Organisatie | De Ronde Venen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Plaatselijke Verordening De Ronde Venen 2008 |
Citeertitel | Algemene Plaatselijke Verordening De Ronde Venen 2008 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet, art. 147
Aanwijzingsbesluit gebied alchoholverbod
Aanwijzingsbesluit gebied openlijk drugsgebruik
Aanwijzingsbesluit gebied opslagverbod
Aanwijzingsbesluit gebied parkeerexcessen I
Aanwijzingsbesluit gebied parkeerexcessen II
Aanwijzingsbesluit gebied parkeerexcessen IV
Aanwijzingsbesluit hondenverbod, fietscrossbaan
Aanwijzingsbesluit motorvoertuigen, bromfietsen en paardenverbod fietscrossbaan
Aanwijzingsbesluit wateren schouwplicht
Aanwijzingsbesluit weteringen i.v.m. doorvaarthoogte bruggen
Beleidsnotitie bomen
Beleidsnotitie softdrugs
Besluit aanwijzing opsporingsambtenaar in het kader van heling goederen
Nota Deregulering buitenevenementen
Nota sandwich- en driehoeksborden
Notitie evenementenbeleid Vinger aan de pols
Tent- en schuurfeestenbeleid
Uitvoeringsbesluit afvalstoffen en afvalbrengstation van de gemeente De Ronde Venen 2009
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-12-2008 | 01-01-2011 | Nieuwe regeling | 27-11-2008 Nieuwe Meerbode, 23-12-2008 | Onbekend |
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:
Artikel 1.2a Aanvraag vergunning of ontheffing
Het bevoegde bestuursorgaan kan nadere regels stellen omtrent de inhoud, de inrichting, de uitvoering, de vorm, het aantal en de wijze van indiening van een aanvraag om vergunning of ontheffing.
Artikel 1.5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald of de aard van de vergunning zich daartegen verzet.
Artikel 1.6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
Afdeling 1: Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2.1 Samenscholing en ongeregeldheden
Hij die op een openbare plaats aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Afdeling 4: Vertoningen e.d. op de weg
Artikel 2.9 Straatartiest e.d.
Het is verboden ten behoeve van publiek als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op te treden op of aan door de burgemeester in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en het milieu aangewezen wegen of gedeelten daarvan/ openbare plaatsen.
Afdeling 5: Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2.10 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie ervan
de voorwerpen of stoffen, die noodzakelijkerwijze kortstondig op de weg gebracht worden in verband met laden of lossen ervan. Degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten draagt er zorg voor, dat onmiddellijk na het beëindigen daarvan, in elk geval voor zonsondergang, de voorwerpen of stoffen van de weg verwijderd zijn en de weg daarvan gereinigd is;
Artikel 2.11 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Het verbod geldt voorts niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Wegenverordening provincie Utrecht, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening en de Leidingenverordening.
Afdeling 6: Veiligheid op de weg
De rechthebbende op een bedrijf die winkelwagentjes ter beschikking stelt, mede ten behoeve van het vervoer van winkelwaren over de weg, is verplicht ze te voorzien van de naam van het bedrijf of een ander herkenningsteken en de in de omgeving van dat bedrijf door het publiek op of langs de weg achtergelaten winkelwagentjes terstond te verwijderen of te doen verwijderen.
Het is verboden zich met een winkelwagentje op de weg te bevinden buiten de onmiddellijke omgeving van het bedrijf als bedoeld in het eerste lid of, indien het bedrijf gelegen is in een winkelcentrum, buiten de onmiddellijke omgeving van dat winkelcentrum. Als onmiddellijke omgeving van het bedrijf of winkelcentrum wordt aangemerkt de weg of het weggedeelte, grenzende aan dat bedrijf of dat winkelcomplex en tevens een aan die weg of dat weggedeelte aansluitende parkeerplaats.
Artikel 2.15 Hinderlijke beplanting of voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of daaraan op andere wijze hinder of gevaar oplevert.
Artikel 2.16 Openen straat(- of trottoir)kolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straat- of trottoirkolk, rioolput, brandkraan of enigerlei andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2.20 Vallende voorwerpen
Het is verboden aan een weg of enig deel van een bouwwerk een voorwerp te hebben dat niet deugdelijk beveiligd is tegen neervallen op de weg.
Afdeling 8: Toezicht op horecabedrijven
Artikel 2.27 Begripsomschrijvingen
Onder horecabedrijf wordt in deze Afdeling verstaan: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf worden in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis.
Artikel 2.28 Exploitatievergunning horecabedrijf
In afwijking van artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het horecabedrijf.
Bij de toepassing van de in het derde lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie van het horecabedrijf.
Het is de houder van een horecabedrijf verboden dit voor bezoekers geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven tussen 02.00 uur en 06.00 uur, met uitzondering van de nacht van vrijdag op zaterdag en de nacht van zaterdag op zondag. In deze nachten geldt dit verbod met inachtneming van eenrichtingsverkeer, dat wil zeggen dat de houder van het horecabedrijf geen bezoekers meer mag toelaten na 02.00 uur en geen bezoekers mag laten verblijven in het horecabedrijf na 04.00 uur. Bezoekers kunnen het horecabedrijf na 02.00 uur uitsluitend verlaten.
Artikel 2.30 Afwijking sluitingstijden; tijdelijke sluiting
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, voor een of meer horecabedrijven tijdelijk andere dan de krachtens artikel 2.29 geldende sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.
Artikel 2.31 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf
Het is bezoekers verboden zich in een horecabedrijf te bevinden gedurende de tijd dat het bedrijf krachtens artikel 2:29 of ingevolge een op grond van artikel 2:30 genomen besluit gesloten dient te zijn.
Het is de houder van een inrichting, als bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, verboden in die inrichting toe te laten of te laten verblijven niet tot zijn gezin behorende personen, die naar het oordeel van de burgemeester misbruik van alcoholhoudende drank plegen te maken en wier namen als zodanig schriftelijk door de burgemeester aan die houder zijn opgegeven.
Het is aan een persoon wiens naam ingevolge het bepaalde in het eerste lid door de burgemeester aan de houders van inrichtingen, als bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, is opgegeven, verboden zich in een dergelijke inrichting te bevinden nadat hij schriftelijk door de burgemeester van dit verbod in kennis is gesteld.
Afdeling 9: Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Artikel 2.36 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of het het houden van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
Artikel 2.38 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt dan wel de kampeerder is verplicht onverwijld de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid zijn of haar naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst, alsmede de dag van vertrek te verstrekken.
Afdeling 10: Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2.39 Speelgelegenheden
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:
speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.
Afdeling 11: Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2.44 Vervoer inbrekerswerktuigen
Het is verboden om op een openbare plaats te vervoeren of bij zich te hebben: lopers, valse sleutels, touwladders, lantaarns of enig ander gereedschap, voorwerp of middel, dat ertoe kan dienen zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2.44a Geprepareerde tassen
Het is verboden op een openbare plaats of in de nabijheid van winkels te vervoeren of bij zich te hebben een tas die er kennelijk toe is uitgerust om het plegen van diefstallen te vergemakkelijken.
Artikel 2.47a Verstoring van de openbare orde
Onverminderd het bepaalde in de artikelen 424, 426 bis en 431 van het Wetboek van Strafrecht is het verboden op een openbare plaats, of in een voor het publiek toegankelijk gebouw op enigerlei wijze de orde te verstoren, zich hinderlijk te gedragen, personen lastig te vallen, te vechten, deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot wanordelijkheden.
Artikel 2.48 Hinderlijk drankgebruik
Het is verboden op een openbare plaats en op het openbaar water, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te nuttigen of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben, indien dit gepaard gaat met gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- en leefklimaat aantasten of anderszins overlast veroorzaken.
Artikel 2.50 Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaarvervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2.50a Liggen of slapen op een openbare plaats
Het is verboden – al dan niet met gebruikmaking van enige vorm van beschutting, waaronder in ieder geval begrepen het gebruik van een auto – op of aan de weg:
Artikel 2.51 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek indien:
Artikel 2.52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2.57 Loslopende honden
De verboden genoemd in het eerste lid onder a en b gelden niet voorzover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond laat begeleiden en de hond als zodanig aantoonbaar gekwalificeerd is of indien een eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond.
Artikel 2.60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
Het is verboden op een krachtens het eerste lid aangewezen plaats een daarbij aangeduid dier of daarbij aangeduide dieren aanwezig te hebben, dan wel aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college gestelde regels, dan wel aanwezig te hebben tot een groter aantal dan door het college is aangegeven.
De rechthebbende op vee dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.
Afdeling 12: Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht;
Artikel 2.71 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk:
Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Artikel 2.72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college van de gemeente waar het bedrijf is of zal worden gevestigd.
Artikel 2.74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2.74a Openlijk drugsgebruik
Het is verboden op een openbare plaats of op het openbaar water, dat deel uitmaakt van het door de burgemeester aangewezen gebied, softdrugs te gebruiken of openlijk voorhanden te hebben indien dit gepaard gaat met gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- en leefklimaat aantasten of anderszins overlast veroorzaken.
Afdeling 15: Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2.75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in de artikelen 2.1, 2.26, 2.33, 2.47, 2.49 en 2.50 van de Algemene plaatselijke verordening groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2.76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2.77 Cameratoezicht op openbare plaatsen
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van vaste camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
Afdeling 2: Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3.5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, is de exploitant en de beheerder niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.
Artikel 3.8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe te zien dat in de seksinrichting:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
De burgemeester kan met het oog op de in artikel 3.13, tweede lid, genoemde belangen personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid bij besluit verbieden zich gedurende bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen en op de tijden bedoeld in het eerste lid.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 3.11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Afdeling 4: Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3.13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1: Geluid- en lichthinder
Artikel 4.2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Artikel 4.3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Artikel 4.4 Verboden incidentele festiviteiten
Het is verboden een incidentele festiviteit te organiseren, toe te laten, feitelijk te leiden of daaraan deel te nemen indien de burgemeester het organiseren van een incidentele festiviteit verboden heeft wanneer naar zijn oordeel de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting of openbare orde op ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed.
Artikel 4.6b Geluidhinder door een dier
Degene die buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer de zorg heeft voor een dier is verplicht te voorkomen dat dit voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder veroorzaakt.
Artikel 4.6c Geluidhinder door een motorvoertuig of bromfiets
Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer zich met een motorvoertuig of een bromfiets zodanig te gedragen, dat daardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder ontstaat.
Artikel 4.6d Geluidhinder door vrachtauto’s
Het is tussen 17.00 uur en 07.00 uur verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer een vrachtauto als bedoeld in artikel 1, onder a, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens op zodanige wijze te laden of te lossen dat daardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.
Afdeling 2: Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 4.8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten een daarvoor bestemde inrichting of plaats.
Artikel 4.9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Afdeling 3: Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4.10 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
boom: een houtachtig, overblijvend gewas met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 20 cm of een stamomtrek van minimaal 65 cm op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede of stamomtrek van de dikste stam. In het kader van een herinplant- of instandhoudingsplicht kunnen voorschriften worden gesteld en maatregelen worden genomen voor bomen kleiner dan 20 cm dwarsdoorsnede of 65 cm stamomtrek op 1,3 m boven het maaiveld;
knotten/kandelabersnoei: het tot op de oude snoeiplaats verwijderen van uitgelopen takhout bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen, als periodiek noodzakelijk onderhoud. Het drastisch inkorten van de kroon, de stam tot op betrekkelijk grote hoogte ontdoen van takken, of de top uit een boom zagen, is geen knotten of kandelabersnoei, maar staat gelijk aan vellen, als bedoeld in het navolgende lid.
Artikel 4.11b Weigeringsgronden
Het college kan bij het weigeren of onder voorschriften verlenen van een vergunning tevens de boomwaarde als motivering hanteren. Zij verwijzen zoveel mogelijk naar gemeentelijke bestemmings- en inrichtingsplannen, groenstructuur en –beheerplannen, landschapsplannen en beleidsnotities met betrekking tot openbaar groen en bomen.
Artikel 4.11d Herplant-/instandhoudingsplicht
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van het college is geveld dan wel op andere wijze tenietgegaan, kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door zijn te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, ernstig in het voortbestaan wordt bedreigd, kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
Artikel 4.11 e Schadevergoeding
Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende door de toepassing van artikel 4.11, artikel 4.11c of artikel 4.11d, schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te komen en waarvan de vergoeding niet anderszins is verzekerd, kent het college hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
Artikel 4.11f Bestrijding iepziekte
Indien zich op een terrein een of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren voor verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:
Artikel 4.11h Afstand van de erfgrenslijn
De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en op nihil voor heggen en heesters.
Artikel 4.11i Verhouding tussen kap- en bouw- of aanlegvergunning
Een kapvergunning kan worden aangehouden, op de enkele grond dat de bouw- of aanlegplannen nog niet definitief zijn. Aan de vergunning kan het voorschrift worden verbonden dat pas van de vergunning gebruik mag worden gemaakt als de bouw- of aanlegvergunning is verleend en nadat er onherroepelijk is beslist op een eventueel verzoek om schorsing c.q. voorlopige voorziening tegen de bouwvergunning.
Afdeling 4: Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4.13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het college kan buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht, buiten de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is een of meer van de volgende daarbij nader aangeduide, voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben, anders dan met inachtneming van de door hem gestelde regels:
Afdeling 5 Kamperen buiten (bestemde) terreinen (vrij kamperen)
Artikel 4.17 Begripsomschrijving:
Onder kampeermiddel wordt in deze afdeling verstaan: tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig andere onderkomen of enig ander voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 40 van de Woningwet een bouwvergunning vereist is; een en andere voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Paragraaf 1: Algemene bepalingen
Artikel 4.20 Begripsomschrijvingen
1.In deze afdeling wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:
ter inzameling aanbieden: de wijze van overdragen van afvalstoffen aan een inzamelende persoon of instantie, inclusief het achterlaten van afvalstoffen in daartoe door of vanwege de inzamelende persoon of instantie geplaatste inzamelmiddelen of -voorzieningen of op een daartoe aangewezen plaats, waarbij de daadwerkelijke overdracht plaatsvindt op het moment dat de afvalstoffen in het inzamelmiddel of de inzamelvoorziening zijn gebracht;
Paragraaf 3: Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
Artikel 4.27 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen
Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden aan een ander dan de inzameldienst, andere inzamelaars, de houders van een inzamelvergunning of aan personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling een inzamelplicht hebben gekregen voor categorieën van huishoudelijke afvalstoffen.
Artikel 4.28 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan de gebruikers van percelen
Artikel 4.29 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden
Het in het derde lid gestelde verbod geldt niet voor het aanbieden van categorieën huishoudelijke afvalstoffen aan personen of instanties die in het kader van productenverantwoordelijkheid bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling een inzamelplicht hebben gekregen voor die categorieën huishoudelijke afvalstoffen.
Artikel 4.30 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel voor de gebruiker van een perceel
Het is voor de gebruiker van een perceel ten behoeve van wie krachtens artikel 4.24, tweede lid, voor een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen een inzamelmiddel is aangewezen of van gemeentewege is verstrekt, verboden de betreffende afvalstoffen anders aan te bieden dan via het daartoe aangewezen of verstrekte inzamelmiddel.
Artikel 4.31 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening ten behoeve van een groep percelen
Het is de gebruiker van een perceel voor wie krachtens artikel 4.24, tweede lid, mede ten behoeve van zijn perceel een inzamelvoorziening voor een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen is aangewezen, verboden de betreffende afvalstoffen anders aan te bieden dan via de betreffende inzamelvoorziening.
Artikel 4.32 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via inzamelvoorzieningen op wijkniveau
Artikel 4.33 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau
Artikel 4.36 Het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
In afwijking van hetgeen in deze paragraaf is bepaald kan het college regels stellen omtrent het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst of andere inzamelaars.
Paragraaf 4: Inzameling van bedrijfsafvalstoffen
Artikel 4.37 Inzameling bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst
Het college kan categorieën bedrijfsafvalstoffen aanwijzen die door de inzameldienst worden ingezameld.
Artikel 4.40 Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging
Het is verboden buiten een daarvoor door het college bestemde plaats en buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer een afvalstof, stof of voorwerp op of in de bodem te brengen, te storten, te houden, achter te laten of anderszins te plaatsen op een wijze die aanleiding kan geven tot hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu of tot verontreiniging, beschadiging of onvoldoende afwatering van de weg.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet bodembescherming, het Bouwstoffenbesluit, de Bestrijdingsmiddelenwet, de Kernenergiewet, de Meststoffenwet, de Destructiewet, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Wegenverordening provincie Utrecht of de bodembeschermingsverordening van de provincie Utrecht.
Artikel 4.43 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren
De houder of beheerder van een inrichting waar eet- of drinkwaren worden verkocht die ter plaatse kunnen worden genuttigd, is verplicht:
zorg te dragen dat dagelijks, uiterlijk een uur na sluiting van de inrichting, doch in ieder geval terstond op eerste aanzegging van een ambtenaar, belast met de toezicht op de naleving van dit artikel, in de nabijheid van de inrichting achtergebleven afval, voorzover kennelijk uit of van die inrichting afkomstig, wordt opgeruimd.
Artikel 4.44 Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal
Degene die in de openbare ruimte reclamebiljetten of dergelijke of ander promotiemateriaal onder het publiek verspreidt, is verplicht deze of de verpakking daarvan terstond op te ruimen of te laten opruimen, indien deze in de omgeving van de plaats van uitreiking op de weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats door het publiek worden weggeworpen.
Paragraaf 6: Overige onderwerpen
Artikel 4.46 Verbod opslag van afvalstoffen
Het verbod is niet van toepassing op het overdragen of ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst, andere inzamelaars of aan houders van een inzamelvergunning of de personen of instanties die in het kader van productenverantwoordelijkheid bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling een inzamelplicht hebben voor categorieën van huishoudelijke afvalstoffen.
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Artikel 5.4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5.9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig, dat met inbegrip van lading een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5.12 Overlast van fiets of bromfiets
Het college kan op de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 5.13 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Artikel 5.24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden zonder vergunning van het college een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, voor zover het voorwerp gevaar kan opleveren voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het veilig en doelmatig gebruik daavan, danwel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het is verboden op, in of boven openbaar water voorwerpen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien deze door hun omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
De verboden in het eerste en derde lid gelden niet voorzover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de verordening Vinkeveense Plassen, de Provinciale vaarwegenverordening, het Reglement van politie voor de vaarwateren in de provincie Utrecht, de Verordening tot regeling van het toezicht op de vaarwateren in de provincie Utrecht, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening, de Leidingenverordening en het Waterschapsreglement
Artikel 5.25 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen
Het in het eerste en tweede lid bepaalde geldt niet voor het innemen, hebben of beschikbaarstellen van een ligplaats met danwel voor een woonschip op plaatsen die door de raad van de gemeente De Ronde Venen c.q. door de raad van één van de in genoemde gemeente samengevoegde gemeenten, hetzij bij een geldend bestemmingsplan, hetzij bij afzonderlijk besluit, uitdrukkelijk als ligplaats voor woonschepen zijn aangewezen. Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de wet Milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de verordening Vinkeveense Plassen, de Provinciale vaarwegenverordening, het Reglement van politie voor de vaarwateren in de provincie Utrecht, de Woonschepenverordening provincie Utrecht en de Provinciale landschapsverordening.
Artikel 5.26 Aanwijzingen ligplaats
Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 5.25 bepaalde kan het college aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.
Het in het eerste en tweede lid bepaalde geldt niet voorzover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de verordening Vinkeveense Plassen, de Provinciale vaarwegenverordening, het Reglement van politie voor de vaarwateren in de provincie Utrecht, en de Provinciale landschapsverordening.
Artikel 5.27 Verbod innemen ligplaats
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens de artikelen 5.25, tweede lid, en 5.26 bepaalde.
Artikel 5.28 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Artikel 5.31a Maximum-snelheid op openbaar water
In afwijking van het bepaalde in het tweede lid kan het college gedeelten van openbaar water aanwijzen waar een hogere maximum-snelheid geldt, met dien verstande dat deze niet meer dan 9 km per uur mag bedragen. Het college kan bij de aanwijzing bepalen dat de hogere maximum-snelheid alleen geldt voor bepaalde uren.
Het in het eerste tot en met het vierde lid gestelde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, het Besluit Motorschepen Vinkeveense Plassen of het Reglement van politie voor de vaarwateren in de provincie Utrecht.
De rechthebbende op een (gedeelte van een) door het college aangewezen wetering of sloot is verplicht deze zuiver en schoon te houden van waterplanten en deze op een door het college bij de aanwijzing voor die wetering of sloot voorgeschreven diepte te houden.
Artikel 5.31c Hoogte en breedte van doorvaartruimte bij bruggen e.d.
De rechthebbende op een brug of vergelijkbare constructie, welke is gesitueerd in of boven een door het college aangewezen wetering of sloot, is verplicht deze zodanig te construeren dat de voor doorvaart beschikbare ruimte voldoet aan de door het college bij de aanwijzing voorgeschreven hoogte en breedte.
Indien de in het eerste lid bedoelde brug of vergelijkbare constructie ten tijde van de inwerkingtreding van deze verordening niet voldoet aan de door het college voorgeschreven hoogte en/of breedte, zal geen verwijdering of aanpassing plaats behoeven te vinden, tenzij zulks in het belang van de doorvaart nodig is.
Afdeling 7: Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard.
Afdeling 9: Verstrooiing van as
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Artikel 5.40 Vergunning grafbedekking
Voor het hebben van een grafbedekking is de vergunning nodig van het college.
Afdeling 11. Straatnaamborden, huisnummers e.d.
Artikel 5.43 Gedoogplicht aanduidingen
De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk, vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van het college, straatnaamborden, daarbij behorende onderschriften daaronder begrepen, huisnummers, bordjes ten behoeve van brandvoorzieningen door nutsbedrijven aangebrachte bordjes en wijkaanduidingen, worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
Het college geeft tevoren schriftelijk kennis aan de rechthebbende als bedoeld in het eerste lid van hun voornemen over te gaan tot het doen aanbrengen of wijzigen van straatnaamborden, daarbij behorende onderschriften daaronder begrepen, huisnummers, bordjes ten behoeve van brandvoorzieningen door nutsbedrijven aangebrachte bordjes en wijkaanduidingen.
Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Overtreding van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde en de op grond van artikel 1.4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak: artikel 2.1, 2.9, 2.10 t/m 2.12, 2.13 t/m 2.17, 2.19 t/m 2.21, 2.23, 2.25, 2.26, 2.28 t/m 2.29, 2.31, 2.33, 2.33a, 2.38, 2.39, 2.41 t/m 2.50, 2.50a, 2.51 t/m 2.53, 2.57 t/m 2.60, 2.60a, 2.62 t/m 2.64, 2.65, 2.72, 2.73, 2.74, 2.74a, 2.78, 3.4, 3.6, 3.8 t/m 3.11, 4.4, 4.6, 4.6b, 4.6c, 4.6d, 4.7 t/m 4.9, 4.11, 4.11c, 4.11d, 4.11f, 4.13, 4.14, 4.15, 4.18, 4.19, 5.2, 5.3, 5.4 t/m 5.11, 5.12, 5.13, 5.23 t/m 5.31c, 5.32, 5.33, 5.34, 5.34a, 5.36, 5.37, 5.38 t/m 5.41, 5.43, 5.44.
Een gedraging in strijd met de volgende artikelen is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 3º, Wet op de economische delicten en wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de vierde categorie: artikel 4.21, 4.26 t/m 4.35, 4.38, 4.39, 4.40 t/m 4.45, 4.46, 4.47.
Artikel 6.3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Vergunningen en ontheffingen - hoe ook genaamd - verleend krachtens verordeningen bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, blijven - indien en voorzover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening en voorzover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.
Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens verordeningen bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, blijven - indien en voorzover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en bepalingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening en voorzover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing - hoe ook genaamd - op grond van een verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.
Op een aanhangig beroep of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing, bedoeld in het eerste lid, dan wel een voorschrift of beperking bedoeld in het tweede lid dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 6.4, eerste lid, is ingekomen binnen de voordien geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid.
In afwijking van het in het eerste lid bepaalde, blijft een vergunning of ontheffing - hoe ook genaamd - van kracht, totdat onherroepelijk is beslist op een aanvraag voor een, krachtens een in deze verordening overeenkomstig opgenomen gebod of verbod vereiste, vergunning of ontheffing, indien deze aanvraag ten minste acht weken voor afloop van de in het eerste lid genoemde termijn bij het bevoegde bestuursorgaan is ingediend.
De intrekking van de verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels, beleidsregels en aanwijzingsbesluiten, indien en voorzover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voorzover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
Artikel 1.2a Aanvraag vergunning of ontheffing
Artikel 1.3 Indiening aanvraag
Artikel 1.4 Voorschriften en beperkingen
Artikel 1.5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
Artikel 1.6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
Afdeling 1: Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2.1 Samenscholing en ongeregeldheden
Artikel 2.3 Kennisgeving betogingen, samenkomsten en vergaderingen op openbare plaatsen
Artikel 2:5 Te verstrekken gegevens
Afdeling 3: Verspreiden van gedrukte stukken
Artikel 2.6 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen
Afdeling 4: Vertoningen e.d. op de weg
Artikel 2.7 Feest, muziek en wedstrijd e.d.
Artikel 2.9 Straatartiest e.d.
Afdeling 5: Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2.10 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie ervan
Artikel 2.11 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Artikel 2.12 Maken, veranderen van een uitweg
Afdeling 6: Veiligheid op de weg
Artikel 2.13 Veroorzaken van gladheid
Artikel 2.15 Hinderlijke beplanting of voorwerp
Artikel 2.16 Openen straat(- of trottoir)kolken e.d.
Artikel 2.17 Kelderingangen e.d.
Artikel 2.18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen
Artikel 2.19 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp
Artikel 2.20 Vallende voorwerpen
Artikel 2.21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
Artikel 2.22 Objecten onder hoogspanningslijn
Artikel 2.23 Veiligheid op het ijs
Afdeling 8: Toezicht op horecabedrijven
Artikel 2.27 Begripsomschrijvingen
Artikel 2.28 Exploitatievergunning horecabedrijf
Artikel 2.28a Vrijstelling vergunningplicht
Artikel 2.30 Afwijking sluitingstijden; tijdelijke sluiting
Artikel 2.31 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf
Artikel 2.32 Handel in horecabedrijven
Artikel 2.34 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Afdeling 9: Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Artikel 2.35 Begripsomschrijvingen
Artikel 2.36 Kennisgeving exploitatie
Artikel 2.38 Verschaffing gegevens nachtregister
Afdeling 10: Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2.39 Speelgelegenheden
Afdeling 11: Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2.41 Betreden gesloten woning of lokaal
Artikel 2.42 Plakken en kladden
Artikel 2.43 Vervoer plakgereedschap e.d.
Artikel 2.44 Vervoer inbrekerswerktuigen
Artikel 2.44a Geprepareerde tassen
Artikel 2.45 Betreden van plantsoenen e.d.
Artikel 2.46 Rijden over bermen e.d.
Artikel 2.47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
Artikel 2.47a Verstoring van de openbare orde
Artikel 2.48 Hinderlijk drankgebruik
Artikel 2.49 Hinderlijk gedrag bij of in gebouwen
Artikel 2.50 Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Artikel 2.50a Liggen of slapen op een openbare plaats
Artikel 2.51 Neerzetten van fietsen e.d.
Artikel 2.52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
Artikel 2.53 Bespieden van personen
Artikel 2.54 Bewakingsapparatuur
Artikel 2.55 Nodeloos alarmeren
Artikel 2.56 Alarminstallaties
Artikel 2.57 Loslopende honden
Artikel 2.58 Verontreiniging door honden
Artikel 2.59 Gevaarlijke honden
Artikel 2.60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
Artikel 2.60a Houden van hinderlijke of schadelijke dieren in of nabij woningen
Afdeling 12: Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2.67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
Artikel 2.68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter van het Wetboek van Strafrecht
Artikel 2.69 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen
Artikel 2.70 Handel in horecabedrijven
Artikel 2.71 Begripsbepalingen
Artikel 2.72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
Artikel 2.73 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling
Artikel 2.74 Drugshandel op straat
Artikel 2.74a Openlijk drugsgebruik
Afdeling 15: Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2.75 Bestuurlijke ophouding
Artikel 2.76 Veiligheidsrisicogebieden
Artikel 2.77 Cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2.78 Verblijfsontzegging
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
Artikel 3.2 Bevoegd bestuursorgaan
Afdeling 2: Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3.5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Artikel 3.7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting
Artikel 3.8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
Artikel 3.11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Afdeling 3: Beslissingstermijn; weigeringsgronden
Artikel 3.12 Beslissingstermijn
Artikel 3.13 Weigeringsgronden
Afdeling 4: Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Artikel 3.14 Beëindiging exploitatie
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1: Geluid- en lichthinder
Artikel 4.2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
Artikel 4.3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Artikel 4.4 Verboden incidentele festiviteiten
Artikel 4:5 Onversterkte muziek
Artikel 4.6 Overige geluidhinder
Artikel 4.6b Geluidhinder door een dier
Artikel 4.6c Geluidhinder door een motorvoertuig of bromfiets
Artikel 4.6d Geluidhinder door vrachtauto’s
Afdeling 2: Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 4.8 Natuurlijke behoefte doen
Artikel 4.9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Afdeling 3: Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4.10 Begripsbepalingen
Artikel 4.11a Aanvraag vergunning
Artikel 4.11b Weigeringsgronden
Artikel 4.11c Bijzondere vergunningsvoorschriften
Artikel 4.11d Herplant-/instandhoudingsplicht
Artikel 4.11 e Schadevergoeding
Artikel 4.11f Bestrijding iepziekte
Artikel 4.11g Vervaltermijn vergunning
Artikel 4.11h Afstand van de erfgrenslijn
Artikel 4.11i Verhouding tussen kap- en bouw- of aanlegvergunning
Artikel 4.12 Vergunning ex lege
Afdeling 4: Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4.13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Artikel 4.14 Stankoverlast door gebruik van meststoffen
Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame
Artikel 4:16 Vergunningsplicht lichtreclame
Afdeling 5 Kamperen buiten (bestemde) terreinen (vrij kamperen)
Artikel 4.17 Begripsomschrijving:
Artikel 4.18 Recreatief nachtverblijf buiten een kampeerterrein
Artikel 4.19 Aanwijzing kampeerplaatsen
Paragraaf 1: Algemene bepalingen
Artikel 4.20 Begripsomschrijvingen
Artikel 4.21 Voorschriften en beperkingen
Paragraaf 2: Inzameling van huishoudelijke afvalstoffen
Artikel 4.22 Aanwijzing inzameldienst en andere inzamelaars
Artikel 4.23 Afzonderlijke inzameling
Artikel 4.24 Inzamelmiddelen en -voorzieningen
Artikel 4.25 Frequentie van inzamelen
Artikel 4.26 Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen behoudens vergunning
Paragraaf 3: Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
Artikel 4.27 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen
Artikel 4.28 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan de gebruikers van percelen
Artikel 4.29 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden
Artikel 4.30 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel voor de gebruiker van een perceel
Artikel 4.31 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening ten behoeve van een groep percelen
Artikel 4.32 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via inzamelvoorzieningen op wijkniveau
Artikel 4.33 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau
Artikel 4.34 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen zonder inzamelmiddel
Artikel 4.35 Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden
Artikel 4.36 Het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
Paragraaf 4: Inzameling van bedrijfsafvalstoffen
Artikel 4.37 Inzameling bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst
Artikel 4.38 Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst
Artikel 4.39 Het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst
Artikel 4.40 Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging
Artikel 4.41 Achterlaten van straatafval
Artikel 4.42 Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen
Artikel 4.43 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren
Artikel 4.44 Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal
Artikel 4.45 Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden
Paragraaf 6: Overige onderwerpen
Artikel 4.46 Verbod opslag van afvalstoffen
Artikel 4.47 Afgifte autowrakken afkomstig uit een huishouden
Artikel 4.48 Aantasting milieu door motorvoertuigen
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Artikel 5.2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
Artikel 5.3 Te koop aanbieden van voertuigen
Artikel 5.4 Defecte voertuigen
Artikel 5.7 Parkeren van reclamevoertuigen
Artikel 5.8 Parkeren van grote voertuigen
Artikel 5.9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Artikel 5.10 Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen
Artikel 5.11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen
Artikel 5.12 Overlast van fiets of bromfiets
Artikel 5.13 Inzameling van geld of goederen
Artikel 5.16 Vrijheid van meningsuiting
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen
Artikel 5.21 Aanhoudingsplicht
Artikel 5:23 Organiseren van een snuffelmarkt
Artikel 5.24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Artikel 5.25 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen
Artikel 5.26 Aanwijzingen ligplaats
Artikel 5.27 Verbod innemen ligplaats
Artikel 5.28 Beschadigen van waterstaatswerken
Artikel 5.30 Veiligheid op het water
Artikel 5.31 Overlast aan vaartuigen
Artikel 5.31a Maximum-snelheid op openbaar water
Artikel 5.31c Hoogte en breedte van doorvaartruimte bij bruggen e.d.
Afdeling 7: Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Afdeling 8: Verbod vuur te stoken en carbid te schieten
Artikel 5.34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
Artikel 5.34a Verbod carbidschieten
Afdeling 9: Verstrooiing van as
Artikel 5.36 Verboden plaatsen
Artikel 5.37 Hinder of overlast
Artikel 5.38 Tijdvak voor begraven e.d.
Artikel 5.40 Vergunning grafbedekking
Artikel 5.41 Onderhoud door de rechthebbende
Afdeling 11. Straatnaamborden, huisnummers e.d.
Artikel 5.43 Gedoogplicht aanduidingen
Artikel 5.44 Verwijdering e.d. aanduidingen
Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Artikel 6.3 Binnentreden woningen
Artikel 6.4 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening