Organisatie | Lansingerland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Re-integratie en activering Lansingerland 2013 |
Citeertitel | Verordening Re-integratie en activering Lansingerland 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Werk & Inkomen |
Geen
Wet werk en bijstand, art. 8, eerste lid, onder a
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-05-2013 | 01-01-2015 | Vernieuwde verordening | 25-04-2013 | BR1300042/ BW1300225/ T13.01817 |
Hoofdstuk 2. Beleid en financiën
Het college biedt aan uitkeringsgerechtigden jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, aan personen met een nabestaanden- of halfwezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet, niet-uitkeringsgerechtigden alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling.
Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een cliënt, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.
Artikel 9. Gesubsidieerde arbeid
Het college zet geen gesubsidieerde arbeid in als re-integratie-instrument.
Artikel 13. Inkomstenvrijlating
Bij de uitkeringsgerechtigde die arbeid in deeltijd heeft of aanvaardt, waarmee een inkomen wordt verworven dat minder bedraagt dat de voor de uitkeringsgerechtigde van toepassing zijnde norm, vindt geen vrijlating van inkomsten uit arbeid plaats zoals bedoeld in artikel 31 tweede lid onder n en r van de wet.
Artikel 15. Overige vergoedingen
Het college kan een vergoeding verstrekken in het kader van de arbeidsinschakeling.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Lansingerland in de openbare raadsvergadering van25 april 2013.
De griffier, De voorzitter,
Kees van ’t Hart Ewald van Vliet
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
In het eerste lid is de opdracht aan het college vormgegeven analoog aan artikel 7 van de WWB. Er is een wettelijke plicht om ondersteuning te bieden bij de arbeidsinschakeling van de in dit artikel genoemde doelgroepen. Het tweede lid geeft aan dat het college een afweging maakt bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen. Het college mag beleid maken op basis waarvan aan de één ondersteuning wordt geboden, terwijl de ondersteuning aan een ander geweigerd kan worden. In beleidsregels vindt de uitwerking van dit beleid plaats. Het derde lid geeft het college de specifieke opdracht een zodanig aanbod van voorzieningen te realiseren, dat zoveel mogelijk personen uit diverse doelgroepen ondersteund worden. Dit is vooral van belang omdat het college de aanspraak op een voorziening niet kan weigeren als slechts het budget ontoereikend is: er dient altijd een alternatief voorhanden te zijn.
In deze verordening wordt invulling gegeven aan de opdracht die in artikel 8, eerste lid, onder a WWB aan de gemeenteraad wordt gegeven om het re-integratiebeleid in een verordening vast te leggen. Het eerste en tweede lid bieden de basis voor de verantwoording van het beleid. De WWB geeft aan dat het college elk jaar een voorlopig verslag over de uitvoering (VODU) naar het rijk zendt. Daarnaast informeert het college de gemeenteraad op nader te bepalen momenten over de uitvoering. Door toevoeging van lid 3 wordt gewaarborgd en verhelderd welke informatie de raad –in ieder geval- zal ontvangen.
Artikel 4. Aanspraak op ondersteuning
De WWB stelt niet zo expliciet dat de aanspraak op voorzieningen in de verordening geregeld moet worden. Immers, het is ook al in de WWB zelf geregeld. Uit het oogpunt van kenbaarheid en consistentie is ervoor gekozen een algemene bepaling over de aanspraak in de verordening op te nemen (eerste lid). In het tweede lid wordt expliciet te koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak van de cliënt en de criteria die gehanteerd worden bij het aanbieden van voorzieningen.
Artikel 5. Verplichtingen van de cliënt
In de WWB is al uitgebreid aangegeven welke verplichtingen gelden bij het recht op een uitkering. Wederom uit het oogpunt van kenbaarheid en consistentie zijn in het eerste en tweede lid de verplichtingen benoemd. Het derde lid biedt de verbinding met de Afstemmingsverordening. Deze verordening regelt het opleggen van een maatregel indien de uitkeringsgerechtigde niet aan zijn verplichtingen voldoet. Deze maatregel bestaat uit het verlagen van de uitkering met een bepaald percentage. Echter, voor personen zonder uitkering, Anw-ers en personen in gesubsidieerde arbeid kan het college de uitkering niet verlagen als maatregel. Daarom is in het vierde lid de mogelijkheid opgenomen dat in die gevallen het college (een deel van) de kosten die gemaakt zijn kan terugvorderen.
Artikel 6. Budget- en subsidieplafonds
Het college kan, om de financiële risico's te beheersen, een verdeling maken van de middelen over de verschillende voorzieningen. Het uitgeput zijn van begrotingsposten kan echter nooit een reden zijn om aanvragen voor voorzieningen te weigeren. Om dat wel mogelijk te maken kan de gemeenteraad bij verordening budget- en subsidieplafonds instellen. Per voorziening wordt dan een plafond ingebouwd; dit laat de mogelijkheid open dat er naar een ander instrument wordt uitgeweken. In dit artikel wordt uitgegaan van de bevoegdheid van het college om plafonds in te stellen. Een mogelijkheid is dat bij de vaststelling van de plafonds wordt verwezen naar de bedragen die bijvoorbeeld in de begroting voor de verschillende voorzieningen worden gereserveerd. Een budgetplafond geldt voor de uitgaven die het college doet in het kader van voorzieningen. Een subsidieplafond geldt voor voorzieningen die subsidies inhouden. Een subsidieplafond dient wel bekendgemaakt te worden vóór de periode waarvoor deze geldt (art. 4:27 lid 1 Awb).
Artikel 7. Algemene bepalingen over voorzieningen
In de lijn van het systeem van deze verordening strekt dit artikel ertoe enkele zaken te regelen die te maken hebben met alle voorzieningen, ook die voorzieningen die niet met name in de verordening zijn opgenomen. Het eerste lid geeft daarom aan dat de verordening geen uitputtende opsomming van voorzieningen bevat. Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om aan een voorziening nadere verplichtingen te verbinden. Dit kunnen verplichtingen van diverse aard zijn. Zo kan bepaald worden dat een cliënt gedurende het traject op gezette tijden met de consulent de voortgang bespreekt. Het derde lid geeft aan dat het college een voorziening kan beëindigen en in welke gevallen zij dat kan doen. Het vierde lid geeft het college de algemene bevoegdheid om voor voorzieningen nadere regels te stellen. Dit heeft vooral tot doel om de uitvoering zoveel mogelijk aan het college over te laten. De bepaling over het vragen van een eigen bijdrage heeft betrekking op de doelgroep Nuggers. Immers, van deze groep is het niet vanzelfsprekend dat zij op een laag inkomensniveau zitten. Het vragen van een eigen bijdrage, eventueel gerelateerd aan de hoogte van het inkomen, kan dan op zijn plaats zijn.
Artikel 8. Werkervaringsplaatsen
In de verordening wordt de werkervaringsplaats als een mogelijk aan te bieden voorziening genoemd. De wijze van invulling of het doel dat beoogd wordt door deze werkervaringsplaats wordt echter niet nader uitgewerkt. De reden hiervan is dat deze verordening een kader vormt en niet tot doel heeft om alle uitvoeringsdetails van de diverse voorzieningen te geven. Wel blijkt uit de tekst van het eerste lid dat het hier gaat om werk met behoud van uitkering. Lid 2 geeft aan dat het college in beleidsregels regelt stelt ten aanzien van de doelgroep, de duur van de voorziening en de voorwaarden die aan de voorziening worden verbonden.
Artikel 9. Gesubsidieerde arbeid
Het college creëert geen banen voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, zoals in de jaren 90 gebeurde. Dit waren banen die niet mochten concurreren met reguliere banen aan de onderkant van de arbeidsmarkt, zodat verdringing van reguliere banen voorkomen werd. Dergelijke banen bleken in de praktijk vaak een eindstation te zijn, terwijl het de bedoeling was dat doorstroming naar reguliere arbeid zou plaatsvinden. We maken wel gebruik van het instrument loonkostensubsidie om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan werk te helpen, maar kiezen niet voor het zelf creëren van gesubsidieerde arbeid.
Artikel 10. Loonkostensubsidies gericht op re-integratie
Het instrument loonkostensubsidie houdt in dat aan een werkgever die een arbeidsovereenkomst aangaat met een uitkeringsgerechtigde een subsidie wordt verleend. Hierdoor ontstaat perspectief op een duurzame reguliere baan waarmee zelfstandig in het bestaan kan worden voorzien. Daarmee verbonden zijn andere aspecten van werk, zoals het opnieuw opdoen van arbeidsritme en werkervaring, verdere persoonlijke ontwikkeling als het vergroten van het vertrouwen in de eigen mogelijkheden en aanleren van vaardigheden en het opbouwen van netwerken. In de tweede plaats is er het perspectief van inkomensvooruitgang. Dit geldt veelal al voor de periode waarin betrokkene met subsidie aan de slag gaat tegen het geldende CAO-loon, maar, belangrijker nog, indien werkgever en werknemer erin slagen om deze baan om te zetten in een duurzame plaatsing erna.
Loonkostensubsidie kan een effectief instrument zijn ten behoeve van uitstroom naar werk, maar is tevens een duur instrument. Bij inzet van het instrument ten behoeve van uitkeringsgerechtigden staan tegenover de kosten van de subsidie ten laste van het Participatiebudget de (veel hogere) baten voor de gemeente in de vorm van lagere bijstandsuitgaven. In deze verordening wordt alleen de mogelijkheid geboden om een loonkostensubsidie te verstrekken aan werkgevers die met een uitkeringsgerechtigde een arbeidsovereenkomst sluiten. Bij de inzet van loonkostensubsidie voor personen die geen uitkering van de gemeente ontvangen, zijn er alleen kosten en geen financiële baten voor de gemeente. In lid 2 is geregeld dat het college nadere regels kan stellen ten aanzien van de doelgroep, de duur van de subsidie, de hoogte van de subsidie en de voorwaarden die aan de subsidie worden verbonden. In het derde lid wordt de randvoorwaarde benoemd dat de subsidie alleen wordt verstrekt indien hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt. Het college kan dit doen door expliciet na te gaan of de vacature die nu wordt vervuld door iemand waarvoor de werkgever loonkostensubsidie gaat ontvangen is, ontstaan door afvloeiing.
Artikel 11. Sociale activering
Volgens de WWB dient ook sociale activering uiteindelijk gericht te zijn op arbeidsinschakeling. Voor bepaalde doelgroepen is arbeidsinschakeling echter een te hoog gegrepen doel. Voor deze personen staat dan ook niet re-integratie, maar participatie in de maatschappij voorop. Er is slechts bekostiging van de sociale activeringstrajecten vanuit het Participatiebudget mogelijk als de activiteiten gericht zijn op arbeidsinschakeling. Hierbij hoeft het niet te gaan om arbeidsinschakeling die op korte termijn plaatsvindt. In het derde lid wordt aangegeven dat het college in beleidsregels nadere voorwaarden vastlegt voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.
Scholing is bij uitstek een maatwerkinstrument, waarbij het moeilijk is vooraf algemene richtlijnen te geven die in de verordening kunnen worden opgenomen. Het tweede lid geeft aan dat de scholing aangeboden kan worden in de vorm van een subsidie. Nadere uitwerking met betrekking tot de noodzakelijkheid van de scholing, de duur en de maximale kosten wordt door het college gedaan in beleidsregels.
Artikel 13. Inkomstenvrijlating
In de WWB wordt de mogelijkheid geboden om van inkomsten uit arbeid een gedeelte niet te korten op de uitkering. De gemeente Lansingerland wil betaald werk stimuleren door een substantiële uitstroompremie, ook bij aanvaarding van deeltijdwerk dat geen volledige uitstroom uit de bijstand tot gevolg heeft. De vormgeving van deze uitstroompremie stimuleert de duurzame arbeidsinschakeling naar ons oordeel meer dan wanneer tijdelijke en geringe inkomsten voor een beperkt deel niet verrekend worden met de uitkering (‘vrijlating’). In deze verordening wordt daarom geregeld dat geen gebruik wordt gemaakt van de wettelijke mogelijkheid om inkomsten uit arbeid voor een gedeelte niet te korten op de uitkering. Een uitzondering geldt voor personen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt (voorheen 65+). Voor deze groep geldt dat er een wettelijke verplichting is voor het college om 25% van de inkomsten uit arbeid tot een in de wet opgenomen maximumbedrag (per 1 januari 2013: € 188,- per maand) vrij te laten en dus niet te korten op de uitkering.
Het college heeft de mogelijkheid om premiebeleid op te stellen. Een een- of tweemalige premie die bijdraagt aan de arbeidsinschakeling mag aan de belanghebbende worden verleend. In deze verordening wordt de mogelijkheid aan het college geboden om aan uitkeringsgerechtigden die betaald werk aanvaarden een premie toe te kennen. Deze mogelijkheid bestaat voor werk waarmee uitstroom uit de uitkering wordt gerealiseerd, maar ook voor deeltijdwerk. Door het ontvangen van de premie wordt de armoedeval verminderd. Bij werk met behoud van uitkering wordt geen premie verleend. De uitkeringsgerechtigde kan in die situatie mogelijk een vergoeding voor vrijwilligerswerk ontvangen van de instelling of organisatie waarbij het vrijwilligerswerk wordt verricht. De nadere voorwaarden met betrekking tot de doelgroep, de hoogte en de voorwaarden van de premie worden in beleidsregels opgenomen.
Artikel 15. Overige vergoedingen
Het is denkbaar dat het college, ter stimulering van de arbeidsinschakeling, besluit diverse kosten te vergoeden voor activiteiten die daaraan bijdragen. Een voorbeeld hiervan zijn bijvoorbeeld reiskosten. Het betreft een maatwerkbepaling, die kan leiden tot vergoeding van verschillende soorten kosten, mits er geen voorliggende voorziening voor is en mits het kosten zijn die worden gemaakt in het kader van arbeidsinschakeling.
Artikel 16. Voorzieningen gericht op nazorg
Mede gezien de beperkte budgetten is het belangrijk ervoor te zorgen dat cliënten na uitstroom niet na een korte periode terugvallen in de uitkering. Het college kan ertoe besluiten een tijdelijke voorziening te bieden gericht op nazorg ten behoeve van een duurzame arbeidsinschakeling. De voorziening kan geboden worden aan een werkgever en aan een (voormalig) uitkeringsgerechtigde. Nazorg is alleen mogelijk bij indiensttreding van een uitkeringsgerechtigde.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.