Organisatie | Venlo |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel omgevingsvergunning activiteit "uitweg" 2014 |
Citeertitel | Beleidsregel omgevingsvergunning activiteit "uitweg" 2014 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen.
Algemene plaatselijke verordening Venlo / APV Venlo
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-04-2014 | 05-03-2016 | nieuwe regeling | 01-04-2014 Gemeenteblad jaargang 2014, nummer 19890 d.d. 09-04-2014 | 14-3620 |
In de Algemene Plaatselijke Verordening Venlo (verder APV) wordt in artikel 2:12 bepaald dat het verboden is om zonder vergunning een in- of uitweg naar de openbare weg te maken, dan wel deze te veranderen. Vervolgens worden in het derde lid een viertal weigeringsgronden genoemd. Een omgevingsvergunning voor de activiteit uitweg¹ kan namelijk worden geweigerd in het belang van:
Aangezien deze weigeringsgronden zeer algemeen geformuleerd zijn, worden in onderstaande beleidsregels uitgelegd wanneer in ieder geval de vergunning wordt geweigerd. Deze uitleg is in belangrijke mate een voorzetting van het voorafgaande beleid. Hierbij is uiteraard oog geweest voor jurisprudentie en het beleid bij andere gemeenten in Nederland.
2. Uitleg weigeringsgronden als genoemd in artikel 2:12 lid 3 APV Venlo /Toetsingskader aanvragen uitwegvergunning.
Ad a. Bruikbaarheid van de weg
Vergunningverlening dient de bruikbaarheid van de weg (artikel 2:12, lid 3, sub a) niet aan te tasten. Hiervan is sprake indien het maken van een uitweg ten koste gaat van een parkeerplaats in de openbare ruimte én de huidige en/of de toekomstige parkeerdruk dit niet toelaat. Het vervallen van een parkeerplaats in de openbare ruimte gaat namelijk ten koste van het dubbelgebruik en bezoekersparkeren, waardoor de parkeerdruk in de omgeving vergroot wordt.
Ad b. Het veilig en doelmatig gebruik van de weg
Een in/-uitrit wordt op grond van artikel 2:12, lid 3, sub b, APV geweigerd indien de uitweg uitkomt op:
Verder is een weigeringsgrond indien op eigen terrein niet voldoende plaats aanwezig is om een voertuig te parkeren. Dit is in ieder geval aan de orde als op het perceel aansluitend aan en bereikbaar via de uitweg geen minimale ruimte van 3 bij 5 meter beschikbaar is voor parkeren.
Ad c. De bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving
Een omgevingsvergunning voor de activiteit in- of uitweg wordt geweigerd (artikel 2:12 lid 3 sub c) in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving indien:
Voor het parkeren in de voortuin bij aaneengesloten bebouwing de bebouwingsbreedte < 8 m. Het karakter van de woonstraat wordt immers bepaald door de inrichting en de maatvoering van het profiel (ruimte tussen de gevels) van de straat. De inrichting bestaat uit het rijgedeelte van een traditionele woonstraat met trottoir en een onbebouwde strook tot aan de voor- en of zijgevel. Deze inrichting is bepalend voor de kwaliteit van de woonomgeving. Het toestaan van een uitweg en derhalve het parkeren van auto’s in de voortuinen betekent een aantasting van het beeld / karakter van de straat.
De breedte van de uitweg bij woningen en bedrijven (niet gelegen op een industriegebied) meer bedraagt dan 3.00 meter (exclusief eventuele schuine kanten). In uitzonderlijke gevallen (bv. als bochtstraal van voertuig niet past binnen profiel) en afhankelijk van de feitelijke situatie, kan hiervan worden afgeweken en kan de vormgeving van een uitweg worden aangepast. Uitzondering: Bij een woning kan hetzij een tweede (reguliere) uitweg hetzij (een verbreding van) een uitweg tot maximaal 6 meter worden toegestaan indien het perceel breder is dan 21 meter op de perceelgrens met de openbare ruimte waar de uitweg gesitueerd wordt. Medewerking is alleen mogelijk indien ook aan de overige beleidsregels wordt voldaan;
Bij bedrijven op een industrieterrein en per perceel/bedrijf;
Ad d. De bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente
De kwaliteit van de woon- / werkomgeving wordt in belangrijke mate bepaald door de aanwezigheid van groenvoorzieningen. De ligging van groenvoorzieningen kan conflicteren met de wens een uitweg te realiseren. Onderstaande richtlijnen worden gehanteerd om te bepalen of de groenvoorzieningen geschaad worden door de aangevraagde uitweg (artikel 2:12, lid 3 sub d).
3. Voorwaarden verbonden aan een omgevingsvergunning voor de activiteit uitweg
4. Kostenverhaal van de aanleg van uitwegen
Bij de realisatie van een uitweg bij woningen zijn onderstaande tarieven van toepassing.
Bij de realisatie van de eerste uitweg, worden eventuele bijkomende kosten ten gevolge van aanpassingen in de openbare ruimte verrekend met de aanvrager. Bij aanpassingen aan een bestaande uitweg evenals bij een realisatie van een tweede, of een meerdere hiervan, ten behoeve van de ontsluiting van een perceel worden de werkelijke aanlegkosten van de uitweg en eventuele bijkomende kosten ten gevolge van aanpassingen in de openbare ruimte in rekening gebracht bij de aanvrager.
Deze beleidsregel vervangt de beleidsregel In- en uitritvergunning zoals in werking getreden op 12 oktober 2006. Deze nieuwe beleidsregel is van toepassing op aanvragen die zijn ingediend na inwerkingtreding van de beleidsregel (de dag na bekendmaking). De voordien ingediende aanvragen worden afgehandeld op basis van de oude beleidsregel.
¹ Het begrip uitwegvergunning is met de invoering vna de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht per 1 oktober 2010 vervangen door een aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit 'uitweg'.
² Conform de door de raad vastgesteld Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan
³ Aanpassingen in de openbare ruimte kunnen bijvoorbeeld zijn het verplaatsen van een lichtmast, verplaatsen van een schakelkast nutsbedrijven, aanpassinen aan een kolk etc.
4 Het college van Burgemeester en Wethouders heeft in haar B&W overleg van 1 oktober 2013 de tariefstelling vastgesteld.