Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Breda

Beleidsregels met betrekking tot de toepassing van de artikelen 3.1.1 tot en met 3.4.2 van de Algemene plaatselijke verordening Breda 2004

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBreda
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels met betrekking tot de toepassing van de artikelen 3.1.1 tot en met 3.4.2 van de Algemene plaatselijke verordening Breda 2004
CiteertitelBeleidsregeling prostitutiebedrijven
Vastgesteld doorburgemeester
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerpopenbare orde en veiligheid

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 162 en 174
  2. Algemene plaatselijke verordening Breda 2004, art. 3.1.1 tot en met 3.4.2 (tot 31-01-2014)
  3. Algemene Plaatselijke Verordening Breda 2014, hoofdstuk 3 (vanaf 31-01-2014)

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

13-03-2006Nieuwe regeling

13-03-2006

Breda.nl, 03-04-2006

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels met betrekking tot de toepassing van de artikelen 3.1.1 tot en met 3.4.2 van de Algemene plaatselijke verordening Breda 2004

De burgemeester van Breda en het college van burgemeester en wethouders van Breda, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft,

 

Gelet op het bepaalde in artikel 162 en 174 van de Gemeentewet,

 

Overwegende dat het gewenst is beleidsregels als bedoeld in artikel 4.81 van de Algemene wet bestuursrecht vast te stellen ter bescherming van de in artikel 3.3.1. van de Algemene plaatselijke verordening Breda 2004 genoemde belangen en beleidsregels vast te stellen in verband met de uitoefening van de bevoegdheid ex artikel 3.3.1, tweede lid van de APV.

Artikel 1

In de gemeente Breda zijn maximaal 13 seksinrichtingen gevestigd, waarvan maximaal 8 prostitutiebedrijven (al dan niet in combinatie met een andere seksinrichting) en 5 overige seksin-richtingen (niet in combinatie met een prostitutiebedrijf) worden gevestigd. De vergunningen worden voor een periode van drie jaar verleend.

Artikel 2

Bedrijven, waar prostitutie plaatsvindt, mogen niet worden gevestigd in:

  • A.

    woonstraten, waaronder in dit verband wordt verstaan: "alle voet- en rijstraten, wegen, lanen, kaden, hofjes, woonerven en pleinen, waaraan bebouwing is gelegen, die uitslui-tend of in belangrijke mate dient ter bewoning."

  • B.

    straten, niet zijnde straten als bedoeld onder a, waar sprake is van een concentratie van recreatie-inrichtingen of anderszins het woon- en leefklimaat c.q. de openbare orde belastende activiteiten (winkelstraten hieronder begrepen).

  • C.

    locaties naast winkels.

  • D.

    die locaties die liggen binnen een afstand van 300 meter hemelsbreed van een andere seksinrichting. Indien hierbij sprake is van een "natuurlijke barrière", zoals een spoorlijn, singel, snelweg, kruispunt of talud mag de afstand korter zijn.

Artikel 3

Aan een vergunning voor seksinrichtingen, waar prostitutie plaatsvindt worden de volgende voorschriften verbonden:

  • 1.

    Voorschriften ter bevordering van de gezondheid:

    • a.

      de exploitant dient de verpleegkundige/arts van de GGD toegang te verlenen voor het geven van voorlichting over seksueel overdraagbare aandoeningen (soa's) en andere beroepsrisico's;

    • b.

      de exploitant dient er zorg voor te dragen dat er voldoende voorlichtingsmateriaal over soa's beschikbaar is, in ieder geval in verschillende talen;

    • c.

      de exploitant is verantwoordelijk voor het in voldoende mate aanwezig zijn van wettelijk goedgekeurde condooms in het bedrijf en in de werkkamers;

    • d.

      de exploitant dient de prostituees in staat te stellen zich regelmatig te laten controleren op soa's;

    • e.

      indien aan het prostitutiebedrijf een vaste arts verbonden is, worden naam en adres van deze arts aan de GGD bekend gemaakt;

    • f.

      de prostituee kiest zelf de arts die het soa onderzoek verricht en mag niet gedwongen worden gebruik te maken van de clubarts;

    • g.

      de uitslag van het onderzoek valt onder het medisch beroepsgeheim in het kader van de wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst;

    • h.

      de frequentie van het onderzoek wordt door de prostituee bepaald, i.o.m. de arts.

  • 2.

    voorschriften ter bevordering van de hygiëne:

    • a.

      de werkkamers en sanitaire voorzieningen dienen te allen tijde in een zintuiglijk schone staat te verkeren;

    • b.

      in iedere werkkamer dient vloeibare zeep aanwezig te zijn, (bij voorkeur) papieren handdoekjes en een afvalbak;

    • c.

      in het bedrijf dienen voldoende schone handdoeken aanwezig te zijn; deze worden na gebruik door schone vervangen;

    • d.

      het bedlinnen in de werkruimten dient dagelijks verschoond te worden;

    • e.

      na elke klant dient het bedlaken verschoond te worden;

    • f.

      de matrassen dienen voorzien te zijn van een plastic beschermhoes;

    • g.

      hulpstukken moeten na elk gebruik huishoudelijk schoon gemaakt worden.

  • 3.

    voorschriften ter bevordering van de veiligheid van personen of goederen, in het belang van de gezondheid of zedelijkheid en de arbeidsomstandigheden van de prostituee:

    • a.

      in een prostitutiebedrijf dient een verblijfsruimte ingericht als dagverblijf aanwezig te zijn met een vloeroppervlakte van tenminste 16 m2 en een breedte van tenminste 3,35 meter;

    • b.

      in een prostitutiebedrijf waar 5 of meer werkruimten aanwezig zijn dient een keuken aanwezig te zijn met een oppervlakte van tenminste 5m2 en een breedte van tenminste 1,80 meter;

    • c.

      het dagverblijf, de keuken en de kleedkamer mogen niet voor prostitutiedoeleinden gebruikt worden;

    • d.

      in het dagverblijf, de keuken en de kleedkamer moet voldoende daglicht kunnen toetreden en vanuit deze verblijfsruimten moet visueel contact buiten mogelijk zijn;

    • e.

      elke werkruimte moet een vloeroppervlakte hebben van tenminste 8 vierkante meter, waarvan de breedte tenminste 2,10 meter is;

    • f.

      elke werkruimte moet voorzien zijn van een wasbak met warm en koud stromend water en van heldere witte electrische verlichting;

    • g.

      elke werkruimte moet zijn voorzien van een afsluitbare hang-legkast tenzij tot het prostitutiebedrijf een kleedkamer behoort;

    • h.

      in een prostitutiebedrijf moeten tenminste één heren en één damestoilet en één badruimte aanwezig te zijn per bouwlaag én tenminste één toiletruimte en één badruimte per 5 werkruimtes;

    • i.

      de voorzieningen voor de toevoer van verse lucht en de afvoer van binnenlucht in een prostitutiebedrijf moet voldoen aan het bepaalde in artikel 2 van het Bouwbesluit;

    • j.

      een prostitutiebedrijf moet zijn voorzien van verwarmingsapparatuur als bedoeld in hoofdstuk 2 van het bouwbesluit waarmee alle besloten ruimten kunnen worden verwarmd;

    • k.

      iedere werkruimte moet zijn voorzien van een zogenaamd stil alarm;

    • l.

      de toegangsdeur van een werkruimte mag slechts afsluitbaar zijn als in het prostitutiebedrijf een voor de overige aanwezige prostituees goed bereikbare, op die deur passende moedersleutel aanwezig is.

  • 4.

    overige verplichtingen van de exploitant:

    • a.

      het is de exploitant verboden om te prostituees aan te zetten tot of te verplichten om onveilig (zonder condoom) te werken en te verbieden klanten en diensten te weigeren;

    • b.

      het is de exploitant verboden om de prostituees aan te zetten tot of te verplichten alcoholhoudende dranken mee te drinken met de klanten;

    • c.

      het is de exploitant verboden om reclame te maken waarbij de garantie wordt gegeven dat de prostituees in het bedrijf vrij zijn van seksueel overdraagbare aandoeningen;

    • d.

      het is de exploitant verboden om te adverteren met de mogelijkheid van onveilig werken door de prostituees;

    • e.

      het is de exploitant verboden reclame te maken over veilig seks beleid in het bedrijf, omdat dit een algemeen maatschappelijke norm is en niet specifiek voor een bepaald bedrijf.

    • f.

      de exploitant dient in het bezit te zijn van en geldige gebruiksvergunning

Artikel 4
  • 1.

    Aan een vergunning voor een escortbedrijf worden de voorschriften, genoemd in artikel 3 onder 1d t/m g en 4 verbonden en wordt verleend voor een periode van drie jaar.

  • 2.

    De exploitant van een prostitutiebedrijf moet jaarlijks een verklaring van de GGD West-Brabant overleggen, waaruit blijkt dat aan de in artikel 3 genoemde eisen wordt voldaan.

Artikel 5

Aan een vergunning voor seksinrichtingen, waar prostitutie plaatsvindt en escortbedrijven worden de volgende voorschriften verbonden:

  • 1.

    het is de exploitant verboden om tijdens de tijden waarop het bedrijf is geopend personen onder de 18 in het bedrijf aanwezig te hebben;

  • 2.

    de exploitant en beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf zijn verplicht na te gaan of de prostituee over voor de verrichten van arbeid geldige verblijfspapieren beschikt en zijn verplicht hiervan een interne registratie bij te houden.

  • 3.

    de exploitant en beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf zijn verplicht de registratie als bedoeld in de vorige bepaling ter inzage te geven aan de ambtenaar van politie of de toezichthouder, als bedoeld in artikel 6.3. van de APV Breda 2004.

  • 4.

    de exploitant en beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf zijn verplicht alle medewerking te verlenen, waaronder de onmiddellijke en onbelemmerde toegang aan de ambtenaar van politie of de toezichthouder, als bedoeld in artikel 6.3. van de APV Breda 2004.

Artikel 6

Bij de toepassing van zijn bevoegdheid ex artikel 3.2.3. , tweede lid van de APV Breda 2004 kan de burgemeester voor de prostitutiebedrijven, waarvan de politie heeft geconstateerd, dat deze vóór de vaststelling van deze beleidsregeling regelmatig voor bezoekers geopend waren en daarin bezoekers werden toegelaten tussen 2.00 en 7.00 uur, besluiten het sluitingstijdstip te stellen op 4.00 uur (in plaats van 2.00 uur). De burgemeester maakt van deze bevoegdheid geen gebruik indien er sprake is van:

  • a

    verstoring van de openbare orde in verband met de exploitatie van de inrichting;

  • b

    geluidsoverlast vanuit de inrichting of overlast van bezoekers van de inrichting waardoor het woon- en leefklimaat ter plaatse wordt aangetast.

 

Op datum inwerkingtreding vervalt de beleidsregeling zoals opgenomen als bijlage 4 van de nota Het rode licht uit de schemer.

Aldus vastgesteld op 13 maart 2006

De burgemeester van Breda,

Burgemeester en wethouders van Breda

Toelichting op beleidsregeling

Nieuw Beleid

Na de wetswijziging waardoor het bordeelverbod is opgeheven heeft de gemeente Breda sinds 2000 door middel van een vergunningenstelsel op basis van de APV een beleid gevoerd met betrekking tot de seks- en prostitutiebranche.

In verband met de wens het gehele prostitutiebeleid te evalueren is de “evaluatienota Prostitutiebeleid” opgesteld. Daarin is naar voren gekomen dat aandacht besteed moest worden aan het “maximumstelsel van Prostitutiebedrijven” zoals dit in het vigerende beleid is vastgelegd.

In dit licht wordt voorgesteld het maximum aantal seksinrichtingen waar prostitutie plaatsvindt met twee te verhogen.

Ondernemers in de seks- en prostitutiebranche moeten op een zelfde wijze kansen kunnen krijgen als enig ander ondernemer en moeten op een zelfde wijze behandeld worden. Tevens moeten nieuwe, bonafide ondernemers een kans krijgen. Een verhoging van het maximum kan de doorstroming van exploitanten in de branche bevorderen. Tevens wordt door het verhogen van het maximum tegemoet gekomen aan de behoefte in de markt. Als laatste wordt hiermee mogelijk ook illegale prostitutie tegengegaan.

Naast de beleidsregeling op basis van de APV is de vestiging van een prostitutiebedrijf gebonden aan de bestemmingplannen. Nieuwe (maximaal 2) locaties worden dan ook via een artikel 19 procedure beoordeeld. De procedure kan enkel op aanvraag en initiatief van de ondernemer zelf opgestart worden. De procedure hiertoe is als volgt. De specifieke besluiten om dat op bepaalde plaatsen in de stad d.m.v. art 19 procedures ook mogelijk te maken moeten via de intakegroep lopen. Daarbij moeten nl. alle ruimtelijk relevante aspecten op die locaties worden losgelaten en tegen elkaar worden afgewogen.

Bij de beoordeling zal een aanvraag eerst moeten voldoen aan de eisen zoals genoemd in de APV beleidsregeling en zal ook het BIBOB traject doorlopen moeten worden. Er zal een apart aanwijzingsbesluit BIBOB vastgesteld worden waarbij voor nieuwe ondernemers altijd een diepgaande toets wordt uitgevoerd.

Nieuwe verzoeken die een uitbreiding betekenen van het aantal bordelen zullen op volgorde van binnenkomst worden behandeld.

Verplaatsing van bestaande bedrijven naar meer aangewezen locaties hebben géén invloed op het maximumstelsel. Uiteraard zal daarnaast een toets aan het bestemmingsplan moeten plaatsvinden.

 

Voorstel.

De burgemeester van Breda en het college van burgemeester en wethouders van Breda, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft besluiten:

 

  • 1.

    Het maximumaantal seksinrichtingen waar prostitutie plaatsvindt verhogen naar 8, de categorie over seksinrichtingen op 5 te houden, waardoor het totaal aantal mogelijke seksinrichtingen op 13 wordt gesteld.

  • 2.

    Aanvragen voor nieuwe locaties die voldoen aan de APV beleidsregeling, de vestigingslocaties, zullen via een artikel 19 procedure beoordeeld moeten worden.

  • 3.

    Aanvragen zoals onder 1. genoemd en nieuwe ondernemers voor bestaande locaties zullen aan een diepgaande BIBOB toets worden onderworpen, op grond van een apart aanwijsbesluit Bibob

  • 4.

    Vergunningen worden verleend voor een periode van drie jaar

  • 5.

    vergunninghouders zijn verplicht jaarlijks een ggd rapport te overleggen om aan te tonen dat aan de hygiëne en gezondheidseisen wordt voldaan.

 

Artikel en1 en 2

Deze artikelen worden gesteld in verband met de in artikel 69E, tweede lid onder a, b , c en e genoemde belangen.

 

Toetsing van de huidige seksinrichtingen aan deze locatie- en vestigingsvoorschriften levert het volgende beeld op:

 

Lijst A

Lijst van seksinrichtingen, zijnde prostitutiebedrijven, waarvan de locatie akkoord is:

  • 1.

    Reeperbahn, Belcrumweg 46

  • 2.

    Erotisch Centrum, Haagweg 199

  • 3.

    Cabine Showclub, Mauritsstraat 16

  • 4.

    Club Pompidou, Ulvenhoutselaan 92

 

Lijst B.

Lijst van seksinrichtingen, zijnde prostitutiebedrijven waarvan de locatie niet akkoord is wegens vestiging in een woonstraat (artikel 2, sub A )

  • 1.

    Fantasy, Haagweg 456; exploitant, mw. Neelen

  • 2.

    Huize Sandra, Speelhuislaan 60; exploitant, dhr. Harnas . NB Het bestemmingsplan laat de vestiging inmiddels wél toe.

 

Lijst C.

Lijst overige seksinrichtingen

  • 1.

    seksinrichting Haagdijk 19

  • 2.

    seksinrichting Haagdijk 23-25

 

De in artikel 1 genoemde maximumaantallen (8 prostitutiebedrijven en 5 overige seksinrichtingen) gelden niet ten aanzien van de in lijst A en C genoemde locaties. Bedrijven op deze adressen kunnen door een andere ondernemer worden overgenomen, ook als het maximum van 8 en respectievelijk 5 bereikt is, ze worden dan niet gezien als een uitbreiding van het maximumaantal.

 

Lijst c

Hoewel er op dit moment maar twee overige seksinrichtingen zijn wordt vastgehouden aan het oude maximumaantal van 5. Indien er in de markt behoefte is aan uitbreiding, kan deze in principe plaatsvinden.

 

De vergunningen worden voor een periode van drie jaar verleend.

 

Artikel 2

 

Ad a.

In woonstraten zal door de overwegende woonfunctie aldaar vestiging van seksinrichtingen de openbare orde en de beleving van het woon- en leefklimaat ernstig kunnen aantasten. Hinder van slaan met autodeuren, claxonneren en dergelijke, waarvan gelet op het karakter van dergelijke straten snel sprake zal zijn, doch ook gevoelens van onbehagen, angst voor ongewenste confrontatie, waardevermindering van de woning kunnen aanleiding geven tot conflictsituaties, waarmee zowel buurtbewoners als exploitanten van seksinrichtingen niet gebaat zijn.

 

Ad b.

De gedachte hierachter is, dat een seksinrichting erbij voor de bewoners nog eens extra overlast betekent vanwege de extra druk op één centraal punt.

 

Ad c.

De bewoners boven of naast winkels hebben op zich door de situering van hun woning al last van een winkel naast de deur, bijvoorbeeld door het laden en lossen, af- en aanloop klanten, parkeerproblemen overdag. Een seksinrichting erbij betekent vaak nog eens extra overlast, te meer daar de openingstijden van sommige categorieën van seksinrichtingen (o.a. prostitutiebedrijven) afwijken van de openingstijden van winkels. Bovendien bestaat de mogelijkheid dat de vestiging van een seksinrichting leidt tot leegstand en daardoor de aantasting van het winkelbestand in de buurt.

 

Ad d.

Concentratie van prostitutiebedrijven en een verdere concentratie van overige seksinrichtingen wordt niet voorgestaan en wel om de volgende redenen:

  • -

    kans op ghetto-vorming/verloedering van de buurt;

  • -

    ontstaan van druk op een centraal punt met kans op overlast;

  • -

    kans op tippelen e.d..

 

Artikelen 3 en 4

Deze artikelen worden gesteld in verband met de in artikel 3.3.1. , tweede lid, onder d, f en g genoemde belangen.

In 3 lid 3 onder a stond in het besluit abusievelijk 1,80 meter maar diende 3,35 m te zijn. Bij de controles door Bouw en Woningtoezicht werd bij de controles ook met 3,35 gewerkt.

In artikel 4 is opgenomen dat vergunningen voor drie jaar worden verleend. Daarbij moet de ondernemer jaarlijks een rapportage van de GGD overleggen. Deze verklaring van de GGD mag niet ouder zijn dan één jaar. Omdat niet alle vergunningen op dezelfde datum verleend zijn zullen de rapportages verspreid in het jaar ingeleverd worden.

 

Artikel 5

Dit artikel wordt, gelet op het bepaalde in artikel 3.3.1. , eerste lid, sub c, gesteld in verband met het in artikel 3.3.1., tweede lid, onder a genoemde belang en ter uitvoering van artikel 3.2.5. lid 2. Het Lid 2. is aangepast en lid 4 is toegevoegd naar aanleiding van de nieuwe model APV van VNG.

 

Artikel 6

Ter uitvoering hiervan kan de burgemeester op basis van artikel 3.2.3., tweede lid van de APV het sluitingstijdstip van 4.00 uur in een vergunningvoorschrift opnemen.

Een vergunning voor een prostitutiebedrijf heeft een geldigheidsduur van 1 jaar. Na afloop van dat jaar moet opnieuw een vergunningaanvraag worden ingediend. Indien in het voorgaande jaar regelmatig sprake is van overlast als gevolg van de exploitatie van het prostitutiebedrijf in de periode tussen 2.00 en 4.00 uur, kan de burgemeester besluiten de exploitant geen toestemming meer te geven het bedrijf tot 4.00 uur geopend te houden. Dit betekent dat het betreffende voorschrift niet meer aan de nieuwe vergunning wordt verbonden en het bedrijf gehouden is de normale sluitingstijd van 2.00 uur na te leven.

 

Dit laat onverlet de bevoegdheid die de burgemeester heeft om lopende het jaar de vergunning in te trekken indien de openbare orde wordt verstoord. Bovendien kan de burgemeester op basis van artikel 69A, eerste lid tijdelijk andere sluitingsuren vaststellen indien bijvoorbeeld de openbare orde wordt verstoord, overlast wordt veroorzaakt of het woon- en leefklimaat wordt aangetast.

 

Op dit moment zij er drie bedrijven die tot 04.00 uur geopend mogen zijn:

  • 1.

    Reeperbahn, Belcrumweg 46

  • 2.

    Erotisch Centrum, Haagweg 199

  • 3.

    Club Pompidou, Ulvenhoutselaan 92.