Organisatie | Groningen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | PARKEERVERORDENING GEMEENTE GRONINGEN 2014 |
Citeertitel | Parkeerverordening gemeente Groningen 2014 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | Parkeerverordening gemeente Groningen |
Deze verordening vervangt de Parkeerverordening gemeente Groningen 1998 per 1 oktober 2017.
Verordening parkeerbelastingen 2014, Nadere regels parkeren op belanghebbenden- en parkeerapparatuurplaatsen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2017 | 06-07-2019 | art. 6 | 27-09-2017 | 6433682 | |
01-01-2016 | 01-10-2017 | art. 5, 6 | 25-11-2015 Gemeenteblad, 2015, 124623 | 5360368 | |
13-12-2013 | 01-01-2016 | nieuwe regeling | 30-10-2013 Gemeenteblad, 2013, 135 | GR 13.3910478 |
DE RAAD VAN DE GEMEENTE GRONINGEN,
Gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 16 september 2013;
Gelet op de artikelen 149 en 225 van de Gemeentewet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;
de Parkeerverordening gemeente Groningen 2014 vast te stellen.
In deze verordening wordt verstaan onder:
RVV 1990 : het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990;
parkeren : het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
parkeerapparatuur : parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamel-parkeermeters, centrale computer voor het verlenen van diensten op het gebied van telefonische betaling bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen en hetgeen naar maatschappelijk opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;
belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die
is aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990 of
gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990 met het opschrift 'zone', voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;
voertuig : hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990, met dien verstande dat fietsen en bromfietsen niet als voertuig worden beschouwd;
motorvoertuig : hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990, met inbegrip van brommobielen zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990.
Artikel 2 Bevoegdheid tot het stellen van nadere regels
In het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeergelegenheid per gebied waar belanghebbenden- en/of parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, kan het college in ieder geval nadere regels stellen ten aanzien van:
Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is op dit artikel van toepassing.
Het college kan ten gunste van de aanvrager het bij of krachtens deze verordening bepaalde buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onevenredigheid van overwegende aard.
Het college kan in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, de volgende vergunningen verlenen:
parkeervergunning voor het parkeren op een in artikel 10 lid 3 van de Nadere Regels op de Parkeerverordening aangeduid weggedeelte op belanghebbenden- en parkeerapparatuurplaatsen (schippersvergunning);
Vergunningen als bedoeld in artikel 5 onder a (bewonersvergunning), b (bedrijvenvergunning), c (bezoekersvergunning), d (huisartsen- en verloskundigenvergunning), e (storingsdienstvergunning), j (aanbiedersvergunning), k (deelnemersvergunning) en l (praktijkvergunning) worden verleend voor de duur van maximaal één jaar.
Artikel 7 Intrekkings-, wijzigings- en weigeringsgronden
Het college kan een vergunning intrekken, wijzigen of weigeren:
wanneer de situatie als bedoeld in artikel 3 lid 4 of in artikel 5 lid 4 derde aandachtstreepje van de Nadere Regels op de Parkeerverordening gemeente Groningen 2014 zich voordoet;
wanneer aanvrager bewoner is van een van de adressen zoals opgesomd in artikel 4 lid 3 van de Nadere regels op de Parkeerverordening gemeente Groningen 2014
Overtreding van het bepaalde in artikel 8 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.
Artikel 10 Opsporingsbevoegdheid
Met de opsporing van overtredingen van deze verordening zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, de door het college aangewezen ambtenaren belast.
Artikel 11 Intrekking oude regeling
De Parkeerverordening gemeente Groningen 1998 vastgesteld bij raadsbesluit van 25 maart 1998 wordt ingetrokken op de dag dat de Parkeerverordening gemeente Groningen 2014 in werking is getreden.
Vergunningen die zijn verleend voor de inwerkingtreding van deze verordening worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening.
Parkeerbeleid is vanouds een belangrijk onderdeel van het gemeentelijk verkeer- en vervoerbeleid. Parkeerbeleid is van belang in verband met de verbetering van de bereikbaarheid en leefbaarheid op lokaal en regionaal niveau. Via parkeerbeleid kunnen gemeenten de verdeling van de vaak schaarse parkeerruimte reguleren en overlast voorkomen. Een goed instrument dat gemeenten kunnen gebruiken voor de parkeerregulering is het invoeren van betaald parkeren en parkeren door vergunninghouders (ook wel belanghebbendenparkeren). Veel grote en middelgrote gemeenten passen dit instrument reeds vele jaren toe.
In het verleden kende de VNG drie varianten voor een model-Parkeerverordening en drie varianten voor een modelverordening Parkeerbelastingen:
Bij het model voor de fiscale afhandeling wordt de handhaving door de gemeenten zelf gedaan door middel van het opleggen van een fiscale naheffingsaanslag, wanneer iemand niet, niet geheel of niet tijdig aan zijn betalingsverplichting via de aangewezen parkeerapparatuur heeft voldaan.
Bij de strafrechtelijke afhandeling via de 'Wet Mulder' wordt de handhaving door de politie, bijzondere opsporingsambtenaren (boa's) en het openbaar ministerie gedaan. Bij de gecombineerde variant wordt de handhaving via beide wegen uitgevoerd.
Net als de gemeente Groningen hebben nagenoeg alle gemeenten gekozen voor de fiscale afhandeling (variant 1). Dit is niet verwonderlijk, aangezien gemeenten op deze manier de handhaving van het betaald parkeren zelf in de hand hebben. De kosten die gemeenten hiervoor moeten maken kunnen voor een groot deel worden gedekt door de opbrengsten van de naheffingsaanslag. De andere varianten worden niet (of nauwelijks) toegepast.
In de Parkeerverordening gemeente Groningen 2014 wordt vooral aandacht besteed aan het verlenen van parkeervergunningen en is een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het zonder vergunning parkeren op een belanghebbendenplaats en het plaatsen van andere voorwerpen op parkeerplaatsen die bestemd zijn voor betaald parkeren of belanghebbendenparkeren.
FISCALISERING EN BELANGHEBBENDENPARKEREN
Aileen het parkeren bij parkeerapparatuur (parkeermeters, parkeerautomaten en verder alles wat hieronder kan worden verstaan) kan worden gefiscaliseerd. Bij deze apparatuur wordt een parkeerbelasting geheven. Het college wijst de gebieden aan waar het betaald parkeren wordt ingevoerd. Bij niet-, niet geheel of niet tijdige betaling van de parkeerbelasting wordt het verschuldigde parkeergeld nageheven en worden ook de kosten van de naheffingsaanslag doorgerekend.
Bij belanghebbendenparkeren wordt ook een parkeerbelasting betaald voor het verkrijgen van een parkeervergunning, waarmee in een bepaald gebied mag worden geparkeerd. Het college wijst de gebieden aan waar belanghebbendenparkeren wordt ingevoerd. Wanneer iemand zijn auto zonder vergunning parkeert in een belanghebbendengebied (aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990), kan geen naheffingsaanslag worden opgelegd. Het zonder vergunning parkeren is strafbaar gesteld in de Parkeerverordening (art. 9) en komt in principe alleen voor strafrechtelijke handhaving via de 'Wet Mulder' in aanmerking.
Gemeenten hebben de mogelijkheid om de handhaving binnen belanghebbendengebieden toch te fiscaliseren. Zij kunnen dit doen door in het belanghebbendengebied ook parkeerapparatuur neer te zetten, nadat dit gebied door het college ook als betaald parkeergebied is aangewezen. In feite is dan sprake van een gecombineerd gebied voor betaald parkeren én belanghebbendenparkeren.
Wanneer iemand in zo'n gebied parkeert zonder vergunning én zonder betaling van de parkeerbelasting, kan alsnog een naheffingsaanslag worden opgelegd. Dit betekent wel dat op de parkeerplaatsen die voor belanghebbendenparkeren bestemd waren, ook andere parkeerders geduld moeten worden. Om te voorkomen dat het belanghebbendengebied geheel door de losse parkeerders wordt bezet, kan een hoog (dag)tarief worden gehanteerd waardoor het parkeren door anderen dan vergunninghouders wordt ontmoedigd.
In de aanhef van de Parkeerverordening zijn de artikelen 149 Gemeentewet en 2a Wegenverkeerswet 1994 opgenomen. Op grond van het eerste artikel mogen autonome verordeningen worden opgesteld en op grond van het tweede artikel behouden gemeenten hun autonome regelgevende bevoegdheid ten aanzien van het onderwerp waarin de Wegenverkeerswet voorziet, voor zover die regels niet in strijd zijn met de bij of krachtens deze wet vastgestelde regels en voor zover verkeerstekens krachtens deze wet zich daar niet toe lenen.
In de Parkeerverordening is aansluiting gezocht bij de definitie van het begrip parkeren in artikel 225 van de Gemeentewet en dus niet bij de definitie uit artikel 1 onder ac. van het RVV 1990. Er is gekozen voor deze definitie, omdat het invoeren van betaald parkeren en vergunninghoudersparkeren ook gebaseerd is op artikel 225 van de Gemeentewet.
Op grond van artikel 225 van de Gemeentewet kunnen parkeerbelastingen worden geheven voor het parkeren met voertuigen. In de model-Parkeerverordening is ervoor gekozen om de werking van deze verordening te beperken tot motorvoertuigen, zoals bedoeld in artikel 1 onder z van het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen. In dit artikel wordt onder motorvoertuigen verstaan: 'alle gemotoriseerde voertuigen behalve bromfietsen, fietsen met trapondersteuning en gehandicaptenvoertuigen, bestemd om anders dan langs rails te worden voortbewogen'. Een brommobiel is in het RVV 1990 (art. 1 onder ia) gedefinieerd als een bromfiets op meer dan twee wielen, die is voorzien van een carrosserie. Brommobielen vallen dus niet onder de definitie van motorvoertuigen. In artikel 2a van het RVV 1990 is echter bepaald dat de regels voor motorvoertuigen ook van toepassing zijn op brommobielen en de bestuurders en passagiers van brommobielen. Bestuurders van brommobielen moeten zich in het verkeer dus gedragen als een 'gewone' automobilist. Dit geldt ook voor het parkeren met een brommobiel. Daarom is ervoor gekozen de Parkeerverordening ook van toepassing te verklaren op brommobielen.
Artikel 2 Bevoegdheid tot het stellen van nadere regels
Het aanwijzen van de gebieden en plaatsen waar en de tijden waarop met een vergunning op belanghebbendenplaatsen geparkeerd kan worden, dient bij of krachtens deze verordening te worden geregeld. Het aanwijzen van de gebieden, plaatsen en tijden voor het parkeren bij parkeerapparatuur gebeurt op basis van de Verordening Parkeerbelastingen. Uit praktische overwegingen is de aanwijzingsbevoegdheid bij het college neergelegd.
Het college kan parkeervergunningen afgeven voor het parkeren op plaatsen voor belanghebbenden of met parkeerapparatuur. Het college kan tevens nadere regels stellen voor het indienen van aanvragen en het verlenen van de parkeervergunning. Hierbij kan worden gedacht aan het stellen van indieningsvereisten voor het aanvragen van een parkeervergunning.
In bijzondere gevallen kan het college bijvoorbeeld een (tijdelijke) parkeervergunning verlenen aan de eigenaar of houder van een motorvoertuig die niet voldoet aan één van de vereisten. Hierbij kan onder andere worden gedacht aan personen of bedrijven die nog niet in een schilwijk wonen of gevestigd zijn, maar die dat wel binnen afzienbare tijd gaan doen.
a. Vergunning voor een bewoner in dat gebied (bewonersvergunning) juncto artikel 3 en 4 Nadere Regels.
Deze vergunning is bedoeld voor een bewoner die volgens de Gemeentelijke Basisadministratie staat ingeschreven op een adres in een gebied waar een regiem van betaald parkeren geldt én die een kenteken op naam heeft staan. Dit betekent dat in de schilwijken meerdere personen op één woonadres een bewonersparkeervergunning kunnen verkrijgen. In afwijking van de vorige volzin wordt in de binnenstad (binnen de Diepenring) per woonadres één vergunning verleend.
Voor de binnenstad geldt een overgangsrechtbepaling: zie het derde lid.
Daarnaast geldt op grond van het vierde lid een quotering, t.w. een maximum aan uit te geven vergunningen. Dit houdt in dat niet meer vergunningen worden uitgegeven dan dat er parkeerplaatsen zijn.
Met het begrip "woonadres" wordt volgens artikel 2 onder 6 van de Nadere Regels het volgende bedoeld:
b. Vergunning voor degene die een beroep of bedrijf uitoefent in dat gebied (bedrijvenvergunning) juncto artikel 5 Nadere Regels
Deze vergunning is bedoeld voor bedrijven c.q. beroepsuitoefenaars die
Dit laatste vereiste is opgenomen om op die manier enigszins te voorkomen dat het woon/werkverkeer onbedoeld gestimuleerd wordt.
Er is voor gekozen om beroepen c.q. bedrijven die zijn gevestigd op een en hetzelfde adres, aan te merken als één beroep of één bedrijf - zie het tweede lid. In het derde lid wordt uitgewerkt hoe een aanvrager kan aantonen dat zijn beroep of bedrijf toch als een zelfstandige eenheid beschouwd dient te worden indien er sprake is van meerdere bedrijven op een en hetzelfde adres.
De plaats van vestiging van een bedrijf dient aanvrager middels een uittreksel van de Kamer van Koophandel aan te tonen. Als dit niet mogelijk is — en dat zal in een zeer beperkt aantal gevallen zo zijn - dan zal aanvrager op afdoende wijze dienen aan te tonen waar zijn bedrijf/werkadres daadwerkelijk gevestigd is.
Als een bedrijvenvergunning wordt aangevraagd ten behoeve van werknemers van het betreffende bedrijf, dient ook een werknemersverklaring te worden overhandigd.
Er is overwogen om als vereiste te stellen dat een bedrijvenvergunning alleen wordt verleend wanneer deze vergunning noodzakelijk is voor de uitoefening van het beroep of bedrijf. Van dit vereiste is echter afgezien omdat dit waarschijnlijk leidt tot oeverloze discussies. Er is dus expliciet voor gekozen om er van uit te gaan dat een aanvrager wat dat betreft te vertrouwen is.
Voor bedrijvenvergunningen geldt een plafond - zie lid 4, derde streepje. Het aantal parkeerplaatsen zal op een specifieke peildatum gemeten dienen te worden.
N.B.: dit geldt ook voor de bewonersvergunningen binnen de Diepenring.
c. Bezoekersvergunning voor een woonadres in dat gebied, ten behoeve van bezoek op dat betreffende woonadres (bezoekersvergunning) juncto artikel6 Nadere Regels
Deze vergunning is bedoeld voor bewoners in een van de schilwijken (dus NIET de binnenstad) om bezoek te faciliteren dat met een auto arriveert. In artikel 6 lid 1 van de Nadere Regels worden de voorwaarden van een bezoekerspas opgesomd. Per woonadres wordt één bezoekerspas afgegeven.
Met het begrip "woonadres" wordt volgens artikel 2 onder 6 Nadere Regels wordt het volgende bedoeld:
Bejaarden- c.q. verzorgingstehuizen hoeven niet te voldoen aan het laatste vereiste (t.w. dat het adres met een afzonderlijk huisnummer moet zijn aangegeven) omdat de praktijk uitwijst dat dit in een aantal tehuizen niet het geval is: de kamers zijn soms niet voorzien van een afzonderlijk huisnummer.
Ook kamers in studentenwoningen (kamerverhuurpanden) zijn niet voorzien van een afzonderlijk huisnummer en om die reden zou het verdedigbaar zijn dat analoog aan bejaardentehuizen ook kamerbewoners niet aan dit vereiste zouden hoeven te voldoen. Het verschil met bejaarden enerzijds en kamerbewoners anderzijds is echter dat de laatste categorie door de bank genomen mobiel en recht van lijf en leden is, terwijl daarentegen bejaarden dat vaak niet zijn. Om die reden houden wij bij kamerverhuurpanden vast aan het uitgangspunt dat het moet gaan om een adres dat met een afzonderlijk huisnummer is aangegeven. Dit betekent concreet dat er per kamerverhuurpand maar één bezoekersvergunning kan worden afgegeven. Met het oog op de schaarste aan parkeerruimte achten wij dit een verdedigbaar onderscheid.
d. Vergunning voor specifieke beroepsbeoefenaren/bedrijven voor parkeren in de gehele gemeente (verzorgendenvergunning) juncto artikel 8 Nadere Regels
In artikel 8 NR wordt bepaald dat huisartsen en verloskundigen in aanmerking kunnen komen voor een vergunning waarmee zij in de hele stad kunnen parkeren. Het moge duidelijk zijn dat het gaat om beroepsgroepen die zonder belemmeringen snel moeten kunnen parkeren in de gehele stad Groningen. Vandaar dat deze beroepsbeoefenaars vergunningen kunnen
aanvragen voor het parkeren op parkeerapparatuurplaatsen in de gehele gemeente Groningen.
Medewerkers van thuiszorgorganisaties en kraamverzorgers komen niet in aanmerking voor een vergunning waarmee in de hele stad geparkeerd kan worden. De reden is dat het gaat om aanzienlijke aantallen personen en dus vergunningen. Ook in andere gemeenten worden deze beroepsgroepen niet gefaciliteerd. Een andere reden is dat er bij deze beroepsgroepen bij het uitoefenen van hun werkzaamheden weinig spoedeisendheid bestaat.
e. Vergunning voor specifieke beroepsbeoefenaren voor parkeren in het gebied waar zij als bewoner staan ingeschreven storingsdienstvergunning) juncto artikel 9 Nadere Regels
In artikel 9 NR valt te lezen dat dit soort vergunningen specifiek voor storingsmonteurs is bedoeld. De ratio achter dit artikel is de volgende: storingsmonteurs hebben regelmatig storingsdiensten. Naast hun privéwagen staan dan ook hun bedrijfswagens voor de deur geparkeerd, waarmee ze in geval van storing moeten uitrukken - naar calamiteiten die ook kunnen plaatsvinden buiten de gemeente Groningen. Voor het parkeren van deze bedrijfswagens in de buurt van woningen van storingsmonteurs is dit type vergunningen bedoeld.
f. Vergunning voor parkeren op een in artikel 10 lid 3 van de Nadere Regels op de Parkeerverordening aangeduid weggedeelte op belanghebbenden- en parkeerapparatuurplaatsen (schippersvergunning) juncto artikel 10 Nadere Regels
Dit type vergunning is specifiek bedoeld voor schippers. In artikel 4 van het Aanwijsbesluit - dat een uitwerking is van de Verordening openbaar vaarwater - staan de kanaalvakken aangeduid waar de beroepsvaart ligplaats kan innemen. Het gaat hier om zowel tijdelijke situaties - met het oog op het laden en lossen van vracht - als om langduriger situaties, t.w. charterschippers die bijvoorbeeld een aantal maanden overwinteren op een en dezelfde plek. Op diverse weggedeelten kan door middel van deze vergunning worden geparkeerd door de betreffende schippers. In artikel 10 NR staan deze weggedeeltes opgesomd.
g. Tijdelijke parkeervergunning ten behoeve van bewoners en bezoekers van bewoners (tijdelijke bewonersvergunning) juncto artikel 11 Nadere Regels
Deze vergunning is bedoeld voor
het bezoek van deze bewoners. Het verschil met een vergunning als bedoeld onder c (bezoekerspas) is dat een bezoekerspas voor maximaal 16, 22 of 25 uur per week geldig is, terwijl voor de tijdelijke parkeervergunning geldt dat deze voor de periode van een dag, week of maand verstrekt kunnen worden (zie ook de tarieventabel van de Parkeerbelastingverordening);
bewoners die al wel zijn uitgeschreven in hun vorige woonplaats maar nog niet zijn opgenomen in de Gemeentelijke basisadministratie. Deze personen dienen een registratiebewijs van het GBA en een huur- of koopovereenkomst te overhandigen van hun nieuwe woning. De praktijk wijst namelijk uit dat wanneer iemand zich uitschrijft, het een dag of 5 kan duren eer hij is opgenomen in het GBA. Voor deze periode kan dit type vergunningen wordt afgegeven, als een vorm van service aan nieuwe inwoners.
In het tweede lid van artikel 11 NR is bepaald dat een bewonersvergunning tijdelijk ook kan gelden voor een andere schilwijk. Dit, om het mogelijk te maken dat een bewoner die nog staat ingeschreven in bijvoorbeeld de Hortusbuurt maar wil gaan klussen in zijn nieuwe woning in de Korrewegbuurt geen parkeerproblemen krijgt. Het bestaan van een nieuwe woning kan aanvrager aantonen middels een koop- of huurovereenkomst. Deze mogelijkheid geldt niet voor de binnenstad.
h. Dagparkeervergunning voor bedrijven ten behoeve van het parkeren bij parkeerapparatuurplaatsen in de binnenstad (centrumbedrijvenvergunning) juncto artikel 12 Nadere Regels
Deze vergunningsoort is te beschouwen als een vorm van service aan bedrijven die een klus moeten uitvoeren binnen de Diepenring. Met deze vergunning kan een bedrijf (te denken valt aan een aannemer) zijn bedrijfswagen voor de duur van een dag parkeren op een parkeerapparatuurplaats in het centrum. Dit bespaart de betreffende werknemer een (twee)uurlijkse gang naar een parkeerautomaat en reduceert dus diens kans op het oplopen van een boete.
Om de service aan bedrijven verder te optimaliseren, bepaalt artikel 1.16.1.2 van de tarieventabel bij de Legesverordening dat er geen leges worden geheven voor een ontheffing van een stop- of inrijverbod wanneer datzelfde bedrijf een centrumbedrijvendagkaart aanvraagt.
Een vergunning wordt verleend als het werk met zich meebrengt dat een ontheffing noodzakelijk is (er wordt dus feitelijk gekeken naar de locatie van de werkzaamheid — bijvoorbeeld het repareren van een gevel in de Herestraat).
Ook kan er gekeken worden naar criteria als het te gebruiken materiaal (bijvoorbeeld het plaatsen van een etalageruit) het/de te gebruiken gereedschap/hulpmiddelen (bijvoorbeeld het opbouwen van een steiger).
Van geval tot geval dient de noodzaak tot afgifte van de vergunning bekeken te worden.
i. Dagparkeervergunning voor bedrijven ten behoeve van het parkeren bij parkeerapparatuurplaatsen in de schilwijken (schilwilkenbedrijvendagkaart)juncto artikel 13 Nadere Regels
Analoog aan de vergunningsoort onder h kennen we de schilwijkenbedrijvendagkaart. Dezelfde ratio als onder h ligt aan deze vergunning ten grondslag, terwijl ook de uitwerking ervan identiek is. De reden om deze vergunningsoort toch apart te benoemen, is gelegen in het onderscheid in de tarieven die voor deze vergunning geldt: de centrumbedrijvendagkaarten zijn duurder dan de schilwijkenbedrijvendagkaarten.
Gekoppeld aan deze vergunning geldt eveneens dat er een ontheffing kan worden aangevraagd voor een inrij- c.q. stopverbod. De voorwaarden waaronder zo'n ontheffing verleend wordt, zijn gelijkluidend aan de situatie zoals beschreven onder h.
j. Parkeervergunning voor aanbieders van autodate (aanbiedersvergunning) junctoartikel 14 Nadere Regels
Deze vergunningen worden afgegeven aan aanbieders van autodate. Op grond van artikel 1 onder g van de Parkeerverordening wordt onder aanbieder verstaan: een rechtspersoon die meerdere motorvoertuigen voor autodate ter beschikking stelt en is aangesloten bij de Stichting voor Gedeeld Autogebruik. Als voorbeeld moge Greenwheels dienen: dit bedrijf verhuurt auto's aan particulieren (de deelnemers) die hiertoe een abonnement met Greenwheels (de aanbieder) hebben afgesloten. De betreffende auto's hebben vaste parkeerplaatsen, zodat een deelnemer altijd weet waar hij een auto kan vinden. Voor deze vaste plaatsen kunnen op grond van dit artikellid de noodzakelijke vergunningen worden afgegeven.
Voor alle duidelijkheid: een particulier wordt dus nooit aangemerkt als aanbieder van autodate. Op grond van artikel 2 lid 4 sub c juncto artikel 3 lid 7 juncto artikel 4 lid 3 Pv kan een bewoner die aantoont dat hij zijn auto deelt met iemand die in een andere schilwijk woont, verzoeken dat de betreffende bewonersvergunning voor beide schilwijken geldt.
k. Parkeervergunning voor deelnemers aan autodate (deelnemersvergunning) juncto artikel 15 Nadere Regels
Hier worden de vergunningen bedoeld die gebruikt kunnen worden door de deelnemers van autodate. Met deze vergunning kan een deelnemer aan autodate met de huurauto van bijvoorbeeld Greenwheels op alle parkeerapparatuurplaatsen in de gemeente Groningen kosteloos parkeren. In het geval van Greenwheels liggen deze vergunningen dan ook permanent in de huurauto.
l. Parkeervergunning voor artsen of verloskundigen om op een aangewezen weggedeelte teparkeren bij hun praktijk (praktijkvergunning) juncto artikel 16 Nadere Regels
In artikel 16 NR is aangegeven dat deze vergunningsoort is bedoeld voor huisartsen en verloskundigen. De vergunningen zijn bedoeld voor het parkeren van de voertuigen van huisartsen en verloskundigen bij hun praktijkadres.
Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:
N.B.: per praktijk wordt slechts één vergunning verleend - zie het tweede lid.
Met de woorden "specifiek aangewezen weggedeelte" wordt een zogenaamde belanghebbendenparkeerplaats bedoeld: een parkeervak, aangegeven met een bord E9 met daarbij een onderbord met de tekst "huisarts" c.q. "verloskundige".
In tegenstelling tot de VNG-model-parkeerverordening is in de voorliggende verordening geen termijn genoemd waarbinnen een parkeervergunning verleend dient te worden. Reden is dat de vergunningverlening in het overgrote deel van de gevallen vlot geschiedt; een tweede reden is om in deze aansluiting te zoeken bij de termijnen zoals genoemd in de Algemene wet bestuursrecht, te weten 8 weken (artikel 4:13 tweede lid Algemene wet bestuursrecht). In geval deze termijn niet wordt gehaald, is in het vierde lid bepaald dat de gevraagde vergunning op grond van paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht van rechtswege verleend wordt, onder het motto: hadden we maar sneller moeten zijn.
Het is mogelijk om een parkeervergunning voor onbepaalde tijd ofwel tot wederopzegging te verlenen. Het voordeel hiervan is dat er minder administratieve lasten bij de burger en het bedrijfsleven komen te liggen, omdat zij niet steeds opnieuw een nieuwe vergunning behoeven aan te vragen. Ook de administratieve lasten van het gemeentelijke apparaat komen hierdoor lager te liggen dan bij tussentijdse verlenging. Een mogelijk nadeel is dat eenmaal uitgegeven vergunningen alleen ingetrokken of gewijzigd kunnen worden op grond van de in de verordening genoemde criteria. De intrekkings- en wijzigingsgronden in artikel 7 zijn echter zodanig ruim geformuleerd, dat inspelen op gewijzigde omstandigheden ook dan mogelijk is.
Artikel 7 Intrekkings-, wijzigings- en weigeringsgronden
In de aanhef van dit artikel wordt aangegeven dat het college een parkeervergunning 'kan' intrekken, wijzigen of weigeren. Bedoeld is hiermee aan te geven dat het ter beoordeling van het college staat of een vergunning daadwerkelijk moet worden ingetrokken of gewijzigd, wanneer een van de opgesomde omstandigheden zich voordoet. De opsomming is limitatief bedoeld. Om andere redenen kan de vergunning dan ook niet worden ingetrokken of gewijzigd.
Zoals in de algemene toelichting is aangegeven, kan geen fiscale naheffingsaanslag worden opgelegd bij het zonder vergunning parkeren in een belanghebbendengebied 'sec'.
De fiscale aanpak van het niet betalen van de parkeerbelasting is, gelet op artikel 234 van de Gemeentewet, alleen mogelijk bij parkeerapparatuurplaatsen. Daarom moet in de verordening een strafbepaling worden opgenomen, die alleen voor strafrechtelijke handhaving via de 'Wet Mulder' in aanmerking komt.
Aileen indien sprake is van een gecombineerd gebied voor betaald parkeren én belanghebbendenparkeren, kan wél een naheffingsaanslag worden opgelegd, wanneer iemand parkeert zonder geldige vergunning én zonder te betalen in de parkeerapparatuur.
Voor het parkeren op parkeerplaatsen bij parkeerapparatuur zonder (geldige) vergunning is geen strafbaarstelling nodig. Op die plaatsen kan immers wel het fiscale regime gehanteerd worden.
In de eerste twee leden van dit artikel wordt het plaatsen van voorwerpen, niet zijnde motorvoertuigen op parkeerapparatuur- en belang hebbendenplaatsen verboden. Het plaatsen van dergelijke voorwerpen belemmert het normale gebruik van de bedoelde parkeerplaatsen en doorkruist daarmee de beoogde parkeerregulering. Het gaat hier om gedragingen die zich niet lenen voor fiscalisering. Deze verbodsbepaling moet dan ook, ongeacht of tot fiscalisering wordt overgegaan, in de verordening worden opgenomen.
Artikel 154 van de Gemeentewet bepaalt dat gemeenten op overtreding van hun verordeningen een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie kunnen stellen. Openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak kan als bijkomende straf op een overtreding worden gesteld.
Het openbaar maken van de rechterlijke uitspraak is een bijkomende straf waarvan bij parkeerovertredingen weinig effect te verwachten valt. Het opnemen daarvan in de Parkeerverordening is daarom achterwege gelaten.
Artikel 10 Opsporingsbevoegdheid
Toezichthouders zijn personen die bij of krachtens wettelijk voorschrift belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften, zo volgt uit artikel 5:11 Algemene wet bestuursrecht. Deze personen kunnen (deels) categoraal en (deels) individueel worden aangewezen.