Organisatie | Zwolle |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening kinderopvang als gevolg van sociaal medische redenen 2009 |
Citeertitel | Verordening kinderopvang als gevolg van sociaal medische redenen 2009 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Regelgeving met betrekking tot het verkrijgen van een tegemoetkoming van kinderopvang als gevolg van medische redenen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-11-2009 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 02-11-2009 de Peperbus, 18-11-2009 | gb 1-2009.124 |
inkomen: de som van alle inkomsten die worden genoten door de belanghebbende en of diens partner, met uitzondering van:
vergoedingen en tegemoetkomingen, waaronder begrepen de tegemoetkoming ontvangen op grond van het Tijdelijk besluit tegemoetkoming buitengewone uitgaven, voor, alsmede de vermindering of teruggave van, loonbelasting of inkomstenbelasting en van premies, volksverzekering op grond van kosten die niet tot de algemeen noodzakelijke bestaanskosten in de zin van de Wet werk en bijstand behoren;
Artikel 2 Kinderopvang als gevolg van sociaal medische redenen
In deze verordening wordt onder kinderopvang als gevolg van sociaal medische redenen verstaan: kinderopvang die noodzakelijk is:
Artikel 10 Hoogte van de tegemoetkoming
In afwijking van het gestelde in het derde lid wordt bij de vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming uitgegaan van de werkelijke kosten als er naar het oordeel van het college geen kinderopvang beschikbaar is tegen een uurprijs zoals bedoeld in het tweede lid en of er andere redenen zijn om van de maximum uurprijs af te wijken.
Artikel 12 Wijziging of beëindiging van de tegemoetkoming
De vastgestelde tegemoetkoming wordt gewijzigd of beëindigd indien:
Het besluit tot verlening van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat in ieder geval:
Artikel 15 Verplichtingen van belanghebbende
Het college wijzigt of trekt de beschikking tot het verlenen van de tegemoetkoming in en vordert het te veel betaalde bedrag terug of in, als belanghebbende niet voldoet aan de inlichtingenplicht genoemd onder lid 1 en 2 en als gevolg hiervan of als gevolg van een andere reden ten onrechte of een te hoge tegemoetkoming heeft ontvangen.
Het college kan in bijzondere gevallen artikel 3 lid 1 onder c en d, artikel 4 lid 2, artikel 5 lid 2, artikel 6 en artikel 18 buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang van belanghebbende leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.
TOELICHTING VERORDENING KINDEROPVANG ALS GEVOLG VAN SOCIAAL MEDISCHE REDENEN 2009
In deze verordening wordt geregeld:
Waarom een verordening kinderopvang als gevolg van sociaal medische redenen?
De Wet kinderopvang regelt de kinderopvang en de verstrekking van de kinderopvangtoeslag en of de verstrekking van tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang. Het gaat hierbij om situaties waarbij de ouders betaalde arbeid verrichten, studeren of een uitkering ontvangen en in verband hiermee aan een re-integratieverplichting moeten voldoen.
In de tekst van de Wet kinderopvang zijn bepalingen opgenomen die betrekking hebben op kinderopvang die op sociaal medische indicatie noodzakelijk is. Er is echter besloten dat de bepalingen die betrekking hebben op kinderopvang als gevolg van een sociaal medische indicatie niet in werking treden. De reden hiervoor ligt in het feit dat het niet mogelijk was om een landelijke indicatiestelling te regelen.
Door het besluit om de artikelen in de Wet kinderopvang die betrekking hebben op kinderopvang als gevolg sociaal medische redenen niet in werking te laten treden, ontstaat de volgende situatie:
Als kinderopvang uitsluitend op grond van een sociaal medische reden nodig is, komt men niet voor een toeslag of tegemoetkoming op grond van de Wet kinderopvang in aanmerking. Het gaat hierbij zowel om de kinderopvangtoeslag van het rijk (belastingdienst), als de tegemoetkoming van het UWV en of de gemeente.
Het rijk stelt via de algemene uitkering van het gemeentefonds middelen ter beschikking, zodat de gemeente naar eigen inzicht een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang als gevolg van sociaal medische redenen kan verstrekken.
De noodzaak tot kinderopvang op sociaal medische gronden, de kosten die hieraan verbonden zijn en het feit dat er geen andere voorziening is, rechtvaardigen dat de gemeente de betrokken ouder ondersteuning biedt.
In deze verordening zijn daarom bepalingen opgenomen die er toe leiden dat voor kinderopvang op sociaal medische indicatie een tegemoetkoming mogelijk is.
De tegemoetkoming kinderopvang als gevolg van sociaal medische redenen in het kort.
In zijn algemeenheid geldt dat bij de tegemoetkoming kinderopvang als sociaal medische redenenaansluiting is gezocht bij de Wet kinderopvang. Dit houdt in dat de belanghebbende zelf de kinderopvang regelt, hiervoor een contract met een kindercentrum sluit, in beginsel zelf de rekeningen betaalt en afhankelijk van het inkomen hiervoor een tegemoetkoming van de gemeente ontvangt.
Bij de bepalingen wat onder kinderopvang wordt verstaan, waar de kinderopvang en de houder van een centrum waar kinderopvang plaatsvindt aan moeten voldoen en de maximale uurprijs is aansluiting gezocht bij de Wet kinderopvang. Ten einde meer maatwerk te kunnen leveren, is in deze verordening bepaald dat, in afwijking van de Wet kinderopvang, ook een tegemoetkoming mogelijk is voor de kosten van opvang in een peuterspeelzaal en het overblijven tijdens de middagpauze op de basisschool. In veel situaties zal voor de opvang in een peuterspeelzaal geen tegemoetkoming noodzakelijk zijn omdat de gemeente Zwolle de peuterspeelzalen zodanig subsidieert dat een ouder met een inkomen tot 115% van de WWB-norm voor algemene bestaanskosten, geen bijdrage verschuldigd is voor opvang in een peuterspeelzaal.
Vanwege een eenduidige uitvoering met andere regelingen die Sociale Zaken en Werkgelegenheid uitvoert, is voor een aantal begrippen (bijvoorbeeld kind, ten laste komend kind, partner en inkomen) aansluiting gezocht bij de bepalingen van de Wet werk en bijstand.
De hoogte van de tegemoetkoming is mede afhankelijk van het inkomen van belanghebbende en of diens partner. Afhankelijk van de hoogte van het inkomen wordt een percentage van de kosten voor kinderopvang vergoed. Hierbij is aansluiting gezocht bij de tabellen die de Belastingdienst Toeslagen hanteert bij de kinderopvangtoeslag.
Bij de wijze waarop de tegemoetkoming wordt verleend en de voorwaarden is aansluiting gezocht bij de gemeentelijke verordening Wet kinderopvang 2009.
De tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang als gevolg van sociaal medische redenen is een subsidie in de zin van artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), te weten: een aanspraak op financiële middelen door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op een bepaalde activiteit van de aanvrager. Titel 4.2 van de Awb die regels stelt over subsidies is van toepassing op de tegemoetkomingen. Dit betekent dat op de verstrekking van tegemoetkomingen in de kosten van kinderopvang door de gemeente twee regelingen van toepassing zijn:
De gemeente beschikt over een algemene subsidieverordening. De vraag is aan de orde wat de verhouding is tussen de verordening kinderopvang als gevolg van sociaal medische redenen en de algemene subsidieverordening, en meer in het bijzonder of de algemene subsidieverordening ook van toepassing is op tegemoetkomingen in de kosten van kinderopvang. Deze verordening staat geheel los van de algemene subsidieverordening. Derhalve is de algemene subsidieverordening niet van toepassing op de verstrekking van tegemoetkomingen. Het principe geldt dan dat de meest specifieke regeling voorrang krijgt boven de algemene regeling.
Hoofdlijnen van het proces van verstrekking van de tegemoetkomingen
In deze verordening zijn de hoofdlijnen van het proces van verstrekking van de tegemoetkomingen door de gemeente Zwolle vastgelegd. Daarbij zijn twee uitgangspunten gehanteerd. Het eerste uitgangspunt is dat de uitvoeringslasten voor zowel de gemeente als de aanvragers van de tegemoetkoming zo beperkt mogelijk moeten zijn. Het tweede uitgangspunt is dat de gemeentelijke uitgaven die gemoeid zijn met de verstrekking van de tegemoetkomingen zo goed mogelijk beheersbaar zijn.
Bepalingen om de beheersbaarheid van de gemeentelijke uitgaven te bevorderen
De gemeentelijke tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang is een zogeheten ‘open-einde regeling’. Dit betekent dat iedereen die tot de doelgroep behoort aanspraak heeft op een tegemoetkoming van de gemeente.
Om de kosten die gepaard gaan met de verstrekking van de tegemoetkomingen beheersbaar te houden, zijn in deze verordening de volgende bepalingen opgenomen:
De omvang van de aanspraak op een tegemoetkoming is aan beperkingen gebonden. In de verordening is bepaald dat de tegemoetkoming wordt verstrekt indien er naar het oordeel van het college een noodzaak tot kinderopvang als gevolg van sociaal medische redenen aanwezig is en de tegemoetkoming wordt slechts verstrekt voor het aantal uren kinderopvang per week dat naar het oordeel van het college redelijkerwijs noodzakelijk is.
In beginsel worden geen tegemoetkomingen met terugwerkende kracht verstrekt. Een tegemoetkoming wordt verstrekt met ingang van het tijdstip waarop de aanvraag voor een tegemoetkoming door de gemeente in ontvangst is genomen. Deze verordening biedt de mogelijkheid om in beperkte mate van dit beginsel af te wijken. In de praktijk blijkt dat het stringent vasthouden aan het niet met terugwerkende kracht verstrekken tot problemen leidt, bijvoorbeeld in situaties dat kinderopvang snel geregeld moet worden.
De tegemoetkoming wordt in beginsel maandelijks aan de ouder uitbetaald aan de hand van te overleggen nota‘s. Op verzoek van de ouder kan uitbetaling aan het kindcentrum of het gastouderbureau plaatsvinden. Deze wijze van betalen geniet de voorkeur. Hierdoor blijft de omvang van eventuele onverschuldigde betalingen die de gemeente van de ouders moet terugvorderen, beperkt.
Duur van de tegemoetkomingen en de jaarlijkse vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming
Een tegemoetkoming wordt in principe verstrekt voor de duur dat kinderopvang nodig is en voldaan wordt aan de bepalingen van deze verordening. Daarmee wordt aangesloten bij de wijze waarop de gemeente de tegemoetkomingen in het kader van de Wet kinderopvang verstrekt. Dit betekent dat in tegenstelling tot de oude verordening een tegemoetkoming niet telkens na een periode van 12 maanden opnieuw moet worden aangevraagd. Na maximaal 12 maanden vindt wel een herbeoordeling van de noodzaak plaats en de hoogte van de tegemoetkoming wordt voor het begin van een kalenderjaar opnieuw vastgesteld.
Vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming in één stap.
In deze verordening is bepaald dat de hoogte van de tegemoetkoming per kalenderjaar wordt vastgesteld en dat de ouder voor het eind van het vorige kalenderjaar hiervoor gegevens verstrekt. Ten opzichte van de oude verordening is de vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming gewijzigd.
Zoals eerder is aangegeven wordt de tegemoetkoming als een subsidie gezien. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht vindt de verstrekking van een subsidie in twee stappen plaats. De eerste stap is de beschikking tot het verlenen van de subsidie. Deze beschikking geeft de ontvanger van de subsidie een voorwaardelijke aanspraak op subsidie tot een bepaald bedrag. De aanspraak is voorwaardelijk omdat op het moment dat de beschikking wordt gegeven nog niet zeker is dat de aanvrager daadwerkelijk de kosten zal maken of de dienst zal leveren en zich aan de opgelegde verplichtingen houdt. Ondanks het voorwaardelijke karakter schept de subsidieverlening wel een rechtens afdwingbare aanspraak.
De tweede stap is de beschikking tot het vaststellen van de subsidie. In deze beschikking wordt vastgesteld in hoeverre de ontvanger aan de gestelde voorwaarden heeft voldaan en hoeveel het uiteindelijke bedrag van de subsidie is. Met het vaststellen van de tegemoetkoming wordt de subsidie definitief. Voordat de subsidie wordt vastgesteld kan de gemeente onderzoek doen naar de rechtmatigheid van de subsidie door gegevens te controleren en eventueel inlichtingen op te vragen.
Deze lijn gold op grond van de oude verordening ook voor de tegemoetkoming kinderopvang als gevolg van sociaal medische redenen. In de praktijk betekende dit dat na afloop van het kalenderjaar de ouder (of het opvangcentrum) een opgave moest doen van het aantal uren dat daadwerkelijk kinderopvang was afgenomen. Aan de hand van deze opgave stelde de gemeente de definitieve tegemoetkoming vast. In de praktijk bleek deze werkwijze niet of nauwelijks tot herziening van de voorlopige vaststelling te leiden. De Algemene wet bestuursrecht maakt het mogelijk om de subsidie in één stap te regelen. In deze variant wordt de subsidie direct vastgesteld (de verlening en de vaststelling van de subsidie wordt dan gecombineerd). In deze verordening is er voor gekozen de tegemoetkoming in één stap vast te stellen, waardoor de jaarlijkse controle achteraf kan vervallen. De gemeente behoudt voldoende mogelijkheden om de tegemoetkoming tussentijds te wijzigen en of terug te vorderen.
Zoals eerder is aangegeven is in zijn algemeenheid aansluiting is gezocht bij de Wet kinderopvang. Dit komt mede tot uitdrukking in de definitie van de begrippen in lid 1 onder h, j en k. Daarnaast wordt in het tweede lid verwezen naar definities van de Wet kinderopvang die op overeenkomstige wijze van toepassing zijn op deze verordening. Het gaat hierbij onder andere om bepalingen wat tot kinderopvang wordt gerekend en waar kinderopvang en of de houder van een kinderopvangcentrum moet voldoen. Artikel 1 lid 2 van de Wet kinderopvang geeft aan wat niet tot de kinderopvang wordt gerekend. Ook deze bepaling geldt voor deze verordening.
De definities genoemd in het eerste lid onder c (kind), d (ten laste komend kind), e (partner), f (gezamenlijke huishouding), en l (inkomen) zijn ontleend aan de Wet werk en bijstand. In het kader van deze verordening wordt een pleegkind gelijkgesteld met het eigen of stiefkind van belanghebbende en of diens partner. Bij het inkomstenbegrip wordt in tegenstelling tot de Wet werk en bijstand uitgegaan van het bruto inkomen.
In artikel 2 wordt aangegeven wanneer er sprake is van een sociaal medische indicatie. Zowel vanuit de situatie van de ouder als vanuit kind kan er sprake zijn van een sociaal medische indicatie. Door verschillende oorzaken hebben ouders niet de mogelijkheid om het kind datgene te bieden wat het nodig heeft om zich zo optimaal mogelijk te ontwikkelen. Door plaatsing van het kind op een kindercentrum wordt de thuissituatie ontlast. Ouders krijgen zo de tijd en rust om hun eigen leven op orde te brengen. Vanuit de ouder kan het gaan om:
Voor kinderen met een (dreigende) ontwikkelingsachterstand kan de plaatsing in een kindercentrum een stimulans geven tot het verbeteren van de ontwikkeling van het kind. Het kan hierbij gaan om:
Veelal kunnen kind, ouders en omgeving niet los van elkaar gezien worden. In de meeste gevallen gaat het om een combinatie van factoren.
Artikel 3 Aanspraak op een tegemoetkoming
Artikel 3 geeft aan dat een tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang als gevolg van sociaal medische indicatie alleen mogelijk als deze kinderopvang naar het oordeel van het college noodzakelijk is. Het gaat hierbij zowel om de redenen waarom kinderopvang nodig is als om het aantal benodigde uren. Voor de vaststelling van de noodzaak tot kinderopvang op sociaal medische gronden moet de ouder een schriftelijke verklaring van een verwijzer overleggen. Uit deze verklaring moeten de noodzaak en het noodzakelijk aantal uren blijken. Onder een verwijzer wordt verstaan een professionele hulpverlener in het kader van de jeugdzorg, de gezondheidszorg, het algemeen maatschappelijk werk, de verslavingszorg en of de kinderbescherming een professionele relatie met het kind of het gezin onderhoudt en die vandaar uit zicht heeft op de omstandigheden van het kind en of de ouder(s). Een advies van Kinderopvang Plus wordt eveneens geaccepteerd. De gemeente stelt zelf een onderzoek naar de noodzakelijkheid is als het gaat om een andere verwijzer, de verwijzer niet bereid is om een schriftelijke indicatie af te geven en of de gemeente twijfelt aan de indicatie met betrekking tot de noodzaak en of het aantal benodigde uren kinderopvang. Zo nodig vraagt de gemeente advies aan een derde. Als de belanghebbende en of diens partner onvoldoende of in het geheel niet meewerkt aan het onderzoek naar de noodzaak wordt de aanvraag afgewezen, op grond van het feit dat de noodzaak niet is vast te stellen.
Verder bepaalt dit artikel dat een tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang als gevolg van sociaal medische indicatie alleen mogelijk is, als deze kinderopvang voldoet aan de begripsomschrijvingen en voorwaarden die in de Wet kinderopvang worden genoemd.
De Wet kinderopvang geeft geen toeslag en of tegemoetkoming voor de opvang in een peuterspeelzaal en of overblijfmogelijkheid op de basisschool. In beginsel gelden deze regels ook voor de tegemoetkoming als gevolg van sociaal medische redenen. Het komt voor dat het in het belang van (de ontwikkeling van) het kind noodzakelijk of wenselijk is om van het genoemde beginsel af te wijken. De verordening biedt deze mogelijkheid. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn van een mogelijkheid die een peuterspeelzaal biedt in het bestrijden van taalachterstand terwijl een kinderopvangcentrum die mogelijkheid niet biedt. Het is eveneens mogelijk dat er een combinatie van opvangvormen plaatsvindt.
Het artikel beperkt de aanspraak op een tegemoetkoming tot het kind dat ten laste komt van belanghebbende en of diens partner. Er is sprake van een ten laste komend kind als belanghebbende en of diens partner voor dat kind aanspraak op kinderbijslag kan maken. Verder moet het kind op het zelfde adres als belanghebbende ingeschreven staan in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Zwolle. Een pleegkind is in het kader van deze verordening gelijk gesteld met het eigen kind of stiefkind. Indien belanghebbende voor een pleegkind geen aanspraak op kinderbijslag kan maken, wordt afgezien van de eis dat er voor het kind aanspraak op kinderbijslag moet zijn. In een dergelijke situatie moet het verzoek tot kinderopvang ondersteund worden door de organisatie die de pleegzorg heeft geregeld.
Artikel 4 Geen aanspraak op een tegemoetkoming
Dit artikel bevat drie weigeringsgronden. De weigeringsgronden in het eerste lid onder a en b geven aan dat een gemeentelijke tegemoetkoming op grond van een sociaal-medische indicatie een vangnetvoorziening is. Alleen ouders die niet op grond van een bepaling in de Wet kinderopvang of een andere voorziening aanspraak kunnen maken op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang, kunnen aanspraak maken op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang wegens een sociaal-medische noodzaak.
In het tweede lid wordt bepaald dat geen tegemoetkoming wordt verstrekt voor opvang in een peuterspeelzaal of een overblijfmogelijkheid op de basisschool als het inkomen meer bedraagt dan 115% van de norm voor algemene bestaanskosten die in de Wet werk en bijstand wordt gehanteerd. De genoemde grens komt overeen met de grens die gemeente Zwolle hanteert bij de gemeentelijke maatregelen in het kader van de armoedebestrijding. Bij de opvang in een peuterspeelzaal worden inkomensafhankelijke tabellen gehanteerd, waardoor het niet direct noodzakelijk is om een afzonderlijke regeling te treffen. In veel situaties zal voor de opvang in een peuterspeelzaal geen tegemoetkoming noodzakelijk zijn omdat de gemeente Zwolle de peuterspeelzalen zodanig subsidieert dat een ouder met een inkomen tot 115% van de WWB-norm voor algemene bestaanskosten, geen bijdrage verschuldigd is voor opvang in een peuterspeelzaal.
De bijdragen voor het overblijven op de basisschool zijn zodanig dat deze uit een inkomen hoger dan 115% van de bijstandsnorm betaald kunnen worden.
Indien er sprake is van een combinatie van opvangmogelijkheden (peuterspeelzaal, overblijfmogelijkheid op de basisschool en opvang in een kinderopvangcentrum) kan bij de vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming voor opvang in een kinderopvangcentrum rekening gehouden worden met de verschuldigde bijdrage voor de peuterspeelzaal en of overblijfmogelijkheid op de basisschool.
Artikel 5 Aanspraak op een tegemoetkoming door vreemdelingen
Artikel 5 gaat in de situatie als belanghebbende en of diens partner niet de Nederlandse nationaliteit heeft. Als een vreemdeling op grond van de bepalingen van de Wet werk en bijstand gelijkgesteld is met een Nederlander is een tegemoetkoming op grond van deze verordening mogelijk. Het gaat hierbij in zijn algemeenheid om vreemdelingen die rechtmatig in Nederland verblijf houden.
Indien één van de partners of beide partners niet gelijkgesteld worden met een Nederlander is een tegemoetkoming niet mogelijk.
De tegemoetkoming moet door belanghebbende worden aangevraagd bij het college.
Een aanvraag wordt door de gemeente in ontvangst genomen wanneer deze voldoet aan de vormvereisten van artikel 4.1 en 4.2 Awb.
Een verhoging van de tegemoetkoming in verband met een verhoging van het aantal uren of dagdelen kinderopvang, moet worden aangevraagd. De ouder kan hiervoor gebruik maken van een verkorte procedure, waarbij alleen de meest noodzakelijke gegevens worden gevraagd. Een verlaging van de tegemoetkoming in verband met een vermindering van de omvang van de kinderopvang hoeft niet te worden aangevraagd. De ouder moet hiervan wel onmiddellijk mededeling doen aan het college.
Onderdeel d van het eerste lid bepaalt dat bij de aanvraag een offerte of contract van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen moet worden bijgevoegd. Dit betekent dat de aanvraag voor een tegemoetkoming pas bij de gemeente kan worden ingediend als de ouder over een offerte of contract beschikt. Op basis van de offerte of het contract kan de gemeente de hoogte van de tegemoetkoming vaststellen. Het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen, moet ingeschreven staan in een gemeentelijk register (artikel 5, eerst lid, Wet kinderopvang). In de algemene toelichting is reeds ingegaan op het met terugwerkende kracht verlenen van de tegemoetkoming.
De termijn waarbinnen het college een besluit moet nemen over de aanvraag van een tegemoetkoming geldt niet alleen voor nieuwe aanvragen, maar ook voor het jaarlijks vaststellen van de hoogte van de tegemoetkoming. In de verordening is gekozen voor een beslistermijn van ten hoogste acht weken.
De beslistermijn van acht weken heeft gevolgen voor de periode waarbinnen de gegevens voor het jaarlijks vaststellen van de hoogte van de tegemoetkoming moeten worden verstrekt. Om er zeker van te zijn, wat de hoogte van de tegemoetkoming in het volgende kalenderjaar is, zullen ouders deze gegevens minimaal acht weken vóór 1 januari bij de gemeente moeten inleveren.
Het feit dat het college een termijn van acht weken heeft om te beslissen over een aanvraag voor een tegemoetkoming, wil uiteraard niet zeggen dat het college deze termijn ook in alle gevallen moet benutten. De gemeente streeft er naar de behandelingstermijn van aanvragen zo kort mogelijk te houden en met name aanvragen waar spoed mee geboden is direct af te handelen
Artikel 10 Hoogte van de tegemoetkoming
Net als bij de tegemoetkoming op grond van de Wet kinderopvang is de hoogte van de tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang als gevolg van sociaal medische indicatie afhankelijk van het inkomen van belanghebbende en diens partner, het aantal uren kinderopvang dat noodzakelijk is en de prijs die voor de kinderopvang betaald moet worden. In een bij de Wet kinderopvang behorende algemene maatregel van bestuur wordt een uurprijs genoemd die maximaal voor vergoeding in aanmerking komt. Dit bedrag wordt ook gehanteerd bij de maximaal te vergoeden uurprijs voor kinderopvang als gevolg van sociaal medische redenen.
Het vijfde lid geeft de mogelijkheid om af te wijken van de maximale uurprijs. Dit is mogelijk als er naar het oordeel van het college:
geen kinderopvang beschikbaar tegen de maximale uurprijs. Bij de beoordeling of kinderopvang tegen de maximale uurprijs beschikbaar is, wordt mede in aanmerking genomen de afstand tussen het woonadres en de plaats waar de kinderopvang tegen de maximale uurprijs beschikbaar is. Indien de afstand tussen het woonadres en de plaats van de opvang zodanig is dat het in redelijkheid van belanghebbende niet gevergd kan worden deze afstand te overbruggen, is een hogere tegemoetkoming mogelijk als dichterbij wel een opvangmogelijkheid tegen een hogere uurprijs beschikbaar is. Bij deze beoordeling wordt ook gekeken over welke vervoersmogelijkheden belanghebbende beschikt. In een uiterste situatie is ook de vergoeding voor het halen en brengen van het kind per taxi mogelijk. Zodra kinderopvang in de directe woonomgeving beschikbaar komt tegen de maximale uurprijs moet belanghebbende meewerken aan een plaatsing op dit centrum, tenzij de omstandigheden van het kind zich hiertegen verzetten.
wel kinderopvang tegen de maximale uurprijs mogelijk is maar de omstandigheden van het kind zodanig zijn dat het naar het oordeel van het college noodzakelijk is om hiervan af te wijken (bijvoorbeeld als een kinderopvangcentrum een speciaal programma biedt dat beter bij de situatie van het kind past).
Het artikel geeft in het zevende lid het college de bevoegdheid om nadere regels te stellen voor de hoogte en de berekeningswijze van de tegemoetkoming. Via dit besluit kan het college de hoogte van de tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang als gevolg van sociaal medische indicatie afstemmen op de hoogte van het inkomen.
Artikel 12 Wijziging of beëindiging van de tegemoetkoming
In de algemene toelichting is reeds ingegaan op de periode waarvoor de tegemoetkoming wordt vastgesteld en de jaarlijkse vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming. In artikel 12 wordt aangegeven wanneer de tegemoetkoming wordt gewijzigd of wordt beëindigd. Eén van de redenen voor wijziging of beëindiging is het minder of niet gebruik maken van kinderopvang door het kind. Hierbij wordt opgemerkt dat als een dergelijke situatie zich voordoet de tegemoetkoming gedurende de gebruikelijke opzegtermijn ongewijzigd wordt gehandhaafd. Hierop wordt een uitzondering gemaakt als belanghebbende en of diens partner naar het oordeel van het college nalatig is geweest door te laat de kinderopvang op te zeggen.
Onderdeel d bepaalt dat in de beschikking wordt aangeven hoe het bedrag van de tegemoetkoming wordt vastgesteld.In de beschikking moet onder andere de wijze van uitbetaling van de tegemoetkoming worden vermeld (onderdeel e). Onderdeel f schrijft voor dat in de beschikking de verplichtingen van belanghebbende en diens partner worden opgenomen. Daarbij moet onder andere gedacht worden aan de informatieplicht.
De gemeente betaalt de tegemoetkoming uit aan belanghebbende. Belanghebbende kan, al dan niet op verzoek van het kindercentrum of het gastouderbureau, de gemeente machtigen om de betalingen rechtstreeks aan dat kindercentrum of gastouderbureau te doen. Deze machtiging verandert juridisch gezien niets aan de verhouding tussen de gemeente en belanghebbende. Ook al wordt het bedrag gestort op de rekening van het kindercentrum of gastouderbureau, er blijft sprake van een betaling van de tegemoetkoming van gemeente aan belanghebbende.
Artikel 15 Verplichtingen van belanghebbende en diens partner
Artikel 15 regelt de verplichtingen van belanghebbende en diens partner. Hierbij is aansluiting gezocht bij de verplichtingen die in artikel 28, eerste tot en met derde lid Wet kinderopvang zijn vermeld.
Als een belanghebbende en of diens partner nalaat informatie te verstrekken kan er bijvoorbeeld sprake zijn van het schenden van de inlichtingenplicht als:
Als de inlichtingenplicht is geschonden en als gevolg hiervan ten onrechte een tegemoetkoming heeft ontvangen of een te hoog bedrag, wijzigt of trekt het college de beschikking tot het verlenen van de tegemoetkoming in en wordt het te veel betaalde bedrag terug- of ingevorderd. Hetzelfde geldt als op andere gronden blijkt dat de tegemoetkoming ten onrechte of tot een te hoog bedrag is toegekend.
De verordening treedt in werking op de datum van bekendmaking. Zonder maatregelen ontstaat er hierdoor een situatie dat in 2009 twee regimes gelden. Voor besluiten die voor de datum van ingang van deze verordening zijn genomen, blijven de bepalingen van de oude verordening van toepassing. Dit is zowel voor de ouder als de uitvoering onwenselijk. In artikel 17 is daarom een bepaling opgenomen dat deze verordening ook van toepassing is op besluiten voor een tegemoetkoming in 2009 die voor de datum van ingang van deze verordening zijn genomen.
Het kan voorkomen dat de toepassing van deze verordening ten opzichte van de oude verordening leidt tot een lagere tegemoetkoming. Toepassing van artikel 17 zou er toe leiden dat de lagere tegemoetkoming voor heel 2009 geldt. Ten einde dit te voorkomen bepaalt artikel 18 dat in een dergelijke situatie de tegemoetkoming in 2009 ongewijzigd blijft.