Organisatie | Westland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels uitwegvergunningen Gemeente Westland 2014 |
Citeertitel | Beleidsregels uitwegvergunningen Gemeente Westland 2014 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
04-04-2014 | nieuwe regeling | 11-03-2014 Gemeenteblad Westland, 03-04-2014 | Gbw, 2014, 06 |
Artikel 1 Inleiding en definities
Elke uitrit is in principe een verstoring in het verkeersbeeld. Er ontstaat immers een nieuwe kruising waarbij conflicten met verkeersdeelnemer kunnen ontstaan.
Bij het indienen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning toetst de gemeente daardoor ook de mogelijkheden voor een uitweg. Om de aanvraag eenduidig te kunnen beoordelen zijn criteria opgesteld voor de verschillende weigeringsgronden. Deze beleidsregels zijn aangepast aan de huidige wet- en regelgeving. Met de beleidsregels is voor burgers en gemeente duidelijk of een vergunning verleend of geweigerd wordt. Dit bevordert de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid.
Onder uitwegen worden in deze beleidsregels inritten, uitritten en opritten verstaan. De inritconstructies
van een weg op een andere weg vallen niet onder deze beleidsregels.
Onder de breedte van een uitweg wordt in deze beleidsregels verstaan: de breedte van het gedeelte dat grenst aan de openbare weg.
Artikel 2 Wettelijke grondslag
Op grond van artikel 2.2, eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in samenhang met artikel 2:12 APV Westland 2010 is het verboden om zonder een omgevingsvergunning een uitweg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen.
In de Algemene Plaatselijke Verordening Westland 2010 is in artikel 2.12 bepaald dat het verboden is zonder een vergunning van het bevoegd gezag een uitweg te maken naar de weg of verandering aan te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.
Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg
1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegde gezag:
2. Een vergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd in het belang van:
3. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor zover de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, de Waterschapskeur of de Wegenverordening Zuid-Holland (1997) van toepassing is.
De omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien aanleg volgens het vigerende bestemmingsplan toegestaan is of verleend kan worden middels een binnenplanse of een (grote-) buitenplanse afwijking als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, van de Wabo.
In aanvulling daarop wordt onder de criteria genoemd in de APV het volgende verstaan:
a. De bruikbaarheid van de weg
De aanvraag wordt geweigerd in het belang van de bruikbaarheid van de weg indien:
b. Het veilig en doelmatig gebruik van de weg
Gelet op het feit dat voldoende zicht moet zijn op het te betreden wegvak en op de uitweg, wordt de aanvraag voor een uitweg geweigerd in het belang van het doelmatig en veilig gebruik van de weg indien:
[1.] Bij bedrijven is een 10 meter brede uitweg gebruikelijk. In het verleden zijn uitwegvergunningen verleend voor bredere uitwegen. Dit is echter niet wenselijk, omdat de duidelijkheid naar de weggebruiker toe hierdoor in het geding komt en de parkeergelegenheid op de openbare weg wordt beperkt. Bedrijven gebruiken als argument vaak dat zij ruimte nodig hebben om te keren en rangeren. Deze handelingen dienen op eigen terrein plaats te vinden. Bij nieuwbouw zijn er geen gronden om een bredere uitweg toe te staan.
c. De bescherming van het uiterlijk aanzien van de gemeente
De aanvraag voor uitwegen naar woningen wordt geweigerd in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de gemeente indien:
[2.] Een uitweg naar een zogenaamde tuinparkeerplaats is niet toegestaan tenzij dat planologisch is toegestaan. Beleidsmatig is een uitweg naar een tuinparkeerplaats alleen toegestaan als deze naast de woning is gelegen of het parkeren in de voortuin een wezenlijk onderdeel is van de stedenbouwkundige opzet. Uitzondering is wel mogelijk indien ten minste 70% van de oppervlakte van de voortuin als zodanig in gebruik blijft.
d. De bescherming van de groenvoorzieningen in de gemeente
De aanvraag voor uitwegen naar bedrijven en woningen wordt geweigerd in het belang van de bescherming van de groenvoorzieningen in de gemeente, indien:
Artikel 4 Keurvergunning (Hoogheemraadschap van Delfland)
Bij de volgende werkzaamheden dient men een keurvergunning aan te vragen bij het Hoogheemraadschap van Delfland:
Indien bij de aanvraag geen afschrift van deze keurvergunning aanwezig is kan de aanvraag worden aangehouden, conform artikel 4:5 Awb, totdat een afschrift is ontvangen.
Artikel 5 Voorschriften en beperkingen
Aan een ingevolge deze beleidsregels verleende omgevingsvergunning voor uitwegen kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen zoals vermeld in artikel 2:12 lid 2 van de APV.