Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Renswoude

Huisvestingsverordening 1995

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRenswoude
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingHuisvestingsverordening 1995
CiteertitelHuisvestingsverordening
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerpAfdeling Algemene Zaken

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Art. 2 Huisvestingswet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-06-199501-07-2015Onbekend

06-06-1995

Heraut, 12.06.1995

639

Tekst van de regeling

Intitulé

Huisvestingsverordening 1995

De raad van de gemeente Renswoude;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders, d.d. 28 maart 1995;

gelet op artikel 2 van de Huisvestingswet;

B E S L U I T :

vast te stellen de volgende HUISVESTINGSVERORDENING RENSWOUDE 1995.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

 

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: de Huisvesting

  • b.

    besluit; het Huisvestingsbesluit

  • c.

    woonruimte: besloten ruimte die, al dan niet te zamen met een of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden;

  • d.

    zelfstandige woonruimte: woonruimte die een eigen toegang heeft en die door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.

  • e.

    onzelfstandige woonruimte: woonruimte die niet is bestemd voor inwoning, die geen eigen toegang heeft en/of die niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten de woonruimte;

  • f.

    toewijsbare woonruimte: woonruimte in de regio, die wordt toegewezen door sociale verhuurders door of via de gemeente.

  • g.

    inwoning; jet bewonen van een woonruimte die onderdeel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen;

  • h.

    woningtypen:

  • 1.

    maisonettes zijn woonruimten in gestaeld complex bestaande uit minimaal twee verdiepingen, met elkaar verbonden door een trap.

  • 2.

    zorgwoningen zijn zelfstandige woonruimten waarbij gebruik gemaakt wordt van faciliteiten van verzorgingsinstellingen, zoals bijvoorbeeld aanleunwoningen.

  • 3

    ouderenwoningen zijn woningen die als specifiek geschikt geacht kunnen worden voor personen van 55 jaar en ouder.

  • 4

    gehandicaptenwoningen zijn woningen die naar hun aard bestemd zijn voor bewoning door een gehandicapte.

  • i.

    regio Zuid-Oost Utrecjt: het grondgebied van de gemeente Amerongen, Cothen, Doorn, Driebergen-Rijsenburg, Langbroek, Leersum, Maarn, Renswoude, Rhenen, veenendaal, Wijk bij Duurstede en Zeist,

  • j.

    ingezetene: degene die in het bevolkingsregister van één der gemeenten in de regio Zuid-Oost Utrecht is opgenomen, en feitelijk in de regio Zuid-Oost Utrecht hoofdverblijf heeft in een voor permanente bewoning aangewezen woonruimte;

  • k.

    maatschappelijke binding: een maatschappelijke binding aan de regio wordt aangenomen indien een persoon ten minste zes jaar onafgebroken ingezetene is geweest van een of meer van de regiogemeenten.

 

  • l.

    economische binding: de binding van een persoon aan de regio, daarin gelegen dat die persoon met het oog op de voorziening in het bestaan, een redelijk belang heeft zich in de regio te vestigen, met dien verstande dat een economische binding aan de regio in ieder geval wordt aangenomen:

  • 1.

    indien iemand tenminste 50% van een volledige werkweek in vaste dienst is bij een bedrijf of instelling in de regio

  • 2.

    indien iemand als zelfstandig ondernemer in zijn bestaan voorziet en kan aantonen dat de zetel van zijn bedrijf in de regio is gevestigd;

  • 3.

    indien iemand een volledige dagopleiding volgt aan een in de regio gevestigde erkende onderwijsinstelling.

  • m.

    woningzoekende: het huishouden dat in het register als bedoeld in artikel 2.2.1 is ingeschreven;

  • n.

    huishouden: een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren. Onder duurzaam wordt verstaand het blijkens het bevolkingsregister ten minste gedurende een jaar gezamenlijk een huishouden voeren dan wel het ten minste een jaar lang gezamenlijk staan ingeschreven in het register van woningzoekenden.

  • o.

    eigenaar: degene die bevoegd is tot het in gebruik geven van die woonruimte of dat gebouw.

  • p.

    huurprijs: de prijs die bij huur en verhuur is verschuldigd voor het enkele gebruik van een woonruimte, uitgedrukt in een bedrag per maand.

  • q.

    koopprijs: de prijs die voor de enkele koop van een woonruimte daadwerkelijk is of zal worden betaald.

  • r.

    huurprijsgrens: een twaalfde deel van het bedrag dat wordt genoemd in artikel 16, eerste volzin, van de Wet individuele huursubsidie (Stb 1990, 394).

  • s.

    koopprijsgrens: het bedrag van f 156.000,--;

  • t.

    inkomen: het belastbaar inkomen, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, dan wel, indien geen aanslag in de inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld, het zuiver loon, bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964, of een op vergelijkbare wijze bepaald bedrag.

  • u.

    huisvestingsvergunning: de vergunning, bedoeld in artikel 7 van de wet.

Hoofdstuk 2 Verdeling van woonruimte

Paragraaf 2.1 Werkingsgebied

Artikel 2.1.1 Huurprijs- en koopprijsgrens

Het bepaalde in dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op:

  • 1.

    woonruimten met een huurprijs beneden de huurprijsgrens, en

  • 2.

    woonruimten met een koopprijs beneden de koopprijsgrens.

Artikel 2.1.2 Nadere afperking

In afwijking van artikel 2.1.1 geldt dit hoofdstuk niet voor:

  • 1.

    woonruimten, als bedoeld in artikel 6, lid 1, van de wet (inwoning, woonwagens, woonschepen en bejaardenoorden);

  • 2.

    onzelfstandige woonruimten.

Paragraaf 2.2 Inschrijving

Artikel 2.2.1 Register van woningzoekenden

 

  • 1.

    Burgemeester en wethouders dragen zorg voor het aanleggen en bijhouden van een register van woningzoekenden die in aanmerking willen komen voor een huurwoning.

  • 2.

    In dit register worden op hun verzoek als woningzoekenden ingeschreven:

    • a.

      de huishoudens die een urgentieverklaring als bedoeld in artikel 2.6.1 bezitten; en:

    • b.

      de huishoudens die voldoen aan de volgende eisen:

  • -

    tenminste één der leden heeft de leeftijd van 18 jaar bereikt;

  • -

    tenminste één der volwassenen leden heeft een economische of maatschappelijke binding aan de regio of behoort tot de in artikel 5, lid 1 van het besluit genoemde beschermde groepen;

  • -

    geen der leden van het huishouden, met uitzondering van kinderen, klein- en pleegkinderen tot 27 jaar, is verplicht vermogensbelasting te betalen;    

  • -

    indien het huishouden over een eigen woning beschikt, moet naar het oordeel van burgemeester en wethouders afdoende blijken dat verkoop van de woning noodzakelijk is en dat het huishouden niet in staat is zelf de woonbehoefte te voorzien en

  • -

    de leden bezitten óf Nederlandse nationaliteit óf beschikken over een geldige verblijfstitel in Nederland.

     

Artikel 2.2.2 Verzoek om inschrijving

  • 1.

    een verzoek in inschrijving als woningzoekende richt men door middel van een daartoe bestemd formulier aan de burgemeester en wethouders en gaat vergezeld van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      van alle leden van het huishouden, met uitzondering van inwonende kinderen, pleegkinderen en kleinkinderen jonger dan 27:

      - een kopie van de aanslag in de inkomstenbelasting over het voorgaande jaar;

      - wanneer geen aanslag in de inkomstenbelasting is opgelegd: een IB-60 formulier of een copie van de laatste jaaropgave van de werkgever(s) of uitkeringsinstantie(s);​

      - een recente uitkerings- of salarisstrook;

       

    • b.

      bij een eigen woning:

      - een recent schuldoverzicht van de hypotheekinstantie:

      - bij twijfel over de verkoopwaarde kan om een taxatierapport van een beëdigd taxateur worden gevraagd;

    • c.

      bij het bestaan van een maatschappelijke binding: uittreksels uit het persoonsregister of verklaringen van overige regiogemeenten waar men heeft gewoond, waaruit de maatschappelijke binding aan de regio blijkt;

    • d.

      bij ontbreken van een maatschappelijke binding: een werkgeversverklaring dan wel een inschrijvingsbewijs van de Kamer van Koophandel dan wel een verklaring van de onderwijsinstelling, waaruit een economische binding aan de regio blijkt.

    • e.

      als de verzoeker behoort tot de in artikel 5, lid van het besluit genoemde beschermde groepen: een stuk waaruit blijkt dat de verzoeker behoort tot de in artikel 5, lid van het besluit genoemde beschermde groepen.

  • 2.

    Wanneer op grond van bovengenoemde gegevens de inkomens- en vermogenspositie onvoldoende duidelijk wordt, kunnen burgemeester en wethouders om aanvullende gegevens verzoeken.

  • 3.

    Als inschrijvingsdatum geldt het moment waarop alle voor de beoordeling van de aanvraag benodigde gegevens zijn ingediend.

Artikel 2.2.3 Bewijs van inschrijving

  • 1.

    Burgemeester en wethouders verstrekken aan de in het register ingeschreven woningzoekenden een bewijs van inschrijving, waarop minimaal de volgende gegevens worden vermeld:

    - registratienummer;

    - naam van de aanvrager en van alle meeverhuizende personen;

    - adresgegevens;

    - geboortedata;

    - inkomens- en eventueel vermogensgegevens;

    - urgentiegegevens;

    - datum inschrijving;

    - doorstroomgegevens

  • 2.

    De inschrijving geldt als een verklaring dat de ingeschrevene op termijn voor woonruimte in aanmerking komt.

  • 3.

    Het bewijs van inschrijving blijft, behoudens het in het vierde en vijfde lid gestelde, 1 jaar geldig.

  • 4.

    De inschrijving in het register van woningzoekenden kan jaarlijks met een periode van 1 jaar verlengd worden, indien de woningzoekende uiterlijk 1 maand vóór het eindigen van de in het vorige lid bedoelde termijn daarom schriftelijk heeft verzocht via een daartoe bestemd formulier.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders halen een inschrijving door, indien:

    • a.

      de woningzoekende is verhuisd naar een passende zelfstandige woonruimte (deze woningzoekende kan zich dan wel opnieuw laten inschrijven);

    • b.

      de woningzoekende niet meer aan de vereisten voor inschrijving voldoet;

    • c.

      de woningzoekende daarom verzoekt;

    • d.

      de woningzoekende tweemaal een passende woning heeft geweigerd om redenen die naar het oordeel van burgemeester en wethouders ongegrond zijn.

Artikel 2.2.4 Rangorde

In het register worden de woningzoekenden in de volgende rangorde geregistreerd:

  • -

    bovenaan staan degenen met een urgentieverklaring, in volgorde van inschrijving;

  • -

    daarna de overige woningzoekenden, in volgorde van inschrijving.

Artikel 2.2.5 Centrale registratie

  • 1.

    Eigenaren van woonruimten die zelf een registratie van woningzoekenden bijhouden, zijn verplicht de informatie waarover zij in dat verband beschikken, op hun verzoek aan burgemeester en wethouders te verstrekken, met het doel tot een voor de gehele gemeente geldend centraal register van woningzoekenden te komen.

  • 2.

    Een woningzoekende die bezwaar heeft tegen opname van gegevens in dit centrale register, wordt slechts geregistreerd door de instantie waarbij hij zich heeft aangemeld. Doorgifte van gegevens aan het centrale register blijft in dat geval achterwege.

Paragraaf 2.3 Huisvestingsvergunning

Artikel 2.3.1 Vergunningvereiste

  • 1.

    Het is verboden zonder een huisvestingsvergunning een woonruimte, aangewezen in artikel 2.1.1 en niet uitgezonderd in artikel 2.1.2, in gebruik te nemen voor bewoning.

  • 2.

    Het is verboden de in het vorige lid bedoelde woonruimte voor bewoning in gebruik te geven aan een huishouden dat niet beschikt over een huisvestingsvergunning.

Artikel 2.3.1 a Huisvestingsvergunning bij toewijzing gemeentelijke huurwoning

Indien een gemeentelijke huurwoning wordt toegewezen door het college, geldt deze toewijzing tevens als huisvestingsvergunning.

Artikel 2.3.2 Aanvragen van een huisvestingsvergunning

 

  • 1.

    De aanvraag van een huisvestingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders door middel van een daartoe bestemd formulier en gaat vergezeld van de volgende bewijsstukken:

  • -

    bij het bestaan van een maatschappelijke binding: uittreksels uit het persoonsregister of verklaringen van overige regiogemeenten waar men heeft gewoond, waaruit de maatschappelijke binding aan de regio blijkt. 

  • -

    bij ontbreken van een maatschappelijke binding: een werkgeversverklaring dan wel een inschrijvingsbewijs van de Kamer van Koophandel dan wel een verklaring van de onderwijsinstelling, waaruit een economische binding aan de regio blijkt.

  • -

    als de aanvrager behoor tot de in artikel 5, lid van het besluit genoemde beschermde groepen: een stuk waaruit blijkt dat de verzoeker behoort tot de in artikel 5, lid van het besluit genoemde beschermde groepen.

  • -

    bij ontbreken van zowel een maatschappelijke of economische binding en het niet behoren tot de beschermde groepen: bewijsstukken waaruit blijkt dat voor de woning een vruchteloze aanbiedingsprocedure is gevolgd;

  • -

    bij een huurwoning:

  • *

    een kopie van het huurcontract of een bereidverklaring van de verhuurder;

  • *

    van alle leden van het huishouden, met uitzondering van inwonende kinderen, pleegkinderen en kleinkinderen jonger dan 27: een copie van de aanslag in de inkomstenbelasting over het voorgaande jaar, of: wanneer geen aanslag in de inkomstenbelasting is opgelegd: een IB-60 formulier of een copie van de laatste jaaropgave van werkgever(s) of uitkeringsinstantie(s): een recente uitkerings- of salarisstrook.

  • -

    bij een koopwoning: een copie van de koopakte

  • 2.

    Burgemeester en wethouders behandelen de aanvraag niet verder, indien de aanvrager niet aannemelijk kan maken dat hij, indien hij een huisvestingsvergunning krijgt, die woonruimte ook daadwerkelijk in gebruik zal kunnen nemen. Het voorgaande geldt niet voor de gevallen, genoemd in artikel 23, lid 3, van de wet (medehuurderschap).

  • 3.

    Op of bij de huisvestingsvergunning vermelden burgemeester en wethouders de volgende informatie:

  • a.

    de mededeling dat binnen een in de vergunning genoemde termijn van de huisvestingsvergunning gebruik gemaakt moet worden. Deze termijn kan maximaal op 6 maanden gesteld worden;

  • b.

    de namen van de personen die als vergunninghouder worden aangemerkt;

Artikel 2.3.3 Criteria voor vergunningverlening

  • 1.

    Burgemeester en wethouders verlenen de huisvestingsvergunning, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a

    het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt voldoet aan de eisen van paragraaf  2.4;

  • b

    bij huurwoningen: de woonruimte is op grond van paragraaf 2.5 passend voor het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt;

  • c.

    bij huurwoningen: er is in het inschrijvingsregister geen andere huishouden ingeschreven dat gegadigde is voor de woonruimte en dat op grond van het urgentiestelsel eerder voor de woonruimte in aanmerking komt.

  • 2.

    Lid 1 sub c geldt niet indien zich een situatie voordoet als aangegeven in artikel 9 van het Huisvestingsbesluit (medehuurderschap en voorgenomen woningruil).

  • 3.

    In afwijking van het in het eerste lid bepaalde kan de huisvestingsvergunning eveneens verleend worden, indien de woonruimte voor het huishouden dat de vergunning aanvraagt, op grond van paragraaf 2.5 passende geacht wordt dan de huidige in de regio gelegen, toewijsbare woonruimte van het huishouden.

Artikel 2.3.4 Vruchteloze aanbieding

 

  • 1.

    Een huisvestingsvergunning wordt bovendien altijd verleend, indien de eigenaar de woonruimte overeenkomstig de in lid 2 weergegeven procedure gedurende drie maanden zonder resultaat heeft aangeboden aan de woningzoekenden die voldoen aan de eisen voor vergunningverlening uit artikel 2.3.3.

  • 2.

    De eigenaar moet de woonruimte in de in het vorige lid genoemde termijn tenminste maandelijks door middel van een advertentie, geplaatst in plaatselijk verschijnende lokale of regionale nieuws- of advertentiebladen te huur of te koop hebben aangeboden.

    Deze advertentie moet in ieder geval bevatten:

  • a.

    het adres van de woonruimte;

  • b.

    de overeenkomstig artikel 26 lid 2 van de wet bepaalde huurprijs of koopprijs van de woonruimte;

  • c.

    de mededeling dat degenen die voldoen aan het bepaalde in artikel 2.3.3, lid 1, de voorkeur genieten.

De in het vorige lid genoemde termijn begint te lopen op de datum van plaatsing van de eerste advertentie.

Artikel 2.3.5 Intrekking

Burgemeester en wethouders kunnen een huisvestingsvergunning intrekken, indien:

  • a.

    de vergunninghouder de erin vermelde woonruimte niet binnen de door burgemeester en wethouders bij de verlening van de vergunning gestelde termijn in gebruik heeft genomen;

  • b.

    de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs kan vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

Paragraaf 2.4 Toelating

Artikel 2.4.1 Leeftijd

Tenminste één der leden van het huishouden moet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt.

Artikel 2.4.2 Economische en maatschappelijke binding

 

  • 1.

    Tenminste één der volwassen leden van het huishouden moet maatschappelijk of economisch gebonden zijn aan de regio of moet behoren tot de in artikel 5, lid 1 van het besluit genoemde beschermde groepen.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt de eis van economische of maatschappelijke binding of van het behoren tot een beschermde groep niet, indien zich een situatie voordoet als beschreven in artikel 6 van het besluit.

Artikel 2.4.3 Verblijfstatus

De leden van het huishouden moeten óf de Nederlandse nationaliteit bezitten óf over een geldige verblijfstitel in Nederland beschikken.

Paragraaf 2.5 Passendheidseisen voor huurwoningen

Artikel 2.5.1 Verhouding inkomen - huurprijs

  • 1.

    Het inkomen van het huishouden moet in een redelijke verhouding tot de huurprijs van de woonruimte staan.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders hanteren de volgende regels voor de bepaling van de verhouding tussen de huurprijs en het daarbij ten hoogste toegestane inkomen:

    • a.

      een huurprijs van maximaal f 600,-- per maand is passend voor:

      - een alleenstaande jonger dan 65 jaar met een inkomen van maximaal f 35.000,- -

      - een alleen staande van 65 jaar en ouder met een inkomen van maximaal f 29.000,--

      - een meerpersoonshuishouden waarvan geen van de leden 65 jaar of ouder is met een maximaal huishoudensinkomen van f 46.000,--

      - meerpersoonshuishoudens waarvan één of meer van de leden op 1 januari van dat jaar 65 jaar of ouder is c.q. zijn en de som van de inkomens ten hoogste f 39.000,-- per jaar bedraagt;

      - huishoudens met een hoger inkomen, indien er uit de hiervoor genoemde groepen geen gegadigden zijn. Het huishouden met het laagste inkomen krijgt dan de voorkeur

       

    • b.

      een huurprijs van meer dan f 600,00 tot de huurprijsgrens is passend voor:

      - huishoudens met een belastbaar maandinkomen van circa vijfmaal de huurprijs

      - huishoudens met een hoger inkomen, indien er uit de hiervoor genoemde groep geen gegadigden zijn. Het huishouden met het laagste inkomen heeft daarbij steeds de voorkeur.

  • 3.

    De verhouding tussen inkomen en huur is niet passend indien de fiatteringsgrens voor toekenning van individuele huursubsidie wordt overschreden.

  • 4.

    De in lid 2 genoemde maximum huur- en inkomensbedragen zijn gebaseerd op de situatie per 1 juli 1994. Bij ministeriële regeling kunnen deze bedragen worden gewijzigd. Daarom dienen voor bovengenoemde bedragen worden gelezen.

  • 5.

    Voor de bepaling van het inkomen hanteren burgemeester en wethouders de volgende nadere uitvoeringsregel:

    • a.

      als inkomen wordt het inkomen over het voorgaande kalenderjaar gehanteerd; als bewijsstuk hierbij geldt de daarop betrekking hebbende aanslag in de inkomstenbelasting;

    • b.

      indien geen aanslag in de inkomstenbelasting is opgelegd, geldt als bewijsstuk de laatste jaaropgave van de werknemer(s) of uitkerende instantie(s) met betrekking tot het bruto-inkomen danwel een IB-60 formulier;

    • c.

      indien uit de meest recente loon- en/of uitkeringsstroken blijkt dat het huidige jaarinkomen meer dan 15% afwijkt van het inkomen over het voorgaande kalenderjaar, geldt in afwijking van het onder a of b gestelde het huidige inkomen;

    • d.

      indien alleen bewijsstukken van het meest recente bruto-inkomen worden gehanteerd, wordt het bruto-inkomen omgerekend tot belastbaar inkomen op de daarvoor gebruikelijke wijze;

    • e.

      bij meerpersoonshuishoudens wordt ter berekening van het inkomen uitgegaan van de inkomens van alle leden van het betrokken huishouden tezamen. Negatieve inkomens en inkomens van inwonende kinderen, pleegkinderen en kleinkinderen tot 27 jaar blijven buiten beschouwing

Artikel 2.5.2 Bezettingsnorm

  • 1.

    De omvang van het huishouden moet passen bij de grootte van de woonruimte.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders hanteren de volgende uitgangspunten voor de bepaling van de verhouding tussen het aantal leden van het huishouden en het daarbij ten hoogste toegestane aantal kamers van de woonruimte:

     

    Omvang huishouden kameraantal

    Passend

    1 persoon van 18 t/m 29 jaar

    1- of 2-kamerwoning

    1 persoon van 30 jaar en ouder

    2- of 3-kamerwoning

    2 personen

    4- of 5-kamerwoning

    3 personen

    4-kamerwoning

    4, 5 of 6 personen

    4- of 5-kamerwoning

    huishouden van 7 of meer personen

    5- of 6-kamerwoning

  • 3.

    Indien er voor een bepaalde woonruimte geen gegadigden zijn met een bij het kameraantal passende huishoudensomvang, kan de woning ook aan huishoudens uit een naastbij gelegen categorie worden aangeboden.

Artikel 2.5.3 Woningtype

  • 1.

    Zorgwoningen: passend voor degenen van 65 jaar en ouders, die reeds beschikken over een zelfstandige woonruimte in de regio en die bovendien daarvoor geïndiceerd zijn door de indicatiecomissie.

  • 2.

    Ouderenwoningen: passend voor degenen van 55 jaar en ouders, die reeds beschikken over zelfstandige woonruimte in de regio.

  • 3.

    Gehandicaptenwoningen: passend voor gehandicapten die daartoe geïndiceerd zijn door de in gemeentelijke verordening Voorzieningen Gehandicapten aangewezen instantie.

  • 4.

    Bij ontbreken van passende gegadigden voor een bepaald woningtype kunnen ook andere woningzoekenden (zowel degenen die in het geheel geen voorkeur hebben opgegeven als degenen met een uitgesproken voorkeur voor dit type woning) in aanmerking komen. Bepalend is dan de inschrijvingsvolgorde.

Paragraaf 2.6 Urgentie: digitale variant

Artikel 2.6.1 Urgentieverklaring

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen een woningzoekende die aan de toelatingscriteria van paragraaf 2.4 voldoet en die vanwege een noodsituatie met voorrang geholpen dient te worden, op zijn verzoek urgent verklaren.

  • 2.

    De urgentieverklaring houdt het volgende in:

    • a.

      de erkenning dat verhuizing van de woningzoekende dringend gewenst is;

    • b.

      de toezegging dat ernaar gestreefd zal worden binnen zes maanden eenmaal woonruimte aan te bieden in de gemeente Renswoude dan wel elders in de regio in flatwoningen, indien in de gemeente Renswoude binnen genoemde termijn geen passende woning beschikbaar is.

Artikel 2.6.2 Aanvragen van een urgentieverklaring

  • 1.

    De aanvraag van een urgentieverklaring wordt ingediend bij burgemeester en wethouders via een daartoe bestemd formulier. De aanvraag bevat in elk geval een motivering waaruit blijkt:

    • -

      de aard van de persoonlijke problematiek

    • -

      de relatie van deze problematiek met de huidige woonsituatie;

    • -

      waarom verhuizing binnen zes maanden absoluut noodzakelijk is.

  • 2.

    Op of bij de urgentieverklaring vermelden burgemeester en wethouders de in lid 1 genoemde informatie.

Artikel 2.6.3 Criteria voor verlening van een urgentieverklaring

  • 1.

    Burgemeester en wethouders bepalen aan de hand van de bij deze verordening behorende “Regels inzake urgentie” of een woningzoekende als urgent kan worden aangemerkt.

  • 2.

    Bij hun beslissing kunnen burgemeester en wethouders, afhankelijk van de zich voordoende situaties, advies inwinnen van:

    • -

      een door de gemeente in te stellen urgentiecommissie;

    • -

      de GGD of CMD.

Artikel 2.6.4 Bemiddeling

Voor woningzoekenden die beschikken over een urgentieverklaring bemiddelen burgemeester en wethouders bij eigenaren van woonruimte, opdat aan hen een passende woonruimte wordt aangeboden.

Artikel 2.6.5 Wijziging en intrekking

 

Burgemeester en wethouders trekken een urgentieverklaring in:

  • a.

    indien aan de vereisten voor het verkrijgen van een urgentieverklaring niet meer wordt voldaan;

  • b.

    indien de urgentieverklaring is verstrekt op grond van gegevens waarvan de woningzoekende wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren;

  • c.

    indien de urgentie eenmaal een naar het oordeel van burgemeester en wethouders passende woonruimte in de regio heeft aangeboden gekregen.

Na het intrekken van een urgentieverklaring kan er niet op grond van dezelfde omstandigheden opnieuw een urgentie worden aangevraagd.

Hoofdstuk 3 Verdere bepalingen

Artikel 3.1 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.

Artikel 3.2 Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 2.3.1 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Artikel 3.3 Handhaving

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

  • 2.

    Met de opsporing van de bij artikel 3.2  strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en de in artikel 75 van de wet aangewezen ambtenaren belast de in het eerste lid genoemde ambtenaren, voor zover zij door de minister van justitie daartoe zijn aangewezen.

  • 3.

    De in het eerste lid genoemde ambtenaren hebben de bevoegdheden als genoemd in artikel 76, 77 en 78 van de wet.

Artikel 3.4 Restbepaling

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders, waarbij zij zich uitsluitend zullen laten leiden door overwegingen betrekking hebbende o de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte.

Artikel 3.5 Overleg bij wijziging

Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening plegen burgemeester en wethouders overleg met de in de gemeente werkzame, ingevolge artikel 7, eerste lid, of artikel 72, eerste lid, van de Woningwet (Stb 1991, 439) toegelaten instellingen en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimte verdeling werkzaam zijn.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 4.1 Overgangsbepaling

  • 1.

    De vóór de inwerkingtreding van deze verordening gedane inschrijvingen van woningzoekenden worden geacht inschrijvingen te zijn als bedoeld in paragraaf 2.2 van deze verordening.

  • 2.

    aanvragen tot inschrijving als woningzoekende of om verlening van een met een vergunning volgens deze verordening gelijkgestelde vergunning welke vóór of op de dag van inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend worden behandeld volgens het voordien geldende recht, indien dit voor de betrokkene gunstiger is.

  • 3.

    Voor degenen die vóór of op de dag van inwerkingtreding van deze verordening urgentiepunten hebben gekregen en die volgens de nieuwe urgentiecriteria niet voor een urgentieverklaring in aanmerking komen, geldt bovendien de volgende regeling:

    Het inschrijvingstijdstip wordt voor iedere urgentiepunt met een maand vervroegd. Aldus ontstane fictieve inschrijvingsmaand geldt als datum van inschrijving.

Artikel 4.2 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Huisvestingsverordening Renswoude 1995.

Artikel 4.3 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de derde dag na bekendmaking.

  • 2.

    Op de datum van inwerkingtreding vervalt de “Huisvestingsverordening Renswoude 1994”, zoals vastgesteld door de raad in zijn vergadering van 31 mei 1994.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Renswoude op 6 juni 1995,

 

De voorzitter, de secretaris,

Bijlage bij de Huisvestingsverordening 1995 Renswoude Regels inzake urgentie

 

Artikel 1              Criteria voor urgentie

 

Burgemeester en wethouders kunnen op basis van de volgende criteria aan een woningzoekende urgentie verlenen:

  • 1.

    Sociale indicatie

Sociaal geïndiceerden zijn woningzoekenden die in verband met sociale en/of psychische problemen in combinatie met omstandigheden in de huidige woning dringend op korte termijn een andere woning nodig hebben.

Onder de navolgende genoemde omstandigheden wordt een sociaal indicatie verleend:

  • a.

    Een calamiteit zoals brand of overstroming.

  • b.

    Echtscheiding, indien de woningzoekenden, die de zorg voor een of meer minderjarige kinderen hebben gedurende minimaal vier dagen in de week en bij wie deze kinderen geregistreerd staan, na echtscheiding of verbreking van een notarieel vastgelegd samenlevingscontract, voorzover

    - de rechter heeft afgeweken van het verzoek tot toewijzing van de woning door de partij die de zorg voor de minderjarige kinderen gedurende minimaal 4 dagen in de week op zich neemt.

    - aantoonbaar is dat in de echtscheidingsprocedure het recht om in de huidige woning te blijven wonen, alsmede voldoende alimentatie om de woonlasten te kunnen opbrengen, zijn geclaimd.

    - het verzoek om urgentie binnen twee maanden na de gerechtelijke uitspraak wordt gedaan.

  • 2.

    Medische indicatie

Woningzoekenden, waaraan om medische redenen (fysiek/mentaal) in combinatie met een onhoudbare woonsituatie door de GGD een indicatie is gegeven op grond waarvan het noodzakelijk is dat zij binnen een half jaar een passende woning in de regio worden geholpen.

  • 3.

    Volkshuisvestelijke indicatie

Woningzoekende huurders van toewijsbare zelfstandige woonruimte die in het belang van de volkshuisvesting gesloopt of ingrijpend verbeterd moeten worden, kunnen urgent worden verklaard.

  • 4.

    Maatschappelijke indicatie

Woningzoekenden die in verband met navolgende omstandigheden dringen woonruimte nodig hebben:

- Vrouwen uit opvangtehuizen krijgen, conform de eerder in regionaal verband gemaakte afspraken een urgentie voor het verkrijgen van passende woonruimte in de regio.

 

 

Artikel 2      Situaties waarin geen urgentie wordt verleend

 

Burgemeester en wethouders verlenen in de navolgend genoemde situaties in ieder geval geen urgentie:

  • 1.

    Indien burgemeester en wethouders gegronde redenen hebben om aan te nemen dat de aanvrager elders in de regio eerder aan passende woonruimte geholpen kan worden, maar de aanvrager weigert zich elders in te schrijven.

  • 2.

    Indien voor bepaalde omstandigheden een andere weg of procedure meer aangewezen is, b.v.

    - bij overlast van buren of burenruzie zijn de aangewezen instanties de politie, de rechtbank.

    - bij gebrekkige woonruimte en huurgeschillen zijn de aangewezen instanties de verhuurder, de huurcommissie en de kantonrechter.

  • 3.

    Problemen in verband met kamerbewoning of inwoning (in ouderlijk huis of bij familie).

  • 4.

    Problemen in verband met beroepsomstandigheden, b.v. woon-werk afstand.

  • 5.

    Problemen bij gebrek aan woonruimte, bv. kamertekort na gezinsuitbreiding.