Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Krimpen aan den IJssel

Bezoldigingsregeling 2014

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieKrimpen aan den IJssel
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBezoldigingsregeling 2014
CiteertitelBezoldigingsregeling 2014
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-04-201411-04-2014Onbekend

25-03-2014

Onbekend

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Bezoldigingsregeling 2014

 

 

Hoofdstuk I Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In aanvulling op de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR) en de Uitwerkingsovereenkomst (UWO) wordt in deze regeling verstaan onder:

  • a.

    afdelingshoofd het hoofd of de (adjunct) directeur van een afdeling.

  • b.

    bezoldiging

de bezoldiging, als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder c van de CAR-UWO.

  • c.

    conversietabel de vertaling van de gevonden rangorde naar salarisschalen volgens de regeling functiewaardering.

  • d.

    eerste aanloopschaalde salarisschaal is één schaal lager dan de functieschaal.

  • e.

    functiehet geheel van werkzaamheden aan de medewerker opgedragen door of namens burgemeester en wethouders. Deze functie is opgenomen in het functieboek van de gemeente Krimpen aan den IJssel.

  • f.

    functieschaal de salarisschaal die bij een functie hoort.

  • g.

    maximumsalaris het hoogste bedrag van een salarisschaal behorend bij de betreffende functie.

  • h.

    medewerkerde ambtenaar als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder a van de CAR-UWO.

  • i.

    salarishet salaris, als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder b van de CAR-UWO.

  • j.

    salarisschaal de schaal als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid sub a en bijlage II en IIa van de CAR-UWO.

  • k.

    taak een deel van de functie aan de medewerker opgedragen door of namens de werkgever.

  • l.

    tweede aanloopschaalde salarisschaal is twee schalen lager dan de functieschaal

  • m.

    werkgeverhet college van burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpen aan den IJssel.

Hoofdstuk II SalarisArtikel 2 Recht op salaris

Lid 1Het recht op salaris vangt aan met de dag waarop de aanstelling van de medewerker of de arbeidsovereenkomst ingaat. Indien in het aanstellingsbesluit of de arbeidsovereenkomst geen datum van ingang is vermeld, vangt het recht op salaris aan met de dag waarop de medewerker feitelijk in dienst is getreden. Hetgeen hierna onder aanstelling wordt vermeld geldt ook voor de arbeidsovereenkomst, tenzij anders vermeld.

Lid 2Het salaris wordt berekend op basis van de arbeidsduur per week en uitbetaald per maand.

Lid 3

Wanneer het salaris of een toelage wordt berekend over een gedeelte van een maand, wordt het bedrag vastgesteld door het maandbedrag te delen door het aantal kalenderdagen van die maand.

Lid 4

Het recht op salaris eindigt in geval van ontslag met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat, tenzij de werkgever anders bepaalt.

Artikel 3 Salaris bij deeltijd

Het salaris van de medewerker die in deeltijd werkt, wordt vastgesteld naar evenredigheid van het salaris bij een volledige betrekking.

Artikel 4 Salarisbedragen

 

Artikel 4 Salarisbedragen

Lid 1

De salarissen van de medewerkers van wie het salaris bij of krachtens de wet is geregeld, worden vastgesteld op de bedragen volgens de salarisschalen, zoals opgenomen in bijlage II of bijlage IIa CAR-UWO.

Lid 2

De toepassing van bijlage II of bijlage IIa vindt plaats conform het gestelde in artikel 3:1, derde tot en met vijfde lid CAR-UWO.

Artikel 5 Bepalen functieschaal

Lid 1

De werkgever bepaalt de functieschaal. Dit vindt plaats aan de hand van functiebeschrijving, functiewaarderingsonderzoek en de vastgestelde conversietabel.

Lid 2 De werkgever kan nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van een functiewaarderingsonderzoek en de daarbij te hanteren methode.

Artikel 6 Inpassing in de aanloop- of functieschaalLid 1

De medewerker, die voldoet aan de functie-eisen wordt ingepast in de functieschaal. Lid 2De medewerker, die niet voldoet aan de functie-eisen wordt ingepast in de eerste of tweede aanloopschaal.

  • a.

    Het streven is dat een medewerker in twee jaren de functieschaal bereikt.

  • b.

    Afwijking van het gestelde onder a is toegestaan, indien het functioneren van de medewerker aanleiding geeft dat hij uiterlijk na het derde jaar aan de functie-eisen zal voldoen.

Artikel 7 Periodieke salarisverhoging (normale periodiek) en vervroegen periodiekdatumLid 1

Aan een medewerker wordt een salarisverhoging naar de volgende periodiek toegekend als is voldaan aan elk van de volgende voorwaarden:

  • a.

    hij heeft het maximum van zijn salarisschaal nog niet bereikt;

  • b.

    er twaalf maanden zijn verstreken sinds zijn aanstelling of zijn laatste periodieke salarisverhoging.

  • c.

    de beoordeling over zijn functioneren goed of uitstekend is, dan wel verbetering behoeft én het afdelingshoofd daarbij aangeeft dat een periodiek kan worden toegekend.

Lid 2De periodieke verhoging wordt voor de eerste maal toegekend, nadat het recht op salaris als bedoeld in artikel 2, lid 1 een jaar is verstreken en nadien telkens na een jaar. De periodiekdatum is de datum van de periodieke verhoging.

Lid 3

De periodiekdatum kan incidenteel of structureel worden vervroegd indien daartoe naar het oordeel van het afdelingshoofd aanleiding bestaat.

Artikel 8 Geen periodieke verhoging

Lid 1

Geen periodieke verhoging wordt toegekend:

  • a.

    indien een medewerker onvoldoende functioneert;

    of

  • b.

    indien het functioneren van een medewerker verbetering behoeft én het afdelingshoofd afziet van een periodiek.

Lid 2

De medewerker ontvangt van het onder lid 1 genoemde besluit zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk voor de datum waarop anders de salarisverhoging zou ingaan, schriftelijk bericht onder vermelding van de redenen welke tot de beslissing hebben geleid.

Lid 3Nadien kan worden bepaald dat de periodieke salarisverhoging, genoemd onder lid 1, al dan niet met terugwerkende kracht alsnog wordt toegekend.

Artikel 9 Extra periodieke salarisverhogingLid 1

Aan de medewerker die het maximum van de voor hem geldende functieschaal nog niet heeft bereikt, kan een extra periodieke salarisverhoging of maximaal twee extra periodieke salarisverhogingen worden toegekend tot het maximum van de salarisschaal.

Lid 2

Bij de toepassing van het vorige lid blijft de periodiekdatum ongewijzigd, tenzij de werkgever anders bepaalt.

Lid 3

  • a.

    Een medewerker komt uitsluitend voor toepassing van dit artikel in aanmerking wanneer hij gedurende ten minste één jaar aantoonbaar uitstekend heeft gefunctioneerd.

  • b.

    Voor het toekennen van twee extra periodieken geldt dat de medewerker ten minste twee jaar aantoonbaar uitstekend gefunctioneerd.

Artikel 10 Geen verlaging salarisschaal

 

Artikel 10 Geen verlaging salarisschaal

  • a.

    Zonder voorafgaand ontslag kan voor een medewerker geen salarisschaal gaan gelden met een lager maximumsalaris.

  • b.

    In afwijking van het gestelde onder a geldt voor de medewerker een functie waaraan een lagere schaal is verbonden met een dienovereenkomstige aanpassing van het salaris:

    • 1.

      indien de medewerker van 55 jaar of ouder hiermee heeft ingestemd;

    • 2.

      indien de medewerker, die met toepassing van artikel 7:16, tweede lid van de CAR-UWO herplaatst is;

    • 3.

      als gevolg van het toekennen van een disciplinaire straf als bedoeld in hoofdstuk 16 CAR-UWO.

  • c.

    De werkgever beslist nadat overleg met de gemeentesecretaris heeft plaatsgevonden.

Artikel 11 Salaris bij bevordering naar hogere schaal

Lid 1

  • a.

    Het salaris van een medewerker die wordt bevorderd naar een hogere salarisschaal, wordt vastgesteld op het eersthogere bedrag in de hogere schaal.

  • b.

    Het verschil tussen het nieuwe salaris en het oude salaris van de ambtenaar bedraagt tenminste 75% van het verschil tussen het bedrag dat de ambtenaar laatstelijk genoot en het naasthogere bedrag in die oude schaal, dan wel het naastlagere bedrag in die oude schaal, indien het salaris in de oude schaal reeds overeenkwam met het hoogste bedrag uit die schaal.

Lid 2

Als de datum van bevordering samenvalt met de periodieke salarisverhoging, wordt eerst de bevordering vastgesteld en vervolgens de periodieke salarisverhoging toegepast.

Lid 3

De periodiekdatum wordt na bevordering naar een hogere schaal 1 januari, tenzij de werkgever anders beslist.

Artikel 12 Inpassing bij (her)waardering functie in een hogere salarisschaal Lid 1

Lid 1

Ingeval de (her)waardering van de functie leidt tot waardering in een hogere functieschaal, wordt het bedrag van het salaris vastgesteld op het naasthogere bedrag in de hogere salarisschaal met ingang van de datum van herwaardering.

Lid 2

Dit artikel is ook van toepassing bij een reorganisatie.

Artikel 13 Vervallen toelagen

  • a.

    Toegekende toelagen komen bij bevordering als bedoeld in artikel 11 of inpassing bij (her)waardering functie als bedoeld in artikel 12 te vervallen voor zover het op grond van de vorige leden nieuw vastgestelde salarisbedrag niet wordt overschreden.

  • b.

    Onder toelagen worden in ieder geval verstaan de persoonlijke of functioneringstoelage als bedoeld in artikel 16, de arbeidsmarkttoelage of bindingspremie als bedoeld in artikel 17, de afbouwtoelage als bedoeld in artikel 24 en de toelage op grond van overgangsrecht als bedoeld in artikel 29, lid 1.

Hoofdstuk III Instrumenten van flexibele beloning

Artikel 14 Extra verlof

Indien een ambtenaar een uitstekende individuele prestatie heeft geleverd, kan extra verlof worden toegekend, als bedoeld in artikel 15:1:28 van de CAR-UWO. Artikel 15 Functioneringsgratificatie en schouderklopLid 1

Indien een ambtenaar een uitstekende prestatie heeft geleverd, kan een functioneringsgratificatie of een schouderklop worden toegekend als bedoeld in artikel 15:1:28 van de CAR-UWO. Lid 2

Indien een groep ambtenaren een uitstekende collectieve prestatie hebben geleverd, kan een groepsgratificatie of schouderklop worden toegekend. Lid 3

Een (groeps)gratificatie of schouderklop is alleen bedoeld voor eenmalige uitstekende prestaties.

Lid 4

  • a.

    Afhankelijk van de geleverde prestatie kan aan een medewerker een gratificatie of schouderklop worden toegekend. Daarbij bedraagt de hoogte van de schouderklop ten hoogste netto € 50,-.

  • b.

    Het afdelingshoofd bepaalt de hoogte van een gratificatie of schouderklop. Het totaal hiervan blijft binnen het afdelingsbudget voor deze onderdelen.

Artikel 16 Persoonlijke of functioneringstoelage

 

Artikel 16 Persoonlijke of functioneringstoelage

Lid 1

Aan een medewerker die het maximum van zijn functieschaal heeft bereikt en meerdere jaren uitstekend heeft gefunctioneerd kan een maandelijkse functioneringstoelage worden toegekend voor ten hoogste drie jaren. Deze toelage is gebaseerd op artikel 3:7:8 van de CAR-UWO.

Lid 2

Om voor de toelage in aanmerking te komen, moet bovendien aan de volgende voorwaarden worden voldaan:

  • a.

    De medewerker dient ten minste gedurende twee jaren het aan de functieschaal verbonden maximum salaris te hebben genoten;

  • b.

    de uitstekende uitoefening van de functie omvat ten minste een periode van twee jaren, blijkend uit de over die periode opgemaakte beoordelingen;

Lid 3 De toelage bedraagt één of meer periodieke verhogingen in de eerstvolgende salarisschaal met als bovengrens het maximumsalaris behorende bij de naasthogere functieschaal.

Lid 4

  • a.

    De toelage kan alleen worden toegekend nadat overleg met de gemeentesecretaris heeft plaatsgevonden.

  • b.

    De toelage wordt ingetrokken, indien de gronden waarop de toelage werd toegekend niet meer aanwezig zijn, tenzij de gemeentesecretaris van oordeel is dat er omstandigheden zijn om de toelage geheel of gedeeltelijk te handhaven.

Lid 5

Een in het eerste lid verleende toelage vervalt met ingang van de datum waarop voor de medewerker een hogere functieschaal gaat gelden.

Artikel 17 Arbeidsmarkttoelage en bindingspremie

Lid 1

  • a.

    Aan de medewerker kan een arbeidsmarkttoelage of bindingspremie worden toegekend.

  • b.

    Mogelijke redenen voor toekenning van de arbeidsmarkttoelage of bindingspremie kunnen zijn: het voorkomen van uitstroom van een medewerker of het aantrekken van potentiële medewerkers die zonder een dergelijke toelage niet in dienst zouden treden.

Lid 2 De arbeidsmarkttoelage of bindingspremie wordt toegekend voor een tijdvak van maximaal drie jaar.

Lid 3

  • a.

    De toelage of premie bedraagt één of meer periodieke verhogingen in de eerstvolgende salarisschaal met als bovengrens het maximumsalaris behorende bij de naasthogere functieschaal.

  • b.

    De bindingspremie wordt betaald aan het eind van een bij de toekenning overeengekomen tijdvak, nadat een goede beoordeling is uitgebracht.

  • c.

    De arbeidsmarkttoelage wordt maandelijks uitbetaald.

Lid 4

De werkgever kan in een individuele situatie aan de toekenning van een bindingspremie voorwaarden verbinden ten aanzien van de bindingstermijn en de hoogte van de bindingspremie, evenals aan de afspraak met de betrokken medewerker om in dienst te blijven bij de werkgever gedurende deze bindingstermijn.

Lid 5

De arbeidsmarkttoelage of bindingspremie kan alleen worden toegekend nadat overleg met de gemeentesecretaris heeft plaatsgevonden.

Lid 6

De arbeidsmarkttoelage of bindingspremie eindigt in ieder geval als het einde van het in het tweede lid genoemde tijdvak is bereikt.

Lid 7

De toelage of premie kan worden ingetrokken:

  • a.

    indien de gronden waarop de toelage of premie werd toegekend niet meer aanwezig zijn;

  • b.

    uit de beoordeling blijkt dat de medewerker onvoldoende functioneert,

tenzij de gemeentesecretaris van oordeel is dat er omstandigheden zijn om de toelage geheel of gedeeltelijk te handhaven.

Artikel 18 Geen afbouwregeling

Bij het beëindigen van toelagen en instrumenten in het kader van flexibel belonen, zoals genoemd in dit hoofdstuk, wordt geen afbouwregeling toegepast.

Artikel 19 Nadere regels omtrent flexibele beloning

Burgemeester en wethouders kunnen omtrent uitvoering en toepassing van dit hoofdstuk over flexibele beloning nadere regels vaststellen.

Hoofdstuk IV Overige toelagen en vergoedingen

Artikel 20 Waarnemingstoelage

Lid 1

Een waarnemingstoelage wordt toegekend overeenkomstig hetgeen is geregeld in artikel 3:1:2 van de CAR-UWO.

Lid 2

Naast volledige waarneming kan ook gedeeltelijke waarneming plaatsvinden.

Artikel 21 Overwerkvergoeding

Lid 1

  • a.

    Aan de medewerker als bedoeld in artikel 3:2 en artikel 4:3 CAR-UWO wordt ingeval van overwerk een vergoeding toegekend conform artikel 3:2:1 CAR-UWO.

  • b.

    De medewerker die een functie bekleedt waaraan een functieschaal 11 of hoger verbonden is, heeft geen recht op een overwerkvergoeding.

  • c.

    Van overwerk is uitsluitend sprake, indien de leidinggevende vooraf daartoe opdracht heeft gegeven.

Lid 2

Het dienstbelang kan vereisen dat bepaalde medewerkers moeten werken op een bedrijfssluitingsdag. Een bedrijfssluitingsdag is een dag waarop de gemeentelijke kantoren en gebouwen gesloten zijn, niet zijnde een zon- of feestdag zoals bedoeld in het derde lid van artikel 4:2:1 en artikel 4:2:1:1 van de CAR-UWO.

Lid 3

Werken op een verplicht aangewezen bedrijfssluitingsdag wordt aangemerkt als overwerk. De overwerkvergoeding is gelijk aan de normale voor die dag geldende vergoeding, indien het een normale werkdag zou zijn geweest.

Lid 4

Voor de medewerker die in deeltijd werkt, geldt het aantal uren naar rato van een volledige betrekking.

Lid 5

De gemeentesecretaris kan in bijzondere gevallen in afwijking van dit artikel beslissen.

Artikel 22 Toelage onregelmatige dienst

Lid 1

  • a.

    Aan de medewerker als bedoeld in artikel 3:3 en 4:3 CAR-UWO wordt een toelage onregelmatige dienst toegekend.

  • b.

    De medewerker die een functie bekleedt waaraan een functieschaal 12 of hoger verbonden is, heeft geen recht op een toelage onregelmatige dienst.

  • c.

    Het afdelingshoofd wijst de medewerker schriftelijk aan.

Lid 2

De toelage als bedoeld in het eerste lid bedraagt per gewerkt uur een percentage van het voor de medewerker geldende salaris en wel:

  • a.

    20% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 6.00 en 8.00 uur, en tussen 18.00 en 22.00 uur;

  • b.

    40% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 0.00 en 6.00 uur, en tussen 22.00 en 24.00 uur;

  • c.

    45% voor de uren op zaterdag;

  • d.

    70% voor de uren op zondag en op de feestdagen genoemd in artikel 4:2:1, lid 3 en in artikel 4:2:1:1 van de CAR-UWO.

Lid 3

Voor de in het vorige lid onder a genoemde morgen- en avonduren wordt de toelage slechts toegekend, indien de arbeid is aangevangen vóór 7.00 uur, respectievelijk beëindigd na 19.00 uur.

Lid 4

De genoemde percentages worden berekend naar het salaris van de medewerker, doch ten hoogste over het salaris behorende bij salarisnummer 10 van schaal 6 van bijlage II of IIa bij de CAR-UWO.

Artikel 23 Beschikbaarheidstoelage

Lid 1

  • a.

    Aan de medewerker die is aangewezen beschikbaarheidsdiensten te vervullen als bedoeld in artikel 2:1B, tweede lid onder c CAR-UWO wordt een toelage toegekend.

  • b.

    De medewerker die een functie bekleedt waaraan een functieschaal 12 of hoger verbonden is, heeft geen recht op een beschikbaarheidstoelage.

  • c.

    Het afdelingshoofd wijst de medewerker schriftelijk aan.

Lid 2

Voor aanwijzing komen in aanmerking medewerkers belast met de volgende beschikbaarheidsdiensten:

  • a.

    Gladheidbestrijding voor:

    • 1.

      het bestrijden van gladheid;

    • 2.

      én het verhelpen van schade bij calamiteiten gedurende de periode van week 44 tot week 16 van het volgende jaar.

  • b.

    Jaarrond voor het verhelpen van schade bij calamiteiten, gedurende de periode dat er geen ploeg gladheidbestrijding is.

  • c.

    Schadestop voor het stoppen van schade aan gebouwen gedurende twee weken rond de jaarwisseling.

  • d.

    Reparatie pompen voor het repareren van de pompen en gemalen.

  • e.

    ICT voor het verhelpen van ICT-problemen.

  • f.

    Communicatie voor het verhelpen van communicatieproblemen

  • g.

    Veiligheid gemeente en regio in verband met het voorkomen van een ramp voor de gemeente of de regio.

Lid 3

Voor de in lid 2 genoemde beschikbaarheidsdienst stelt het desbetreffende afdelingshoofd een werkinstructie op.

Lid 4

De toelage bedraagt per uur van bereikbaarheid en beschikbaarheid een percentage van het salaris per uur, afgeleid van het maximum van salarisschaal 6, en wel:

  • a.

    4% voor de uren op maandag tot en met vrijdag;

  • b.

    8% voor de uren op zaterdag, zondag, feestdagen genoemd in het derde lid van artikel 4:2:1 UWO.

  • c.

    Voor de ploegleider gladheidbestrijding geldt, in afwijking van de onder de letters a en b genoemde percentages, respectievelijk 8% en 16%.

Lid 5

Voor de beschikbaarheidsdienst wordt uitgegaan van maximaal 16,8 uur per werkdag en 24 uur per dag voor een zaterdag, zondag, feestdagen genoemd in het derde lid van artikel 4:2:1 UWO.

Lid 6

Bij daadwerkelijk optreden tijdens de beschikbaarheidsdienst gelden voor de medewerker:

  • a.

    op wie de standaardregeling van toepassing is, de bepalingen van de standaardregeling als bedoeld in artikel in paragraaf 1 CAR-UWO en paragraaf 2 Werktijdenregeling 2014;

  • b.

    op wie de bijzondere regeling van toepassing is, de bepalingen van de bijzondere regeling als bedoeld in artikel in paragraaf 2 CAR-UWO en paragraaf 3 Werktijdenregeling 2014.

Lid 7

In bijzondere gevallen kan de werkgever een regeling treffen die afwijkt van of aanvullend is op het bepaalde in voorgaande leden.

Artikel 24 Afbouwtoelage

Lid 1

Aan de medewerker van wie de bezoldiging, als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage als bedoeld in de artikelen 22 en 23, een blijvende verlaging ondergaat wordt een afbouwtoelage toegekend indien:

  • a.

    die blijvende verlaging ten minste 3% bedraagt van de som van het salaris en de toelagen als bedoeld in artikel 22 of 23, en

  • b.

    de medewerker een toelage als bedoeld in de artikelen 22 en 23, direct voorafgaand aan het tijdstip van genoemde beëindiging of vermindering ervan, gedurende ten minste twee jaren zonder wezenlijke onderbreking (dat wil zeggen twee maanden of langer) heeft genoten.

Lid 2

De berekeningsbasis voor de afbouwtoelage is de gemiddeld per maand genoten toelage als bedoeld in artikelen 22 en 23 van deze regeling, berekend over de laatste twaalf volle maanden.

Lid 3

De duur van de toelage is gelijk aan het vierde deel van de tijd gedurende welke de toelage als bedoeld in de artikelen 22 en 23 van deze regeling zonder wezenlijke onderbreking werd genoten. De periode van de afbouwtoelage bedraagt ten hoogste 36 maanden. Bij het berekenen van het aantal maanden waarover recht op de afbouwtoelage bestaat, vindt een afronding naar boven plaats op een hele maand.

Lid 4

De aldus berekende periode wordt in drie gelijke delen gesplitst, waarbij het eerste en eventueel het tweede deel naar boven op een gehele maand worden afgerond, met dien verstande dat het totaal aantal maanden niet meer mag bedragen dan de berekende periode.

Lid 5

De hoogte van de afbouwtoelage bedraagt gedurende de in het vierde lid berekende deelperioden respectievelijk 75%, 50% en 25% van de onder lid 2 genoemde berekeningsgrondslag. Latere verhogingen van de bezoldiging in de zin van deze regeling, algemene salarisverhogingen uitgezonderd, komen in mindering van de toelage. Het minimum bedrag van de afbouwtoelage dat voor uitbetaling in aanmerking komt, bedraagt € 5,- per maand.

Lid 6 Latere verhogingen van de het salaris en de toelagen genoemd in lid 1 onder a, uitgezonderd algemene salarisverhoging, komen in mindering op het bedrag van de afbouwtoelage.

Lid 7

  • a.

    Aan de medewerker van 60 jaar of ouder die voldoet aan de in het eerste lid gestelde voorwaarden wordt een blijvende toelage toegekend, indien hij de toelage als bedoeld in de artikelen 22 en 23 van deze regeling direct voorafgaande van de aanvang van de blijvende toelage ten minste 5 jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.

  • b.

    De hoogte van de blijvende toelage bedraagt 75% van de berekeningsbasis als bedoeld in het tweede lid

  • c.

    De in het eerste lid bedoelde aflopende toelage gaat over in een blijvende toelage wanneer de medewerker de leeftijd van 60 jaar of ouder bereikt en hij de toelage als bedoeld in de artikelen 22 en 23 van deze regeling direct voorafgaande aan de aanvang van de aflopende toelage ten minste 5 jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.

  • d.

    De hoogte van de blijvende toelage als bedoeld onder c is gelijk aan het percentage van op de aflopende toelage, zoals die gold de dag voor aanvang van de blijvende toelage.

Lid 8 De werkgever kan voor de toepassing van dit artikel nadere regels stellen.

Artikel 25 Gratificatie schadevrij rijden

Lid 1

De medewerker met een vaste chauffeurstaak, wordt in de gelegenheid gesteld een jaarlijkse premie voor schadevrij rijden te verdienen van € 100,- netto per jaar. Dit bedrag wordt eenmaal in de vier jaar geïndexeerd te beginnen in 2018.

Lid 2

Ter beoordeling wie over een jaar voor bedoelde premie in aanmerking komt, houdt de leidinggevende van de medewerker over het kalenderjaar bij of de medewerker schade heeft gereden en of deze hieraan al dan niet schuldig is.

Lid 3

Onder schade wordt verstaan de bij de verzekeringsmaatschappij gemelde schade of schade die in eigen beheer wordt hersteld.

Lid 4

Het afdelingshoofd, waaronder de vaste chauffeurs vallen, verstrekt eenmaal per jaar (januari) een overzicht met namen van aangewezen medewerker als bedoeld in het eerste lid, die het voorgaande jaar schadevrij hebben gereden.

Artikel 26 Onderhoudsvergoeding kleding

Lid 1

Een ‘onderhoudsvergoeding kleding’ wordt jaarlijks aan de medewerker verstrekt in verband met extra onderhoud aan de kleding door de aard van de werkzaamheden.

Lid 2

De medewerker ontvangt jaarlijks een netto vergoeding van € 170,00. Dit bedrag wordt gebruteerd. De loonheffing komt voor rekening van de gemeente. Dit bedrag wordt eenmaal in de vier jaar geïndexeerd te beginnen in 2018.

Lid 3

Deze regeling is slechts van toepassing op de door het afdelingshoofd aangewezen medewerker.

Artikel 27 Vergoeding bedrijfshulpverlening (BHV)

Lid 1

De door of namens burgemeester en wethouders aangewezen bedrijfshulpverlener ontvangt jaarlijks een bruto vergoeding van € 270,- per jaar. Uitbetaling vindt plaats in november. Dit bedrag wordt eenmaal in de vier jaar geïndexeerd te beginnen in 2018.

Lid 2

Indien de bedrijfshulpverlener langer dan drie maanden afwezig is, vervalt met ingang van de vierde maand de vergoeding.

Lid 3

Het hoofd Bedrijfshulpverlening beslist over de toekenning van de BHV-vergoeding.

Lid 4

In een aparte regeling worden regels opgenomen over de aanwijzing en de eisen waaraan een bedrijfshulpverlener moet voldoen om voor de vergoeding in aanmerking te komen.

Hoofdstuk V Overige bepalingen

Artikel 28 Gemeentearts

Lid 1

De medewerker die is aangesteld door of namens burgemeester en wethouders als gemeentearts dan wel als plaatsvervangend gemeentearts geniet een bezoldiging overeenkomstig een door het college vast te stellen aantal uren.

Lid 2

De in het vorige lid bedoelde bezoldiging is gebaseerd op schaal 15, periodiek 8.

Artikel 29 Onvoorziene gevallen

Voor gevallen waarin deze regeling niet of niet naar billijkheid voorziet, treffen de werkgever een bijzondere regeling.

Artikel 30 Overgangs- en slotbepalingen

  • a.

    Degene die op grond van de vorige Bezoldigingsverordening een structurele toelage ontving, behoudt deze.

  • b.

    Degene die op grond van artikel 19 van de vorige Bezoldigingsverordening een onderhoudsvergoeding kleding ontving, behoudt deze.

  • c.

    Onverminderd het bepaalde in de artikelen 11 en 12 wordt het salaris dat de medewerker gaat genieten in een hogere schaal zodanig vastgesteld dat dit uitgaat boven het salaris vermeerderd met de toelage dat de medewerker in de oude schaal genoot, tenzij het maximumsalaris van de nieuwe functieschaal dit niet mogelijk maakt.

Artikel 31 Inwerkingtreding en citeertitel

Lid 1

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2014 en kan worden aangehaald als Bezoldigingsregeling 2014.

Lid 2

Met ingang van de in lid 1 genoemde datum vervallen:

  • a.

    Beloningsbeleid 2000

  • b.

    Bezoldigingsverordening;

  • c.

    Beschikbaarheidsregeling 2008;

  • d.

    Regeling overwerk op een bedrijfssluitingsdag;

  • e.

    Uitvoeringsregeling overwerk;

  • f.

    Regeling schadevrij rijden;

  • g.

    Regeling toeslag inzameldienst

  • h.

    Regeling vergoeding overwerk op zaterdag op het losperron.

  • i.

    de Regeling Bedrijfshulpverlening.

Krimpen aan den IJssel, 22 oktober 2013

Burgemeester en wethouders van Krimpen aan den IJssel,

De secretaris, De burgemeester,