Overheidsorganisatie | Gemeente Assen |
---|---|
Officiële naam regeling | Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen 2014 |
Citeertitel | Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen 2014 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-02-2014 | 23-02-2016 | Onbekend | 09-12-2013 | Onbekend |
Deze beleidsregels zijn van toepassing op de handhaving naar aanleiding van overtreding van de bij of krachtens de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gestelde regelgeving.
Bij het uitvoeren van het handhavingsbeleid heeft het college de volgende mogelijkheden:
Herstelsanctie (hoofdstuk 2);
Bestraffende sanctie (hoofdstuk 3).
1. De kwaliteitseisen, waar aan voldaan moet worden, staan genoemd in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en alle aanverwante regelgeving. Ze worden tevens expliciet in het door de toezichthouder opgestelde rapport genoemd.
2. In deze Beleidsregels Handhaving kinderopvang en peuterspeelzalen 2014 wordt uitgegaan van deze kwaliteitseisen.
1. Indien gebleken is dat een houder van een kindercentrum, een gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang of een peuterspeelzaal niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en alle daaruit voortvloeiende regelgeving, start het college in beginsel een herstellend traject. Dit traject is gericht op beëindiging van de overtreding(-en) en voorkoming van herhaling van de overtreding(-en)
2. Bij het uitvoeren van het herstellend traject hanteert het college de volgende stappen:
stap 1: aanwijzing
stap 2: last onder dwangsom/last onder bestuursdwang,
stap 3: exploitatieverbod
stap 4: verwijdering uit het landelijk register kinderopvang of het register peuterspeelzalen
3. Indien de overtreding hiertoe aanleiding geeft, kan het college besluiten om een bepaalde stap of bepaalde stappen van het herstellende traject over te slaan dan wel meerdere keren toe te passen.
4. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen.
5. Bij het opleggen van een aanwijzing gelden de volgende hersteltermijnen:
prioriteit hoog: maximaal 2 weken
prioriteit gemiddeld: maximaal 2 maanden
prioriteit laag: maximaal 6 maanden
Indien niet (langer) wordt voldaan aan de definities van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen voor wat betreft de te registreren voorzieningen (dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang of peuterspeelzaal) zal de registratie worden verwijderd uit het register kinderopvang danwel peuterspeelzaalwerk.
Dit hoofdstuk is niet van toepassing op gesubsidieerde peuterspeelzalen.
Het college kan een bestuurlijke boete opleggen bij:
overtredingen zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht in de bijlage;
overtreding van een norm zoals genoemd in het afwegingsoverzicht onder “overige overtredingen”.
1. Bij de berekening van de bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1.72, eerste lid en artikel 2.28, eerste lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, wordt voor alle overtredingen het boetebedrag dat is neergelegd in het afwegingsoverzicht als uitgangspunt gehanteerd.
2. In afwijking van het vorige lid, geldt voor voorzieningen voor gastouderopvang als uitgangspunt dat het boetebedrag zoals neergelegd in het afwegingsoverzicht met 0,5 kan worden vermenigvuldigd.
Bij de vaststelling van de boete wordt uitgegaan van:
1,5 maal het onder artikel 8 bepaalde boetebedrag indien een door een bestuurlijke boete te handhaven overtreding plaatsvindt binnen een periode van twee jaar nadat een eerdere overtreding van dezelfde wettelijke norm heeft plaatsgevonden;
2 maal het onder artikel 8 bepaalde boetebedrag indien er sprake is van een derde of volgende overtreding van dezelfde wettelijke norm binnen een periode van twee jaar nadat de daaraan voorafgaande overtreding zich heeft voorgedaan.
Het college kan besluiten om de bestuurlijke boete te matigen, indien de belanghebbende aannemelijk maakt dat op grond van
de ernst van de overtreding,
de mate van verwijtbaarheid,
de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan of
de omstandigheden waarin de overtreder verkeert,
boeteoplegging volgens deze Beleidsregels handhaving onevenredig is.
2.Van een situatie als bedoeld in het vorige lid kan in beginsel slechts sprake zijn, indien sprake is van bijzondere omstandigheden waarin bij de vaststelling van deze Beleidsregels niet is voorzien.
De totale bij boetebeschikking op te leggen boete bestaat, ingeval er sprake is van meerdere overtredingen, uit de som van de per overtreding berekende boetebedragen.
Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen 2014”.
- De “Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen 2012”wordt ingetrokken
- De ”Beleidsregels handhaving Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen 2014” treedt in werking op de dag volgend op de bekendmaking.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeeater en wethouders op 9 december 2013
mw. C. Abbenhues, burgemeester
mw. I. Oostmeijer-Oosting, secretaris
Toelichting op de “Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen 2014”
Algemene toelichting
Inleiding
De Wet kinderopvang is op 1 januari 2005 in werking getreden en heeft een ingrijpende wijziging van de rol van de gemeenten tot gevolg gehad. De kinderopvang is met de komst van deze wet een marktgerichte sector geworden, waarin vraag en aanbod door de ouders en de ondernemers wordt bepaald. De verantwoordelijkheid voor het bieden van voldoende kwaliteit wordt bij de ondernemer neergelegd. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor het handhaven van de kwaliteit in de kinderopvang.
Na de invoering van de Wet kinderopvang per 1 januari 2005 zijn er verschillende wetswijzigingen doorgevoerd. Vanaf 1 januari 2010 gelden strengere kwaliteitseisen voor gastouderopvang en vallen gastouders onder direct toezicht van de GGD. Sinds 1 augustus 2010 zijn de peuterspeelzalen onder de werking gebracht van de Wet Kinderopvang in een apart hoofdstuk 2. Per 1 augustus 2010 is dan ook de citeertitel van de wet gewijzigd in “Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen”.
De Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen bevat een regeling voor de tegemoetkoming in de kosten van de kinderopvang, eisen voor de kwaliteit van de kindercentra, gastouderbureaus, voorzieningen voor gastouderopvang en de peuterspeelzalen en een regeling voor het toezicht op en de handhaving van de kwaliteit van de kinderopvangvoorzieningen en peuterspeelzalen.
Op 23 juni 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders het “Handhavingsbeleid Wet Kinderopvang” vastgesteld.
In deze beleidsnotitie is vastgelegd hoe de gemeente Assen toezicht houdt op de kwaliteit van de kinderopvang en omgaat met de overtredingen van de kwaliteitsregels kinderopvang. Het toezicht en de handhaving hebben als doel te waarborgen dat er in de gemeente Assen verantwoorde kinderopvang wordt aangeboden.
Zoals aangegeven zijn na de invoering van de Wet Kinderopvang per 1 januari 2005 en het vaststellen van het handhavingsbeleid in 2009 verschillende wetswijzigingen doorgevoerd. Vanaf 1 januari 2010 gelden strengere kwaliteitseisen voor gastouderopvang en vallen gastouders onder direct toezicht van de GGD. Sinds 1 augustus 2010 zijn de peuterspeelzalen onder de werking gebracht van de Wet Kinderopvang in een apart hoofdstuk 2. Naast de naam is ook de artikelnummering aangepast. Tevens zijn in 2010 de gemeentelijke registers kinderopvang vervallen en vervangen door het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP).
Deze ontwikkelingen zijn in 2011 aanleiding geweest tot actualisering van het handhavingsbeleid van 2009 en het daarbij behorende Afwegingsmodel toezicht en handhaving.
Op 6 juli 2011 zijn door het college van burgemeester en wethouders de “Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Assen 2011” vastgesteld.
In 2012 zijn de beleidsregels verder geactualiseerd. Op11 juli 2012 heeft het college de” Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Assen 2012” vastgesteld.
In vergelijking met de eerder vastgestelde afwegingsmodellen is onderliggend model veel compacter.
In dit model zijn niet meer alle overtredingen per voorziening overgenomen en voor elke overtreding zijn niet meer apart de te volgen stappen vastgelegd. Er is voor gekozen om vanuit de domeinen alle overtredingen te benoemen, maar niet meer uitgesplitst in de diverse punten van het inspectierapport.
De stappen van het herstellend handhavingstraject staan niet meer bij elke overtreding apart vermeld maar worden algemeen in de beleidsregels benoemd. Aangezien deze stappen altijd hetzelfde zijn is apart elke keer weer opnemen niet nodig. Een uitzondering vormt de overtreding van de kwaliteitseisen ten aanzien van gesubsidieerde voorschoolse educatie die wordt aangeboden op de peuterspeelzalen of de dagopvang. Hier wordt slechts stap 1( aanwijzing) gevolgd. Bij niet naleving van de aanwijzing zal verder via de subsidie worden ingegrepen.
Dit heeft geresulteerd in een compact en overzichtelijk afwegingsmodelmodel.
Daarnaast heeft het niet meer expliciet opnemen van de overtredingen als voordeel dat als de regelgeving en/of de verwoording in het modelrapport wijzigt, er niet meer direct een nieuw handhavingsbeleid moet worden vastgesteld.
Hoofdstuk 2 Herstellend traject
In een herstellend traject zijn verschillende stappen te onderscheiden.
·Stap 1: aanwijzing (artikel 1.65, eerste lid en 2.23, eerste lid van de Wko)
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin zich een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang, een gastouderbureau of een peuterspeelzaal bevindt dat de bij of krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3, of hoofdstuk 2, afdeling 2, paragrafen 2 en 3 gegeven voorschriften (de ‘kwaliteitseisen”) niet of in onvoldoende mate naleeft, geeft de houder een schriftelijke aanwijzing.
In een aanwijzing wordt met redenen omkleed aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder binnen de gestelde termijn genomen dienen te worden. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen.
In geval van een overtreding met de prioriteit hoog, zal de hersteltermijn maximaal 14 dagen bedragen. Is er sprake van een overtreding met een gemiddelde of lage prioriteit dan bedraagt de hersteltermijn maximaal respectievelijk 2 of 6 maanden.
De gemeente kan voordat deze eerste juridische stap wordt gezet overwegen eerst een waarschuwing te geven. Ook kan worden overwogen eerst op basis van mondelinge overreding de houder te bewegen de overtreding te herstellen. Zowel de waarschuwing als de overreding hebben geen juridische status en betekenen daardoor uitstel van het handhavingstraject
Na het verstrijken van de hersteltermijn dient de overtreding beëindigd te zijn. Ter controle hiervan kan de handhaver schriftelijke bewijsstukken opvragen dan wel opdracht geven voor een herinspectie. Is de overtreding niet beëindigd, dan zal een volgende stap worden ingezet.
In deze beleidsregels wordt het bevel niet genoemd. Reden is dat een bevel een bevoegdheid is van de toezichthouder. Het hoort als middel dus niet in het gemeentelijk handhavingsbeleid. De toezichthouder legt een bevel op. Uiteraard informeert de toezichthouder de gemeente. Ook kan het college zonodig aan het bevel een exploitatieverbod koppelen of als de overtreding na de in het bevel genoemde termijn van maximaal 7 dagen niet is opgelost, met een aanwijzing het bevel verlengen. Het lijkt erop gezien recente jurisprudentie dat ook bezwaar tegen een bevel bij de toezichthouder ingediend moet worden. Dit omdat de bevoegdheid middels attributie is verkregen door de toezichthouder en de toezichthouder voor deze bevoegdheid daarmee een bestuursorgaan is geworden. 'De toezichthouder' is in dat geval de directeur van de GGD.
·Stap 2: last onder dwangsom of last onder bestuursdwang (artikel 125, tweede lid Gemeentewet en artikel 5:32 Awb)
De algemene bestuursdwangbevoegdheid is neergelegd in artikel 125 van de Gemeentewet. In gevallen waarin het bestuursorgaan de mogelijkheid heeft om zelf de overtreding te beëindigen (op kosten van de overtreder) kan een last onder bestuursdwang opgelegd worden.
De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom is een van de bestuursdwangbevoegdheid afgeleide bevoegdheid; neergelegd in artikel 5:32 Awb.
Een last onder dwangsom wordt opgelegd met als doel herstel van de overtreding en/of voorkoming van herhaling van de overtreding.
De stap last onder dwangsom kan meerdere keren worden genomen voor een geconstateerde overtreding. Indien een eerste last onder dwangsom geen resultaat heeft gehad, kan worden overwogen een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen. Dit vereist dan wel een nieuw besluit. Ook kan besloten worden een volgende stap in het herstellend traject te zetten.
De last onder dwangsom kan ook preventief worden opgelegd. Van een preventieve last is sprake als de last wordt opgelegd voordat enige overtreding heeft plaatsgevonden. Hiervoor geldt dat het gevaar van de overtreding klaarblijkelijk dreigt, dat wil zeggen dat de overtreding zich met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal voordoen.
·Stap 3: exploitatieverbod (artikel 1.66 en 2.24 Wko)
Het college kan de houder verbieden een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang, een gastouderbureau of peuterspeelzaal in exploitatie te nemen danwel de exploitatie voort te zetten. Dit kan het college in de volgende gevallen:
zolang de houder een bevel of aanwijzing niet opvolgt en het opleggen van een last onder bestuursdwang niet mogelijk is
als een kindercentrum, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang of peuterspeelzaal niet of niet langer aan de kwaliteitseisen voldoet
Stap 4: verwijdering uit het landelijk register kinderopvang en peuterspeelzalen (artikel 1.47a, tweede lid en 2.4a, tweede lid van de Wko en artikel 8, eerste lid en artikel 14, eerste lid van het Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)
Er zijn verschillende gronden waarop het college, in het kader van handhaving, een voorziening uit het register kinderopvang of het register peuterspeelzaalwerk kan verwijderen:
• indien is gebleken dat de houder niet langer de kinderopvangvoorziening of peuterspeelzaal exploiteert;
• indien uit een GGD-inspectie of anderszins is gebleken dat de houder naar verwachting niet dan wel niet langer voldoet aan de bij en krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3 danwel hoofdstuk 2 afdeling 2 , paragrafen 2 en 3 gegeven voorschriften;
• indien drie maanden na de registratie de exploitatie van de organisatie voor kinderopvang of peuterspeelzaal niet daadwerkelijk is aangevangen.
Vanaf het moment dat een voorziening is verwijderd uit het register, is er geen sprake meer van kinderopvang of peuterspeelzaalwerk in de zin van de wet. Voortzetten van exploitatie leidt tot illegale kinderopvang of peuterspeelzaalwerk en tot een boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet Economische Delicten.
Hoofdstuk 3 Bestraffend traject
Een bestraffende sanctie bestraft een overtreding die ‘in het verleden’ begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. De vorm van een bestraffende sanctie onder de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen is de bestuurlijke boete (artikel 1.72, eerste lid en 2.28, eerste lid, van de Wko).
In de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen 2014 is neergelegd op welke wijze het college invulling geeft aan zijn beleidsvrijheid.
Het is geenszins de bedoeling heel snel over te gaan tot het opleggen van een boete. Voordat een boete wordt opgelegd zal eerst een herstellend traject van handhaving hebben plaatsgehad, zonder dat het gewenste resultaat is bereikt. In dat geval kan door het college worden besloten een boete op te leggen. Het college zal een boete opleggen ter hoogte van het in het afwegingsmodel genoemde bedrag (met inachtneming van de bepalingen over de boete in deze beleidsregels).
Uitzondering hierop is de voorziening voor gastouderopvang. Hiervoor geldt dat de hoogte van de boete zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht wordt gehalveerd. De achterliggende gedachte hierbij is het bijzondere karakter van deze voorziening.
Als er sprake is van een overtreding zoals genoemd in het afwegingsoverzicht onder “overige overtredingen” dan kan het college eveneens een boete opleggen.
De Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen bepaalt dat een bestuurlijke boete alleen opgelegd kan worden aan niet-gesubsidieerde peuterspeelzalen. Bij gesubsidieerde peuterspeelzalen wordt via de subsidie ingegrepen.
Bij overtreding van de kwaliteitseisen ten aanzien van gesubsidieerde voorschoolse educatie die wordt aangeboden op de peuterspeelzalen of de dagopvang wordt eveneens via de subsidie ingegrepen.
Voordat wordt overgegaan tot verlaging of stopzetting van de subsidie zal echter eerst een aanwijzing worden gegeven.
N.B.
De Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen stelt geen regels over ruimte en inrichting van peuterspeelzalen. De raad heeft dan ook op 26 januari 2012 de “Verordening wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Assen 2012” vastgesteld. Deze verordening bevat o.a. inrichtingseisen voor peuterspeelzalen. In artikel 12 van deze verordening is bepaald dat het college toeziet op de naleving van deze regels.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 2
In dit artikel worden de vormen van handhaving benoemd.
Een herstelsanctie is gericht op herstel van een overtreding en/of voorkoming van herhaling.
Een bestraffende sanctie is gericht op bestraffen van een begane overtreding. In de Algemene wet bestuursrecht wordt ook wel gesproken over leedtoevoeging.
Artikel 3
De kwaliteitseisen waaraan bij of krachtens de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen voldaan moet worden staan in de wet-en regelgeving. Een volledige opsomming is ook terug te vinden in de door de toezichthouder gebruikte modelrapporten.
Artikel 4
Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar de algemene toelichting op hoofdstuk 2 hierboven.
Artikel 5
Indien een geregistreerde voorziening, te weten dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang of peuterspeelzaal, niet meer voldoet aan de definitie hiervan in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, zal deze uit het register worden verwijderd. Dit omdat uitsluitend voorzieningen die aan de definitie voldoen dienen te worden geregistreerd. Er zal in dit geval geen herstellend handhavingstraject worden ingezet, als herstel niet aan de orde zal zijn.
Artikel 6
Aangezien de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen niet toestaat dat er boetes worden opgelegd aan gesubsidieerde peuterspeelzalen wordt hier expliciet nog eens bepaald dat dit hoofdstuk dan ook niet van toepassing is op gesubsidieerde peuterspeelzalen. Deze uitsluiting betreft uitsluitend het bestraffende traject.
Artikel 7 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete
Het opleggen van een bestuurlijke boete is een bevoegdheid van het college. Dit betekent dat het college een bestuurlijke boete op kan leggen, maar daartoe niet verplicht is. Indien het college daartoe overgaat, is hetgeen in deze beleidsregels is bepaald onverkort van toepassing.
In geval van de volgende overtredingen kan het college een boete opleggen.
overtredingen zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht in de bijlage.
overige overtredingen; de overige in artikel 1.72, eerste lid en 2.28, eerste lid Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen genoemde overtredingen.
Ad 2. Deze overige overtredingen betreffen het niet melden van wijzigingen als bedoeld in de artikelen 1.47 en 2.4 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, de verplichtingen op grond van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht, het exploiteren in strijd met artikel 1.45 of 2.2 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; het niet naleven van een aanwijzing of bevel als bedoeld in de artikel 1.65 en 2.23 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en het niet nakomen, dan wel in strijd handelen met een verbod krachtens artikel 1.66 en 2.24 van laatstgenoemde wet.
Artikel 8 Hoogte bestuurlijke boete
Eerste lid
In de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen is het maximaal op te leggen boetebedrag aangegeven. Het college heeft derhalve beleidsvrijheid ten aanzien van de hoogte van het op te leggen boetebedrag.
Voor overtreding van de kwaliteitseisen geldt dat het college de hoogte van de boetebedragen heeft afgestemd op de prioritering van de overtreding. Een hoge prioritering betekent dat er ook in algemene zin sprake is van een ernstige overtreding, terwijl aan minder ernstige overtredingen een lag(ere) prioritering (gemiddeld of laag) is toegekend.
Mede gelet op het in artikel 1.72 en 2.28 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen neergelegde boetemaximum heeft dit geleid tot de volgende verdeling.
Prioritering | Boetebedrag |
Hoog | € 1.000,- tot € 8.000,- |
Gemiddeld | € 750,- tot € 3.000,- |
Laag | Maximaal € 1500,- |
Uitzonderingen hierop zijn:
In geval van overtreding van de artikelen 1.66, 2.24 en 1.45 en 2.2 is sprake van economische delicten, gesanctioneerd in de Wet op de Economische Delicten. In artikel 1 en 6 van deze wet is bepaald dat deze overtredingen beboet worden met een boete van de vierde categorie. De boetebedragen in onderhavig beleid komen hiermee overeen.
Overtreding van artikel 5:20 Algemene wet bestuursrecht is een strafbaar feit; strafbaar gesteld in artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht: “Hij die opzettelijk niet voldoet aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, alsmede hij die opzettelijk enige handeling, door een van die ambtenaren ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belet, belemmert of verijdelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.” Het boetebedrag voor deze overtreding, komt overeen met het in het Wetboek van Strafrecht genoemde bedrag voor overtredingen van de tweede categorie.
Tweede lid
Gezien het bijzondere karakter van de voorziening voor gastouderopvang is ervoor gekozen de hoogte van de op te leggen boete met de helft te verlagen. Dit geldt niet wanneer het een kwaliteitseis is die specifiek alleen aan de gastouder wordt gesteld. In dat geval is de boete al op deze situatie afgestemd.
Het voorgaande laat onverlet dat het college op grond van artikel 5:46, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht gehouden is de hoogte van de bestuurlijke boete af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, waarbij het college zo nodig rekening houdt met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Het college heeft door middel van de prioritering en de aansluiting op de betreffende strafrechtelijke overtredingen de ernst van de overtredingen geobjectiveerd.
Artikel 9 Recidive
Bij recidive treedt strafverzwaring op. Dit artikel bepaalt de hoogte van de strafverzwaring.
In het geval de overtreder de afgelopen twee jaar al eerder is beboet voor eenzelfde overtreding verhoogt het college de boete met 50%.
Daarbij is irrelevant of de in het verleden gepleegde overtreding(en) al dan niet betrekking hadden op hetzelfde kindercentrum, gastouderbureau, peuterspeelzaal of gastouderopvang waarvoor de nieuwe boete wordt opgelegd. Bepalend is of de overtreder als houder al eerder een boete is opgelegd.
Iedere volgende overtreding binnen de periode van twee jaar wordt bestraft met een boete van 2 maal het in het afwegingsoverzicht opgenomen boetebedrag.
Artikel 10 Matiging
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 11 Samenloop
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 12 Citeertitel
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 13 Intrekking voorgaande regeling en inwerkingtreding
Dit artikel spreekt voor zich.
Bijlage: Afwegingsoverzicht
Domein | Prioriteit | Bestuurlijke boete |
Ouders | ||
Houder heeft een reglement oudercommissie vastgesteld | Gemiddeld | € 2.500,- |
Inhoud van reglement oudercommissie | Laag | € 500,- |
Houder heeft een oudercommissie ingesteld | Laag | € 500,- |
Voorwaarden oudercommissie | Laag | € 500,- |
Adviesrecht oudercommissie | Gemiddeld | € 750,- |
Informatie aan de ouders | Laag | € 500,- |
Het gastouderbureau is goed bereikbaar | Hoog | € 1250,- |
De houder plaatst het inspectierapport op de eigen website of legt het op een voor ouders, personeel en/of gastouders toegankelijke plaats | Gemiddeld | € 1000,- |
In de schriftelijke overeenkomst met de vraagouder is duidelijk te zien welk deel van het betaalde bedrag naar GOB gaat en welk deel naar de gastouder (GOB) | Gemiddeld | € 1000,- |
Personeel | ||
Verklaring omtrent gedrag (VOG) ·in bezit zijn van VOG ·VOG is voor aanvang werkzaamheden overlegd ·VOG is bij aanvang werkzaamheden niet ouder dan 2 maanden | Hoog | € 4.000,- per ontbrekende VOG of VOG die ouder is dan 2 maanden voor aanvang werkzaamheden |
Gebruik voorgeschreven voertaal | Hoog | € 4.000,- |
Het gastouderbureau draagt er zorg voor dat er per aangesloten gastouder op jaarbasis tenminste 16 uur wordt besteed aan begeleiding en bemiddeling | Gemiddeld | € 3.000,- per gastouder met < 16 uur |
Passende beroepskwalificatie voor beroepskrachten en gastouders | Hoog | € 4.000,- per beroepskracht die niet voldoet |
Gastouder beschikt over geregistreerd certificaat eerste hulp aan kinderen bij ongevallen conform de ministeriele regeling | Hoog | € 2.000,- |
Vrijwilligersbeleid (peuterspeelzalen) | Gemiddeld | € 3.000,- |
Houder heeft vrijwilligers tegen wettelijke aansprakelijkheid verzekerd (peuterspeelzalen) | Gemiddeld | € 3.000,- |
De gastouder is goed telefonisch bereikbaar | Gemiddeld | € 750,- |
Veiligheid en gezondheid | ||
Risico-inventarisatie veiligheid ·hebben ·maximaal 1 jaar oud ·actuele situatie | Hoog | € 8.000,- indien risico-inventarisatie ontbreekt; € 4.000,- als > dan 1 jaar of niet actuele situatie |
Ongevallenregistratie | Hoog | € 8.000,- |
De houder van een gastouderbureau draagt zorg voor een inventarisatie van de veiligheids- en gezondheidsrisico’s door een bemiddelingsmedewerker van het bureau (samen met gastouder) vóór aanvang van de opvang en daarna jaarlijks voor elke woning waar gastouderopvang plaatsvindt | Hoog | € 8.000,- |
Risico-inventarisatie gezondheid ·hebben ·maximaal 1 jaar oud ·actuele situatie | Hoog | € 8.000,- indien risico-inventarisatie ontbreekt; € 4.000,- als > dan 1 jaar of niet de actuele situatie |
Plan van aanpak bij risico-inventarisatie veiligheid en bij risico-inventarisatie gezondheid | Hoog | € 8.000,- |
Risico-inventarisaties veiligheid en gezondheid beschrijven alle veiligheids- en gezondheidssrisico’s op de vaste thema’s | Hoog | € 2.000,- per niet beschreven thema |
Personeel kan kennisnemen van risico-inventarisaties | Hoog | € 4.000,- |
Houder gastouderbureau draagt er zorg voor dat alle aangesloten gastouders handelen naar de opgestelde risico-inventarisaties | Hoog | € 1.000,- per gastouder die er niet naar handelt |
Risico-inventarisaties zijn inzichtelijk voor vraagouders van gastouderbureau | Hoog | € 4.000,- |
Meldcode kindermishandeling | Hoog | € 8.000,- |
Personeel, gastouders zijn op de hoogte van meldcode kindermishandeling | Hoog | € 2.000,- |
Houder gastouderbureau draagt er zorg voor dat alle bij zijn gastouderbureau aangesloten gastouders de meldcode naleven. | Hoog | € 2.000,- |
Medewerkers, gastouders zijn geïnformeerd over de werkwijze bij een vermoeden van gewelds-of zedendelict jegens een opgevangen kind door een collega of de houder | Hoog | € 2.000,- |
Vierogenprincipe is ingevoerd | Hoog | € 4.000,- |
Accommodatie en inrichting | ||
Binnenspeelruimte | ||
Elke stamgroep beschikt over een afzonderlijke vaste groepsruimte | Gemiddeld | € 2.000,- per ontbrekende ruimte |
Er is ten minste 3,5 m2 binnenspeelruimte beschikbaar per aanwezig kind, waaronder mede begrepen passend voor spelactiviteiten ingerichte ruimtes buiten de groepsruimte (dagopvang) | Gemiddeld | 3-3.5 m2 = € 2.000,- < 3 m2 = € 3.000,- |
Er is ten minste 3,5 m2 passend ingerichte binnenspeelruimte beschikbaar per aanwezig kind (BSO) | Gemiddeld | 3-3.5 m2 = € 2.000,- < 3 m2 = € 3.000,- |
De binnenspeelruimte is passend ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen. | Gemiddeld | € 2.000,- |
Er is een afzonderlijke slaapruimte voor in ieder geval kinderen tot anderhalf jaar (dagopvang, gastouderopvang) | Gemiddeld | € 2.500,- |
De woning waar gastouderopvang plaatsvindt beschikt over voldoende binnenspeelruimte en buitenspeelmogelijkheden voor kinderen, afgestemd op het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen | Gemiddeld | € 1.000,- |
De woning waar gastouderopvang plaatsvindt is te allen tijde rookvrij | Gemiddeld | € 1.000,- |
Buitenspeelruimte | ||
Er is ten minste 3 m2 buitenspeelruimte beschikbaar per aanwezig kind | Gemiddeld | 2-2.5 m2 = € 1.000,- < 2 m2 = € 2.000,- |
De buitenspeelruimte is toegankelijk | Gemiddeld | € 1.000,- |
De buitenspeelruimte is aangrenzend aan het kindercentrum (dagopvang) | Gemiddeld | € 1.000,- |
Aanvullende eisen indien de buitenspeelruimte niet aangrenzend is (BSO) | Gemiddeld | € 1.000,- |
De buitenspeelruimte is vast beschikbaar voor de buitenschoolse opvang (BSO) | Gemiddeld | € 1.000,- |
De buitenspeelruimte is passend ingericht in overeenstemming met de leeftijd van de op te vangen kinderen en het pedagogisch beleid | Gemiddeld | € 1.000,- |
Groepsgrootte en beroepskracht-kind-ratio (bkr) | ||
Opvang in groepen | ||
De opvang vindt plaats in stamgroepen (dagopvang) of basisgroepen (BSO) of vaste groepen (peuterspeelzaal) | Hoog | € 4.000,- |
De maximale omvang van de stamgroep of basisgroep | Hoog | € 2.000,- per kind teveel |
De maximale groepsgrootte per gastouder wordt afgestemd op de leeftijdscategorieën van de kinderen | Hoog | € 2.000,- per kind teveel |
Ieder kind behoort bij een basisgroep (BSO) | Hoog | € 4.000,- |
Gebruik maken van extra stamgroep of basisgroep | Hoog | € 2.000,- indien niet tijdelijk of indien niet vooraf schriftelijke toestemming is van ouders |
Vaste beroepskrachten en vaste ruimtes | ||
Maximaal 3 vaste beroepskrachten per kind (dagopvang, peuterspeelzalen) | Hoog | € 1.000,- |
Maximaal 2 stamgroepruimtes per kind (dagopvang) | Hoog | € 1.000,- |
Beroepskracht-kind-ratio | ||
Beroepskracht-kind-ratio | Hoog | € 5.000,- per ontbrekende beroepskracht |
Als conform de beroepskracht-kind-ratio slechts één beroepskracht in het kindercentrum aanwezig is, dan is ondersteuning van deze beroepskracht door een andere volwassene in geval van calamiteiten geregeld | Hoog | € 2.000,- |
Inzet beroepskrachten in afwijking van de beroepskracht-kind-ratio bij openingstijden van ≥ 10 uur (dagopvang) | Hoog | € 2.000,- |
Inzet beroepskrachten in afwijking van de beroepskracht-kind-ratio (BSO) | Hoog | € 2.000,- |
Indien er meer dan 3 kinderen op het opvangadres aanwezig zijn, dan is ondersteuning van de gastouder door een andere volwassene in geval van calamiteiten geregeld. | Hoog | € 1.000,- |
De achterwacht is telefonisch bereikbaar tijdens de opvangtijden | Gemiddeld | € 1.000,- |
De achterwacht is in geval van calamiteiten binnen 15 minuten op het opvangadres aanwezig | Gemiddeld | € 1.000,- |
Pedagogisch beleid | ||
Pedagogisch beleidsplan | Gemiddeld | € 3.000,- |
Inhoud pedagogisch beleidsplan | Gemiddeld | € 750,- |
Houder draagt zorg voor uitvoering van pedagogisch beleidsplan door personeel, vrijwilligers (peuterspeelzaal) danwel gastouders | Gemiddeld | € 1.000,- |
Waarborgen emotionele veiligheid | Gemiddeld | € 1.000,- |
Zorgdragen voor ontwikkeling persoonlijke competentie | Gemiddeld | € 1.000,- |
Zorgdragen voor ontwikkeling sociale competentie | Gemiddeld | € 1.000,- |
Zorgdragen voor overdracht van normen en waarden | Gemiddeld | € 1.000,- |
Het pedagogisch beleidsplan van een gastouderbureau beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de leeftijdopbouw en aantallen kinderen die door een gastouder worden opgevangen | Hoog | € 4.000,- |
Het pedagogisch beleidsplan van een gastouderbureau beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de eisen die gesteld worden aan de adressen waar opvang plaatsvindt | Hoog | € 4.000,- |
Gastouder kent de inhoud van het pedagogisch beleid | Gemiddeld | € 1.000,- |
Klachten | ||
Wet klachtrecht cliënten zorgsector (Wkcz) | Laag | € 1.500,- indien regeling ontbreekt; € 500,- indien regeling niet aan de eisen voldoet |
Klachtenregeling oudercommissie | Laag | € 1.500,- indien regeling ontbreekt; € 500,- indien regeling niet aan de eisen voldoet |
Administratie gastouderbureau | ||
Een contract per vraagouder | Gemiddeld | € 1.000,- per ontbrekende overeenkomst |
Kopieën van de VOG’s van de bij het gastouderbureau werkzame personen en van de aangesloten gastouders en volwassen huisgenoten | Hoog | € 1.500,- per ontbrekende VOG |
Kopieën van de getuigschriften en/of EVC-bewijsstukken en certificaten Eerste Hulp aan kinderen van de gastouders | Gemiddeld | € 1.500,- per ontbrekend stuk |
Inzichtelijke betalingen van vraagouders aan gastouderbureau en van gastouderbureau aan gastouders | Gemiddeld | € 1.500,- per vraagouder/gastouder waarbij niet inzichtelijk is |
Een door de gastouder en bemiddelingsmedewerkers ondertekende versie van de risico-inventarisaties veiligheid en gezondheid en de bijbehorende plannen van aanpak | Gemiddeld | € 1.500,- per ontbrekend stuk |
Kwaliteitscriteria gastouderbureau | ||
De houder draagt er zorg voor dat per gastouder beoordeeld wordt of de samenstelling van de groep kinderen die wordt opgevangen verantwoord is | Hoog | € 2.000,- per kind teveel |
Overige kwaliteitscriteria gastouderbureau | Gemiddeld | € 1.250,- |
Voorschoolse educatie | ||
Voorschoolse educatie omvat per week ten minste vier dagdelen van ten minste 2,5 uur of per week ten minste 10 uur aan activiteiten gericht op het stimuleren van de ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling | Hoog | |
De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het feitelijk aantal aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste één beroepskracht per acht kinderen | Hoog | |
De groep bestaat uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen. | Hoog | |
De beroepskrachten voorschoolse educatie zijn in het bezit van een getuigschrift van met gunstig gevolg afgelegd examen van één van de bij ministeriele regeling vastgelegde diploma’s | Gemiddeld | |
Onderdeel van de beroepsopleiding waar het getuigschrift is behaald vormt ten minste één module over het verzorgen van voorschoolse educatie of de beroepskracht bezit een bewijs dat met gunstig gevolg scholing is afgerond specifiek op het vroegtijdig bestrijden van achterstanden bij jonge kinderen of het werken met voor-en vroegschoolse educatie | Gemiddeld | |
De houder stelt jaarlijks een opleidingsplan op | ||
Voor de voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling | Hoog | |
Overige overtredingen | ||
Schenden medewerkingsplicht artikel 5:20 Awb | Hoog | € 3.900 (boete tweede categorie) |
Exploitatie zonder toestemming college | Hoog | € 19.500,- (boete vierde categorie) |
Wijzigingen melden | Hoog | € 2.000,- |
Overtreding aanwijzing/bevel | Hoog | Zie de genoemde bedragen bij de betreffende overtreding |
Overtreden exploitatieverbod | Hoog | € 19.500,- (boete vierde categorie) |
Niet nakomen afspraak als bedoeld in artikel 167 Wet op primair onderwijs | Hoog | € 5.000,- |