Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Lansingerland

Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive Lansingerland 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLansingerland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive Lansingerland 2013
CiteertitelVerordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive Lansingerland 2013
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet werk en bijstand, art. 8, lid 1, onderdeel i

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201301-01-2015Nieuwe verordening

25-04-2013

In de Heraut, 1 mei 2013

BR1300043/ BW1300161/ T13.01584

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive Lansingerland 2013

 

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    beslagvrije voet: beslagvrije voet als bedoeld in de artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

  • b.

    toepasselijke bijstandsnorm: de hoogte van de bijstandsnorm bedoeld in artikel 5, onderdeel c van de wet die geldt voor de alleenstaande of het gezin die de bestuurlijke boete opgelegd krijgt;

  • c.

    recidiveboete: bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18a, vijfde lid, van de Wet werk en bijstand;

  • d.

    verrekenen: verrekening als bedoeld in artikel 60, vierde lid, van de Wet werk en bijstand.

Hoofdstuk 2. Bescherming beslagvrije voet bij verrekening wegens recidive

Artikel 2. Verrekenen bij voldoende saldo

  • 1.

    Indien het saldo van alle bank- en spaarrekeningen van de belanghebbende(n) ten minste tweemaal de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt, verrekenen burgemeester en wethouders de recidiveboete zonder inachtneming van de beslagvrije voet.

  • 2.

    De verrekening, bedoeld in het eerste lid, geschiedt gedurende een tijdvak van drie maanden vanaf de maand na dagtekening waarop de bestuurlijke boete is opgelegd.

Artikel 3. Verrekenen bij geen of onvoldoende saldo

Op schriftelijk verzoek van de belanghebbende(n), verrekenen burgemeesters en wethouders de recidiveboete, indien is aangetoond dat het saldo van alle bank- en spaarrekeningen van de belanghebbende(n) lager is dan tweemaal de toepasselijke bijstandsnorm, op de volgende wijze;

  • a.

    gedurende één maand zonder inachtneming van de beslagvrije voet, vanaf het moment van de dagtekening waarop de bestuurlijke boete is opgelegd;

  • b.

    aansluitend op de verrekening als bedoeld onder a, verrekenen burgemeester en wethouders de recidiveboete in de daarop volgende twee maanden op een dusdanige wijze dat belanghebbende(n) blijft beschikken over een inkomen ter hoogte van 80% van de toepasselijke bijstandsnorm.

Artikel 4. Verrekenen met inachtneming beslagvrije voet

In afwijking van de artikelen 2 en 3 kunnen burgemeester en wethouders, op schriftelijk verzoek van de belanghebbende(n), de recidiveboete met inachtneming van de beslagvrije voet verrekenen. Bij schriftelijk verzoek dient de belanghebbende(n):

  • a.

    aannemelijk te maken dat verrekening op de wijze, bedoeld in de artikelen 2 of 3, zou leiden tot huisuitzetting van belanghebbende(n); of

  • b.

    anderszins sprake is van dringende redenen.

Artikel 5. Eerder opgelegde bestuurlijke boetes

De artikelen 2, 3 en 4 zijn van overeenkomstige toepassing op de verrekening van de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 18a, eerste lid, van de Wet werk en bijstand, indien en voor zover deze boete nog niet is betaald op het moment van verrekening van de recidiveboete.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2013.

Artikel 7. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive Lansingerland 2013.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Lansingerland in de openbare raadsvergadering van 25 april 2013.

De griffier, De voorzitter,

Kees van ’t Hart Ewald van Vliet

Toelichting

Algemeen deel

Op 1 januari 2013 is de "Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving", de zogenaamde Fraudewet, in werking getreden. Voor de Wet werk en bijstand (WWB) introduceert deze wet de bestuurlijke boete bij een verwijtbare schending van de inlichtingenplicht. Het college van burgemeester en wethouders is verplicht de bestuurlijke boete met de lopende uitkering te verrekenen. In beginsel moet bij deze verrekening de bescherming van de beslagvrije voet (garantie tot het behouden van 90 % van de toepasselijke bijstandsnorm) in acht genomen worden. Is echter sprake van een bestuurlijke boete wegens herhaalde schending van de inlichtingenplicht (recidive), dan kan het college besluiten gedurende maximaal drie maanden te verrekenen zonder rekening te houden met de bescherming die de beslagvrije voet biedt.

 

Bij schending van de inlichtingenplicht in de WWB werd tot 1 januari 2013 de uitkering afgestemd door toepassing van de Afstemmingsverordening WWB. Dit betekende dat er gedurende een of meerdere maanden een verlaging van de uitkering plaatsvond. De Fraudewet brengt verandering in het sanctioneren van schending van de inlichtingenplicht. In plaats van een verlaging van de uitkering, wordt per 1 januari 2013 een bestuurlijke boete opgelegd als sprake is van een verwijtbare schending van de inlichtingenplicht. Een bestuurlijke boete is een geldboete ten hoogte van maximaal het benadelingsbedrag voor de gemeente.

 

Met de komst van de Fraudewet is de gemeenteraad per 1 januari 2013 verplicht in een verordening nadere regels te stellen over de bevoegdheid om de beslagvrije voet tijdelijk buiten werking te stellen bij verrekening van de recidiveboete. Gemeenten krijgen daarmee de ruimte een afweging te maken van situaties of omstandigheden waarin het buiten werking stellen van de beslagvrije voet niet proportioneel wordt geacht. De nieuwe bevoegdheid kan op veel verschillende manieren worden ingevuld.

Beslagvrije voet

De beslagvrije voet is het deel van de uitkering waarover geen beslag gelegd kan worden of verrekening kan plaatsvinden vanwege rechtsbescherming van een minimum inkomen. Dit op grond van het Wetboek van Burgerlijk Rechtsvordering. Belanghebbenden blijven door de bescherming van de beslagvrije voet over 90 % van het geldende minimum inkomen beschikken voor zijn of haar levensonderhoud. De bevoegdheid van de gemeenteraad strekt zich uit tot het al dan niet in acht nemen van de beslagvrije voet bij verrekening van de recidiveboete.

 

De gemeente Lansingerland kiest ervoor om de recidiveboete volledig en maximaal te verrekenen voor de duur van drie maanden. Het gaat immers om een boete bij recidive: de belanghebbende heeft voor de tweede maal verwijtbaar zijn inlichtingenplicht geschonden, waarbij volledige verrekening proportioneel wordt geacht.

 

In de verordening wordt wel de mogelijkheid aan de recidivist geboden, om aan te tonen, dat verrekening van de bestuurlijke boete niet proportioneel is. Hiervoor is aansluiting gemaakt bij het actuele banksaldo van de belanghebbende en diens gezinsleden om tijdens de verrekening van de recidiveboete te individualiseren. Tevens wordt in de verordening aangegeven dat er van verrekening met de beslagvrije voet wordt afgezien, alser sprake is van dringende redenen die leiden tot een situatie van onredelijke en onbillijke aard. Door een individuele beoordeling te maken rondom de verrekening, houdt het college op verzoek van de belanghebbende rekening met de omstandigheden in de individuele situatie. Het niet kunnen betalen van de vaste lasten kan immers leiden tot een schuldenproblematiek met gevolgen voor de woonsituatie van de belanghebbende en zijn gezinsleden. Uiteraard moet de belanghebbende deze problematiek deels zelf oplossen, maar biedt het college de mogelijkheid tot maatwerk. Door dit maatwerk is er balans tussen de aanscherping van de handhaving en de zorgplicht van de gemeente.

 

De bevoegdheid van de gemeenteraad strekt zich slechts uit over het al dan niet in acht nemen van de beslagvrije voet bij verrekening van de recidiveboete. Terugvordering van ten onrechte verstrekte uitkering als gevolg van een schending van de inlichtingenplicht, is een wettelijke verplichting. Bij verrekening van de terugvordering dient echter altijd rekening gehouden te worden met de beslagvrije voet.

 

Gemeenten kunnen te maken krijgen met verzoeken van andere gemeenten om een door hen opgelegde recidiveboete te verrekenen. De bevoegdheid tot verrekenen kan plaatsvinden zonder machtiging van de belanghebbende, een zogenaamde pseudoverrekening, welke op grond van artikel 60a van de WWB kan worden toegepast. Het college, dat de boete heeft opgelegd, zal in dat geval aangeven in hoeverre het de beslagvrije voet in acht wil nemen (volgens de regels van de gemeentelijke verordening). De gemeente die de uitkering verstrekt, moet in beginsel gehoor geven aan dit verzoek. Mocht de beslagvrije voet niet gerespecteerd worden, dan kan de belanghebbende het college waarvan hij uitkering ontvangt, verzoeken de beslagvrije voet toch in acht te nemen. In artikel 60b, tweede lid, van de WWB is geregeld dat het college die de uitkering verstrekt, de bevoegdheid heeft aan dit verzoek van belanghebbende tegemoet te komen. Het ligt voor de hand dat het college bij de beslissing op dat verzoek handelt analoog aan de regels die in de eigen gemeentelijke verordening zijn vastgelegd.

Periode

Een bestuurlijke boete wordt verrekend in de maand volgend op het besluit. Van recidive is sprake tot vijf jaar na het opleggen van de (eerste) boete.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begrippen

In deze bepaling zijn een aantal begrippen nader omschreven. De meeste behoeven geen nadere toelichting.

Beslagvrije voet

De beslagvrije voet is het deel van de uitkering waarover geen beslag gelegd kan worden of verrekening kan plaatsvinden vanwege rechtsbescherming van een minimum inkomen. Dit op grond van het Wetboek van Burgerlijk Rechtsvordering. Belanghebbenden blijven door de bescherming van de beslagvrije voet over 90 % van het geldende minimum inkomen beschikken voor zijn of haar levensonderhoud.

Saldo bankrekeningen

De VNG verordening kent de definitie ‘bezit’. Het gaat daarbij om (de waarde van) alle bezittingen waarover een belanghebbende of diens gezinsleden beschikken of redelijkerwijs kunnen beschikken. Bezittingen kunnen zowel bestaan uit geld als op geld waardeerbare goederen. In de uitvoering moet, voordat de verrekening toegepast kan worden, een onderzoek plaatsvinden naar gelden en op geld waardeerbare goederen. Om de verrekening uitvoeringstechnisch efficiënt en simpel te houden is de keuze gemaakt om niet het begrip ‘bezit’ toe te passen, maar te kiezen voor het actieve saldo van alle bank- en spaarrekeningen van de belanghebbende en diens gezinsleden.

Een belanghebbende die vanwege de volledige verrekening met de beslagvrije voet zonder inkomsten komt te zitten, zal het saldo van de bankrekeningen waarover hij of zijn gezinsleden beschikt of redelijkerwijs kan beschikken, volledig moeten aanwenden om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te kunnen voorzien.

Verrekenen

De WWB kent een ruimer begrip van verrekenen dan het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Voor de duidelijkheid is daarom een aparte begripsbepaling opgenomen in de verordening.

Artikel 2. Verrekenen bij voldoende saldo

Uitgangspunt van deze verordening is dat volledige verrekening zonder toepassing van de beslagvrije voet plaats vindt gedurende de maximale termijn van drie maanden als de belanghebbende en diens gezinsleden over voldoende saldo beschikken om dit op te kunnen vangen. Dat uitgangspunt is vastgelegd in artikel 2 van deze verordening. Van voldoende saldo is sprake als het saldo van alle bank- en spaarrekeningen waarover belanghebbende en diens gezinsleden beschikt op de datum van het besluit tot het opleggen van de recidiveboete, ten minste tweemaal de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt. Immers, bij aanwending van deze gelden, zou een periode van drie maanden overbrugd moeten kunnen worden. Voor deze keuze is aansluiting gezocht bij de mogelijkheid tot afstemming voor een maand met 100 %, zoals deze in de Afstemmingsverordening van toepassing is. Bijvoorbeeld als een belanghebbende door eigen toedoen algemeen geaccepteerde arbeid niet heeft behouden, vindt afstemming plaats van 100 % op de toepasselijke bijstandsnorm. Hierdoor heeft de belanghebbende een maand geen bijstand om in zijn levensonderhoud te voorzien.

Artikel 3. Verrekenen bij geen of onvoldoende saldo

Het college biedt de mogelijkheid tot individualisering op schriftelijk verzoek van de belanghebbende. Indien wordt aangetoond dat belanghebbende en diens gezinsleden over onvoldoende saldo beschikken, om een periode van drie maanden door volledige verrekening zonder toepassing van de beslagvrije voet te kunnen overbruggen, vanaf de datum van het besluit tot het opleggen van de recidiveboete is genomen. Als het saldo van alle bank- en spaarrekeningen, waar men per direct over kan beschikken, van de belanghebbende of diens gezinsleden, minder bedragen dan tweemaal de toepasselijke bijstandsnorm, dan verrekent het college slechts één maand zonder inachtneming van de beslagvrije voet. Voor de overige twee maanden vindt weliswaar verrekening met de beslagvrije voet plaats, maar niet volledig. Belanghebbende blijft beschikken over een inkomen ter hoogte van 80% van de toepasselijke bijstandsnorm.

 

Voor het percentage van 80% is aansluiting gezocht bij de invorderingsmogelijkheden die de Belastingdienst heeft bij notoire wanbetalers. Onder omstandigheden kan deze de beslagvrije voet (90% van de toepasselijke bijstandsnorm) verlagen met 10% op grond van artikel 19, eerste lid, van de Invorderingswet 1990.

 

De mogelijkheid tot individualiseren in dit artikel wordt toegepast, tenzij een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid heeft plaatsgevonden. Als blijkt dat in de voorliggende twee maanden voorafgaand aan de datum van het indienen van het schriftelijk verzoek, een tekort schietend besef van verantwoordelijkheid heeft plaatsgevonden, dat heeft geleid tot onvoldoende saldo op de bank- en spaarrekeningen van de belanghebbende en diens gezinsleden, ziet het college gemotiveerd af van individualisering.

 

Met de gekozen opzet wordt enerzijds uiting gegeven aan het principe dat fraude niet mag lonen. Het gaat hier immers om belanghebbenden die herhaaldelijk hun inlichtingenplicht hebben geschonden. Daar mag een duidelijk signaal tegenover staan. Anderzijds wordt rekening gehouden met de zorgplicht van gemeenten. Het volledig buiten werking stellen van de beslagvrije voet gedurende drie maanden kan kwalijke maatschappelijke consequenties hebben. Dat moet voorkomen worden, nu de regeling daarmee zijn doel voorbij zou schieten.

Artikel 4. Verrekenen met inachtneming beslagvrije voet

Hoewel het hier gaat om een herhaaldelijke schending van de inlichtingenplicht, zijn situaties denkbaar waarin volledige verrekening zonder toepassing van de beslagvrije voet niet aanvaardbaar wordt geacht. Die situaties komen aan de orde in artikel 4. Het gaat daarbij altijd om individuele omstandigheden waaraan het college zal moeten toetsen.

 

In onderdeel a is geregeld dat het college kan besluiten in afwijking van de artikelen 2 en 3 toch de beslagvrije voet te respecteren wanneer volledige verrekening waarschijnlijk leidt tot huisuitzetting van belanghebbende en diens gezin. Voorkomen moet worden dat een belanghebbende door de volledige verrekening op straat komt te staan, nu dit de problematiek alleen maar verergert, met alle maatschappelijke kosten van dien. Het is aan de belanghebbende(n) om met een schriftelijk verzoek aan te tonen dat verrekenen zonder inachtneming van de beslagvrije voet zou leiden tot huisuitzetting.

 

Een dreigende huisuitzetting wordt in deze verordening gezien als een dringende reden om van verrekening met de beslagvrije voet af te zien. Dat volgt uit het woord 'anderszins' in onderdeel b. Ook bij aanwezigheid van andere dringende redenen dan een dreigende huisuitzetting, kan het college rekening houden met de bescherming van de beslagvrije voet. Van dringende redenen is niet snel sprake. Het gaat slechts om incidentele gevallen, waarbij de behoeftige omstandigheden waarin de belanghebbende en diens gezinsleden verkeren op geen enkele andere wijze te verhelpen zijn. Het enkele feit dat het belanghebbende door de verrekening aan middelen ontbreekt om in het bestaan te voorzien, is op zich geen voldoende voorwaarde om te kunnen spreken van dringende redenen.

Artikel 5. Eerder opgelegde bestuurlijke boetes

In artikel 60b, derde lid, van de WWB is bepaald dat de bevoegdheid om te verrekenen met de beslagvrije voet ook van toepassing is op eerder opgelegde bestuurlijke boetes voor zover op het moment van verrekening van de recidiveboete, die eerdere boetes nog niet zijn betaald. Mocht het college die eerdere, nog openstaande boetes gaan verrekenen, dan regelt artikel 5 dat de bepalingen in deze verordening van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking vanaf de datum dat artikel 8 lid 1 onderdeel i van de Wet werk en bijstand in werking is getreden, waarin de verplichting is opgelegd aan de gemeenteraad, om een verordening vast te stellen over de verrekening van de bestuurlijke boete bij recidive, zijnde 1 januari 2013.

Artikel 7. Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.