Organisatie | Breda |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Breda houdende gemeentelijke regelgeving op het gebied van openbare orde en veiligheid Algemene plaatselijke verordening Breda 2014 |
Citeertitel | Algemene plaatselijke verordening Breda 2014 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Aanwijsbesluit cameratoezicht openbare weg bedrijventerrein Doornbos, deel Goeseelstraat (01)
Aanwijsbesluit cameratoezicht openbare weg bedrijventerrein Hazeldonk (01)
Aanwijsbesluit cameratoezicht openbare weg bedrijventerrein Hoogeind-Zuid (01)
Aanwijsbesluit cameratoezicht openbare weg bedrijventerrein Steenakker (01)
Aanwijzingsbesluit (02) als bedoeld in artikel 2.2a.1.2, lid 1 van de APV Breda 2004
Aanwijzingsbesluit (03) als bedoeld in artikel 2.2a.1.2, lid 1 van de APV Breda 2004
Aanwijzingsbesluit alcoholverbod 2005
Aanwijzingsbesluit als bedoeld in artikel 5.1.7 lid 1 en lid 4 van de Algemene Plaatselijke Verordening Breda 2004
Aanwijzingsbesluit artikel 5.3.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening
Aanwijzingsbesluit 'De Vliet' als bedoeld in artikel 2.3.9a van de Algemene plaatselijke verordening Breda 2004
Aanwijzingsbesluit fietsenstallingsverbod NAC stadion
Aanwijzingsbesluit gebied verbod drankgebruik NAC stadion
Aanwijzingsbesluit veiligheidsrisicogebied binnenstad 01
Beleidslijn bedrijfsontruimingen
Beleidsnota Standplaatsen 2005
Beleidsregel stadionomgevingsverboden Breda 2010
Beleidsregel terrassen Breda 2006
Beleidsregels gebiedsverboden Breda 2011
Beleidsregeling hoofdstuk 2, afdeling 2a, paragraaf 1, APV-regeling Woon- en leefklimaat 2009
Beleidsregeling hoofdstuk 2, afdeling 2a, paragraaf 2, APV-regeling Woon- en leefklimaat 2011
Beleidsregels met betrekking tot de toepassing van de artikelen 3.1.1. tot en met 3.4.2 van de Algemene plaatselijke verordening Breda 2004
Besluit plaatsing reclameborden, plantenbakken en banken op de weg
Besluit plaatsing bouwobjecten op openbare plaatsen
Besluit plaatsing uitstallingen op openbare plaatsen
Besluit plaatsing terrassen op openbare plaatsen
Mandaatbesluit gebiedsverboden Breda 2011 (1)
Nadere regels ten aanzien van bouwobjecten
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-08-2017 | 05-07-2018 | artikel 2:12,2:13 | 13-07-2017 | BBV-2017-780 | |
28-12-2016 | 01-08-2017 | artikel 2:79 | 17-11-2016 | 45306 | |
28-07-2016 | 28-12-2016 | artikel 4:6, 4:7, 4:8, 4:9, 4:10, 4:11, 4:12, 4:13, 4:14, 4:15, 4:16, 4:17, 4:18, 4:19, hoofdstuk 4, afdeling 3, 4, bijlage I | 13-07-2016 | 44803 | |
22-07-2015 | 28-07-2016 | art. 2:13 | 04-06-2015 | 43398 | |
01-03-2015 | 22-07-2015 | Afdeling 7A, art. 2:32, 2:33 | 15-01-2015 | 42956 | |
31-01-2015 | 01-03-2015 | art. 2:13, 2:60, 2:61, art. 5:22a | 15-01-2015 | 42956 | |
31-01-2014 | 31-01-2015 | Nieuwe regeling | 19-12-2013 | 41394 |
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
Artikel 2:2 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan vóór de openbare aankondiging en ten minste 72 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
Afdeling 4. Bruikbaarheid van de weg
Artikel 2:5 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen vaneen weg
Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de provinciale wegenverordening, de waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Energie-, water- en telecommunicatieverordening Breda 2009.
Artikel 2:6 (Omgevings)vergunning voor het maken, hebben of veranderen van een uitweg of het gebruik daarvan te veranderen
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daar geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur of het Provinciaal wegenreglement. Tevens geldt het bepaalde in het eerste lid niet indien het om een locatie gaat waarvan in een door het college vastgesteld definitief ontwerp de uitwegen (in- en uitritten) in zijn totaliteit zijn opgenomen.
Afdeling 5. Veiligheid op de weg
Artikel 2:7 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of dat er op andere wijze voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat.
Artikel 2:8 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2:13 Organiseren evenement
Het college stelt jaarlijks een reserveringskalender vast voor het volgende kalenderjaar met in acht name van door het college vastgestelde beleidsregels en de afstemming met de nood- en hulpdiensten. Degene die voornemens is een A-, B-, of C- evenement te organiseren kan het college jaarlijks voor 1 oktober verzoeken een evenement te plaatsen op de kalender van het volgende jaar. Een dergelijk verzoek is geen aanvraag als bedoeld in het eerste lid. Aan de plaatsing van een evenement op de kalender kunnen geen rechten worden ontleend als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 2:15 Verboden evenement
Het is verboden een evenement te organiseren, toe te laten, feitelijk te leiden of daaraan deel te nemen indien gehandeld wordt in afwijking van de vergunning of van de voorschriften c.q. de beperkingen, die de burgemeester krachtens artikel 2:13 heeft gegeven.
Artikel 2:17 Op de weg achtergebleven stoffen na een evenement, demonstratie of optocht
Het college kan de organisator van een evenement, demonstratie of optocht, verplichten te zorgen dat de op of in de nabijheid van de plaats waar het evenement, de demonstratie of de optocht wordt of werd gehouden, op de weg achtergebleven stoffen, die het milieu verontreinigen en direct verband houden of hielden met het evenement, de demonstratie of de optocht, worden verwijderd overeenkomstig door hen te stellen regels.
Afdeling 7A. Woon- en leefklimaat
Artikel 2:18 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Inrichting: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis, clubhuis of daaraan verwante inrichting waar tegen vergoeding logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt, alsmede een bij dit bedrijf behorend terras en de andere aanhorigheden, uitgezonderd inrichtingen waarvoor een vergunning verplicht is als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet.
Artikel 2:23 Weigeringsgronden
De burgemeester kan de in artikel 2:20, eerste lid, bedoelde vergunning weigeren indien:
Artikel 2:24 Afwijking sluitingstijden: tijdelijke sluiting
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in het geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, voor één of meer inrichtingen, tijdelijk andere dan de voor de betreffende inrichtingen geldende sluitingstijden vaststellen of tijdelijke sluiting bevelen.
Artikel 2:25 Sluiting inrichting
De burgemeester kan een inrichting, al dan niet voor een bepaalde termijn, gesloten verklaren indien:
Artikel 2:26 Aanwezigheid in gesloten inrichting
Het is de exploitant of leidinggevende(n) verboden gedurende de tijd dat een inrichting is gesloten ingevolge de reguliere sluitingstijden of krachtens een op grond van artikel 2:24 dan wel artikel 2:25 genomen besluit, de inrichting voor bezoekers geopend te hebben of daarin één of meer bezoekers toe te laten of te laten verblijven.
Artikel 2:27 Aanwezigheid leidinggevende in de inrichting
Het is verboden een inrichting voor het publiek geopend te houden indien in de inrichting geen leidinggevende aanwezig is die op de vergunning vermeld staat.
Artikel 2:28 Intrekkinggronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.6 wordt de vergunning, als bedoeld in artikel 2:20, eerste lid, door de burgemeester ingetrokken indien:
aannemelijk is dat de exploitant of leidinggevende van de inrichting betrokken is, of hem ernstige nalatigheid kan worden verweten, bij activiteiten in of vanuit de inrichting die een gevaar opleveren voor de openbare orde en/of een bedreiging vormen voor het woon- en leefklimaat in de omgeving van de inrichting;
Artikel 2:30 Overgangsbepaling
Wordt door de exploitant van een inrichting, als bedoeld in het eerste lid, binnen de in het eerste lid genoemde termijn een ingevolge artikel 2:20, eerste lid, vereiste vergunning aangevraagd, dan wordt de tijdelijke vergunning als bedoeld in het eerste lid geacht te zijn verlengd tot het tijdstip waarop door de burgemeester op de aanvraag is beslist.
Artikel 2:32 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Inrichting: een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet handelingen en/of werkzaamheden worden verricht die zijn aan te merken als het exploiteren van hetgeen in het maatschappelijk verkeer wordt aangeduid als smartshop, headshop, belshop of internetcafé;
De burgemeester kan de in artikel 2:33, eerste lid, bedoelde vergunning weigeren indien:
Artikel 2:37 Afwijking sluitingstijden: tijdelijke sluiting
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in het geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, voor één of meer inrichtingen, tijdelijk andere dan de voor de betreffende inrichtingen geldende sluitingstijden vaststellen of tijdelijke sluiting bevelen.
De burgemeester kan een inrichting, al dan niet voor een bepaalde termijn, gesloten verklaren indien:
Artikel 2:39 Aanwezigheid in gesloten inrichting
Het is de exploitant of leidinggevende(n) verboden gedurende de tijd dat een inrichting is gesloten ingevolge de reguliere sluitingstijden of krachtens een op grond van artikel 2:37, dan wel artikel 2:38 genomen besluit, de inrichting voor bezoekers geopend te hebben of daarin één of meer bezoekers toe te laten of te laten verblijven.
Artikel 2:40 Intrekkinggronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.6 wordt de vergunning als bedoeld in artikel 2:33, eerste lid, door de burgemeester ingetrokken indien:
aannemelijk is dat de exploitant of leidinggevende van de inrichting betrokken is, of hem ernstige nalatigheid kan worden verweten, bij activiteiten in of vanuit de inrichting die een gevaar opleveren voor de openbare orde en/of een bedreiging vormen voor het woon- en leefklimaat in de omgeving van de inrichting;
Artikel 2:41 Aanwezigheid leidinggevende in de inrichting
Het is verboden een inrichting voor het publiek geopend te houden indien in de inrichting geen leidinggevende aanwezig is die op de vergunning vermeld staat.
Artikel 2:43 Overgangsbepaling
Wordt door de exploitant van een inrichting als bedoeld in het eerste lid binnen de in het eerste lid genoemde termijn een ingevolge artikel 2:34, eerste lid, vereiste vergunning aangevraagd, dan wordt de tijdelijke vergunning als bedoeld in lid 1 geacht te zijn verlengd tot het tijdstip waarop door de burgemeester op de aanvraag is beslist.
Artikel 2:45 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
de betaald voetbalorganisatie NAC Breda, indien het betreft een voetbalwedstrijd waarbij het eerste elftal van de betaald voetbalorganisatie NAC Breda als thuisspelende ploeg betrokken is; b) de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond, indien het betreft een voetbalwedstrijd tussen voetbalorganisaties afkomstig van buiten de gemeente Breda, waarbij tenminste één betaald voetbalorganisatie is betrokken, dan wel in geval van wedstrijden tussen vertegenwoordigende elftallen;
stadion: het voetbalstadion gelegen aan Stadionstraat 23, onder de omgeving wordt verstaan, het gebied dat wordt omsloten door de parallelweg Lunetstraat (vanaf hoek Spinveld) en de Valveeken voor zover deze parallel loopt met de Lunetstraat, de spoorlijn Breda – Breda Prinsenbeek en de Westerparklaan met de daarbij behorende bermen.
Indien een kennisgeving, gelet op het tijdstip waarop de speeldatum wordt vastgesteld, niet vier weken tevoren kan worden gedaan, dient de organisator van de na de vaststelling van de speeldatum hiervan onmiddellijk de burgemeester schriftelijk in kennis te stellen, maar in ieder geval één week voor de speeldatum.
Het is verboden bij een voetbalwedstrijd als bedoeld in artikel 2:45, tweede lid, de orde te verstoren.
Artikel 2:48 Opvolgen aanwijzingen
Een ieder is verplicht bij een voetbalwedstrijd alle aanwijzingen van ambtenaren van politie en brandweer in het belang van openbare orde of veiligheid terstond en stipt op te volgen.
Artikel 2:50 Stadionomgevingsverbod
De burgemeester kan aan een persoon in het belang van de openbare orde schriftelijk het verbod opleggen zich op te houden in de omgeving van het stadion vanaf 4 uur voor het vastgestelde aanvangstijdstip tot 4 uur na afloop van voetbalwedstrijden van de organisator. Het verbod geldt voor een bepaalde periode welke niet langer is dan 2 jaar.
Artikel 2:51 Verwijderingplicht voetbalsupporters
Personen, die zich door kleding, uitrusting of gedraging manifesteren als voetbalsupporters, en niet in het bezit zijn van een geldig toegangsbewijs voor de voetbalwedstrijd dan wel tegen wie het vermoeden bestaat dat zij voornemens zijn de orde te verstoren, zijn verplicht zich op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie met inachtneming van diens aanwijzingen, naar een in het bevel aangegeven plaats, dan wel buiten de gemeentegrenzen te begeven en te blijven op de wedstrijddag.
Artikel 2:52 Supportersstromen
Al degenen die behoren tot de supportersaanhang van een bezoekende betaald voetbalclub en dat door bijvoorbeeld kleding, uitrusting, gedragingen of anderszins kenbaar maken en in het bezit zijn van een geldig toegangsbewijs voor de te bezoeken wedstrijd zijn verplicht in omstandigheden als bedoeld in artikel 175 van de Gemeentewet om hun weg naar het stadion te vervolgen zodra ze de gemeente bereiken.
Al degenen die behoren tot de supportersaanhang van een bezoekende betaald voetbalclub en dat door bijvoorbeeld kleding, uitrusting, gedragingen of anderszins kenbaar maken zijn verplicht in omstandigheden als bedoeld in artikel 175 van de Gemeentewet om direct na afloop van de wedstrijd te vertrekken en weg te blijven uit de gemeente.
Al degenen die behoren tot de supportersaanhang van een bezoekende betaald voetbalclub en dat door bijvoorbeeld kleding, uitrusting, gedragingen of anderszins kenbaar maken en niet in het bezit zijn van een geldig toegangsbewijs voor de wedstrijd alsmede op een of andere wijze de openbare orde verstoren of dreigen te verstoren dan wel racistisch gedrag vertonen of racistische uitlatingen doen zijn verplicht zich in omstandigheden als bedoeld in artikel 175 van de Gemeentewet op eerste aanzegging van de politie buiten de gemeentegrenzen te begeven in de door de politie aan te geven route en richting, behalve indien zij woonachtig zijn in de gemeente Breda.
Afdeling 8 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:54 Plakken en kladden
Voor de toepassing van het tweede lid wordt onder “degene die laat aanplakken of laat aanbrengen” verstaan, degene die anderen opdracht geeft zaken aan te plakken of aan te brengen die zijn of haar goederen, diensten of activiteiten aanprijzen dan wel degene wiens goederen, diensten of activiteiten op een reclamemiddel of een voorwerp worden aangeprezen.
Artikel 2:56 Bezit van inbrekerswerktuigen en hulpmiddelen voor winkeldiefstal
Het is verboden op een openbare plaats te vervoeren of bij zich te hebben: lopers, valse sleutels, touwladders, lantaarns of enig ander gereedschap, voorwerp of middel, dat ertoe kan dienen zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2:59 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op of aan de weg een fiets of bromfiets te plaatsen of te laten staan:
Artikel 2:60 Hinderlijk drankgebruik op de weg
Het is verboden voor personen die de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt op een openbare plaats alcoholhoudende drank te nuttigen of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben indien daardoor aan weggebruikers of bewoners van nabij gelegen woningen overlast of hinder wordt veroorzaakt of een gerechtvaardigde vrees daarvoor is.
Artikel 2:63 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel en op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze ruimte is bestemd. Onder deze ruimten worden in elk geval begrepen: portalen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages en rijwielstallingen.
Artikel 2:64 Hinder in verband met bedreiging van de openbare orde
Het is verboden op of aan een openbare plaats, die door de burgemeester zijn aangewezen omdat het belang van de bescherming van de openbare orde dit naar zijn oordeel nodig maakt, deel te nemen aan een groep van meer dan vier personen, waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen, dat deze groep een bedreiging van de openbare orde met zich meebrengt.
Artikel 2:67 Loslopende honden, verboden plaatsen
Het is de eigenaar of houder van een hond of degene die een hond onder zijn toezicht heeft, verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:
Afdeling 9. Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: een handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:74 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
Artikel 2:76 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Afdeling 11. Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2:77 Bestuurlijke ophouding, Veiligheidsrisicogebieden en Cameratoezicht op openbare plaatsen
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet te besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel 2:1, 2.14, 2:15, 2:16, 2:47, 2:49, 2:50, 2:51, 2:58, 2:59 en 2:62 van de Algemene plaatselijke verordening Breda groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2:78 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aan te wijzen als veiligheidsrisicogebied.
Hoofdstuk 3. Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combina elkaar;tie met
In de aanvraag om vergunning en in de vergunning wordt in ieder geval vermeld:
een verklaring en het rapport van de GGD dat de seksinrichting , zijnde een prostitutiebedrijf of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar, dan wel met een seksbioscoop,seksautomatenhal of sekstheater, voldoet aan de vereisten zoals vastgesteld in de door het bevoegd bestuursorgaan vastgestelde beleidsregeling in verband met gezondheid en zedelijkheid.
Artikel 3:3 Gedragseisen exploitant en beheerder
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij ten minste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht , wegens dan wel mede wegens overtreding van:
De exploitant of de beheerder zijn binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.
Artikel 3:6 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht , in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie ; en
Met het oog op de in artikel 3:10, tweede lid, genoemde belangen kan door politieambtenaren een daartoe aangewezen Buitengewoon opsporingsambtenaar aan personen die zich bevinden op de wegen en tijden bedoeld in het eerste lid, het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.
De burgemeester kan met het oog op de in artikel 3:10, tweede lid, genoemde belangen personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid bij besluit verbieden zich gedurende bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen en op de tijden bedoeld in het eerste lid.
Artikel 3:8 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijken
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Voor seksinrichtingen en in Nederland gevestigde escortbedrijven kan, onverminderd het bepaalde in artikel 1:8, de vergunning bedoeld in artikel 3:2, eerste lid, worden geweigerd dan wel de aanwijzing of vaststelling bedoeld in artikel 3:7, eerste lid, achterwege gelaten, in het belang van:
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant besluit de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:10, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 4. Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 2. Kamperen buiten kampeerterreinen
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Artikel 4:5 Nachtverblijf op of aan de weg
Het is verboden op of aan een openbare plaats, al dan niet in een voertuig, te overnachten, dan wel op of aan een openbare plaats een voertuig, woonwagen, tent, caravan of een en soortgelijk of ander onderkomen te plaatsen met het kennelijk doel dit als slaapplaats te gebruiken of daarin te overnachten dan wel gelegenheid daartoe te bieden.
Afdeling 3. Het bewaren van houtopstanden
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Afzetten: onderhouds- c.q. beheermaatregel binnen een Landschapselement, in de vorm van het periodiek kappen van hakhout ter uitvoering van regulier onderhoud, waarbij de houtopstand tot op enkele (tientallen) centimeters boven de grond wordt afgezaagd met als doel, naast eventuele houtoogst, het verjongen van de houtopstand ter verbetering en bestendiging van het ecologisch functioneren van de houtopstand.
Boom: een houtachtig, opgaand gewas, zowel levend als afgestorven met een minimale hoogte van 200 centimeter en een duidelijke - al dan niet betakte - stam en een duidelijke kroon, met dien verstande dat, indien een duidelijke kroon ontbreekt als gevolg van het knotten deze houtopstand tevens wordt aangemerkt als boom.
Dunnen: onderhouds- c.q. beheermaatregel binnen een Landschapselement, in de vorm van kap als verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei en instandhouding van de overblijvende houtopstand waardoor een betere structuur in de houtopstand wordt gecreëerd, met als doel, naast eventuele houtoogst, het bevorderen van de groeiomstandigheden (zowel boven- als ondergronds) van de overblijvende houtopstanden en eventueel het beïnvloeden van de soortensamenstelling ter verbetering en bestendiging van het ecologisch functioneren van de houtopstand, een en ander met behoud van het boskarakter.
Vellen: rooien; kappen; kandelaberen; verplanten; het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van knotten of kandelaberen; het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die tot de dood, ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand kunnen leiden.
Artikel 4:8 Ambtshalve of op verzoek aanwijzen Waardevolle houtopstanden
Voor houtopstanden waarvoor een verzoek dan wel een ambtshalve voornemen als bedoeld in lid 1 van toepassing is, treedt een verbod op het (doen) vellen van de houtopstanden in werking vanaf de dag waarop het verzoek of het ambtshalve voornemen bekend is gemaakt. Dit verbod wordt pas opgeheven indien het college besluit de houtopstanden niet aan te wijzen als Waardevolle houtopstand of het besluit geen rechtskracht heeft gekregen.
Artikel 4:9 Verbod op het vellen van Waardevolle houtopstanden
Het in het eerste lid bedoelde verbod op het (doen) vellen van Waardevolle houtopstanden is niet van toepassing op:
houtopstanden waarvoor een vergunningplicht geldt voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald (artikel 2.1, eerste lid onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht);
Een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het (doen) vellen van Waardevolle houtopstanden kan enkel worden aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de boom te beschikken.
Indien de aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 1, op het moment van aanvraag redelijkerwijs, bijvoorbeeld bij acuut gevaar of vergelijkbaar spoedeisend belang van openbare orde of veiligheid, niet beschikt over een herplantplan en de wel verstrekte gegevens voldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag wordt, in afwijking van hetgeen bepaald in lid 3 van dit artikel, het herplantplan op een later tijdstip, doch niet later dan 6 weken na de beslissing op de aanvraag, overlegd.
Artikel 4:11 Herplant-/instandhoudingsplicht
Aan de omgevingsvergunning voor het (doen) vellen van houtopstanden kan het bevoegd gezag het voorschrift verbinden dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden overgegaan tot geheel of gedeeltelijke herplant, al dan niet overeenkomstig het bij aanvraag overlegde en door het college goedgekeurde Herplantplan.
Indien redelijkerwijs niet (volledig) kan worden voldaan aan de herplantplicht kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in lid 1 en lid 2 van dit artikel en aan de omgevingsvergunning voor het (doen) vellen van houtopstanden het voorschrift verbinden dat een financiële bijdrage wordt gestort.
Artikel 4:12 Moment benutting omgevingsvergunning
Aan de omgevingsvergunning voor het (doen) vellen van Waardevolle houtopstanden die is verleend in relatie tot (bouw)werkzaamheden, het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie, kan het bevoegd gezag het voorschrift verbinden dat pas mag worden overgegaan tot het (doen) vellen van houtopstanden bij het starten van de (bouw)werkzaamheden.
Artikel 4:13 Illegaal vellen / tenietgaan van houtopstanden
Als zonder omgevingsvergunning voor het (doen) vellen van Waardevolle houtopstanden is overgegaan tot het (laten) vellen van deze Waardevolle houtopstanden, dan wel dat deze Waardevolle houtopstanden op andere wijze teniet zijn gegaan, kan het bevoegd gezag aan de eigenaar de verplichting opleggen dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen moet worden herplant.
Afdeling 4 Algemene bepalingen betreffende houtopstanden
Artikel 4:16 Bestrijding van boomziekten
Als zich op een terrein één of meer houtopstanden bevinden die naar het oordeel van het bevoegd gezag gevaar opleveren van verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten en schimmels, is de eigenaar, als hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:
Artikel 4:17 Afstand van de erfgrenslijn
De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en op nihil voor heesters en heggen.
Artikel 4:18 Uitzicht belemmerende beplanting
De eigenaar van een boom, heg, struik of andere beplanting die aan het wegverkeer het vrije uitzicht kan belemmeren of daaraan op andere wijze hinder of gevaar kan opleveren, is verplicht deze beplanting te snoeien, of op te binden, of te verwijderen na aanschrijving door het bevoegd gezag, binnen een door hen te stellen termijn en overeenkomstig hun aanwijzingen.
Artikel 4:19 Overgangsbepalingen
Besluiten, genomen krachtens de Bomenverordening 2001 en Bomenverordening 2010 en de daarbij behorende Regeling waardevolle bomen en bomenstructuren, Regeling Herplantplicht Bomenverordening Breda 2010 en, Lijst van waardevolle bomen en Gemeentelijke Bomenstructuur, blijven - indien en voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in Hoofdstuk 4, Afdeling 3 en 4 van deze verordening - van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van Hoofdstuk 4, Afdeling 3 en 4 van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing op grond van de verordeningen, regelingen en lijst als bedoeld in lid 1, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van Hoofdstuk 4, Afdeling 3 en 4 van deze verordening nog niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van Hoofdstuk 4, Afdeling 3 en 4 van deze verordening toegepast.
Hoofdstuk 5. Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:11 Overlast van fiets en bromfiets
Het is verboden om op de door het college aangewezen plaatsen op de weg een fiets of bromfiets:
waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de omgeving, hinder of overlast veroorzaakt, het doelmatig beheer en onderhoud van de openbare ruimte hindert of belemmert dan wel schade aan de openbare gezondheid kan veroorzaken.
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op een fiets of bromfiets waarvan de eigenaar of houder kan aantonen dat hij voor het gebruik daarvan afhankelijk is en in verband daarmee een ontheffing ingevolge de RVV heeft verkregen voor het rijden over de voor voetgangers bestemde weggedeelten, en het laten staan van die fiets of bromfiets geen (potentieel) gevaar veroorzaakt.
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
Een vergunning bedoeld in het eerste lid wordt in ieder geval geweigerd indien sprake is van het aanbieden, verkopen of verstrekken van goederen op de plaats waar een evenement zoals bedoeld in artikel 2.12 plaatsvindt, gedurende de tijd dat dit evenement plaatsvindt waarvoor de burgemeester een vergunning heeft verleend en voor zover de organisator handelt overeenkomstig de vergunningsvoorschriften en de beperkingen die aan de vergunning zijn verbonden, en de aanbieding, verkoop of verstrekking geen deel uitmaakt van het evenement.
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Artikel 5:21 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is verboden op, in of boven openbaar water voorwerpen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien deze door hun omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Artikel 5:22a Wachtlijst ligplaatsvergunning
Indien een plaats vrijkomt, stellen Burgemeester en Wethouders de op de wachtlijst geplaatste gegadigden, te beginnen met de hoogst geplaatste, in de gelegenheid een aanvraag voor een ligplaatsvergunning in te dienen. Na vergunningverlening wordt de vermelding op de wachtlijst doorgehaald. Indien aan personen aan wie reeds eerder een ligplaatsvergunning is verleend, een nieuwe ligplaatsvergunning wordt verleend, komt de eerder verleende vergunning te vervallen.
Artikel 5:24 Verbod innemen ligplaats
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens artikel 5:22,derde lid en 5:23 bepaalde.
Artikel 5:25 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen die bij de gemeente in beheer zijn.
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Afdeling 6. Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Artikel 5:30 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard.
Afdeling 7. Verstrooiing van as
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Hoofdstuk 6. Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Artikel 6:2 Toezichthouders en politie
Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aangewezen personen en de politie.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Nu een nieuwe APV wordt vastgesteld is het noodzakelijk overgangsrecht op te nemen, om te voorkomen dat bevoegde organen die in het verleden nadere regels, beleidsregels, vrijstellingen, aanwijzingsbesluiten e.d., op basis van de oude APV hebben vastgesteld, nieuwe regels moeten vaststellen. Op grond van dit overgangsrecht blijven genomen besluiten geldig.
Besluiten, genomen krachtens de Algemene plaatselijke verordening Breda 2004, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.
Bijlage I: Bomenkaart; vergunningplichtige houtopstanden
http://breda.maps.arcgis.com/apps/webappviewer/index.html?id=605cfa90a130440dabb91ba8e4f7c2da