Overheidsorganisatie | Gemeente Súdwest-Fryslân |
---|---|
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van Reinigingsheffingen 2014 |
Citeertitel | Verordening Reinigingsheffingen 2014 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Verordening Reinigingsheffingen |
Geen
Gemeentewet en Wet Milieubeheer
Geen
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2014 | 01-10-2014 | nieuwe regeling | 19-12-2013 Ta jo Tjinst 31-12-2013 | geen |
De raad van de gemeente Súdwest-Fryslân;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 12 november 2013;
b e s l u i t:
vast te stellen de
Verordening Reinigingsheffingen 2014
Krachtens deze verordening worden geheven:
a. een afvalstoffenheffing;
b. reinigingsrechten.
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
a. ‘gebruik maken’ in hoofdstuk II Afvalstoffenheffing: gebruik maken in de zin
ar artikel 15.33 Wet milieubeheer;
b. grof bedrijfsafval: afvalstoffen, met uitzondering van autowrakken, afkomstig van
bedrijven en instellingen, welke door aard, omvang of hoeveelheid niet periodiek worden ingezameld.
1. Onder de naam ‘afvalstoffenheffing’ wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.
2. De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende
t tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik
maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22
van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 1 en 2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij
de aanvang van de belastingplicht.
2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting
verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde
belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle
kalendermaanden overblijven.
3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak
op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde
belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle
kalendermaanden overblijven.
4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige
binnen de gemeente verhuist en aldaar van een ander perceel gebruik maakt.
1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de
aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste termijn
vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening
van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn twee maanden later.
2. In geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen minder is
dan € 5.000,= en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische
betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, moeten, in afwijking van het eerste
lid, de aanslagen worden betaald in acht gelijke maandelijkse termijnen. De eerste
termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand dien de
dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen
telkens een maand later.
3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
Onder de naam ‘reinigingsrechten’ worden rechten geheven zowel voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.
De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.
1. De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de
hoofdstukken 3 en 4 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.
2. Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel
genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.
Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.
1. De rechten bedoeld in hoofdstuk 3 van de tarieventabel worden geheven bij wege
van aanslag met dien verstande dat per belastbaar feit een afzonderlijke aanslag kan
worden opgelegd.
2. De rechten bedoeld in hoofdstuk 4 van de tarieventabel worden geheven door middel
van een gedagtekende kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het
gevorderde bedrag wordt door toezending of uitreiking van de schriftelijke
kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.
1. De rechten bedoeld in hoofdstuk 3 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij het
begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt zijn de rechten
verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde
rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle
kalendermaanden overblijven.
3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak
op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde
rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle
kalendermaanden overblijven.
4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist.
De rechten bedoeld in hoofdstuk 4 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen.
1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de reinigingsrechten als bedoeld in artikel 14, eerste lid, worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede
termijn twee maanden later.
2. In afwijking vn het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 50,= of minder is dan € 5.000,= en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunne worden afgeschreven, de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke maandelijkse termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
3. De reinigingsrechten als bedoeld in artikel 14, tweede lid, moeten worden betaald, ingeval de kennisgeving:
a. mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;
b. schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving,
dan wel ingeval van toezending daarvan, binnen een maand na de dagtekening
van de kennisgeving.
4. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden
gestelde termijnen.
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van reinigingsheffingen.
Er wordt geen kwijtschelding als bedoeld in artikel 26 van de Invorderingswet 1990 verleend voor de rechten bedoeld in de hoofdstukken 2, 3 en 4 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.
1. De ‘Verordening Afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2013’ van 13 december 2012 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
2. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2014.
3. De datum van ingang van de heffing is 1 janauri 2014.
4. Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening reinigingsheffingen 2014”.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 19 december 2013
drs. H.H. Apotheker,
voorzitter.
G.W. Stegenga,
wnd. griffier.
Algemeen
De bedragen genoemd in deze tabel zijn exclusief omzetbelasting (BTW) indien deze verschuldigd is.
Hoofdstuk 1 Maatstaven en jaarlijkse tarieven afvalstoffenheffing
1. De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar:
1.1. indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, Indien
de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht,
wordt gebruikt door één persoon € 188,64
1.2. indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, Indien
de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht,
wordt gebruikt door twee of meer personen € 225,60
1.3. indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien
de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht,
niet permanent mag worden bewoond € 188,64
Hoofdstuk 2 Maatstaven en overige tarieven afvalstoffenheffing
2.1. Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1 bedraagt de belasting voor het op aanvraag inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen of
grof huisvuil, per keer € 76,25
vermeerderd met een bedrag voor elke halve kubieke meter of
gedeelte daarvan, van € 21,80
2.2. Het ophalen van maximaal 2 m3 grof afval per keer van particuliere huishoudingen tijdens een reguliere grofvuilroute, is gratis.
2.3 Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1 bedraagt de belasting voor het achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen of grof huisvuil
in een op een "Milieustraat" geplaatste container, per keer € 26,00
vermeerderd met een bedrag voor elke halve kubieke meter of
gedeelte daarvan, van € 21,80
2.4 Het achterlaten van maximaal 2 m3 per bezoek per maand aan huishoudelijke afvalstoffen of grof huisvuil in een op een "Milieustraat" geplaatste container is gratis.
Hoofdstuk 3 Maatstaven en jaarlijkse tarieven reinigingsrechten
3.1. Het recht bedraagt per belastingjaar voor het periodiek verwijderen van bedrijfsafval van beperkte omvang of hoeveelheid in minicontainers met
een inhoud van niet meer dan 240 liter, bedraagt per minicontainer € 311,00
3.2. Wanneer voor een bij een bedrijfspand gelegen perceel een afvalstoffenheffing wordt geheven, is het in het vorige lid bedoelde recht eerst verschuldigd voor de tweede en volgende minicontainer.
3.3. Wanneer naast het periodiek verwijderen van bedrijfsafval van beperkte | omvang of hoeveelheid in minicontainers met een inhoud van niet meer dan 240 liter, periodiek groente-, fruit- en tuinafval via GFT-containers met een inhoud van niet meer dan 240 liter wordt verwijderd, dan bedraagt, in afwijking van het hiervoor in het eerste lid ' genoemde recht per container, het recht voor de eerste minicontainer i en de eerste GFT-container (zgn. stel) tezamen eveneens per jaar € 311,00
Hoofdstuk 4 Maatstaven en tarieven overige reinigingsrechten
4.1 Het recht bedraagt voor;
4.1.1. het beschikbaar stellen en het gebruik van 1000/1100 liter container,
in het kader van de zogenaamde containerroute, per maand € 15,50
4.1.2. het ledigen van een 1000/1100 liter container in het kader van
zogenaamde containerroute, per keer € 24,80
4.1.2.1 wanneer de container grof bedrijfsafval bevat wordt het onder 4.1.2
vermeide bedrag vermeerderd met een bedrag voor elke halve kubieke
meter of gedeelte daarvan, van € 22,15
4.1.3. het incidenteel beschikbaar stellen, gebruiken en ledigen van een
1000/1100 liter container, per keer € 68,25
4.1.4. het recht bedraagt voor overige diensten voor zover daar in deze verordening geen afzonderlijk tarief is vermeid: voor het verlenen van diensten
a. per man, per uur € 41,75
b. per veegmachine, per uur € 41,10
c. per huisvuilwagen (zijiader), per uur € 37,70
d. per huisvuilwagen (achterlader), per uur € 31,45
e. per vrachtwagen (met en zonder kraan), per uur € 31,80
f. per kleine auto, per uur € 13,95
g. per kolkenzuiger (opbouw), per uur € 21,30
4.1.5. Waar in dit artikel sprake is van een recht per uur kan dit recht gesplitst worden in gedeelten van een uur, waarbij een gedeelte van een kwartier voor een vol kwartier gerekend wordt.
4.1.6. De rechten per man per uur in dit artikel worden verhoogd met een percentage van:
a. 75, indien de diensten worden verricht op maandag, dinsdag,
woensdag, donderdag en vrijdag tussen 00.00 en 07.00 uur en tussen 18.00 en 24.00 uur;
b. 100, indien de diensten worden verricht op zondag, zaterdag.
Nieuwjaarsdag, tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag, de beide Kerstdagen en de dagen waarop de verjaardag van de Koningin en de bevrijding 1940-1945 wordt gevierd.
Behoort bij raadsbesluit van 19 december 2013
De griffier van Súdwest-Fryslân.
behorende bij de 'Verordening reinigingsheffingen 2014'.