Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Amsterdam

Verordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam 2014

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Amsterdam
Officiële naam regelingVerordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam 2014
CiteertitelVerordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam 2014
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerp
Eigen onderwerpOnderwijs

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet op het primair onderwijs, art. 140
  2. Wet op het voortgezet onderwijs, art. 96g
  3. Wet op de expertisecentra, art. 134

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

28-07-201501-01-2016bijlagen 16

01-07-2015

Gemeenteblad 2015, 68465

Gemeenteblad 2015, afd. 3, nr. 612
01-04-201509-07-2015bijlagen 14 en 15

11-03-2015

Gemeenteblad 2015, afd. 3a, nr. 40/114

Gemeenteblad 2015, afd. 1, nr. 114
16-02-201501-04-2015artikel 1, 5, 8, 10 en bijlagen

11-02-2015

Gemeenteblad 2015, 17474

Gemeenteblad 2015, afd. 1, nr. 49
21-10-201428-02-2015bijlage 5

10-09-2014

Gemeenteblad 2014, 58488

Gemeenteblad 2014, afd. 1, nr. 636
04-04-201421-10-2014nieuwe regeling

12-03-2014

Gemeenteblad 2014, 18642

Gemeenteblad 2014, afd. 1, nr. 181

Tekst van de regeling

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling

  • In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a. college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam;

  • b. schoolbestuur: bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs bekostigde in de gemeente gelegen openbare of bijzondere school, of, voor zover in deze verordening is bepaald, van een nevenvestiging waarvan de hoofdvestiging is gelegen in een andere gemeente;

  • c. school:

  • - school voor basisonderwijs: een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs;

  • - school voor (voortgezet) speciaal onderwijs: een school voor speciaal onderwijs, een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, en een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de expertisecentra:

  • - school voor voortgezet onderwijs: school of scholengemeenschap voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, voor voorbereidend beroepsonderwijs en voor praktijkonderwijs;

  • d. nevenvestiging: deel van een school dat door de minister ingevolge artikel 85 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 76a of artikel 76b van de Wet op de expertisecentra, artikel X van de wet van 31 mei 1995 (Stb. 319) of artikel 75 van de Wet op het voortgezet onderwijs voor bekostiging in aanmerking is gebracht;

  • e. periodieke subsidie: subsidie die in afwijking van artikel 1, aanhef en onder f., van de ASA 2013 per schooljaar aan een schoolbestuur wordt verstrekt of voor een aantal schooljaren met een maximum van vier jaar.

  • f. voorziening: een voorziening zoals opgenomen in de bijlage voorzieningen van de Verordening lokaal onderwijsbeleid gemeente Amsterdam;

  • g. aanvullende voorziening: een door het college vastgestelde tijdelijke voorziening;

  • h. toekenningscriteria: de criteria zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen waaraan een schoolbestuur moet voldoen om in aanmerking tekomen voor een voorziening of een aanvullende voorziening;

  • i. schooljaar: de periode die loopt van 1 augustus van een jaar tot en met 31 juli van het daaropvolgende jaar

  • j. tijdvak: periode waarvoor een voorziening wordt toegekend;

  • k. feitelijke beschikbaarstelling: de beschikking van het college waarbij een voorziening of aanvullende voorziening in natura beschikbaar wordt gesteld;

  • l. ASA 2013: Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013;

  • m. VloA: Verordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam, zoals vastgesteld op 30 september 2009 (Gemeenteblad 2009, afd. 3A, nr. 20/612) en laatstelijk gewijzigd op 6 december 2013 (Gemeenteblad 2013, afd.3A, nr. 243/1042).

Artikel 2 Reikwijdte verordening en bevoegdheid college

  • 1. Deze verordening bestaat uit een algemeen juridisch kader en een aantal bijlagen waarin de afzonderlijke voorzieningen waarvoor een schoolbestuur in aanmerking kan komen, nader worden geregeld.

  • 2. Het college is bevoegd om in het kader van deze verordening aan een schoolbestuur een voorziening te verstrekken in de vorm van het feitelijk beschikbaar stellen van een voorziening of van een subsidie.

Artikel 3 Aanvullende voorziening

  • 1. Het college kan bepalen dat de verordening tijdelijk wordt aangevuld met een voorziening.

  • 2. Het college stelt de criteria vast waaronder de aanvullende voorziening kan worden toegekend.

  • 3. Na de bekrachtiging van de aanvullende voorziening door de raad of na verloop van een periode van 12 weken na de vaststelling van de aanvullende voorziening door het college wordt de aanvullende voorziening toegevoegd aan de bijlage Voorzieningen.

Artikel 4 ASA 2013

De ASA 2013 is van toepassing op besluiten betreffende subsidies die op grond van deze verordening worden genomen, voor zover van de ASA 2013 niet is afgeweken bij deze verordening, de bijlage Voorzieningen of een aanvullende voorziening.

Hoofdstuk 2 Aanvraagprocedures en weigeringsgronden

Artikel 5 Indiening aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor een voorziening of aanvullende voorziening wordt vóór 15 maart voorafgaand aan het tijdvak waarvoor de voorziening of aanvullende voorziening wordt aangevraagd, ingediend bij het college, tenzij in de voorziening of aanvullende voorziening anders is bepaald.

  • 2. Het schoolbestuur dat voor een voorziening of aanvullende voorziening in aanmerking wil komen, dient een schriftelijke aanvraag in bij het college. Ingeval het college een aanvraagformulier heeft vastgesteld, wordt van dit formulier gebruikgemaakt.

  • 3. De aanvraag vermeldt in ieder geval:

    • a.

      de naam en het adres van het schoolbestuur;

    • b.

      de dagtekening;

    • c.

      de gewenste voorziening;

    • d.

      de naam van de school en de onderwijssoort indien de voorziening is bestemd voor een school;

    • e.

      een motivering dat wordt voldaan aan de toekenningscriteria.

  • 4. Bij het ontbreken van een of meer gegevens deelt het college dit schriftelijk mede aan het schoolbestuur. Daarbij krijgt het schoolbestuur de gelegenheid om binnen twee weken na de datum van verzending van de mededeling de gegevens schriftelijk aan te vullen, tenzij in de voorziening of aanvullende voorziening daarvoor een andere termijn wordt gesteld. Indien het schoolbestuur de ontbrekende gegevens niet binnen deze termijn verstrekt, beslist het college de aanvraag niet te behandelen.

Artikel 6 Beslissingstermijn

  • 1. Het college besluit binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag of indien van toepassing na het verstrijken van een indieningsdatum over het toekennen van de voorziening, tenzij in de voorziening of aanvullende voorziening anders is bepaald.

  • 2. Het college kan de in het eerste lid genoemde termijn met vier weken verdagen. Bij verdaging wordt uiterlijk twee weken voor het einde van de termijn hiervan schriftelijk mededeling gedaan aan het schoolbestuur. Hierbij geeft het college de reden van de verdaging aan.

Artikel 7 Weigeringsgronden

  • Het college weigert de voorziening of aanvullende voorziening in ieder geval indien:

  • a. de gewenste voorziening geen voorziening is in de zin van deze verordening;

  • b. niet is voldaan aan één van de toekenningscriteria zoals opgenomen in de voorzieningen of aanvullende voorzieningen.

Artikel 8 Tijdvak

Het college verstrekt een voorziening of een aanvullende voorziening voor het tijdvak van een schooljaar, tenzij in de voorziening of de aanvullende voorziening anders is bepaald.

Hoofdstuk 3 Verplichtingen schoolbestuur

Artikel 9 Verbod tot vervreemding

Vervreemding door het schoolbestuur van op basis van deze verordening toegekende voorzieningen is niet toegestaan zonder toestemming van het college tenzij sprake is van een overdracht van voorzieningen aan een ander schoolbestuur als gevolg van samenvoeging van het betreffende schoolbestuur met een ander schoolbestuur.

Artikel 10 Informatieverstrekking

Het schoolbestuur verstrekt op verzoek van het college nadere gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze verordening.

Hoofdstuk 4 Aanvraag tot vaststelling van voorzieningen die in de vorm van periodieke subsidies zijn verleend

Artikel 11 Indieningstermijnen voor aanvraag vaststelling periodieke subsidie hoger dan € 5.000

In afwijking van artikel 15 van de ASA 2013 dient het schoolbestuur na afloop van het gesubsidieerde schooljaar een aanvraag in voor vaststelling van de periodieke subsidie.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 12 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de school afwijken van de bepalingen van deze verordening.

Artikel 13 Overgangsbepaling

  • 1. De voorzieningen en daarbij behorende nadere regels en beoordelingskaders die in de bijlage bij de VloA zijn opgenomen, worden vanaf de datum van intrekking van die verordening geacht te zijn opgenomen in de bijlage behorende bij déze verordening.

  • 2. De intrekking van de VloA heeft geen gevolgen voor de geldigheid van bepalingen in voorzieningen of aanvullende voorzieningen, nadere regels of beleidsregels waarin wordt verwezen naar genoemde verordening, mits de bepaling waarnaar wordt verwezen, naar de strekking ook is opgenomen in deze verordening.

Toelichting

Toelichting bij de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam 2014

Wanneer de gemeente aan scholen ter ondersteuning van het onderwijs bovenop de rijksvergoeding extra gemeentelijke middelen beschikbaar wil stellen, dan kan dit alleen op basis van een verordening. Deze verplichting is neergelegd in artikel 140 Wet op het primair onderwijs, artikel 134 Wet op de expertisecentra en artikel 96g Wet op het voortgezet onderwijs. In deze wettelijke bepalingen is voorgeschreven dat deze verordening de voorzieningen bevat waarvoor een schoolbestuur in aanmerking kan komen, inclusief de procedure voor het doen van een aanvraag. Belangrijk is hierbij dat er in de verordening geen onderscheid mag worden gemaakt op basis van denominatie. De scholen dienen op grond van dezelfde maatstaf te worden behandeld. Om dit te waarbogen heeft de wetgever ervoor gekozen om in afwijking van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een aantal specifieke voorschriften op te nemen. In dit kader kan gewezen worden op de procedure voor spoedeisende voorzieningen, waarbij het college een zogenoemde tijdelijke aanvullende voorziening vaststelt, die achteraf bekrachtigd moet worden door de gemeenteraad. Als de gemeenteraad deze tijdelijke aanvullende voorziening bekrachtigt, wordt de voorziening als bijlage aan de verordening toegevoegd. Verder kan een schoolbestuur in afwijking van artikel 8:1 van de Awb beroep aantekenen tegen een voorziening of een wijziging daarvan.

De Verordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam 2014 (VloA 2014) vervangt de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam uit 2009, hierna verordening. De verordening uit 2009 was een getrouwe kopie van de modelverordening financiële en materiële gelijkstelling van de Vereniging Nederlandse Gemeenten.

Naar aanleiding van de invoering van de nieuwe subsidiesystematiek binnen de gemeente Amsterdam, zoals neergelegd in de ASA 2012, en de daarmee beoogde uniforme uitvoering van het Amsterdamse subsidieproces was het noodzakelijk om de verordening uit 2009, voor zover het de verstrekking van subsidies betreft, hierop af te stemmen. In de praktijk worden deze subsidies al verleend op de ASA 2012 en haar voorganger de ASA 2004. De wijzigingen van de VloA 2014 ten opzichte van de verordening uit 2009 hebben dan ook vooral een technisch karakter. Verder is gekeken naar de redactie van de bepalingen in de verordening uit 2009. Dit heeft geleid tot nog een aantal redactionele aanpassingen en veranderingen in de volgorde, op grond waarvan is besloten om de verordening uit 2009 in te trekken en te vervangen door de VloA 2014.

Aan de VloA 2014 is een nieuw artikel 2 toegevoegd, dat de reikwijdte en de bevoegdheid van het college regelt. Het artikel bepaalt dat de VloA 2014 bestaat uit een algemeen juridisch kader en een aantal bijlagen, waarin de voorzieningen nader worden geregeld. Voorts bepaalt het tweede lid dat het college een voorziening kan verstrekken in de vorm van het feitelijk beschikbaar stellen van een voorziening in natura of in de vorm van een subsidie.

Artikel 4 regelt dat de inmiddels ingevoerde opvolger van de ASA 2012, de ASA 2013, van toepassing is op besluiten betreffende voorzieningen in de vorm van een subsidie die op grond van de VloA 2014 worden genomen voor zover er in de VloA 2014 of in een (aanvullende) voorziening van de ASA 2013 niet wordt afgeweken.

Artikel 3 en de artikelen 5 tot en met 9 van de VloA 2014 komen in grote lijnen overeen met artikel 3 en de artikelen 5 tot en met 17 van de verordening uit 2009. De uiteenlopende aanvraag en beslistermijnen die de verordening 2009 kende met betrekking tot de aanvraag van een voorziening en aanvullende voorziening zijn daarbij geüniformeerd en bovendien zijn de aanvraagtermijnen en de beslistermijnen afgestemd op de termijnen die de ASA 2013 hanteert. 

In artikel 11 is een overgangsbepaling opgenomen, waardoor de voorzieningen en de daarbij horende nadere regels en beoordelingskaders die als bijlage zijn opgenomen bij de verordening uit 2009, vanaf de datum van intrekking van de verordening 2009 in de bijlage bij de VloA 2014 opgenomen worden.