Organisatie | Winsum |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van reclamebelasting 2014 |
Citeertitel | Verordening reclamebelasting 2014 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening reclamebelasting 2013.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2014 | 28-12-2018 | Nieuwe regeling | 17-12-2013 De Wiekslag, 24-12-2013 | Onbekend |
De raad van de gemeente Winsum;
Overwegende, dat het aanbeveling verdient de door hem bij besluit van 11 december 2012 vastgestelde ‘Verordening reclamebelasting 2013’ dusdanig aan te passen dat de aanslagoplegging de toets van ‘objectieve en redelijke rechtvaardigingsgrond’ kan doorstaan;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders;
Gezien het Convenant stichting promotie Winsum, zoals overeengekomen tussen de gemeente Winsum en de Stichting Promotie Winsum;
Gelet op de artikelen 156 en 227 van de Gemeentewet;
“Verordening op de heffing en de invordering van reclamebelasting 2014”.
Onder de naam reclamebelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van openbare aankondigingen die zichtbaar zijn vanaf de openbare weg.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt, ingeval er geen gebruiker valt aan te wijzen, de reclamebelasting van de eigenaar van de onroerende zaak geheven waar het belastbaar feit zich voordoet, indien de eigenaar de openbare aankondigingen voor zichzelf dan wel als exploitant doet, dan wel het aanbrengen van de aankondiging(en) gedoogd.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de reclamebelasting niet geheven van gebruiker van een onroerende zaak als de openbare aankondiging duidelijk aantoonbaar niet ten dienste staat van de gebruiker en het gebruik van de onroerende zaak. In dat geval wordt de eigenaar van de onroerende zaak belastingplichtig
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de naar jaartarieven geheven reclamebelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven reclamebelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde reclamebelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Artikel 10 Termijnen van betaling
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
In afwijking van het eerste lid geldt, in het geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat, het bedrag daarvan, meer is dan € 150,00 doch minder dan € 2.500,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende een maand later.
De belastingplichtige bedoeld in artikel 4 is gehouden, indien hij na het in werking treden van deze verordening belastingplichtig wordt, zulks schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b en d, van de Gemeentewet.
Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rechten.
5. Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Winsum in zijn openbare vergadering van 17 december 2013
De raad voornoemd,
voorzitter,
griffier,
BIJLAGE BIJ RAADSBESLUIT 17 DECEMBER 2013 INZAKE RECLAMEBELASTING.
Artikel 2 (belastbaar feit) en artikel 3 (gebiedsomschrijving).
In de oude verordening was het belastbaar feit en het werkingsgebied van de belasting (het gehele dorp Winsum, postcode 9951) in één artikel (artikel 2) vervat. Vanwege de duidelijkheid zijn beide uitelkaar gehaald en in twee artikelen opgenomen (artikel 2 en 3).
De 3 leden van het oude artikel 3 waren te onduidelijk. In het nieuwe artikel 4 wordt nu de term ‘gebruiker’ gebezigd. In de leden 3 tot en met 5 is bepaald aan wie de aanslag wordt opgelegd, dat er een relatie moet zijn tussen de gebruiker en de aankondiging en aan wie de aanslag moet worden opgelegd als de aankondiging niet door de gebruiker wordt gedaan.
In beroepszaken gaat het bij de meeste gemeentelijke verordeningen fout op het punt van de vrijstellingen. Over dit onderwerp is inmiddels veel jurisprudentie opgebouwd. Vraag is altijd of aan het beginsel van objectieve en redelijke rechtvaardiging is voldaan. Dit blijft altijd zeer lastig aan te tonen/te onderbouwen.
Bij iedere vrijstelling moet het waarom goed worden onderbouwd. Bij een aantal vrijstellingen was dit beginsel onvoldoende aanwezig en waren bepaalde vrijstellingen voortgekomen uit bestuurlijk gewenste vrijstellingen.
Daarnaast zijn de vrijstellingen in de oude verordening beoordeeld op de vraag of deze situaties zich in het dorp Winsum voordoen. Hoe meer vrijstellingen namelijk worden opgenomen, hoe groter de kans dat niet aan het genoemde beginsel wordt voldaan. Onnodige vrijstellingen behoeven niet langer te worden opgenomen.
Op grond hiervan wordt voorgesteld de volgende leden te laten vervallen:
Lid 3 over de minimale afmeting van een openbare aankondiging. Alle aankondigingen, mits zichtbaar (=leesbaar) vanaf de openbare weg, zijn voortaan belastbaar. Daarmee voorkomen we discussies over de exacte afmetingen van een aankondiging. De zichtbaarheidsvoorwaarde sluit de (hele) kleine bordjes uit. Hiermee wordt bovendien meer recht gedaan aan het uitgangspunt dat een openbare aankondiging al leidt tot een belastingplicht. Ook kleine bordjes zijn immers aankondigingen.
Lid 8 sloot aankondigingen achter een (etalage)ruit uit die meer dan 5 centimeter van de ruit zijn geplaatst. Door deze bepaling te laten vervallen is het nu aan de gemeente vast te stellen, of de aankondiging wel of niet gericht is op de openbare weg. Ook met een aankondiging, 5 centimeter van een ruit, kan dat immers het geval zijn. Ook hier het beginsel van de objectieve en redelijke rechtvaardiging.
Lid 12 handelde over reclame op terrasafscheidingen. Deze bepaling doelt vooral op stedelijke situaties waarin het aantal of de afmetingen van openbare aankondigingen de hoogte van de aanslag bepalen. Deze situatie komt hier niet voor. Bovendien, als deze situatie zich wél zou voordoen, zal vrijwel altijd al een belastingplicht zijn ontstaan door aankondigingen op of aan de gevel.
Lid 14 dat handelde over aankondigingen door gezondheidsinstellingen, is in de nieuwe verordening lid 9. De bepaling is verfijnd waardoor bijvoorbeeld de verkoop van gezondheidsartikelen in een apotheek en de aankondigingen die daarmee verband houden, kunnen worden beschouwd als bijzaak en niet leiden tot een belastingplicht.
Lid 15, dat handelde over aankondigingen op boerenbedrijven, is vervallen. In totaal zijn er 27 boerenbedrijven binnen het postcodegebied 9951. Nagegaan zal nog worden of er inderdaad bij alle bedrijven geen aankondigingen staan. Heeft een boerenbedrijf bijvoorbeeld een verkooppunt voor kaas of andere biologische artikelen en gebruikt het aankondigingen om de consument daarop attent te maken, dan is het onrechtvaardig dat op grond van het oude lid 15 er geen belastingplicht was. Het oude lid 15 is zo’n voorbeeld dat bij gerechtelijke toetsing niet gehandhaafd zal kunnen worden. Gelet op de waarschijnlijkheid van voor komen, is het dan beter de bepaling te laten vervallen.
Artikel 6 (maatstaf van heffing en belastingtarief).
Dit is het oude artikel 5. Het oude artikel kende nog veel bepalingen(in de leden 2-4) over de oppervlaktes van openbare aankondigingen. Omdat in onze situatie de oppervlakte niet relevant is maar alleen het hebben van een openbare aankondiging al leidt tot een belastingplicht kon dit artikel worden ingekort.
Daarnaast is de tekst van het eerste lid aangepast, omdat dit lid in de oude tekst een omschrijving gaf van het belastbaar feit (geregeld in het nieuwe artikel 2).
De titel van het artikel is gewijzigd van ‘belastingtijdvak’ in ‘belastingjaar’.
Artikel 11 (aanmeldingsplicht).
Dit is een nieuwe bepaling en zorgt voor uniformiteit met andere belastingregels waar het gaat over de verantwoordelijkheid van een belastingplichtige om begin en eind van een belastingplicht zelf te melden. Uiteraard ontslaat ons dit er niet van ook als gemeente bij tijd en wijle controles uit te voeren.
Artikel 12 en 13 (nadere regels door college en kwijtschelding).
Ten opzichte van de oude verordening is de volgorde van beide artikelen (oud 11 en 10) omgedraaid.