Organisatie | Zeeland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Referendumverordening voor de provincie Zeeland 2014 |
Citeertitel | Referendumverordening voor de provincie Zeeland 2014 |
Vastgesteld door | provinciale staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Inspraak |
Geen
Grondwet, art 5.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-03-2014 | Nieuwe regeling | 14-03-2014 Provinciaal Blad, 2014, 145 | CST-136 |
In deze verordening wordt verstaan onder:
besluit: een te nemen of genomen besluit van Provinciale Staten inhoudende beleid of een project in de ontwerpfase;
referendum: een volksstemming onder de kiesgerechtigden over een te nemen of genomen besluit van Provinciale Staten;
kiesgerechtigden: de ingezetenen die krachtens de Kieswet kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van Provinciale Staten van Zeeland;
Indien Provinciale Staten besluiten dat aan de vereisten van het inleidend verzoek is voldaan, houden zij het te nemen besluit aan respectievelijk schorten zij, indien mogelijk, de inwerkingtreding van het genomen besluit op totdat de termijn voor het indienen van een definitief verzoek ongebruikt is verstreken, dan wel totdat een besluit is genomen als bedoeld in artikel 7, dan wel totdat een besluit is genomen als bedoeld in artikel 13.
Kiesgerechtigden kunnen binnen zes weken na de bekendmaking als bedoeld in artikel 5, vierde lid, een definitief verzoek indienen tot het houden van een referendum over een te nemen of genomen besluit. Het verzoek moet worden ondersteund door tenminste 2% van de kiesgerechtigden die op de dag waarop het verzoek wordt ingediend kiesgerechtigd zijn.
Provinciale Staten besluiten in hun eerstvolgende vergadering na ontvangst van het definitief verzoek als bedoeld in artikel 6 lid 1 of het verzoek voldoet aan de in artikel 6 genoemde vereisten, mits er tenminste vier weken gelegen zijn tussen de ontvangst van het verzoek en de dag van de eerstvolgende vergadering. Indien minder dan vier weken zijn gelegen tussen de ontvangst van het verzoek en de dag van de eerstvolgende vergadering wordt omtrent het verzoek besloten in de volgende vergadering van Provinciale Staten.
In de eerstvolgende vergadering na ontvangst van de uitslag van de stemming als bedoeld in artikel 12 lid 3 nemen Provinciale Staten een besluit over het onderwerp van het referendum, mits er tenminste vier weken zijn gelegen tussen de dag van ontvangst van de uitslag en de dag waarop de vergadering plaatsvindt. Indien niet aan laatstgenoemde voorwaarde wordt voldaan vindt de besluitvorming plaats in de volgende vergadering van Provinciale Staten.
Met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de eerste categorie wordt gestraft hij die bij de stemming:
stembiljetten of volmachtbewijzen die hijzelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken dan wel deze met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, in voorraad heeft met het oogmerk deze wederrechtelijk te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
Vijf jaar na inwerkingtreding van deze verordening brengen Gedeputeerde Staten een evaluatierapport uit aan Provinciale Staten inzake de werking en het effect van deze verordening.
Aldus vastgesteld in de vergadering van Provinciale Staten van 14 maart 2014.
Drs. J.M.M. Polman, voorzitter
Drs. P. Joosse, griffier
Uitgegeven 26 maart 2014.
De secretaris, A.W. Smit
In de begripsbepalingen wordt een aantal in de verordening veel voorkomende begrippen gedefinieerd.
In artikel 2 is de reikwijdte bepaald. Uitgangspunt is dat zowel te nemen als genomen besluiten van Provinciale Staten referendabel zijn. Een aantal nadere aangeduide categorieën besluiten (a t/m j) zijn niet referendabel.
In dit artikel is vastgelegd dat Provinciale Staten uit eigen beweging kunnen besluiten tot het houden van een raadplegend referendum over een te nemen besluit. Een voorstel hiertoe moet schriftelijk en tijdig worden ingediend. In lid 3 is bepaald dat de artikelen 4 t/m 7 niet van toepassing zijn op het raadplegend referendum. Genoemde artikelen zijn immers alleen van toepassing op het raadgevend referendum.
De artikelen 4 t/m 7 zijn alleen van toepassing op het raadgevend referendum. Dat wil zeggen dat het initiatief hiertoe door een kiesgerechtigde Zeeuw genomen wordt. De in deze Verordening geregelde procedure voor een raadgevend referendum bestaat uit een inleidend verzoek en een definitief verzoek.
Dit artikel bevat bepalingen over het inleidend verzoek. Wat de indieningstermijn betreft wordt onderscheid gemaakt tussen een te nemen en een genomen besluit. In het eerste geval moet het verzoek tenminste 10 dagen voor de vergadering van Provinciale Staten ingediend zijn. Deze termijn is o.a. nodig om zorgvuldig te kunnen nagaan of het verzoek voldoet aan de daaraan gestelde eisen. In het geval van een genomen besluit is bepaald dat het verzoek binnen 6 weken ingediend moet zijn. Deze termijn is bepaald omdat het niet de bedoeling is dat de inwerkingtreding van een genomen besluit onnodig lang moet worden opgeschort.
Dit artikel regelt met name de termijn waarbinnen op een inleidend verzoek moet worden besloten. Lid 3 is van belang omdat het bepaalt dat de besluitvorming over een te nemen besluit wordt aangehouden, en dat de inwerkingtreding van een genomen besluit wordt opgeschort. Lid 3 regelt ook hoe lang de aanhouding respectievelijk opschorting duurt.
Bevat bepalingen over de termijn waarbinnen een besluit moet worden genomen over het definitieve verzoek. Er dient tenminste vier weken te zitten tussen de ontvangst van het verzoek en de vergadering van Provinciale Staten waarin het besluit wordt genomen. Deze termijn is nodig om het besluit zorgvuldig voor te bereiden. Als er minder dan vier weken tussen zit, schuift de besluitvorming door naar de volgende vergadering. In lid 2 is geregeld dat tegelijkertijd met een besluit dat het verzoek ontvankelijk is ook een besluit wordt genomen over het al dan niet houden van een referendum.
Als het definitieve verzoek ontvankelijk is en besloten is tot het houden van een referendum, stellen Provinciale Staten de datum waarop het referendum wordt gehouden vast. De minimale periode tussen het besluit tot het houden van een referendum en de dag waarop het referendum plaatsvindt is tien weken om zo de campagnes en de onafhankelijke voorlichting de kans te geven mensen goed geïnformeerd te laten deelnemen aan het referendum. Bovendien hebben Gedeputeerde Staten voldoende tijd nodig om het referendum zorgvuldig te organiseren en uit te voeren. Voor het raadgevend referendum is in lid 2 de termijn bepaald waarbinnen het referendum moet plaatsvinden.
In dit artikel worden Gedeputeerde Staten belast met de uitvoering van een referendum. Dit betekent dat op het moment dat Provinciale Staten besluiten tot het houden van een referendum Gedeputeerde Staten zorg moeten dragen voor de uitvoering van dat besluit. Dit betreft zowel bestuurlijke en ambtelijke coördinatie als het verzorgen van neutrale informatievoorziening en het houden van toezicht.
Het organiseren van een referendum is een kostbare aangelegenheid. Daarom is in artikel 10 vastgelegd dat Provinciale Staten budget beschikbaar moeten stellen voor de uitvoering van het referendum. Het benodigde budget hangt samen met de wijze van stemming (artikel 11 lid 4). In lid 2 wordt het verstrekken van subsidie voor het voeren van campagne uitgesloten. Deze kosten zullen de initiatiefnemers en (belangen)groeperingen zelf moeten dragen.
Dit artikel bevat een aantal bepalingen over o.a. de geldigheid van de uitslag en het bepalen van de uitslag. In lid 4 is bepaald dat Gedeputeerde Staten advies kunnen uitbrengen aan Provinciale Staten. Dat advies kan zowel betrekking hebben op de uitslag (bijv. een toelichting daarop) als op de wijze waarop Provinciale Staten kunnen omgaan met de uitslag.