Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Amsterdam

Verordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam 2014

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Amsterdam
Officiële naam regelingVerordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam 2014
CiteertitelVerordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam 2014
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerpOnderwijs

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Bijlage 17 vervalt van rechtswege op 31 december 2019.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet op het primair onderwijs, art. 140
  2. Wet op het voortgezet onderwijs, art. 96g
  3. Wet op de expertisecentra, art. 134

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-05-201726-08-2017bijlage 24

08-06-2017

Gemeenteblad 2017, 110411

2017, nr. 155/440
21-02-201729-06-2017bijlage 17

25-01-2017

Gemeenteblad 2017, 26958

2017, nr. 14/16
31-12-201618-02-2017bijlagen 4, 5, 6, 13, 23

21-12-2016

Gemeenteblad 2016, 188963

2016, nr. 414/1663
24-12-201630-12-2016bijlage 22

30-11-2016

Gemeenteblad 2016, 183913

Gemeenteblad 2016, afd. 3A, nr. 386/1586
14-10-201631-12-2016bijlage 20

14-09-2016

Gemeenteblad 2016, 138052

Gemeenteblad 2016, afd. 1, nr. 1072
25-08-201624-09-2016bijlage 16

13-07-2016

Gemeenteblad 2016, 117121

Gemeenteblad 2016, afd. 1, nr. 878
26-02-201623-07-2016bijlage 14, bijlage 15

20-01-2016

Gemeenteblad 2016, 22938

Gemeenteblad 2016, afd. 1, nr. 20
25-02-201621-02-2017bijlage 21

05-10-2016

Gemeenteblad 2017, 26159

2016, nr. 310/1165
01-01-201601-02-2016art. 5, bijlage 3

17-12-2015

Gemeenteblad 2015, 130929

Gemeenteblad 2015, afd. 1, nr. 1400
28-07-201501-01-2016bijlagen 16

01-07-2015

Gemeenteblad 2015, 68465

Gemeenteblad 2015, afd. 3, nr. 612
01-04-201509-07-2015bijlagen 14 en 15

11-03-2015

Gemeenteblad 2015, afd. 3a, nr. 40/114

Gemeenteblad 2015, afd. 1, nr. 114
16-02-201501-04-2015artikel 1, 5, 8, 10 en bijlagen

11-02-2015

Gemeenteblad 2015, 17474

Gemeenteblad 2015, afd. 1, nr. 49
21-10-201428-02-2015bijlage 5

10-09-2014

Gemeenteblad 2014, 58488

Gemeenteblad 2014, afd. 1, nr. 636
04-04-201421-10-2014nieuwe regeling

12-03-2014

Gemeenteblad 2014, 18642

Gemeenteblad 2014, afd. 1, nr. 181

Tekst van de regeling

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling

  • In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a. college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam;

  • b. schoolbestuur: bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs bekostigde in de gemeente gelegen openbare of bijzondere school, of, voor zover in deze verordening is bepaald, van een nevenvestiging waarvan de hoofdvestiging is gelegen in een andere gemeente;

  • c. school:

  • - school voor basisonderwijs: een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs;

  • - school voor (voortgezet) speciaal onderwijs: een school voor speciaal onderwijs, een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, en een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de expertisecentra:

  • - school voor voortgezet onderwijs: school of scholengemeenschap voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, voor voorbereidend beroepsonderwijs en voor praktijkonderwijs;

  • d. nevenvestiging: deel van een school dat door de minister ingevolge artikel 85 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 76a of artikel 76b van de Wet op de expertisecentra, artikel X van de wet van 31 mei 1995 (Stb. 319) of artikel 75 van de Wet op het voortgezet onderwijs voor bekostiging in aanmerking is gebracht;

  • e. periodieke subsidie: subsidie die in afwijking van artikel 1, aanhef en onder f., van de ASA 2013 per schooljaar aan een schoolbestuur wordt verstrekt of voor een aantal schooljaren met een maximum van vier jaar.

  • f. voorziening: een voorziening zoals opgenomen in de bijlage voorzieningen van de Verordening lokaal onderwijsbeleid gemeente Amsterdam;

  • g. aanvullende voorziening: een door het college vastgestelde tijdelijke voorziening;

  • h. toekenningscriteria: de criteria zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen waaraan een schoolbestuur moet voldoen om in aanmerking tekomen voor een voorziening of een aanvullende voorziening;

  • i. schooljaar: de periode die loopt van 1 augustus van een jaar tot en met 31 juli van het daaropvolgende jaar

  • j. tijdvak: periode waarvoor een voorziening wordt toegekend;

  • k. feitelijke beschikbaarstelling: de beschikking van het college waarbij een voorziening of aanvullende voorziening in natura beschikbaar wordt gesteld;

  • l. ASA 2013: Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013;

  • m. VloA: Verordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam, zoals vastgesteld op 30 september 2009 (Gemeenteblad 2009, afd. 3A, nr. 20/612) en laatstelijk gewijzigd op 6 december 2013 (Gemeenteblad 2013, afd.3A, nr. 243/1042).

Artikel 2 Reikwijdte verordening en bevoegdheid college

  • 1. Deze verordening bestaat uit een algemeen juridisch kader en een aantal bijlagen waarin de afzonderlijke voorzieningen waarvoor een schoolbestuur in aanmerking kan komen, nader worden geregeld.

  • 2. Het college is bevoegd om in het kader van deze verordening aan een schoolbestuur een voorziening te verstrekken in de vorm van het feitelijk beschikbaar stellen van een voorziening of van een subsidie.

Artikel 3 Aanvullende voorziening

  • 1. Het college kan bepalen dat de verordening tijdelijk wordt aangevuld met een voorziening.

  • 2. Het college stelt de criteria vast waaronder de aanvullende voorziening kan worden toegekend.

  • 3. Na de bekrachtiging van de aanvullende voorziening door de raad of na verloop van een periode van 12 weken na de vaststelling van de aanvullende voorziening door het college wordt de aanvullende voorziening toegevoegd aan de bijlage Voorzieningen.

Artikel 4 ASA 2013

De ASA 2013 is van toepassing op besluiten betreffende subsidies die op grond van deze verordening worden genomen, voor zover van de ASA 2013 niet is afgeweken bij deze verordening, de bijlage Voorzieningen of een aanvullende voorziening.

Hoofdstuk 2 Aanvraagprocedures en weigeringsgronden

Artikel 5 Indiening aanvraag

  • 2. Het schoolbestuur dat voor een voorziening of aanvullende voorziening in aanmerking wil komen, dient een schriftelijke aanvraag in bij het college. Ingeval het college een aanvraagformulier heeft vastgesteld, wordt van dit formulier gebruikgemaakt.

  • 1. Een aanvraag voor een voorziening of aanvullende voorziening wordt vóór 1 maart voorafgaand aan het tijdvak waarvoor de voorziening of aanvullende voorziening wordt aangevraagd, ingediend bij het college, tenzij in de voorziening of aanvullende voorziening anders is bepaald.

  • 3. De aanvraag vermeldt in ieder geval:

    • a.

      de naam en het adres van het schoolbestuur;

    • b.

      de dagtekening;

    • c.

      de gewenste voorziening;

    • d.

      de naam van de school en de onderwijssoort indien de voorziening is bestemd voor een school;

    • e.

      een motivering dat wordt voldaan aan de toekenningscriteria.

  • 4. Bij het ontbreken van een of meer gegevens deelt het college dit schriftelijk mede aan het schoolbestuur. Daarbij krijgt het schoolbestuur de gelegenheid om binnen twee weken na de datum van verzending van de mededeling de gegevens schriftelijk aan te vullen, tenzij in de voorziening of aanvullende voorziening daarvoor een andere termijn wordt gesteld. Indien het schoolbestuur de ontbrekende gegevens niet binnen deze termijn verstrekt, beslist het college de aanvraag niet te behandelen.

Artikel 6 Beslissingstermijn

  • 1. Het college besluit binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag of indien van toepassing na het verstrijken van een indieningsdatum over het toekennen van de voorziening, tenzij in de voorziening of aanvullende voorziening anders is bepaald.

  • 2. Het college kan de in het eerste lid genoemde termijn met vier weken verdagen. Bij verdaging wordt uiterlijk twee weken voor het einde van de termijn hiervan schriftelijk mededeling gedaan aan het schoolbestuur. Hierbij geeft het college de reden van de verdaging aan.

Artikel 7 Weigeringsgronden

  • Het college weigert de voorziening of aanvullende voorziening in ieder geval indien:

  • a. de gewenste voorziening geen voorziening is in de zin van deze verordening;

  • b. niet is voldaan aan één van de toekenningscriteria zoals opgenomen in de voorzieningen of aanvullende voorzieningen.

Artikel 8 Tijdvak

Het college verstrekt een voorziening of een aanvullende voorziening voor het tijdvak van een schooljaar, tenzij in de voorziening of de aanvullende voorziening anders is bepaald.

Hoofdstuk 3 Verplichtingen schoolbestuur

Artikel 9 Verbod tot vervreemding

Vervreemding door het schoolbestuur van op basis van deze verordening toegekende voorzieningen is niet toegestaan zonder toestemming van het college tenzij sprake is van een overdracht van voorzieningen aan een ander schoolbestuur als gevolg van samenvoeging van het betreffende schoolbestuur met een ander schoolbestuur.

Artikel 10 Informatieverstrekking

Het schoolbestuur verstrekt op verzoek van het college nadere gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze verordening.

Hoofdstuk 4 Aanvraag tot vaststelling van voorzieningen die in de vorm van periodieke subsidies zijn verleend

Artikel 11 Indieningstermijnen voor aanvraag vaststelling periodieke subsidie hoger dan € 5.000

In afwijking van artikel 15 van de ASA 2013 dient het schoolbestuur na afloop van het gesubsidieerde schooljaar een aanvraag in voor vaststelling van de periodieke subsidie.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 12 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de school afwijken van de bepalingen van deze verordening.

Artikel 13 Overgangsbepaling

  • 1. De voorzieningen en daarbij behorende nadere regels en beoordelingskaders die in de bijlage bij de VloA zijn opgenomen, worden vanaf de datum van intrekking van die verordening geacht te zijn opgenomen in de bijlage behorende bij déze verordening.

  • 2. De intrekking van de VloA heeft geen gevolgen voor de geldigheid van bepalingen in voorzieningen of aanvullende voorzieningen, nadere regels of beleidsregels waarin wordt verwezen naar genoemde verordening, mits de bepaling waarnaar wordt verwezen, naar de strekking ook is opgenomen in deze verordening.

Toelichting

Toelichting bij de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam 2014

Wanneer de gemeente aan scholen ter ondersteuning van het onderwijs bovenop de rijksvergoeding extra gemeentelijke middelen beschikbaar wil stellen, dan kan dit alleen op basis van een verordening. Deze verplichting is neergelegd in artikel 140 Wet op het primair onderwijs, artikel 134 Wet op de expertisecentra en artikel 96g Wet op het voortgezet onderwijs. In deze wettelijke bepalingen is voorgeschreven dat deze verordening de voorzieningen bevat waarvoor een schoolbestuur in aanmerking kan komen, inclusief de procedure voor het doen van een aanvraag. Belangrijk is hierbij dat er in de verordening geen onderscheid mag worden gemaakt op basis van denominatie. De scholen dienen op grond van dezelfde maatstaf te worden behandeld. Om dit te waarbogen heeft de wetgever ervoor gekozen om in afwijking van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een aantal specifieke voorschriften op te nemen. In dit kader kan gewezen worden op de procedure voor spoedeisende voorzieningen, waarbij het college een zogenoemde tijdelijke aanvullende voorziening vaststelt, die achteraf bekrachtigd moet worden door de gemeenteraad. Als de gemeenteraad deze tijdelijke aanvullende voorziening bekrachtigt, wordt de voorziening als bijlage aan de verordening toegevoegd. Verder kan een schoolbestuur in afwijking van artikel 8:1 van de Awb beroep aantekenen tegen een voorziening of een wijziging daarvan.

De Verordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam 2014 (VloA 2014) vervangt de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid in de gemeente Amsterdam uit 2009, hierna verordening. De verordening uit 2009 was een getrouwe kopie van de modelverordening financiële en materiële gelijkstelling van de Vereniging Nederlandse Gemeenten.

Naar aanleiding van de invoering van de nieuwe subsidiesystematiek binnen de gemeente Amsterdam, zoals neergelegd in de ASA 2012, en de daarmee beoogde uniforme uitvoering van het Amsterdamse subsidieproces was het noodzakelijk om de verordening uit 2009, voor zover het de verstrekking van subsidies betreft, hierop af te stemmen. In de praktijk worden deze subsidies al verleend op de ASA 2012 en haar voorganger de ASA 2004. De wijzigingen van de VloA 2014 ten opzichte van de verordening uit 2009 hebben dan ook vooral een technisch karakter. Verder is gekeken naar de redactie van de bepalingen in de verordening uit 2009. Dit heeft geleid tot nog een aantal redactionele aanpassingen en veranderingen in de volgorde, op grond waarvan is besloten om de verordening uit 2009 in te trekken en te vervangen door de VloA 2014.

Aan de VloA 2014 is een nieuw artikel 2 toegevoegd, dat de reikwijdte en de bevoegdheid van het college regelt. Het artikel bepaalt dat de VloA 2014 bestaat uit een algemeen juridisch kader en een aantal bijlagen, waarin de voorzieningen nader worden geregeld. Voorts bepaalt het tweede lid dat het college een voorziening kan verstrekken in de vorm van het feitelijk beschikbaar stellen van een voorziening in natura of in de vorm van een subsidie.

Artikel 4 regelt dat de inmiddels ingevoerde opvolger van de ASA 2012, de ASA 2013, van toepassing is op besluiten betreffende voorzieningen in de vorm van een subsidie die op grond van de VloA 2014 worden genomen voor zover er in de VloA 2014 of in een (aanvullende) voorziening van de ASA 2013 niet wordt afgeweken.

Artikel 3 en de artikelen 5 tot en met 9 van de VloA 2014 komen in grote lijnen overeen met artikel 3 en de artikelen 5 tot en met 17 van de verordening uit 2009. De uiteenlopende aanvraag en beslistermijnen die de verordening 2009 kende met betrekking tot de aanvraag van een voorziening en aanvullende voorziening zijn daarbij geüniformeerd en bovendien zijn de aanvraagtermijnen en de beslistermijnen afgestemd op de termijnen die de ASA 2013 hanteert. 

In artikel 11 is een overgangsbepaling opgenomen, waardoor de voorzieningen en de daarbij horende nadere regels en beoordelingskaders die als bijlage zijn opgenomen bij de verordening uit 2009, vanaf de datum van intrekking van de verordening 2009 in de bijlage bij de VloA 2014 opgenomen worden.

Bijlage 17 Voorziening Ouderbetrokkenheid in het voortgezet onderwijs

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

  • 1.

    Ouderbetrokkenheid: een gelijkwaardige samenwerking tussen ouders en school waarin ouders en school vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid werken aan de (school)ontwikkeling van het kind.

  • 2.

    Kerngroep: een groep van scholen die zorgdraagt voor brede kennisdeling en het in gang zetten van een beweging om ouderbetrokkenheid een vaste plaats te geven in het Amsterdamse voortgezet onderwijs.

  • 3.

    OSVO: vereniging van schoolbesturen in het Amsterdamse voortgezet- en middelbaar beroepsonderwijs.

 

Artikel 2 Doel voorziening  

Het doel van deze voorziening is om Amsterdamse scholen voor het voortgezet onderwijs in staat te stellen om de ouderbetrokkenheid te versterken, waardoor de ouders in samenwerking met de school de ontwikkeling van het kind in relatie tot het onderwijs kunnen stimuleren.

 

Artikel 3 Subsidiabele activiteiten

1. Het college kan een eenmalige subsidie verlenen als bijdrage in de kosten verbonden aan de uitvoering van één of meerdere onderstaande activiteiten van een school betreffende:

  • 1.

    Ontwikkeling, aanpassing of uitbreiding van ouderbetrokkenheidsbeleid;

  • 2.

    Kennisuitwisseling over ouderbetrokkenheid tussen scholen, leraren en/of ouders gericht op het delen van ervaringen en goede voorbeelden en het stimuleren van samenwerking;

  • 3.

    Het verstrekken van informatie aan en het organiseren van voorlichtingsbijeenkomsten voor ouders over één van de onderstaande onderwerpen:  i. de overstap po naar vo; ii. ondersteuning keuze vervolgonderwijs; iii. schoolloopbaan.

  • 4.

    Begeleiding en ondersteuning van ouders op het gebied van ouderbetrokkenheid die

  • i. de Nederlandse taal niet of nauwelijks machtig zijn;

    • 1.

      ii. niet bekend zijn met het Nederlandse onderwijssysteem;

    • 2.

      iii. die onvoldoende aansluiting hebben bij het schoolniveau van hun kind.  

    • 3.

      Ontwikkeling en/of toepassing van communicatiemethodieken op het gebied van ouderbetrokkenheid die het contact tussen school en individuele ouder vergemakkelijken en ondersteunen.

2. Het college kan tevens een eenmalige subsidie als bedoeld in het eerste lid van dit artikel verlenen voor de kosten verbonden aan een schooloverstijgend project van minimaal drie en maximaal acht Amsterdamse scholen betreffende de gezamenlijke uitvoering van één of meerdere van de activiteiten bedoeld onder de punten a. tot en met e. van dit artikel.

3. De hoogte van de subsidie als bedoeld in het eerste lid bedraagt maximaal € 10.000,- en van de subsidie als bedoeld in het tweede lid maximaal € 80.000,-.

4. Indien een leraar werkzaamheden verricht in het kader van één van de gesubsidieerde activiteiten, kan het in het derde lid genoemde subsidiebedrag tevens ingezet worden voor zijn vervanging, waarbij geldt dat niet meer dan maximaal € 50,- per uur (excl. BTW) ten laste van deze voorziening gebracht kan worden.  

5. Indien voor de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten gebruik wordt gemaakt van een externe deskundige, dan kan niet meer dan € 125,- per uur (excl. BTW) ten laste van deze voorziening gebracht worden.

 

Artikel 4 Subsidieplafond

Het college stelt voor deze voorziening een subsidieplafond vast voor het tijdvak 01-08-2017 tot en met 31-07-2018 en voor het tijdvak 01-08-2018 tot en met 31-7-2019.

 

Artikel 5 Verdeelsleutel subsidieplafond en advies

  • 1.

    Het college rangschikt de aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen op een prioriteitenlijst.

  • 2.

    Over de rangschikking en de hoogte van de te verlenen subsidie laat het college zich adviseren door een adviescommissie.

  • 3.

    De rangschikking wordt bepaald door het aantal punten dat wordt gehaald op basis van de volgende criteria:

a. de mate waarin het plan als bedoeld in artikel 8 aanhef en onder a. getuigt van een samenhang tussen visie en ambitie in relatie tot de uit te voeren activiteit(en) en bijdraagt aan de structurele inbedding van ouderbetrokkenheid op de school of scholen.

b. de evenwichtige verhouding tussen de kosten van de te subsidiëren activiteiten met de daarmee te bereiken doelen, het bereik van het aantal ouders en de daarvan te verwachten resultaten;

c. de mate van financiële en inhoudelijke borging voor de toekomst van de te ontwikkelen activiteiten;

d. de mate van onderlinge samenwerking op het terrein van ouderbetrokkenheid tussen scholen.

  • 1.

    Per criterium genoemd in het derde lid van dit artikel kan 0 tot en met 30 punten worden behaald.

5. De aanvragen worden gehonoreerd naar de volgorde op de prioriteitenlijst.  

 

Artikel 6 De aanvrager

  • 1.

    Subsidie voor een individuele school kan uitsluitend worden aangevraagd door een schoolbestuur ten behoeve van een onder zijn gezag vallende school in het voortgezet onderwijs.  

  • 2.

    Subsidie voor een schooloverstijgend project kan uitsluitend worden aangevraagd door het schoolbestuur dat door de betrokken schoolbesturen is aangewezen als penvoerder.

  • 3.

    Per subsidietijdvak als bedoeld in artikel 4 kan een schoolbestuur slechts één aanvraag indienen voor een onder zijn gezag vallende school voor de activiteiten bedoeld onder artikel 3, eerste lid of voor de activiteiten bedoeld in het tweede lid van dit artikel.

 

Artikel 7 Aanvraagtermijn eenmalige subsidies

In afwijking van artikel 5, tweede lid van de VloA 2014 wordt een subsidieaanvraag voor het schooljaar 2017-2018 uiterlijk  3 april 2017 ingediend bij het college.

 

Artikel 8 Bij de aanvraag in te dienen gegevens

In aanvulling op artikel 5, tweede lid, van de ASA 2013 worden bij de subsidieaanvraag de volgende gegevens en stukken overgelegd:

  • 1.

    Een plan van de uit te voeren activiteiten op het terrein van de ouderbetrokkenheid, waarin een toelichting wordt gegeven op de volgende onderdelen:

  • 2.

    de visie op en ambitie op het terrein van ouderbetrokkenheid;

  • 3.

    de doelgroep van de ouderbetrokkenheid;

  • 4.

    de te verwachten resultaten van de gesubsidieerde activiteiten;

  • 5.

    de wijze waarop de activiteiten in samenhang leiden tot een structurele inbedding van ouderbetrokkenheid;

  • 6.

    of en op welke manier de samenwerking met andere scholen en schoolbesturen wordt vormgegeven;

  • 7.

    de wijze van financiële en inhoudelijke borging van de activiteiten na afsluiting van de gesubsidieerde periode.

  • 8.

    Een sluitende begroting waarin in ieder geval zichtbaar wordt of en welke financiële en of personele investering het schoolbestuur zelf van plan is te doen op het terrein van ouderbetrokkenheid.

  • 9.

    Het advies van de medezeggenschapsraad of ouderraad van de betrokken school of scholen over de i aanvraag.

 

Artikel 9 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 9, eerste lid van de ASA 2013 weigert het college een subsidie te verlenen indien:

  • 1.

    de aanvraag op het beoordelingscriterium bedoeld in artikel 5, derde lid onder a minder dan 20 punten scoort;

  • 2.

    de aanvraag in totaal op alle beoordelingscriteria genoemd in artikel 5, derde lid minder dan 60 punten scoort;

  • 3.

    de subsidieaanvrager voor de uitvoering van dezelfde activiteit(en) een subsidie ontvangt op grond van een andere regeling.

 

Artikel 10  Aanvullende verplichtingen

In aanvulling op de verplichtingen artikel 10 en 11 van de ASA 2013, zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:

a. Het schoolbestuur draagt ervoor zorg dat een school waarvoor het schoolbestuur subsidie ontvangt deelneemt aan een door de gemeente en OSVO te organiseren kerngroep  en in dat kader meewerkt aan kennisdeling door middel van een actieve bijdrage in netwerkbijeenkomsten voor scholen in het voortgezet onderwijs;

b. De school waarvoor het schoolbestuur subsidie ontvangt maakt in het kader van de kerngroep de opgedane kennis en ervaring zoveel mogelijk deelbaar en zichtbaar.

 

Artikel 11  Inwerkingtreding en duur

Deze voorziening treedt in werking een dag na publicatie in het Gemeenteblad en eindigt van rechtswege op 31 december 2019.

Toelichting bij de Voorziening Ouderbetrokkenheid in het voortgezet onderwijsAlgemene toelichting:

Met deze voorziening wordt uitvoering gegeven aan de beleidsbrief brief  ‘Ouders centraal. Het stimuleren van ouderbetrokkenheid en een goede samenwerking tussen ouder en school’  vastgesteld op 30 maart 2016 door de gemeenteraad en de nadere uitwerking daarvan in het college besluit op 25 oktober 2016 met de volgende geformuleerde doelstellingen:

  • 1.

    Amsterdamse scholen in het vo hebben eind schooljaar 2018-2019 een ouderbetrokkenheidsbeleid;

  • 2.

    Amsterdamse scholen richten zich op ouders die het meeste baat hebben bij begeleiding en ondersteuning;

  • 3.

    Amsterdamse scholen gaan gezamenlijk aan de slag met (gebiedsgerichte) projecten. Er is extra aandacht voor de overstap van po naar vo, stimuleren van gemengde scholen, schoolloopbaan en vroegtijdige schoolverlaters;

  • 4.

    Amsterdamse scholen en ouders informeren elkaar wederzijds over de ontwikkeling van de leerling. Er is extra aandacht voor communicatie op maat om zo het contact met ouders structureel te onderhouden;

  • 5.

    Amsterdamse scholen dragen bij aan het ondersteunen van ouders en de leerling bij het maken van een keuze voor vervolgonderwijs, de overstap van po naar vo en de verdere schoolloopbaan van de leerling;

  • 6.

    Amsterdamse scholen delen onderling kennis, resultaten en stellen werkbare elementen ter beschikking.

 

Is de beleidsbrief is vastgesteld dat we in het Amsterdams onderwijs een continue samenwerking tussen ouder, school en kind voor vve, po, vo en mbo willen realiseren. De ambitie van het college is om ouderbetrokkenheid in het onderwijs kwalitatief en kwantitatief te versterken en een goede samenwerking tussen ouders en school te stimuleren, zodat ouders samen met de school hun rol kunnen pakken om de ontwikkeling van hun kind te stimuleren. Het college vindt het belangrijk dat juist ook ouders in hun kracht gezet worden om hun kinderen te begeleiden en ondersteunen bij het goed doorlopen van de schoolloopbaan.

 

In verband met het doel van de beleidsbrief  ‘Ouders centraal. Het stimuleren van ouderbetrokkenheid en een goede samenwerking tussen ouder en school’, zijn de uitgangspunten voor de subsidieregeling de volgende:

  • 1.

    Aan de scholen wordt een eenmalige subsidie verleend om hun ambities op het terrein van ouderbetrokkenheid te realiseren. Het doel is om ouderbetrokkenheid in het Amsterdamse voortgezet onderwijs kwalitatief en kwantitatief te versterken en een goede samenwerking tussen ouders en school te stimuleren, zodat ouders samen met de school hun rol kunnen pakken om de ontwikkeling van hun kind te stimuleren.

  • 2.

    De deelnemende scholen zullen zich in verschillende fasen van ouderbetrokkenheid bevinden. Daarom bestaat de mogelijkheid voor scholen om in verschillende fasen een impuls te geven aan ouderbetrokkenheid.

  • 3.

    Scholen zijn zelf aan zet om hun ouderbetrokkenheidsambities vorm te geven. Dit doen zij door ambitieuze, haalbare plannen op te stellen. De gemeente daagt hen hiertoe uit en faciliteert de scholen hierbij.

  • 4.

    Een adviescommissie zal de aanvragen beoordelen en de beste aanvragen komen in aanmerking voor een eenmalige subsidie.

  • 5.

    De schoolbesturen die de subsidie ontvangen voor één of meerdere scholen die onder hun bevoegdheid vallen, dragen ervoor zorg dat deze scholen deelnemen aan de kerngroep. De deelnemers aan de kerngroep wisselen actief kennis uit en maken deze voor de andere Amsterdamse scholen zichtbaar. Het doel is om informatie, good practices en resultaten te delen, zodat dit ten goede komt aan het Amsterdamse onderwijs.  

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Behoeft geen toelichting

Artikel 2 Zie inleiding

Artikel 3 Subsidiabele activiteiten

De aanvragen die in aanmerking komen voor de eenmalige subsidie tonen visie en ambitie op het terrein van ouderbetrokkenheid. In de aanvraag geeft het schoolbestuur aan hoe de uit te voeren activiteiten door de onder zijn gezag vallende school in samenhang leiden tot een structurele inbedding van ouderbetrokkenheid. De school kiest daarbij zelf, afhankelijk van de fase waarin zij zich bevindt, de ouderbetrokkenheidambities en welke activiteiten zij wil opzetten. De activiteiten moeten daarbij vallen onder activiteiten genoemd in het eerste lid.

 

In het tweede lid van dit artikel wordt geregeld dat ook schooloverstijgende projecten voor een eenmalige subsidie in aanmerking komen.

 

In het kader van ouderbetrokkenheid kunnen scholen ervoor kiezen om kennisuitwisseling te laten plaatsvinden op school-overstijgend-niveau, schoolniveau, leraarniveau of leerling/ouderniveau om ervaring te delen en lange termijn samenwerking tussen scholen te stimuleren. Ook digitale uitwisseling kan gestimuleerd worden, door bijvoorbeeld skypen. Voor de kennisuitwisseling van scholen kunnen peer reviews gefinancierd worden. Het gaat hierbij om vervangings- en organisatiekosten om mogelijk te maken dat docenten bij elkaar in de klas kunnen kijken en van elkaar te leren. Scholen kunnen dit zelf met andere scholen organiseren.

 

Artikel 4 Behoeft geen toelichting

Artikel 5 Verdeelsleutel subsidieplafond en advies

Over de rangschikking en de hoogte van de te verlenen subsidie laat het college zich adviseren door een adviescommissie bestaande uit de volgende vier leden:

a. twee ambtelijk vertegenwoordigers van het college;

b. een ambtelijk vertegenwoordiger van een betrokken bestuurscommissie (netwerkfunctionaris);

c. een vertegenwoordiger vanuit de ‘vereniging van schoolbesturen in het Amsterdamse voortgezet- en middelbaar beroepsonderwijs’ (OSVO).

 

In het derde lid wordt geregeld aan de hand van welke criteria de adviescommissie de aanvragen beoordeeld. Punt a betreftde doelstellingen voor het voortgezet onderwijs als vervat in de beleidsbrief  ‘Ouders centraal. Het stimuleren van ouderbetrokkenheid en een goede samenwerking tussen ouder en school’  en de nadere uitwerking hiervan in het collegebesluit van 25 oktober 2016.

 

Artikel 6 Behoeft geen toelichting

Artikel 7 Behoeft geen toelichting

 

Artikel 8 Bij de aanvraag in te dienen gegevens

De aanvragen die in aanmerking komen voor de subsidie tonen visie en ambitie op het terrein van ouderbetrokkenheid. In de aanvraag geeft het schoolbestuur aan hoe de activiteiten in samenhang leiden tot een structurele inbedding van ouderbetrokkenheid. Ook geeft het schoolbestuur in zijn aanvraag aan of en op welke wijze samenwerking wordt gezocht en of hij bereid is om financieel dan wel met personeel te investeren in de aanpak van ouderbetrokkenheid. Bij de aanvraag dient tevens het advies van de medezeggenschapsraad of ouderraad van de betrokken school of scholen worden  bijgevoegd, omdat de gemeente het bij ouderbetrokkenheid essentieel vindt dat een  school over het (voorgenomen) beleid met ouders zelf in gesprek gaat en blijft. Om de aanvrager te faciliteren in het aanleveren van de juiste informatie zal er een aanvraagformulier verstrekt worden.

   

Artikel 9 Weigeringsgronden

In dit artikel zijn de weigeringsgronden opgenomen in aanvulling op de algemene weigeringsgronden zoals vermeld in de ASA 2013. Onder punt a. is opgenomen dat een subsidie wordt geweigerd als een aanvraag onvoldoende past in het Amsterdamse beleid op het gebied van ouderbetrokkenheid. In punt b. is bepaald dat als de aanvraag minder scoort op de beoordelingscriteria genoemd in artikel 5, derde lid van deze subsidieregeling, eveneens een afwijzing volgt. Tot slot wordt de subsidie geweigerd als aanvrager voor dezelfde activiteit al van een andere bron bekostiging ontvangt.

 

Artikel 10 Aanvullende verplichtingen

De aanvullende verplichtingen zijn gericht op deelname aan de kerngroep en op kennisdeling. Voor wat dit laatste punt betreft ook na afloop van de uitgevoerde activiteiten. Dit gebeurt door een actieve deelname aan minimaal twee kennisdelingsbijeenkomsten (circa 1,5 á 2 uur) over ouderbetrokkenheid in het voortgezet onderwijs.

 

Artikel 11 Behoeft geen toelichting