Overheidsorganisatie | Sint Maarten |
---|---|
Officiële naam regeling | Regeling van de Minister van Algemene Zaken van de 27ste maart 2014, houdende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten in verband met de situatie in Oekraïne |
Citeertitel | Sanctieregeling Oekraïne |
Vastgesteld door | Minister van Algemene Zaken |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Sanctielandsverordening
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-03-2014 | 15-05-2014 | Nieuwe regeling | 27-03-2014 AB 2014, no. 30 | n.v.t. |
In deze ministeriële regeling wordt onder “Verordening 208/2014” verstaan: Verordening 208/2014 van de Raad van de Europese Unie van 5 maart 2014 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in het licht van de situatie in Oekraïne (Pb 2014, L66).
1. Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 2, 8 eerste lid, en 9 van Verordening 208/2014, waarvan de tekst is opgenomen in bijlage I bij deze ministeriële regeling.
2. Het verbod te handelen in strijd met artikel 2, eerste lid, van Verordening 208/2014, geldt niet in gevallen waarin artikel 4, eerste lid, 5, eerste lid, 6, eerste lid, of 7 van Verordening 208/2014 van toepassing is.
De bevoegde autoriteit tot het verlenen van ontheffing, bedoeld in de artikelen 4, eerste lid, 5, eerste lid, artikel 6, eerste lid, 7 en 8, eerste lid, van Verordening 208/2014 is de Minister van Algemene Zaken in overeenstemming met de betrokken minister of ministers en gehoord de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten.
Deze regeling wordt aangehaald als: Sanctieregeling Oekraïne.
Deze regeling treedt, gezien het spoedeisend belang hiervan als bedoeld in artikel 127, derde lid, van de Staatsregeling, in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Afkondigingsblad waarin deze wordt geplaatst.
Verordening 208/2014 (Pb 2014, L66) [Klik hier om het document te downloaden]
Toelichting
Algemeen deel
De recente gebeurtenissen in Oekraïne vormden voor de Raad van de Europese Unie aanleiding om de tegoeden te bevriezen van personen of instanties die verantwoordelijk worden gehouden voor het verduisteren van Oekraïense overheidsmiddelen of die verantwoordelijk worden gehouden voor mensenrechtenschendingen.
De onderhavige regeling strekt tot implementatie in Sint Maarten van de met het oog op de bevriezingsmaatregelen vastgestelde Verordening 208/2014.
De overname van de EU-sancties wordt gebaseerd op artikel 2 van de Sanctielandsverordening. Het instrument van de ministeriële regeling vloeit voort uit artikel 7 van genoemde landsverordening. Conform artikel 8, tweede lid, dient de ministeriële regeling binnen 10 maanden te worden omgezet in een landsbesluit, houdende algemene maatregelen.
Artikelsgewijs deel
Artikel 2
Alle tegoeden en economische middelen van met name genoemde natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen uit de Oekraïne worden bevroren. In een bijlage bij de verordening zijn de personalia vermeld van personen op wie de sancties van toepassing zijn.
Artikel 3
Van de bevriezingsmaatregel kan bij de Minister van Algemene Zaken ontheffing worden gevraagd teneinde te voorzien in de primaire levensbehoeften of voor het doen van buitengewone uitgaven. Voorts voorziet artikel 6 van de verordening in de mogelijkheid om bevroren tegoeden of economische middelen vrij te geven voor uitgaven die verband houden met verplichtingen die betrokkene is aangegaan voordat de bevriezingsmaatregel op diens tegoeden en middelen van toepassing werd. De Minister van Algemene Zaken besluit in overeenstemming met de betrokken minister of ministers en nadat de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten daaromtrent is gehoord.
Artikel 5
De bevoegdheid van de Ombudsman om bekrachtigde maar niet in werking getreden wettelijke regelingen voor te leggen aan het Constitutioneel Hof kan in uitzonderlijke gevallen met een spoedeisend belang, worden uitgeschakeld. Bij deze ministeriele regeling is sprake van een spoedeisend belang als bedoeld in artikel 127, derde lid, van de Staatsregeling, zoals nader uitgewerkt in artikel 17, tweede lid, onderdeel b, van de Landsverordening Constitutioneel Hof. Het gaat hier immers om noodregelgeving. Deze regelgeving zal op een later moment worden bevestigd in een landsbesluit, houdende algemene maatregelen. De Ombudsman wordt bij die gelegenheid uiteraard wel betrokken.
De Minister van Algemene Zaken