Organisatie | Assen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Reglement begraafplaatsen Assen 2014 |
Citeertitel | Reglement begraafplaatsen Assen 2014 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | algemeen bestuur |
Geen.
Beheersverordening begraafplaatsen gemeente Assen 2014
NVT
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-02-2014 | 02-06-2014 | Nieuwe regeling | 14-02-2014 | Onbekend |
Voor de toepassing van het bij of krachtens dit reglement bepaalde wordt, voor zover van toepassing onder graf ook verstaan: kindergraf of urnengraf.
In een graf kan ten hoogste het aantal lijken worden begraven dat in de grafakte of in de verordening ten tijde van de uitgifte van het graf staat vermeld. Het is mogelijk om in plaats van een lijk te begraven, een asbus of urn bij te zetten. Het is niet toegestaan om een asbus of urn op het graf te plaatsen.
Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen, mag uitsluitend geschieden op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten, als zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt.
Begraving of bijzetting in een graf, waarvan de uitgiftetermijn binnen de minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat wordt voldaan aan de wettelijke grafrusttermijn. De verlenging moet schriftelijk worden aangevraagd door de rechthebbende, of als deze is overleden door degene die in de uitvaart of bijzetting voorziet.
Herdenkingsbijeenkomsten, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats kunnen plaatsvinden nadat deze tenminste zes werkdagen tevoren zijn gemeld aan de beheerder. De beheerder stelt datum, uur van de plechtigheid en de wijze waarop deze zal plaatsvinden vast in overleg met de aanvrager.
Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing na het overlijden van de rechthebbende. De grafrechten kunnen dan worden overgeschreven, mits de aanvraag hiertoe binnen één jaar na overlijden van rechthebbende plaatsvindt. Als deze in het graf wordt begraven, of als de asbus met zijn resten in het graf wordt bijgezet, vindt het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand plaats.
Op het graf aanwezige gedenktekens, beplanting of op de graven geplaatste losse voorwerpen kunnen gedurende twee maanden na het vervallen van de grafrechten door de rechthebbende van het graf worden verwijderd. Na deze periode verwijdert de beheerder alle objecten, waarbij er geen aanspraak op vergoeding bestaat.
Het college kan de vergunning weigeren als sprake is van strijdigheid met het bepaalde in dit reglement of als naar oordeel van het college een gedenkteken aanstootgevend is of afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats. Dit houdt onder meer in dat het gedenkteken moet passen bij de overige gedenktekens op de betreffende begraafplaats of een afzonderlijk veld daarvan.
1.De winterharde gewassen die op de graven worden geplant mogen bij volle wasdom de
voor het graf beschikbare oppervlakte niet overschrijden of kunnen door snoeien binnen de oppervlakte worden gehouden. De hoogte van deze gewassen mag niet meer zijn dan 110 centimeter.
2.Gewassen die buiten bovengenoemde ruimte geplant worden of hoger groeien, kunnen van gemeentewege verwijderd worden, zonder dat de gemeente tot enige vergoeding verplicht is.
Als aan de achterzijde van het graf een strookfundering van gewapend beton aanwezig is, moet deze gebruikt worden voor de fundering van het gedenkteken. Een staand gedenkteken moet met specie bevestigd worden op de strookfundering. Een andere bevestigingswijze is niet toegestaan. De prefabfundering voor een liggend gedenkteken, met een dikte van minimaal 6 cm dient op deze strook te rusten. De prefabfundering moet aan de voorzijde van het graf rusten op twee stiepen van kunststof, beton of metaal. Deze stiepen hebben een lengte van minimaal 200 cm. De diameter van stiepen van metaal is minimaal 6 cm, van stiepen van kunststof minimaal 8 cm en van stiepen van beton minimaal 10 cm;
Fundering liggende gedenktekens. Een liggend gedenkteken dient geplaatst te worden op een prefabfundering van minimaal 6 cm dikte. Deze prefabfundering dient te rusten op 4 stiepen. Deze stiepen hebben een lengte van minimaal 120 cm en een diameter van minimaal 6 cm voor stiepen van metaal, minimaal 8 cm voor stiepen van kunststof of minimaal 10 cm voor stiepen van beton.
Voor een staand gedenkteken gelden als maximale afmetingen: breedte 90 cm, diepte 50 cm en hoogte 110 cm ten opzichte van het maaiveld.Voor aanvullende onderdelen zoals dekplaten, banden, grind e.d. gelden als maximale afmetingen: breedte 90 cm, lengte 200 cm en hoogte 40 cm.
Een zwerfsteen heeft maximale afmetingen hoogte 110 cm en breedte 90 cm.
Als aan de achterzijde van het graf een strookfundering van gewapend beton aanwezig is, moet deze gebruikt worden voor de fundering van het gedenkteken. Een staand gedenkteken moet met specie bevestigd worden op de strookfundering. Een andere bevestigingswijze is niet toegestaan. De prefabfundering voor een liggend gedenkteken, met een dikte van minimaal 6 cm dient op deze strook te rusten. De prefabfundering moet aan de voorzijde van het graf rusten op twee stiepen van kunststof, beton of metaal. Deze stiepen hebben een lengte van minimaal 2 meter. De diameter van stiepen van metaal is minimaal 6 cm, van stiepen van kunststof minimaal 8 cm en van stiepen van beton minimaal 10 cm;
Voor vervanging van gedenktekens op de Noorderbegraafplaats zijn de bepalingen zoals deze ten tijde van de uitgifte van het graf golden van toepassing.
Het college kan van het bepaalde in hoofdstuk V afwijken als het van oordeel is dat er sprake is van een uitzonderlijk gedenkteken met toegevoegde waarde voor de begraafplaats passend bij de sfeer van de begraafplaats.
Wanneer naar het oordeel van het college de grafbedekking niet in behoorlijke staat verkeert, kan het college de rechthebbende door middel van een verklaring schriftelijk op de hoogte stellen van de toestand van de grafbedekking. Wanneer het adres van de rechthebbende niet bekend is maakt het college de verklaring bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededelingen aangebracht.
Het college kan de rechthebbende per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking te herstellen binnen de door het college gestelde termijn als de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk van de begraafplaats schaadt of als de beschadigingen van de grafbedekking gevaar oplevert voor derden.
Als de rechthebbende nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het college de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zonodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende dertien weken ter beschikking van de rechthebbende en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige schadevergoeding verplicht is.
Het college voorziet op De Boskamp en op vak III, veld E van de Zuiderbegraafplaats in het eens per jaar schoonmaken van het gedenkteken en in de zorg voor winterharde grafbeplanting.
Niet-blijvende beplanting op een graf die in een verwaarloosde staat verkeert kan door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd. Dit geldt ook voor verwaarloosde of zichtbaar langdurig niet gebruikte vazen of andere voorwerpen.
De rechthebbende moet gedogen dat de op een graf aanwezige gedenktekens, beplanting en voorwerpen vanwege de gemeente op kosten van de gemeente tijdelijk geheel of gedeeltelijk worden verwijderd en herplaatst, als dit voor een begraving of bijzetting in de nabijheid van het graf of om een andere reden nodig is.
ARTIKEL 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
In dit artikel worden de gebruikte begrippen gedefinieerd.
b.Een particulier graf werd in de vorige versie van de verordening aangeduid als “eigen” graf. Dit reglement volgt de terminologie van de Wet op de lijkbezorging.
Verder spreekt dit artikel voor zich.
ARTIKEL 2. BEGRIPSUITBREIDING GRAF
Dit artikel spreekt voor zich.
Dit artikel spreekt voor zich.
Dit artikel spreekt voor zich.
ARTIKEL 5,6 en 7. BEGRAAFPLAATSEN
Voor iedere afzonderlijke begraafplaats gelden specifieke mogelijkheden tot begraven en asbestemmingen.
ARTIKEL 8. KENNISGEVING BEGRAVEN EN ASBEZORGING
Een kennisgeving is nodig. De schriftelijke kennisgeving moet één werkdag van te voren worden gedaan om de beheerders van de begraafplaatsen de tijd te geven alle voorbereidingen te treffen.
ARTIKEL 9. OPENEN EN SLUITEN VAN HET GRAF
Dit artikel spreekt voor zich.
ARTIKEL 10. OVER TE LEGGEN STUKKEN
De Wet op de lijkbezorging schrijft voor dat de behandelend arts of de gemeentelijke lijkschouwer een verklaring van overlijden afgeeft aan de ambtenaar van de burgerlijke stand. Vervolgens geeft deze schriftelijk verlof tot begraven of cremeren. Het verlof tot begraven moet worden overgelegd aan de beheerder. Door de medewerking te weigeren wanneer dit verlof niet in zijn bezit is voldoet de beheerder aan de wettelijke vereisten.
De bezorging van as omvat zowel het bijzetten als de verstrooiing.
Er mag van worden uitgegaan dat het stoffelijk overschot van de rechthebbende zelf in het particuliere graf mag worden bijgezet (lid 2). Het verzoek tot overschrijving van het recht dient in dit geval wel vóór de bijzetting te worden gedaan.
De wettelijk minimum grafrusttermijn (lid 3) van 10 jaar is de termijn dat een lijk volgens de wet tenminste begraven moet blijven voordat het mag worden geruimd. De termijn van 10 jaar geldt volgens de wet ook voor het bewaren van een asbus, met dien verstande dat dit alleen geldt voor de houder van de begraafplaats. De rechthebbende kan wél een verzoek doen om de asbus uit het graf te verwijderen binnen de wettelijke bewaarperiode van 10 jaar.
Het komt voor dat in particuliere graven begravingen of bijzettingen betrekkelijk kort voor het aflopen van de uitgiftetermijn plaatsvonden. Daarom is vastgelegd dat in dergelijke gevallen begraving of bijzetting alleen kan plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn. Uiteraard zal die verlenging dan een periode moeten omvatten die de alsdan resterende uitgiftetermijn gelijkmaakt aan de wettelijke minimum grafrusttermijn van 10 jaar.
ARTIKEL 11. REGISTER EN PLAATSREGISTRATIE
Dit artikel spreekt voor zich.
Dit artikel spreekt voor zich.
Met dit artikel wordt beoogd om plechtigheden ordelijk te doen verlopen. Door te eisen dat de mededeling zes werkdagen vooraf moet worden gedaan, kan worden voorkomen dat de plechtigheid samenvalt met een begrafenis. Een begrafenis moet immers volgens de wet uiterlijk op de zesde werkdag na overlijden geschieden.
Bijeenkomsten die het karakter van een plechtigheid te buiten gaan, kunnen het karakter hebben van een openbare manifestatie. Hiervan moet vooraf kennisgeving worden gedaan aan de burgemeester volgens de Wet openbare manifestaties en mogelijk van toepassing zijnde APV bepalingen.
ARTIKEL 14. UITGIFTE EN INDELING GRAVEN
Beschikbaarheid van een graf is alleen op volgorde van ligging en wordt ook zo toegewezen.
Nieuw is dat bij de eerste uitgifte van een graf ook een naastliggend graf kan worden gereserveerd. Uit de praktijk is gebleken dat het bijvoorbeeld de wens kan zijn van ouders om naast hun kinderen begraven te worden.
Dit naastliggend graf moet direct bij uitgifte van het eerste graf worden gereserveerd. Dit betekent dat er bij uitgifte van een naastgelegen graf ook direct lijkbezorgingsrechten ( uitgifte en onderhoud) verschuldigd zijn.
Op De Boskamp zal de eerste begrafenis altijd op “twee diep” plaatsvinden. Het is toegestaan om één grafbedekking op twee naastgelegen graven aan te brengen.
Voor de nieuw uit te geven graven op de Zuiderbegraafplaats geldt dat er één diep begraven wordt. Het is mogelijk een enkel of dubbel graf uit te geven.
Het is op de Zuiderbegraafplaats ook mogelijk om twee dubbele graven naast elkaar te reserveren, of één dubbel en één enkel graf. De grafbedekking mag slechts de maximale breedte van een dubbel of een enkel graf beslaan.
Het recht op een particulier graf of kindergraf wordt verleend voor de tijd van 20 jaren. De eerst uitgifte van een graf of kindergraf is gelijk aan de uitgiftetermijn in de vorige verordening. Bij verlenging van de uitgiftetermijn kan de rechthebbende kiezen om te verlengen met 5, 10, 15 of 20 jaar. Deze termijnen zijn wettelijk toegestaan sinds de laatste wijziging van de Wet op de lijkbezorging. Tot nu toe was de wettelijke verlengingstermijn 10 jaar.
Het recht op een urnengraf wordt verleend voor de tijd van 10 jaren. Na afloop van de uitgiftetermijn is verlenging mogelijk met telkens een termijn van 5, 10, 15 of 20 jaar. In de vorige verordening was opgenomen een termijn van 20 jaren voor de eerste uitgifte van het grafrecht en de verlengingstermijn 10 jaren.
Soms verkeren de rechthebbenden in de onjuiste veronderstelling dat de uitgiftetermijn pas begint te lopen op het moment van de eerste begraving of bijzetting. Daarom is de laatste zin in lid 1 en 2 van artikel 15 opgenomen.
De Wet op de lijkbezorging bepaalt in artikel 28 dat vanaf twee jaar voor het verstrijken van de lopende termijn verlenging van de termijn kan worden aangevraagd. Binnen een jaar na verlenging van deze periode moet, volgens het tweede lid van genoemd wetsartikel, het college de rechthebbende op het graf meedelen dat de termijn gaat aflopen. Volgens het oude wetsartikel diende deze mededeling schriftelijk te geschieden “aan de rechthebbende wiens adres de houder van de begraafplaats bekend is of redelijkerwijs bekend kan zijn”. Het laatste deel van de zin (“of redelijkerwijs bekend kan zijn”) is bij de wijziging van de wet geschrapt. In het kader van de vermindering van administratieve lasten komt de verantwoordelijkheid voor het geven van het juiste adres nu uitdrukkelijk bij de rechthebbende te liggen. Van de houder van de begraafplaats wordt dan niet méér verlangd dan dat hij het adres uit zijn eigen administratie gebruikt. Tevens ontslaat het de beheerder van de plicht het GBA-netwerk te (doen) raadplegen. Wanneer niet binnen drie maanden om verlenging van het recht is verzocht, dient de mededeling bekend gemaakt te worden bij het graf en bij de ingang van de begraafplaats tot aan het einde van de periode dat de rechthebbende om verlenging van de termijn van uitgifte kan vragen.
De wettelijke minimum grafrusttermijn is de termijn dat een lijk volgens de wet ten minste begraven moet blijven, voordat het graf mag worden geruimd. De minimum grafrusttermijn bedraagt 10 jaren (artikel 31, tweede lid, van de Wet op de lijkbezorging). Particuliere graven (de graven met uitsluitend grafrecht) worden uitgegeven met een grafrechttermijn van 20 jaar. Het gebeurt veelvuldig dat in particuliere graven begravingen plaatsvinden betrekkelijk kort voor het aflopen van deze uitgiftetermijn. Daarom is vastgesteld dat in dergelijke gevallen begraving alleen kan plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn. Men moet immers aan de wettelijke eis van minimaal 10 jaar grafrust voldoen. Uiteraard zal die verlenging dan een periode moeten omvatten die de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk maakt aan de wettelijke minimum grafrusttermijn van 10 jaren.
Voor asbussen geldt voor de beheerder van de begraafplaats een wettelijke minimum bewaartermijn van tien jaar, tenzij er toestemming van de rechthebbende op het graf of urnengraf is om de asbussen te ruimen ( artikel 66 van de Wet op de lijkbezorging). Artikel 15, lid 4 geldt dus ook als er asbussen in een graf worden bijgezet.
ARTIKEL 16. OVERSCHRIJVING VAN VERLEENDE RECHTEN
Het recht op een particulier graf wordt verleend door een beschikking van het college. Hierin wordt de aanvrager het uitsluitend recht gegeven om lijken en of asbussen in een bepaald graf te doen begraven. Het gaat om een persoonlijke beschikking. De eigenaar kan zijn recht dus niet verkopen. Het recht kan op verzoek van de rechthebbende wel worden overgeschreven op een ander.
Grafrechten voor onbepaalde tijd eindigen als rechthebbende overlijdt of afstand doet van zijn recht. Wel kunnen rechten worden overgeschreven op naam van de levenspartner van de (overleden) rechthebbende dan wel een bloed-of aanverwant tot en met de derde graad. Slechts wanneer er gewichtige redenen zijn kan afgeweken worden van het bepaalde in dit artikel.
Voor grafrechten die zijn uitgegeven voor bepaalde tijd wordt met de inwerkingtreding van dit reglement de mogelijkheid geboden om deze over te schrijven op een andere persoon, zonder aanvullende eisen voor wat betreft verwantschap. Ook wordt voor deze graven nu de mogelijkheid geboden het recht over te schrijven op naam van een rechtspersoon.
Het is gewenst dat er na overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. De termijn, waarbinnen de aanvraag tot overschrijving kan worden gedaan, is gesteld op één jaar na het overlijden van de rechthebbende. Het vierde lid van dit artikel geeft het college de mogelijkheid zo nodig van de genoemde termijn af te wijken.
In het administratieve proces in de gemeente Assen is geregeld dat het college de grafrechten na overlijden van de rechthebbende niet vervallen verklaart binnen de periode waarvoor de grafrechten zijn betaald.
In het geval dat de stoffelijke resten van de rechthebbende in het graf moeten worden bijgezet dient het verzoek tot overschrijving vóór de bijzetting te worden gedaan. Doorgaans worden, na een overlijden, door de nabestaanden meteen al de noodzakelijke regelingen getroffen. Logischerwijs is dan het aanwijzen van een nieuwe rechthebbende daar één van.
ARTIKEL 17. VERVALLEN GRAFRECHTEN
Het college bevestigt schriftelijk de mededeling van een rechthebbende die afstand doet als bedoeld in het eerste lid, onder b.
Nieuw is de bepaling dat het college de grafrechten vervallen kan verklaren als de grafrechten niet betaald worden.
ARTIKEL18. AANBRENGEN GRAFBEDEKKING
Dit artikel spreekt voor zich.
ARTIKEL 19. AANVRAAG VERGUNNING GEDENKTEKEN
De gedenktekens dienen op punten als vormgeving, constructie en materiaalkeuze aan bepaalde minimumeisen te voldoen. Deze eisen voor de afzonderlijke begraafplaatsen zijn uitgewerkt in de artikelen 21 t/m 25.
Het grafnummer bestaat uit een combinatie van letters en cijfers voor de aanduiding van het grafveld, het grafvak en het grafnummer.
Dit artikel spreekt voor zich.
ARTIKEL 21 TOT EN MET 26. (Eisen gedenktekens begraafplaatsen)
Deze artikelen spreken voor zich.
ARTIKEL 27. MOGELIJKHEID AFWIJKING
Dit artikel spreekt voor zich.
ARTIKEL 28. ONDERHOUD DOOR RECHTHEBBENDE
De rechthebbende is verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden en zo nodig te herstellen. Dit geldt dus voor de gehele grafbedekking, dus zowel het gedenkteken als de grafbeplanting.
Onder dit onderhoud wordt in elk geval verstaan:
ARTIKEL 29. ONDERHOUD DOOR GEMEENTE
In dit artikel is duidelijk omschreven welke onderdelen van het onderhoud door de gemeente worden verzorgd. Het onderhoud door de gemeente is de minimale zorg met de bedoeling dat de begraafplaats als geheel een verzorgd aanzien heeft.
ARTIKEL 30. LOSSE BLOEMEN EN PLANTEN EN VOORWERPEN
Dit artikel spreekt voor zich.
ARTIKEL 31. TIJDELIJKE VERWIJDERING GRAFBEDEKKING
Dit artikel spreekt voor zich.
ARTIKEL 32. UITVOERING RUIMEN EN OPGRAVEN
Graven waarop nog rechten rusten, kunnen alleen geruimd worden met toepassing van artikel 31, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging.
Particuliere graven kunnen zonder voorafgaande mededeling worden geruimd als de rechten zijn vervallen.
Met betrekking tot het ruimen en opgraven rust er een zorgplicht op de gemeente als beheerder van de begraafplaats. Op de beheerder rust de plicht er zorg voor te dragen dat met de menselijke resten welke bij de ruiming van een graf worden aangetroffen te allen tijde respectvol wordt omgegaan. Er dienen bovendien maatregelen te worden getroffen zodat de bezoekers van de begraafplaats niet met de menselijke resten worden geconfronteerd.
Hoe dit in de praktijk ingevuld kan worden is uitgewerkt in de Handleiding Opgraven en Ruimen, november 2010. Deze handleiding is opgesteld door de Landelijke Organisatie van Begraafplaatsen ( LOB), de Branche Vereniging Ondernemers Begraafplaatsenbeheer (BVOB) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).
Volgens het derde lid van artikel 29 kunnen nabestaanden vragen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze te cremeren, dan wel bij te zetten in een ander graf. Nabestaanden moeten bij de beheerder kunnen aantonen dat zij daadwerkelijk nabestaande zijn van degene van wie het graf wordt geruimd.
Er wordt geen mogelijkheid gegeven om de overblijfselen in dezelfde grafruimte te doen plaatsen (het zogenaamde schudden). In het geval van schudden wordt het graf extra diep uitgegraven, en de overblijfselen worden onderin geplaatst. De rechthebbende zou in dat geval het graf vervolgens kunnen bestemmen voor andere overledenen.
ARTIKEL 33. HISTORISCHE GRAVEN EN OPVALLENDE GRAFBEDEKKING
Graven kunnen van betekenis zijn door degene die er in begraven is of vanwege het gedenkteken.
Voordat tot ruiming wordt overgegaan onderzoekt het college of er graven zijn die aanmerking komen om op de lijst te worden bijgeschreven.
Eenieder kan van zijn zienswijze doen blijken, bijvoorbeeld omdat het graf van historische betekenis is.