenkomstige toepassing is). Komt het wel tot een onderzoek van de ombudscommissie, dan heeft niet alleen het bestuursorgaan, maar ook de betrokken ambtenaar recht op een kopie van het verzoekschrift (vergelijk artikel 9:30, eerste lid, Awb).
Overigens valt niet in alle gevallen de gedraging waarover geklaagd wordt toe te schrijven aan een bepaalde persoon. Als dat zich voordoet, kan uiteraard worden volstaan met het toesturen van een afschrift van het verzoekschrift aan alleen het bestuursorgaan.
Artikel 10 Klacht over bezwaarschriftencommissie
Met de buurgemeente Zevenaar is in dat geval een uitwisseling van commissiesecretarissen geregeld zodat beide gemeenten kunnen beschikken over een externe secretaris.
Ook kunnen klachten over gedragingen van de Duivense bezwaarschriftencommissie aan de ombudscommissie van Zevenaar en vice versa ter behandeling worden voorgelegd.
Aan een en ander dient een expliciet besluit van de gemeente Duiven ten grondslag te liggen. De vereiste onpartijdigheid van de ombudscommissie in deze situatie wordt mede geborgd met het laten afleggen van de eed of belofte als bedoeld in artikel 81s van de Gemeentewet.
Deze tekst stoelt op artikel 9:36 Awb.
Lid 1 Tijdens het onderzoek kan de ombudscommissie een poging doen om via bemiddeling tot een bevredigende oplossing voor de verzoeker te komen. Deze bemiddeling kan een meer of minder zware vorm aannemen. Wij kunnen ons voorstellen dat de ombudscommissie dit nader regelt in een werkinstructie (zie artikel 13).
De ombudscommissie kan in het jaarverslag een overzicht van bemiddelingen publiceren. Aldus ontstaat er inzicht in de verhouding tussen het aantal bemiddelingen en het aantal onderzoeken en de aard van de bemiddelingen. De ombudscommissie kan uitsluitend tot interventie overgaan indien zij bevoegd is om de gedraging te onderzoeken.
Lid 2 Het oordeel over het handelen en de hieruit voortvloeiende aanbevelingen voor de organisatie legt de ombudscommissie neer in een rapport (nieuwe artikel 9:36 Awb) indien ze haar onderzoek voltooit. In het geval van een geslaagde bemiddeling zal de ombudscommissie doorgaans reden hebben om het onderzoek niet voort te zetten en komt zij aan het uitbrengen van een rapport en het geven van een oordeel niet toe. Het is echter wel gewenst dat de ombudscommissie ook in geval van een geslaagde bemiddeling haar bemoeienis afsluit met een schriftelijk stuk waarin zij verslag doet van het onderzoek en de bevindingen en van de het resultaat van de bemiddeling.
De ombudscommissie kan de wijze waarop hij zijn werkzaamheden vorm wenst te geven vastleggen in een werkinstructie.
In artikel 139 tot en met 144 Gemeentewet zijn de bekendmaking en inwerkingtreding van besluiten die algemeen verbindende voorschriften inhouden geregeld. De bepalingen over bekendmaking en mededeling van besluiten zoals genomen in afdeling 3.6 Awb zijn niet van toepassing op algemeen verbindende voorschriften (zie artikel 3:1 Awb).
Artikel 139 van de Gemeentewet bepaalt onder meer dat verordeningen niet in werking treden, voordat ze zijn bekendgemaakt. Volgens artikel 142 van de Gemeentewet treden verordeningen op de achtste dag na bekendmaking in werking, tenzij een ander tijdstip is aangewezen. In dit geval is er voor gekozen om de datum van inwerkingtreding te stellen op 1 april 2014. De reden hiervoor is gelegen in het feit dat de samenstelling van de ombudscommissie is afgestemd op de samenstelling van de commissie sociale zaken en werk. Laatstgenoemde commissie zal per 1 april 2014 aantreden ingevolge de Verordening commissie bezwaarschriften sociale zaken en werk.
De bekendmaking geschiedt door middel van integrale publicatie van de tekst van de verordening in een van gemeentewege uitgegeven blad, dan wel op de in de gemeente gebruikelijke wijze, te weten in het huis-aan-huisblad. De verordening zal daags na de vaststelling worden gepubliceerd in de Duiven Post en opnieuw daags voor de inwerkingtreding op 1 april 2014.
Voorts zal de verordening conform de daarvoor geldende regeling worden geplaatst op www.overheid.nl.
Om verwarring met de klachten adviescommissie van afdeling 9.1.3 Awb te voorkomen is gekozen voor de term ‘ombudscommissie’ en niet voor de term ‘klachtencommissie’.