Organisatie | Waterschap Zuiderzeeland |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Visbeleid |
Citeertitel | Visbeleid |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Visbeleid pdf |
Geen
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-03-2014 | Onbekend | 26-03-2014 Flevopost | 185020 |
De Algemene Vergadering van Waterschap Zuiderzeeland;
gelezen het bestuursvoorstel met nummer 185016 d.d. 14 februari 2014, behorend bij zaaknummer 184323;
het visbeleid vast te stellen.
Vis en Waterschap Zuiderzeeland
Waterschap Zuiderzeeland streeft naar een duurzame en gezonde visstand die past bij het karakter en de functies van de wateren binnen het beheergebied.
Visrechten en de afstemming van visstand- en visserijbeheer
Visstandbeheercommissie Zuiderzeeland:
Visstandbeheer door Waterschap Zuiderzeeland
Bij beheer en onderhoud worden de Gedragscode Flora- en Faunawet voor waterschappen en de werkprotocollen gehanteerd.
Vismigratievoorzieningen in eigendom van het waterschap worden 1x per jaar, voorafgaand aan het migratieseizoen, gecontroleerd en eventueel schoongemaakt door het waterschap. Voor nieuwe voorzieningen in wateren die niet in eigendom/beheer zijn bij het waterschap, worden bij de aanleg/overdracht afspraken gemaakt;
Visserijbeheer door visrechthebbenden
Het waterschap stemt binnen de VBC zijn monitoringsactiviteiten af met de andere VBC partijen en vraagt de andere VBC partijen om dit ook te doen.
Visserij mag geen schade toebrengen aan waterstaatswerken;
Voor de visserij bij kunstwerken en in natuurvriendelijke oevers en vispassages gelden de landelijke voorwaarden van o.a. de Vispas. In VBC verband kunnen hier aanvullende afspraken over worden gemaakt.
Onttrekking van vis mag niet resulteren in verslechteringen in omvang en samenstelling van het visbestand en mag geen negatief effect hebben op de haalbaarheid van de geldende ecologische doelen.
Overmatig gebruik van vislokvoer in de wateren van Waterschap Zuiderzeeland wordt in overleg met de VBC ontmoedigd.
In de afgelopen jaren is de vis volop in de belangstelling van de waterbeheerders komen te staan. Drijvende factor achter deze ontwikkeling is de komst van aanvullende wet- en regelgeving. Vooral de Europese Kaderrichtlijn water (KRW) is hierbij belangrijk. De wet- en regelgeving resulteert voor de waterbeheerder niet alleen in kaders waarbinnen het waterbeheer vorm moet worden gegeven, maar ook in concrete resultaatsverplichtingen. De toegenomen aandacht voor vis heeft geleid tot wijzigingen in het beheer, maar ook tot een verandering in de relatie tussen de waterbeheerder en de visrechthebbenden. Om vast te leggen hoe waterschap Zuiderzeeland met de visstand om wenst te gaan heeft het waterschap in 2006 voor het eerst een visbeleid opgesteld.
Op dit moment heeft waterschap Zuiderzeeland behoefte aan een actualisatie van het visbeleid. In 2012 is daarom een evaluatie van de effectiviteit van het visbeleid uit 2006 uitgevoerd. Hieruit is naar voren gekomen dat het opstellen van een visbeleid weliswaar tot maatregelen ten behoeve van de vis heeft geleid, maar dat niet alle maatregelen uit het beleid zijn uitgevoerd. Het beleidsstuk zelf heeft vooral interne meerwaarde gehad. Op basis van de uitkomsten van de evaluatie heeft Sportvisserij Nederland advies uitgebracht over het visbeleid, waarmee de eerste stappen zijn gezet om tot een actualisatie van het beleid te komen. In voorliggend rapport wordt het geactualiseerde visbeleid van waterschap Zuiderzeeland gepresenteerd.
In 2006 is het eerste visbeleidsplan van waterschap Zuiderzeeland verschenen onder de titel ‘Visie op vis’. In dit beleidsplan beschreef het waterschap haar visie op visstandbeheer. De Visie op Vis is vooral als een intern stuk gebruikt en heeft ertoe bijgedragen dat vis meer op de kaart werd gezet binnen het waterschap. Binnen waterschap Zuiderzeeland is behoefte ontstaan aan een nieuw visbeleidsplan dat niet alleen intern, maar ook extern inzetbaar is. Om invulling aan deze behoefte te geven is voorliggend visbeleidsplan opgesteld. Dit tweede visbeleidsplan heeft tot doel om te beschrijven op welke wijze waterschap Zuiderzeeland invulling wenst te geven aan het visstandbeheer. Daarbij is ernaar gestreefd om het beleid zoveel mogelijk toetsbaar en meetbaar te maken en het visbeleidsplan kaderstellend te laten zijn voor het gebruik van de visstand door visrechthebbenden.
Onderliggend visbeleid heeft de volgende doelen:
Hierbij is het van belang dat het visbeleid:
toepasbaar is voor interne afstemming van het beleid en uitvoering binnen het waterschap;
extern toepasbaar is voor het behalen van o.a. de KRW-doelstellingen en de toetsing van het visplan dat door de visrechthebbenden binnen de Visstandbeheercommissie (VBC) wordt opgesteld.
Het visbeleid is als volgt opgebouwd:
2. Vis en Waterschap Zuiderzeeland
2.1.Streefbeeld voor de visstand
Waterschap Zuiderzeeland streeft in alle oppervlaktewateren naar een natuurlijke, gezonde visstand die past bij het karakter en de functies van de wateren en die zichzelf duurzaam in stand kan houden. Het doel van het voorliggende visbeleid is om dit te bereiken via een op elkaar afgestemd visstandbeheer en visserijbeheer.
Met een zichzelf duurzaam in stand houdende visstand wordt een visstand bedoeld die zich zonder menselijke invloeden (uitzet en onttrekking van vis) kan handhaven in het watersysteem.
Ten aanzien van de visstand heeft Waterschap Zuiderzeeland de volgende doelen:
2.2 Gewenste relatie tussen Waterschap Zuiderzeeland, VBC en visrechthebbenden
Waterschap Zuiderzeeland streeft naar een goede verstandhouding met de VBC Zuiderzeeland en visrechthebbenden. Deze verstandhouding probeert ze te bewerkstelligen door actief deel te nemen in de VBC. Het waterschap wil de sport- en beroepsvisserij nadrukkelijk betrekken bij het in beeld brengen van de visstand en de toetsing aan de KRW-doelstellingen. Daarnaast wil ze actief andere belanghebbenden, maatschappelijke organisaties en individuen bij de beleidsvorming en de uitvoering hiervan betrekken. Aan de andere kant vraagt de visserijsector van het waterschap een duidelijke visie op o.a. de ruimte voor visserij, de omgangswijze met de verslechterende aalpopulatie en de controle en handhaving van visserijactiviteiten. Met dit beleid wil het waterschap hier omtrent duidelijke kaders bieden.
2.3.Uitgangspunten en randvoorwaarden
Het waterschap hanteert de volgende uitgangspunten:
de Natura 2000 gebieden in het beheergebied van Waterschap Zuiderzeeland zijn ook KRW-waterlichamen. In deze gebieden zijn de Natura 2000 doelstellingen leidend voor de inrichting en het beheer en niet de KRW doelstellingen voor waterplanten, vis of macrofauna. Indien de beheerder van het Natura 2000 gebied vismigratie noodzakelijk acht voor het behalen van de Natura 2000 doelen, dan werkt het waterschap hieraan mee, maar dit mag niet ten koste gaan van andere KRW waterlichamen (afwenteling).
3.Visrechten en de afstemming van visstand en visserijbeheer
3.1.Verantwoordelijkheden en bevoegdheden
De visstand en waterkwaliteit zijn nauw met elkaar verbonden. De waterkwaliteit is kaderstellend voor de ontwikkeling van de visstand, maar de visstand kan andersom ook bepalend zijn voor de waterkwaliteit. In dit visbeleid beschrijft waterschap Zuiderzeeland de wijze waarop het om wil gaan met de visstand om zijn taken als waterkwaliteitsbeheerder uit te kunnen voeren. Een van de aspecten die daarbij speelt is de uitgifte van visrechten aan de sport- en beroepsvisserij. Als achtergrond bij de uitgave van visrecht en de voorwaarden, die het waterschap als waterkwaliteitsbeheerder en eigenaar van het visrecht kan stellen, wordt onderstaand kort ingegaan op de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de verschillende betrokken partijen.
In tabel 3.1 is een overzicht gegeven van de verdeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden binnen het visstand- en visserijbeheer. Het waterschap is primair verantwoordelijk voor het beleid en de uitvoering van maatregelen met betrekking tot de waterkwaliteit in het beheersgebied. Daarbij hoort ook het gevoerde visstandbeheer. In hoofdstuk 4 wordt beschreven hoe het waterschap invulling geeft aan zijn taken als waterkwaliteitsbeheerder. De regelgeving rond de uitvoering van de visserij is vastgelegd in de Visserijwet, waarvoor het Ministerie van Economische Zaken verantwoordelijk is. De visrechthebbenden hebben bij de uitvoering van hun visserij zowel te maken met kaders vanuit de visserijwet als met kaders die vanuit het waterkwaliteitsbeheer gesteld kunnen worden. In het visbeleid wordt beschreven welke ruimte waterschap Zuiderzeeland vanuit het waterkwaliteitsbeheer en visstandbeheer biedt voor de vormgeving van een passend visserijbeheer door de visrechthebbenden.
Tabel 3.1. Matrix met de verdeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden binnen het visstand- en visserijbeheer met betrekking tot waterschap Zuiderzeeland
Het eigendom van het visrecht behoort tot de eigenaar van de grond onder het water. De meeste wateren in het beheersgebied van het waterschap zijn in eigendom van het waterschap. Er zijn echter ook wateren in eigendom van derden (particulieren, hengelsportverenigingen, gemeentes, etc.). Onderstaand wordt achtereenvolgens ingegaan op deze verschillende eigendomssituatie.
3.2.1.Wateren in eigendom van het waterschap
Van vaarten en tochten die in eigendom zijn bij het waterschap verhuurd het waterschap het visrecht. Daarnaast is het waterschap gerechtigd om het visrecht te verhuren van de hoofdvaarten die in eigendom zijn van de provincie. Het aalvisrecht is verhuurd aan beroepsvisserij, het schubvisrecht is verhuurd aan sportvisserij. Door de hengelsportverenigingen en - federatie worden vervolgens vergunningen verstrekt aan de individuele sportvissers. Op het Vollenhover- en Kadoelermeer en Vollenhoverkanaal wordt ook door beroepsvissers op schubvis gevist. Hiervoor ontvangen zij schriftelijke toestemming van de huurder van het schubvisrecht. Het waterschap geeft zelf geen visvergunningen uit.
De huurovereenkomsten voor de visserij worden, conform de Visserijwet, schriftelijk aangegaan. De looptijd van een huurovereenkomst is 6 jaar en moet worden goedgekeurd door de Kamer voor de Binnenvisserij. Het is in de Visserijwet vastgelegd dat visrechthebbenden na 6 jaar geen verzoek voor de verlenging van de huurovereenkomst hoeven aan te vragen. De huurovereenkomsten worden in deze gevallen automatisch verlengd met 6 jaar. Het waterschap maakt op dit moment geen gebruik van schriftelijke toestemmingen.
In de situatie waarbij een huurovereenkomst niet wordt verlengd, of in de situatie waarin een water nog nooit is verhuurd, is sprake van een vrijliggend (of vrijgevallen) visrecht. Voor de uitgifte van vrijliggende visrechten wordt door de VBC geadviseerd aan wie het vrijliggende visrecht moet worden uitgegeven. Indien dit leidt tot een unaniem advies van de VBC, wordt het visrecht volgens het advies van de VBC verhuurd. Indien de VBC niet tot een unaniem advies kan komen, zal het waterschap overgaan tot een open inschrijving op het vrijliggende visrecht. Deze procedure wordt beschreven in het Grondzakenbeleid (2013). Een huurovereenkomst kan in zijn geheel worden overgedragen. Dit is mogelijk wanneer zowel de huidige huurder als de beoogde nieuwe huurder schriftelijk akkoord zijn gegaan met de overdracht.
De inkomsten die het waterschap met de verhuur van visrecht jaarlijks genereert, worden voor projecten van de VBC beschikbaar gesteld. Een overzicht van de gehanteerde tarieven zijn opgenomen in het Grondzakenbeleid.
In de huurovereenkomsten zijn geen bijzondere voorwaarden opgenomen over de te voeren visserij. Vanuit de verantwoordelijkheden en bevoegdheden (paragraaf 3.1) is het waterschap namelijk niet bevoegd om randvoorwaarden aan de visserij te stellen. Het waterschap verplicht huurders van het visrecht wel om deel te nemen in de VBC (paragraaf 3.3). Binnen de VBC kunnen visserijkundige beperkingen eventueel worden vastgelegd in het visplan. Daarnaast heeft het waterschap het recht jaarlijks vaarten en tochten aan te wijzen waar de visserij wordt uitgesloten of slechts onder nadere beperkingen mag worden uitgeoefend. Het waterschap maakt van dit recht alleen gebruik voor zover dit naar zijn oordeel van belang is van een goede taakuitoefening.
Status van de aal in relatie tot visrechten
De toestand van de aal in Nederland is de afgelopen decennia verslechterd. Het waterschap wil daarom actief bijdragen aan een verbetering van de aalstand. Hiervoor legt het waterschap, vanuit o.a. KRW-verplichtingen, vismigratievoorzieningen aan bij migratieknelpunten.
Op dit moment volgt Waterschap Zuiderzeeland het landelijke beleid zoals vastgelegd in het Nederlandse Aalbeheerplan. Wel oriënteert het zich voor de volgende planperiode (2014-2019) op de mogelijkheden om de aal verder te beschermen. Hierbij kan gedacht worden aan:
3.2.2.Wateren in eigendom van derden
De VBC Zuiderzeeland richt zich op alle wateren binnen Zuidelijk en Oostelijk Flevoland en de Noordoostpolder waar visserij plaatsvindt. Een groot deel van deze wateren is in eigendom van het waterschap. Daarnaast zijn er echter ook wateren die in eigendom van derden zijn. De visrechten voor deze wateren worden door de eigenaar, veelal gemeenten, van het water uitgegeven. Momenteel vindt er geen afstemming met betrekking tot de voorwaarden bij de verhuur van visrechten plaats tussen het waterschap en andere eigenaren. Daardoor kunnen er andere voorwaarden van toepassing zijn bij huur van rechten van het waterschap dan bij huur van rechten van derden. Het waterschap streeft naar een eenduidige verhuursituatie, waarbij binnen het gehele VBC gebied dezelfde huurvoorwaarden gelden. Hiervoor wil het waterschap met de verschillende verhuurders in gesprek treden.
3.3.Visstandbeheercommissie Zuiderzeeland
Op 6 juli 2006 is de Visstandbeheercommissie (VBC) Zuiderzeeland opgericht. De VBC is het overlegplatform waarin de visserijsector onderlinge afspraken maakt over o.a. het visserijbeheer dat binnen de provincie Flevoland gevoerd wordt. Bij de huur van visrechten geldt een verplichte deelname aan de VBC voor de huurder van het visrecht. Deze verplichting is opgenomen in de huurcontracten en de Keur. De wijze van samenwerking en de doelstellingen van de VBC Zuiderzeeland zijn vastgelegd in een convenant.
Naast de sport- en de beroepsvisserij neemt ook waterschap Zuiderzeeland deel aan de VBC. Waterschap Zuiderzeeland toetst als waterkwaliteitsbeheerder of het voorgestelde visserijbeheer past bij het gevoerde visstand- en waterkwaliteitsbeheer. Om de afstemming tussen visserij- en visstandbeheer zo goed mogelijk vorm te geven biedt waterschap Zuiderzeeland de visserijsector ondersteuning bij de ontwikkeling van het visserijbeheer. Daarom neemt het waterschap actief deel aan de VBC. Het waterschap neemt daarbij deel op basis van de eigen bevoegdheden en verantwoordelijkheden omtrent visstandbeheer (tabel 3.1).
Een visplan is een document waarin de huurders van het visrecht beschrijven op welke wijze het huidige visserijbeheer wordt uitgevoerd en op welke wijze ze beogen om het voorgenomen visserijbeheer vorm te geven. Het visplan bestaat uit 2 delen. Het eerste deel bevat onder andere het maatregelenpakket. Het tweede deel bevat de factsheets van de verschillende waterlichamen. In deze factsheets wordt onder andere de visstand besproken. Door middel van het visplan wordt gewaarborgd dat de visserij in het VBC gebied duurzaam en op verantwoorde wijze wordt uitgevoerd.
Het beoogde visserijgebruik, dat in het visplan wordt beschreven, dient te zijn afgestemd op het realiseren van een duurzame visstand conform de doelen van de waterbeheerder. Het plan geeft minimaal invulling aan de volgende onderwerpen:
De huurders van het visrecht binnen de VBC Zuiderzeeland zijn verplicht om een gezamenlijk visplan op te stellen. Deze verplichting is vastgelegd in de Keur en de voorwaarden bij de verhuurovereenkomst.
Het eerste deel van het visplan wordt ten minste eens per 6 jaar geactualiseerd en vastgesteld. Als de visrechthebbenden eerder wijzigingen in het visserijbeheer willen doorvoeren, dienen ze een nieuw visplan bij het bestuur van het waterschap in te dienen. Visrechthebbenden zijn altijd vrij om binnen de vastgestelde periode van 6 jaar het eerste deel van het visplan te actualiseren. Echter, maatregelen en wijzigingen in het visserijgebruik, die in het visplan worden voorgesteld, kunnen pas worden doorgevoerd na goedkeuring van de versie van het visplan waarin de plannen zijn beschreven. Het is wenselijk om in het visplan een lijst op te nemen waarin per maatregel de actuele status wordt weergegeven.
Het tweede deel van het visplan hoeft niet te worden vastgelegd. Veranderingen in bijvoorbeeld de visstand kunnen vrijblijvend in de factsheets worden geactualiseerd.
Indien de huurder in VBC verband gemaakte afspraken niet naleeft, c.q. visserij-activiteiten die strijdig zijn met het goedgekeurde visplan en/of de visserijwet uitvoert, heeft de verhuurder de mogelijkheid de huurovereenkomst voor (on) bepaalde tijd in te trekken. Voorkomende gevallen zullen voor advies aan de VBC worden voorgelegd. Dit is vastgelegd in de verhuurovereenkomsten.
Goedkeuring van een visplan door het waterschap geldt als voorwaarde voor de uitvoering van visserij. Deze voorwaarde is door middel van bepalingen in de Keur vastgelegd. Deze bepalingen zijn opgesteld om te waarborgen dat waterschap Zuiderzeeland, zo nodig, invloed kan uitoefenen op het gevoerde visserijbeheer om nadelige effecten van visserijbeheer op de waterkwaliteit te voorkomen.
Om de taken van het waterschap op het gebied van waterkwaliteit goed uit te kunnen voeren, is het van belang dat het visserijbeheer, dat door de visrechthebbenden wordt uitgevoerd, is afgestemd op de taken en doelen van het waterschap.
Het waterschap toetst daarom of het visplan in lijn is met de waterkwaliteitsdoelstellingen (Goed Ecologisch Potentieel (GEP) voor KRW-waterlichamen), visstandbeheer en functie van het waterlichaam conform de ambities, doelstellingen en uitgangspunten in het WBP 2010-2015 en de onderliggende notities (KRW Achtergronddocument). Hierbij ligt de focus op de Kaderrichtlijn Water. Voor de overige (niet-KRW) wateren wordt aansluiting gezocht op nog te ontwikkelen beleidsdoelen.
Als algemeen uitgangspunt geldt een zogenaamd stand-still principe: het gevoerde visserijbeheer mag niet resulteren in een verslechtering van de ecologische toestand van wateren. Het visserijbeheer (m.n. onttrekking en/of uitzetting van vis) mag effecten van verbetermaatregelen niet ongedaan maken.
Voor de toetsing van de visplannen zal gebruik worden gemaakt van het in ontwikkeling zijnde landelijk toetsingskader voor de uittrek en onttrekking van vis. Voor de overige onderwerpen in het visplan gelden de regels in dit beleid als kader.
Bij de toetsing van het visplan wordt bekeken of het visserijbeheer:
4.Visstandbeheer door Waterschap Zuiderzeeland
4.1.Visie waterschap Zuiderzeeland op visstandbeheer
De visstand is een van de componenten voor de beoordeling van de ecologische kwaliteit van het water. Om een ecologische gezonde visstand te bereiken en in stand te houden, betekent dat:
Het bereiken en behouden van een gezonde en duurzame visstand is geen op zichzelf staand doel van het waterschap, maar is een onderdeel van het streven naar ecologisch gezond water. De visstand profiteert van de maatregelen die het waterschap neemt om de ecologische kwaliteit te verbeteren. Omdat het waterbeheer op verschillende manieren het leefmilieu van de vissen beïnvloedt, dienen de doelen voor de visstand vertaald te worden naar de gevolgen voor de kerntaken van het waterschap. Specifieke doelen voor de visstand per waterlichaam zijn af te leiden uit de KRW-doelstellingen. Het maaibeheer, de herinrichting van oevers en het verbeteren van migratiemogelijkheden zijn de belangrijkste sturingsmechanismen om de visstand in de gewenste richting te laten ontwikkelen.
Visstandbeheer is het planmatig voorbereiden en uitvoeren van een stelsel van maatregelen met als doel het bereiken van een bepaalde visstand in een omschreven watersysteem. De maatregelen zijn onder andere gericht op het beheer van de leefomgeving van vissen. Visstandbeheer schetst het kader waarbinnen visserijbeheer kan worden uitgevoerd.
De kwaliteit van het watersysteem en de visserij beïnvloeden de visstand wat betreft soortenrijkdom, soortensamenstelling en leeftijdsopbouw. Daarnaast kan de samenstelling en de hoeveelheid vis de waterkwaliteit en het ecologisch functioneren van een watersysteem beïnvloeden. Het monitoren van de visstand en de uitvoering van beheermaatregelen, zoals het aanleggen van vistrappen en paaiplaatsen, maken deel uit van het visstandbeheer. Vanwege hun grote betrokkenheid en het directe belang bij het wel een wee van de visstand betrekt waterschap Zuiderzeeland de visrechthebbenden bij de uitvoering van het visstandbeheer.
4.2.1.Wateren in eigendom bij Wterschap Zuiderzeeland
De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) verplicht de waterbeheerder om zorg te dragen voor het waterkwaliteitsbeheer. De ecologische waterkwaliteit wordt onder meer bepaald op basis van de visstand. Als onderdeel van deze verplichting moet de waterbeheerder doelen voor de visstand formuleren en (samen met anderen) maatregelen treffen om deze doelen te realiseren. De waterbeheerder is daarmee (eind)verantwoordelijk voor de uitvoering van het visstandbeheer.
4.2.2.Wateren in eigendom van derden
In (KRW-)wateren die in eigendom zijn van derden, zoals gemeentes, Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten, is de eigenaar verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van de maatregelen die nodig zijn om de geldende waterkwaliteitsdoelen te behalen. Aangezien de wateren binnen het beheersgebied van waterschap Zuiderzeeland vallen, is het waterschap eindverantwoordelijk voor het waterkwaliteitsbeheer. Vanuit deze verantwoordelijkheid denkt Waterschap Zuiderzeeland actief mee bij het formuleren van maatregelen gericht op het bereiken van de geldende waterkwaliteitsdoelen door derden. Voor de wateren in eigendom van derden heeft het waterschap geen specifieke doelstelling met betrekking tot vis.
In de Kaderrichtlijn Water is een verplichting opgenomen voor het monitoren van de visstand in KRW-waterlichamen. Om hier invulling aan te geven wordt periodiek visstandonderzoek uitgevoerd. De verantwoordelijkheid voor dit visstandonderzoek ligt bij waterschap Zuiderzeeland, de waterkwaliteitsbeheerder binnen de provincie Flevoland. Het visstandonderzoek dient in elk KRW-waterlichaam minimaal eenmaal per 6 jaar te worden uitgevoerd. De frequentie waarmee monitoring wordt uitgevoerd kan zo nodig worden opgevoerd. In het Handboek Hydrobiologie (STOWA, 2010) zijn de standaardprocedures voor visstandbemonsteringen in KRW-waterlichamen opgenomen.
Het waterschap heeft als waterkwaliteitsbeheerder de bevoegdheid om visstandonderzoeken te laten uitvoeren. Visstandonderzoeken kunnen informatie opleveren die ook waardevol is voor de sport- en/of beroepsvisserij. Daarnaast kunnen onderzoeken raken aan de mogelijkheden voor visserij. De visrechthebbenden hebben zelf ook de mogelijkheid om visstandonderzoeken uit te voeren. Het is daarom wenselijk dat waterschap en visrechthebbenden elkaar informeren over visstandbemonsteringen.
Het waterschap draagt er zorg voordat de Visstandbeheerscommissie tijdig wordt geïnformeerd over de planning van visstandonderzoeken. Het waterschap schakelt de beroepsvisserij zoveel mogelijk in bij de uitvoer van visstandbemonsteringen. De resultaten van de onderzoeken worden in de Visstandbeheerscommissie gepresenteerd.
In de overige wateren (buiten de KRW-waterlichamen) worden geen periodieke visstandonderzoeken gepland. Indien toch een wens voor visstandonderzoek in overige wateren ontstaat, zal er voorafgaand aan de uitvoering afstemming over de het werkwijze plaatsvinden binnen de Visstandbeheerscommissie.
Naast de onderzoeken voor de KRW moeten ook gegevens voor de Flora- en Faunawet actueel gehouden worden. Dit betekent dat minstens 1 keer per 10 jaar gevist moet worden in wateren waar een project wordt uitgevoerd. Deze verzamelde gegevens mogen maximaal 5 jaar oud zijn. Ook hier draagt het waterschap zorg dat de Visstandbeheerscommissie tijdig wordt geïnformeerd over de planning van de onderzoeken.
De watergangen in Flevoland hebben voor de verschillende gebruikers uiteenlopende functies. Te denken valt aan waterafvoer en -berging, maar ook aan visserij, vaarrecreatie en zwemwater.
Het waterschap onderhoudt en beheert de watergangen primair vanuit waterveiligheid en voldoende en schoon water. Onderdeel van het realiseren van schoon water is het verkrijgen van een goede ecologische kwaliteit. De visstand profiteert van de maatregelen ter verbetering van de ecologische kwaliteit.
Structuurdiversiteit op de oevers en in de watergangen heeft namelijk een positief effect op de visstand. De preferentie van vis voor habitats en structuren verschilt hierbij per vissoort en zelfs per levensstadium. Vissoorten zijn afhankelijk van structuren omdat ze er hun eieren op af zetten, er in opgroeien of omdat ze er voedsel in zoeken. Kleine snoek is bijvoorbeeld sterk afhankelijk van waterplanten om predatie door grotere exemplaren (die voornamelijk in het open water voorkomen) te voorkomen.
In het Omgevingsplan Flevoland is als doel opgenomen dat 40 % van de oevers van de tochten en vaarten (KRW-waterlichamen) voor 2027 natuurvriendelijk of duurzaam wordt ingericht. Voor de KRW zijn, ten behoeve van de visstand, geen aanvullende inrichtingsmaatregelen nodig. Aan de hand van een nieuw landelijk instrument voor het afleiden van streefdoelen voor waterkwaliteit voor de niet-KRW-wateren, zullen ook inrichtingsmaatregelen voor deze wateren worden geformuleerd.
Vanuit het programma ‘Onderhoud op Maat’ wordt een verbetering van de ecologische condities van watergangen nagestreefd. Verbetering van de leefmogelijkheden voor vis vormt hierbij een belangrijk element.
Bij het onderhoud (maaien, baggeren, herstelwerk oevers en beplantingsonderhoud) wordt met het oog op de Flora- en Faunawet gewerkt volgens de gedragscode Flora- en faunawet voor waterschappen. Hiermee wordt er ook rekening gehouden met de aanwezige beschermde vis. Daarnaast heeft waterschap Zuiderzeeland eigen werkprotocollen voor onderhoud aan watergangen, In deze werkprotocollen zijn algemene en specifieke maatregelen per soortgroep beschreven.
·Bij beheer en onderhoud worden de Gedragscode Flora- en Faunawet voor waterschappen en de werkprotocollen gehanteerd.
Het waterschap hecht veel waarde aan het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving en de beleving van inwoners en recreanten in het beheersgebied. Dit betekent dat het waterschap bij het uitoefenen van zijn taken rekening houdt met visserijbelangen. Het waterschap streeft naar een optimale bereikbaarheid en openstelling van wateren en oevers voor de visserij. Vanuit andere functies kunnen de mogelijkheden zijn begrensd of kunnen voorwaarden worden gesteld. Waterschap Zuiderzeeland stelt de ‘Visie Medegebruik Watersysteem’ op waarin de kaders voor recreatief medegebruik worden benoemd.
Het waterschap streeft er naar om voldoende vismigratie mogelijk te maken. Dit betreft zowel de interne als de externe vismigratie (zie pdf afbeelding 4.2). Migratiebarrières kunnen namelijk een probleem vormen voor vis. Stuwen, dammen en gemalen zorgen ervoor dat bestaande habitats versnipperd raken of dat geschikte habitats onbereikbaar worden. Door het opheffen van deze knelpunten wordt het potentiële leefgebied van vissen vergroot en kan een belangrijke bijdrage worden geleverd aan de ontwikkeling van de visstand. Daarnaast kan, door het opheffen van barrières, de diversiteit van vispopulaties vergroot worden en kunnen specifieke vispopulaties versterkt worden.
In november 2011 heeft de Algemene Vergadering besloten om bij renovatie of nieuwbouw van kunstwerken, de kunstwerken zo veel mogelijk vispasseerbaar, of tenminste visveilig, uit te voeren, mits de maatregelen technisch haalbaar, financieel haalbaar en effectief zijn (AV-besluit 24-11-2011).
4.6.1.Afweging van interne vismigratievoorzieningen
De doelmatigheid van het vispasseerbaar maken van kunstwerken wordt afgewogen en beoordeeld aan de hand van de kenmerken van de te verbinden gebieden:
Bij de afweging over het ontsluiten van deelgebieden door het vispasseerbaar maken van kunstwerken wordt ook stedelijk gebied meegenomen. Hierbij wordt in overleg met de gemeente en visrechthebbenden vastgesteld voor welke deelgebieden ontsluiting wel of niet wenselijk is. De wenselijkheid van ontsluiting hangt ook af van de nog vast te stellen doelen voor ‘overige wateren’, de functie van het water en de bijbehorende doelsoorten.
Niet alle kunstwerken hoeven vispasseerbaar gemaakt te worden. Achterliggende peilvakken kunnen voldoende oppervlak en/of diversiteit voor vis hebben om de levenscyclus te voltooien. Daarnaast kan de waterkwaliteit in 2 naast elkaar gelegen peilvakken dusdanig verschillen, dat ontsluiting van een kunstwerk negatieve effecten op de waterkwaliteit in het bovenstrooms gelegen peilvak kan hebben.
Gelet op de bovenstaande criteria komen de volgende waterlichamen in aanmerking om vismigratieknelpunten op te lossen (zie pdf afbeelding 4.3):
de oostrand van Flevoland (KRW-waterlichamen ABC1 en ABC2) is het gebied met de hoogste ecologische potentie. Zowel het waterschap (waterbeheerplan 2010-2015; kaart 14, pag. 199) als de provincie Flevoland (Omgevingsplan Flevoland 2006; figuur 10) hebben beleid opgesteld om de bijzondere waterkwaliteit in de oostrand te verbeteren. Vis maakt deel uit van de waterkwaliteit. Omdat de vanuit de KRW gewenste doelsoorten in de waterlichamen tochten ABC1 en ABC2 ontbreken, geldt hier een verbeteropgave voor vis. Door de watergangen in de waterlichamen van dit gebied te verbinden met de Hoge Vaart, kan de biologische potentie van de waterlichamen worden benut en het systeem robuuster worden gemaakt. Op het moment dat de stuwen in dit gebied aan vervanging toe zijn zullen deze stuwen vispasseerbaar worden gemaakt. De stuwen die aan deze voorwaarden voldoen staan weergegeven in afbeelding 4.6 (zie pdf);
Voor de KRW-waterlichamen tochten H en tochten J zijn onvoldoende visgegevens beschikbaar over de aan of afwezigheid van doelsoorten. In 2013 worden beide waterlichamen ten aanzien van vis gemonitord. Voor de KRW-waterlichamen tochten Hoge Afdeling NOP en tochten FGIK is er geen verbindingsopgave.
Stuwen en gemalen vormen voornamelijk in stroomopwaartse richting een barrière. Passage stroomafwaarts vindt plaats over (stuw) of door (gemaal) het kunstwerk heen. Het is daarom van belang dat aangelegde migratievoorzieningen bij deze kunstwerken in ieder geval gedurende de periode waarin vis stroomopwaarts migreert, passeerbaar zijn. De stroomopwaartse migratie van vis vindt grofweg plaats tussen 1 maart en 1 juli. Migreerbaarheid in beide richtingen, gedurende de rest van het jaar is gewenst. Bij een watertekort in bovenstroomse gebieden van vispassages, kan deze tijdelijk worden dichtgezet. Bij het al of niet dichtzetten van vispassages spelen zowel peilbeleid als ecologische doelstellingen een rol. Het waterschap streeft ernaar dat vispassages en duikers in het vismigratieseizoen niet afgesloten worden ten behoeve van bijvoorbeeld het muskusrattenbeheer.
4.6.2.Afweging van externe vismigratievoorzieningen
Aan de randen van het beheersgebied van waterschap Zuiderzeeland ligt een aantal grote gemalen. In de Noordoostpolder zijn dit Vissering (Urk), Buma (Lemmer) en Smeenge (Kraggenburg). In Zuidelijk en Oostelijk Flevoland zijn dit Wortman (Lelystad), De Blocq van Kuffeler (Almere), Lovink (Harderwijk) en Colijn (Ketelhaven). Deze gemalen voeren het overschot aan water vanuit de polders naar de grote meren af. Tijdens het uitmalen van water worden ook stroomafwaarts migrerende vissen vanuit de polders naar het buitenwater verplaatst. In maart 2012 heeft het college van Dijkgraaf en Heemraden van het waterschap vastgesteld dat er geen noodzaak is om de uittrek van vis door de hoofdgemalen te bevorderen.
Echter, voor stroomopwaarts trekkende vis (vanuit het o.a. het IJsselmeer en Markermeer naar de polders) vormen de gemalen wel een grote barrière. De meeste gemalen zijn namelijk (nog) niet voorzien zijn van een intrekvoorziening. Waterschap Zuiderzeeland werkt actief aan het faciliteren van de intrek van vis vanuit het buitenwater naar de polders. Bij het vismigratieonderzoek in 2009 is gebleken dat het bestaande inlaatwerk bij gemaal Colijn (zie pdf afbeelding 4.4) geschikt is om de intrek van vis te faciliteren. Daarom is er in opdracht van het waterschap de bestaande (handbediende) inlaatvoorziening van gemaal Colijn geautomatiseerd, zodat deze te benutten is als intrekvoorziening voor vis. De voorziening is sinds 2012 in werking. De volledig geautomatiseerde inlaat ontsluit het gehele gebied van Oostelijk en Zuidelijk Flevoland voor intrekkende vis.
In de Noordoostpolder zijn er nog geen inlaatvoorzieningen voor vis aangelegd. In de quickscan (2007) die voorafging aan het vismigratieonderzoek, werden met name de gemalen Buma en Vissering als geschikte locatie voor een visintrekvoorziening aangewezen. Het waterschap is voornemens om één van deze 2 gemalen stroomopwaarts vispasseerbaar te maken in de periode 2016-2021. In 2014 start het waterschap met een verkenning naar een visinlaatvoorziening bij gemaal Vissering of Buma (zie pdf afbeelding 4.5). Hierbij gaat ze de opties voor waterinlaat op beide locaties verkennen. De uitkomsten van de verkenning worden in een voorstel ter besluitvorming aan het bestuur van het waterschap voorgelegd.
Bij het aanleggen van vispassages wordt rekening gehouden met de stroomopwaartse en stroomafwaartse vismigratie. Elke vismigratievoorziening wordt op basis van maatwerk ontworpen, waarbij voor de meest kosteneffectieve maatregel wordt gekozen. Voor ieder knelpunt wordt het best passende vispassage type gekozen.
Vispasseerbaar te maken stuwen
In afbeelding 4.6 (zie pdf) zijn de vispasseerbaar te maken stuwen weergegeven. Op basis van de meerjarenplanning voor de vervanging van stuwen staat tot 2017 een stuw (Alikruiktocht) gepland om in 2014 vispasseerbaar gemaakt te worden. Wanneer de doelen voor de overige wateren vastgesteld worden, kunnen hier nog stuwen in de overige (niet-KRW) wateren aan worden toegevoegd.
Vispassages kunnen gevoelig zijn voor verstopping en verslibbing. Alle vispassages moeten daarom tenminste 1 keer per jaar, voorafgaand aan het migratieseizoen, gecontroleerd en eventueel schoongemaakt worden. Dit komt neer op een controle in januari of februari. Om optimale werking van vispassages te garanderen is verder van belang dat de stroomsnelheid in de vispassages regelmatig wordt gemonitord en dat gecontroleerd wordt of gedurende de migratieperioden voldoende water door de vistrap geleid wordt. Het onderhoud van vistrappen wordt vastgelegd in een onderhoudsplan.
Vismigratievoorzieningen in eigendom van het waterschap worden 1x per jaar, voorafgaand aan het migratieseizoen, gecontroleerd en eventueel schoongemaakt door het waterschap. Voor nieuwe voorzieningen in wateren die niet in eigendom/beheer zijn bij het waterschap, worden bij de aanleg/overdracht afspraken gemaakt.
5.Visserijbeheer door de visrechthebbenden
De kwaliteit van het watersysteem en de visserij beïnvloeden de soortenrijkdom, soortensamenstelling en leeftijdsopbouw van de visstand. Omgekeerd kan de omvang en samenstelling van de visstand de waterkwaliteit en het ecologisch functioneren van een watersysteem beïnvloeden. Het visserijbeheer dat door de visrechthebbenden gevoerd wordt, heeft daardoor invloed op zowel de visstand als de waterkwaliteit.
Het waterschap biedt ruimte aan een passend visserijbeheer door de sport- en beroepsvisserij als het visserijbeheer verantwoord wordt uitgevoerd. Met andere woorden:
Voor de uitvoering van visserij zijn de Visserijwet 1963, de algemene voorwaarden bij de Vispas en/of de kleine Vispas, en de voorwaarden uit de verhuurovereenkomst en eventuele aanvullende voorwaarden van de visrechthebbende van toepassing. In aanvulling op deze voorwaarden gelden de onderstaande bepalingen benoemd in onderstaande paragrafen.
5.1.Visie waterschap Zuiderzeeland op visserijbeheer
De visserij maakt zowel economisch (beroepsvisserij) als recreatief (sportvisserij) gebruik van de visstand en kan daarmee de visstand beïnvloeden. Het waterschap verhuurt de visrechten privaatrechtelijk aan de visserijsector. Het waterschap wil het visserijbeheer aan de visserijsector overlaten en verwacht van deze sector dat zij op verantwoorde wijze het visserijbeheer uitvoert. Het waterschap wil daarbij een betrouwbare partner voor de visserijsector zijn door zekerheid te bieden bij de verhuur van visrechten, heldere kaders te geven voor het visserijbeheer en voldoende mogelijkheden bieden voor uitvoering van de visserij.
Om te kunnen beoordelen of het visserijbeheer in lijn is met de waterschapsdoelen voor het oppervlaktewater, dient het visserijbeheer transparant te zijn. Het visplan dat de visserijsector opstelt, moet inzicht geven in het visserijbeheer (paragraaf 3.3). Het visplan maakt duidelijk hoe er gevist wordt, welke soorten worden onttrokken of uitgezet en hoe de regels worden gehandhaafd. Door de inhoud van het visplan te toetsen aan de waterschapsdoelen, wordt geborgd dat de visserij verantwoord wordt uitgevoerd. Het waterschap heeft baat bij een goed visserijbeheer. Via het visserijbeheer komt er namelijk informatie beschikbaar over de ontwikkeling van de visstand, kan de maatschappelijke betrokkenheid bij de waterschapstaken worden vergroot en kan de belevingswaarde van het water voor een grote groep gebruikers worden verbeterd.
Visserijbeheer is het planmatig voorbereiden en uitvoeren van visserij en van maatregelen om de visstand te optimaliseren. Maatregelen zijn onder meer het uitzetten van vis en de regulering van de visserij door het opstellen van regels. Onder visserijbeheer worden ook de maatregelen verstaan die gericht zijn op het beïnvloeden van de toegankelijkheid en de bevisbaarheid van het water. Het gevoerde visserijbeheer mag niet strijdig zijn met de doelen en de maatregelen die op basis van de KRW voor de ecologische waterkwaliteit, de Zwemwaterrichtlijn en de visstand gelden. Het visserijbeheer moet zo goed mogelijk aansluiten bij het visstandbeheer. Om dit te waarborgen leggen de visrechthebbenden het beoogde visserijbeheer vast in een visplan dat ter goedkeuring aan het waterschap wordt voorgelegd.
De visrechthebbende heeft de mogelijkheid om zelfstandig visstandonderzoek uit te voeren. Omdat visstandonderzoek ook een taak is van het waterschap, als verantwoordelijke voor het visstandbeheer, stemt het waterschap binnen de VBC zijn monitoringsactiviteiten af met de andere VBC partijen en vraagt de andere VBC partijen om dit ook te doen.
·Het waterschap stemt binnen de VBC zijn monitoringsactiviteiten af met de andere VBC partijen en vraagt de andere VBC partijen om dit ook te doen.
In de huurovereenkomst van visrechten is opgenomen dat de huurder van het visrecht geen schade aan de waterstaatswerken (zoals bebakening, betonning, kaden, oeververdediging en rietbermen) mag toebrengen tijdens het uitvoeren van de visserij.
In de huurovereenkomst van visrechten staan geen voorwaarden over visserijactiviteiten nabij kunstwerken of in (de nabijheid van) natuurvriendelijke oevers en vispassages die onder het beheer van het waterschap vallen. Het waterschap is voornemens in overleg te reden binnen de VBC om afspraken te maken over de visserij bij kunstwerken en in natuurvriendelijke oevers en vispassages.
Voor de visserij bij kunstwerken en in natuurvriendelijke oevers en vispassages stelt het waterschap geen aanvullende eisen op de landelijke voorwaarden van o.a. de Vispas.
Voor de onttrekking van vis zijn de landelijke kaders, zoals vastgelegd in de Visserijwet en in de aanvullende bepalingen, van toepassing. Daarnaast kunnen door de huurders van het visrecht, bijvoorbeeld door hengelsportverenigingen, aanvullende voorwaarden gesteld worden die van toepassing zijn op de gebruikers van het visrecht. Onttrekking door de visrechthebbenden mag niet resulteren in wijzigingen in de omvang en samenstelling van het visbestand waardoor ecologische doelen niet meer gehaald worden. Daarnaast mag de inzet van vangtuigen voor onttrekking niet leiden tot belemmeringen voor vismigratie.
De onttrekking van aal door sportvissers is volgens de voorwaarden bij de Vispas niet toegestaan. Door dit onttrekkingverbod levert de sportvisserij een vrijwillige bijdrage aan het aalherstel. Gevangen aal/paling dient onmiddellijk in hetzelfde water te worden teruggezet. Voor de onttrekking van overige vissoorten door de sportvisserij gelden wettelijke minimummaten en gesloten perioden. Deze zijn opgenomen in de Visserijwet 1963 en bijbehorende regelingen en bepalingen. De onttrekking van beschermde vissoorten is niet toegestaan.
De beroepsvisserij in het beheersgebied van waterschap Zuiderzeeland richt zich alleen op aal. Vanwege de slechte staat van instandhouding van de aal, zijn landelijke herstelmaatregelen ingevoerd. Deze zijn vastgelegd in het Nederlandse Aalbeheerplan. Bij de onttrekking van aal moet rekening gehouden worden met deze maatregelen. In het actuele aalbeheerplan is een gesloten tijd voor aalvistuigen opgenomen. Deze gesloten tijd loopt van september tot en met november.
·Onttrekking van vis mag niet resulteren in verslechteringen in omvang en samenstelling van het visbestand en mag geen negatief effect hebben op de haalbaarheid van de geldende ecologische doelen.
De visstand moet zich in gezonde watersystemen zelf in stand kunnen houden. Wanneer dit niet het geval blijkt te zijn, moet door de waterbeheerder de achterliggende oorzaken worden opgespoord en, indien mogelijk, door structurele verbeteringen worden verholpen. Daar waar dit niet mogelijk blijkt, kan worden overwogen om de visstand door middel van uitzettingen te ondersteunen. Hierbij dient het ontvangende watersysteem geschikt te zijn voor het succesvol voltooien van de levenscyclus van de vis.
Uitzettingen zijn alleen toegestaan als deze niet strijdig zijn met de KRW-doelstellingen c.q. uitgewerkte doelstellingen voor het visstandbeheer en niet leiden tot een achteruitgang van of negatieve invloed op de ecologische toestand van het systeem. Hierop zal getoetst worden aan de hand van het in ontwikkeling zijnde landelijke toetsingskader voor de uitzet en onttrekking van vis. In geval van calamiteiten of andere bijzondere situaties kan Waterschap Zuiderzeeland hierop een uitzondering maken. Er dient deskundig onderzoek te zijn uitgevoerd om de noodzaak voor uitzet te onderbouwen en aan te tonen dat de uitzet de haalbaarheid van ecologische doelen niet negatief zal beïnvloeden.
Het voornemen tot visuitzettingen dient door visrechthebbenden nader te worden uitgewerkt in het visplan. In het visplan moet de uitzet (ecologisch) onderbouwd worden, zodat toetsing met het landelijk toetsingskader plaats kan vinden. Daarnaast wordt ook de bezetting na de laatste uitzetting opgenomen. De uitzet van vis is niet toegestaan zonder goedkeuring van het visplan door het waterschap.
Bij sportvisserij wordt lokvoer gebruikt om vangkansen te vergroten. Het voer vormt een bron van nutriënten waardoor het gebruik van lokvoer een potentieel nadelige uitwerking heeft op de waterkwaliteit in het waterlichaam waarin lokvoer wordt gebruikt.
Om nadelige effecten zoveel mogelijk te voorkomen moet terughoudend met het gebruik van voer worden omgegaan. In overleg met de VBC zal worden bekeken op welke manier overmatig lokvoergebruik ontmoedigd kan worden.
·Overmatig gebruik van vislokvoer in de wateren van Waterschap Zuiderzeeland wordt in overleg met de VBC ontmoedigd.
Toezicht op de naleving van de regels door sportvissers is in eerste instantie de taak van de hengelsportverenigingen, als huurders van het visrecht, en de politie. Het waterschap en gemeenten hebben hierin belangen en taken, afhankelijk van wie de eigenaar en de beheerder is. Er wordt naar gestreefd om de handhavingstaken af te stemmen en de werkzaamheden te verdelen naar het belang.
Controle en handhaving van de regels wordt uitgevoerd door Buitengewone Opsporingsambtenaren (BOA’s) in dienst van de sportvisserij (lokaal, federatief, landelijk). Het waterschap heeft daarnaast toezegging van de NVWA gekregen dat zij voor het waterschap wil gaan handhaven. Concrete afspraken moeten echter nog over worden gemaakt. Het waterschap ziet toe op naleving van de huurovereenkomst. Het waterschap streeft hierbij naar uniformiteit in de huurovereenkomsten, zodat ook de controle en handhaving eenduidig kan zijn. Het waterschap handhaaft de bepalingen die zijn opgenomen in de Keur.
Het waterschap ontwikkelt momenteel een protocol waarin wordt beschreven hoe wordt omgegaan met meldingen uit het veld. Het protocol is vooral praktisch gericht op het centraliseren en delen van informatie.
Binnen de VBC dienen afspraken gemaakt te worden over controle en handhaving om overtreding van de regels door individuele sportvissers en stropers zoveel mogelijk te voorkomen. Daarnaast dienen afspraken gemaakt te worden over sanctionering.