Organisatie | Purmerend |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning Purmerend 2014 |
Citeertitel | Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning Purmerend 2014 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
geen
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2016 | 28-05-2019 | Artikel 10 + toelichting | 17-12-2015 | 1245925 | |
07-03-2014 | 28-05-2019 | Nieuwe regeling | 06-03-2014 Onbekend | 1113532 |
Hoofdstuk 1 Ambtelijke bijstand
Artikel 1 Verzoek om informatie en bijstand
De bijstand bedoeld in lid 3 wordt verleend door de griffier of een medewerker van de griffie. Indien de gevraagde bijstand niet door de griffier of een medewerker van de griffie kan worden verleend, kan de griffier de secretaris verzoeken 1 of meer ambtenaren aan te wijzen die de gevraagde bijstand zo spoedig mogelijk verlenen.
Artikel 6 Hoeveelheid ambtelijke bijstand
De secretaris houdt, voor zover betrekking hebbend op ambtelijke bijstand verleend onder het bevoegd gezag van het college, in een register bij:
Hoofdstuk 2 Fractieondersteuning
Artikel 10 Voorschot bijdrage fractieondersteuning
Het (m.u.v. hetgeen in artikel 13 , reserve, is bepaald) onbenutte, respectievelijk niet of niet juist gedeclareerde, deel van het voorschot over het voorgaande kalenderjaar wordt na de vaststelling door de raad teruggevorderd.
Indien een fractie deze terugvordering voor 31 januari van het volgende jaar nog niet heeft voldaan, vindt geen bevoorschotting plaats tot het moment dat het terug te vorderen bedrag is betaald.
Artikel 11 Tijdstip verstrekken voorschot in verkiezingsjaar
In afwijking van artikel 8 wordt in een verkiezingsjaar het voorschot in januari verstrekt voor de maanden tot en met de maand waarin de verkiezingen plaatsvinden. In de 1e maand na de maand waarin de 1e vergadering van de nieuwe raad plaatsvindt, wordt het voorschot verstrekt voor de overige maanden van dat jaar.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 6 maart 2014,
de griffier, J.F. Kamminga
de voorzitter, D. Bijl
Deze verordening geeft uitvoering aan artikel 33 Gemeentewet. Dit artikel is in 2002 door de inwerkingtreding van de Wet Dualisering Gemeentebestuur ingrijpend gewijzigd. Het legt expliciet vast dat de raad en individuele raadsleden recht op ambtelijke bijstand hebben. Voor politieke groeperingen bestaat daarnaast een recht op fractieondersteuning. De uitwerking van deze rechten moet bij verordening worden geregeld. In deze verordening vervult de griffier een centrale rol. De griffier is 1e aanspreekpunt als het gaat om ambtelijke bijstand. De griffier vervult ook de rol van schakel tussen de raadsleden en de reguliere ambtelijke organisatie. De burgemeester vervult ook een rol in het proces. Indien er een conflictsituatie ontstaat of dreigt te ontstaan, zal de burgemeester een bemiddelende en uiteindelijk beslissende rol kunnen spelen. De positie van de burgemeester maakt hem bij uitstek geschikt voor deze taak als bruggenbouwer en als degene die uiteindelijk het laatste woord heeft.
Gezien de duale verhoudingen ligt het voor de hand dat er ook op het punt van de ambtelijke bijstand heldere scheidslijnen worden getrokken tussen werkzaamheden voor de raad en voor het college. Dat komt tot uitdrukking in het feit dat een raadslid kan aangeven dat een verzoek om ambtelijke bijstand en de inhoud van de verleende bijstand geheim moeten worden gehouden. De ambtenaar mag niet onder druk komen te staan doordat hij werkzaamheden voor de raad verricht. Daarom zal een collegelid dat toch informatie wenst over het verzoek om ambtelijke bijstand, zich moeten wenden tot het betrokken raadslid en niet tot de behandelend ambtenaar. De verordening behandelt gedetailleerd de ambtelijke bijstand. Aangezien het de verhouding betreft tussen de raadsleden en de reguliere ambtelijke organisatie, is behoefte aan duidelijke regels. De ambtenaren werken doorgaans namelijk voor het college. Artikel 103 Gemeentewet laat dit scherp zien. Vóór de invoering van de Wet Dualisering Gemeentebestuur bepaalde dit artikel dat de secretaris (en daarmee de onder hem ressorterende ambtelijke organisatie) de raad en het college terzijde stond. In de duale verhoudingen staat de secretaris het college terzijde en wordt de raad bijgestaan door de griffier.
Dat de raad beschikt over een griffie(r) betekent niet dat er geen behoefte meer is aan ambtelijke bijstand door de reguliere ambtelijke organisatie, vooral voor specialistische inhoudelijke hulp. De formulering van artikel 33 Gemeentewet laat buiten twijfel dat individuele raadsleden recht hebben op ambtelijke bijstand. Op deze verordening kan dus door alle raadsleden een beroep worden gedaan. In de verordening is geen bepaling opgenomen voor die gevallen waarin de tot het verlenen van hulp aangewezen ambtenaar op grond van gewetensbezwaren daartoe niet bereid is. In een dergelijk geval is sprake van een rechtspositioneel probleem dat binnen de ambtelijke organisatie moet worden opgelost. De tekst van de huidige verordening is gebaseerd op de modelverordening van de VNG en vorige versies van de verordening.
Artikel 1 Verzoek om informatie en bijstand
De verordening is niet bedoeld om barrières op te werpen die het verlenen van bijstand aan raadsleden bemoeilijkt. Indien het gaat om verzoeken om informatie van feitelijke aard, dan wel inzage in of afschrift van openbare documenten, kan een raadslid contact opnemen met de griffier die het verzoek kan neerleggen bij een ambtenaar uit de reguliere ambtelijke organisatie. Het begrip “document” wordt hier overigens gebruikt in de betekenis die het in de Wet Openbaarheid van Bestuur heeft. Op niet-openbare documenten is het bepaalde in de artikelen 25, 55 en 86 Gemeentewet van toepassing. Er is voor gekozen de griffier te benoemen als centrale functionaris. Het bestaan van het instituut griffie en de ontvlechting van de posities van de raad en het college, die bij de dualisering hun beslag hebben gekregen, leiden ertoe dat de ambtelijke organisatie parallel ontvlochten is. Omdat de griffier geen zeggenschap heeft over de reguliere ambtelijke organisatie, zal de secretaris de ambtenaar die de bijstand verleent moeten aanwijzen. De ontvlechting van posities leidt in dit geval dus noodzakelijkerwijs tot een verdergaande formalisering van de regeling omtrent ambtelijke bijstand. De bijstand wordt zo spoedig mogelijk verleend. Het is niet mogelijk in de verordening hiervoor vaste termijnen op te nemen in verband met de verschillen in aard en omvang van de werkzaamheden voor een verzoek. De griffier ziet er op toe dat er voortgang blijft in het proces. In de gehele verordening is er voor gekozen een onderscheid aan te brengen tussen ambtenaren en medewerkers van de griffie. Als er over ambtenaren gesproken wordt, worden ambtenaren van de reguliere ambtelijke organisatie bedoeld die onder het gezag van het college vallen en dus niet onder de noemer “griffiemedewerkers”. Dit neemt niet weg dat medewerkers van de griffie ook ambtenaren zijn.
Artikel 2 Weigeren verzoek ambtelijke bijstand
Lid 5 voorkomt dat de betreffende ambtenaar in een spagaat tussen raad en college terecht komt. Indien een raadslid om ambtelijke bijstand verzoekt, moet hij ervan uit kunnen gaan dat de ambtenaar bij het verrichten van die werkzaamheden onafhankelijk opereert van het college. Om te verzekeren dat een ambtenaar niet door collegeleden onder druk wordt gezet om toch inlichtingen te verschaffen over het verzoek van een raadslid is bepaald dat wethouders of de burgemeester zich voor informatie direct tot het betrokken raadslid wenden en niet tot de behandelend ambtenaar. Dit biedt bovendien een extra waarborg voor de onafhankelijke behandeling van een verzoek om ambtelijke bijstand. De ambtenaar die ambtelijke bijstand verleent, blijft echter wel onderdeel van de reguliere ambtelijke organisatie. Het verlenen van ambtelijke bijstand hoort tot de normale uitoefening van zijn taak. Indien hij dit gedeelte van zijn taak niet goed uitoefent, behoudt het college dus de mogelijkheid om de ambtenaar hierop aan te spreken.
Artikel 3 Verzoeken om ambtelijke bijstand van niet-geringe omvang
Er kan bijvoorbeeld sprake zijn van bijstand van niet-geringe omvang als een onevenredig beslag op de capaciteit van de ambtelijke organisatie moet worden gelegd.
Artikel 4 Interventie burgemeester
Beoordeling of één van de in artikel 2 genoemde weigeringsgronden zich voordoet vindt in eerste instantie plaats door de gemeentesecretaris als hoofd van de reguliere ambtelijke organisatie. Artikel 4 regelt dat de uiteindelijke beslissing over het niet verlenen van ambtelijke bijstand is voorbehouden aan de burgemeester. Het ligt in de rede dat hij hierover overleg voert met de secretaris en de griffier (en indien nodig ook met het betrokken raadslid). Uiteraard kan de raad via de gebruikelijke weg hierover de burgemeester verzoeken verantwoording af te leggen (artikel 180 Gemeentewet).
Artikel 5 Geschil over ambtelijke bijstand
Ook indien - naar de mening van het raadslid - op onvoldoende wijze aan zijn of haar verzoek om hulp gehoor wordt gegeven, kan de zaak aan een hogere instantie worden voorgelegd: de burgemeester is daar gezien zijn eigenstandige positie in het gemeentebestuur de meest aangewezen instantie voor. Wel dient het betrokken raadslid of de griffier hierover eerst overleg te voeren met de secretaris.
Artikel 6 Hoeveelheid ambtelijke bijstand
Dit artikel biedt de mogelijkheid enigszins grip te houden op de omvang van de werkzaamheden. Deze begrenzing geldt niet voor eenvoudige informatieverschaffing zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 sub a en b. Deze bijstand kan onbeperkt geboden worden. Het door de secretaris bij te houden register maakt het bovendien mogelijk na te gaan hoe vaak er al een beroep is gedaan op de ambtelijke organisatie. Tevens kan het een belangrijke rol spelen bij het in kaart brengen van de behoefte aan deze voorzieningen, maar ook van de kosten die hiermee gemoeid zijn.
Artikel 8 Recht op financiële vergoeding
Fractieondersteuning vindt zijn vorm in een financiële ondersteuning. De hoogte van het budget voor fractieondersteuning wordt in de begroting opgenomen en dus door de raad vastgesteld. De fractieondersteuning bestaat uit een vast en een variabel deel. Het vaste deel garandeert dat elke fractie de kans krijgt zich op gelijkwaardig niveau te laten ondersteunen. Omdat grote fracties meer lasten zullen hebben op facilitair gebied is het logisch dat zij voor dergelijke kosten een hogere vergoeding krijgen. De raad heeft daarnaast op 30 januari 2014 besloten dat voor elke fractie per volledige zittingsperiode maximaal € 1.800 beschikbaar is voor de aanschaf van ICT-apparatuur voor commissieleden, d.w.z. maximaal € 600 per commissielid aangezien het reglement van orde voor de raadscommissies bepaalt dat elke fractie op enig moment maximaal drie niet-raadsleden als commissielid kan hebben. Zo is voor elke fractie budget beschikbaar om alle commissieleden te kunnen faciliteren met voldoende ICT-apparatuur om papierloos te kunnen werken.
De griffier verleent (conform de procedure die geldt voor een raadslid) op declaratiebasis een vergoeding voor de aanschaf, het gebruiken en het onderhoud van ICT-apparatuur. Deze vergoeding bedraagt 90% van de aanschafkosten, met een maximum van € 600. Gelet op het maximaal beschikbare bedrag voor de gehele zittingsperiode en het maximale bedrag per commissielid, is het de eigen verantwoordelijkheid van fracties om, bijv. i.v.m. verloop, aanvullend nadere afspraken te maken over de aanschaf van ICT-apparatuur en het beschikbaar zijn ervan voor commissieleden.
Artikel 9 Besteding financiële vergoeding
Voor wat betreft de inhoudelijke besteding van de fractieondersteuning wordt de fracties grotendeels de vrijheid gelaten. Minimumvoorwaarde is wel dat de bijdrage besteed wordt aan raadswerkzaamheden. Verder is een aantal doelen genoemd waarvoor de bijdrage niet gebruikt mag worden. Daarmee wordt onder andere voorkomen dat met de bijdrage verkiezingscampagnes worden gefinancierd en dat raadsleden hun eigen vergoeding voor het raadswerk (vastgelegd in het rechtspositiebesluit raads- en commissieleden dat zijn grondslag vindt in de artikelen 95 en 96 Gemeentewet) aanvullen met de bijdrage voor fractieondersteuning. Algemene opleidingen voor raads- en commissieleden die meestal worden georganiseerd door de griffie(r) dienen bekostigd te worden uit de gemeentelijke bedrijfsvoering en dientengevolge niet uit de bijdrage voor fractieondersteuning. Deze cursussen worden veelal verzorgd door politiek neutrale instituten. Politiek georiënteerde cursussen zijn een aangelegenheid van de fracties zelf en kunnen daarom bekostigd worden uit de fractieondersteuning en eigen bijdragen van fractieleden. Omdat het bij uitstek om politieke ondersteuning gaat, kan deze inhoudelijk niet te zeer gedetailleerd geregeld worden. Fractieondersteuning in de vorm van het beschikbaar stellen van gemeenteambtenaren voor de fracties wordt niet wenselijk geacht, aangezien het vaak politiek getinte ondersteuning betreft. Fracties moeten daarom vrij zijn in de keuze van de personen die de fracties eventueel ondersteunen.
Bestedingsdoeleinden en afbakening besteding fractie:
Met betrekking tot de bestedingsdoeleinden is het niet mogelijk om een limitatieve lijst tedefiniëren. Hoogleraar D. Elzinga heeft geadviseerd in elk geval te regelen waar voor de middelen niet mogen worden gebruikt. In de verordening worden enkele bestedingsdoelen uitgesloten.Om e.e.a. nader te concretiseren, volgen hieronder enkele bestedingssuggesties.
De fractievergoeding is in hoofdzaak bedoeld voor:
Bijvoorbeeld het in dienst nemen van een fractieassistent of fractiesecretaris die de fractie in haar werk ondersteunt (mits hieraan een ondertekende overeenkomst ten grondslag ligt met een omschrijving van de werkzaamheden en kosten) en voor financiële en facilitaire ondersteuning bij het uitwerken van initiatieven ter invulling van de het raadswerk. Daarbij kan worden gedacht aan het uitvoeren van een specifiek onderzoek ter ondersteuning van een fractiestandpunt of initiatiefvoorstel, het inhuren van extern advies, het organiseren van een bijeenkomst ter voorbereiding van een fractiestandpunt. N.B.: bij het uitvoeren van onderzoek kan, indien een raadsmeerderheid daarmee instemt, gebruik worden gemaakt van het daarvoor bestemde onderzoeksbudget.
In de praktijk komen de volgende bestedingsdoelen ook voor:
Bijvoorbeeld het doorbetalen van gelden naar landelijke rechtspersonen. Naar de letter van de verordening is dit niet verboden. Wel zal in dat geval aannemelijk moeten worden gemaakt dat de door de landelijke rechtspersoon gemaakte uitgaven daadwerkelijk ten nutte van de fractie zijn gekomen. Deze bewijslast ligt bij de fractie. In de praktijk moet het dus om concrete dienstverlening gaan. En ander voorbeeld: de kosten van zogenaamde “fractie-weekends”, excursies etc. Deze kosten kunnen uit het budget van de fractievergoedingen betaald worden mits de activiteiten er op gericht zijn om “de uitoefening van het raadslidmaatschap te ondersteunen”. De fractie moet deze relatie aantonen in de administratie waarbij de kosten in verhouding moeten staan tot de bijdrage aan het raadslidmaatschap. Bouw en onderhoud van een website is een 3e voorbeeld: de website zal waarschijnlijk zowel fractie-doeleinden als partijpolitieke doeleinden hebben. Het is redelijk dat een deel van de kosten uit de fractievergoeding wordt betaald. Binnen redelijke grenzen kunnen ook cadeautjes etc. in het kader van “lief en leed” uit het fractiebudget worden betaald. Daarbij gelden dezelfde afwegingen als genoemd in de gedragscode bij het aannemen van geschenken. Giften zijn uitdrukkelijk uitgesloten.
Voorbeelden van bestedingsdoelen die niet zijn toegestaan (niet limitatief)
Extra uitbetalingen aan raadsleden in verband met verrichte activiteiten (artikel 99 Gemeentewet), persoonlijke onkosten van raadsleden (die worden al op andere wijze vergoed), campagnes voor een politieke partij, buitenlandse reizen, en etentjes en andere activiteiten die door partijbesturen worden georganiseerd.
Artikel 10 Voorschot bijdrage fractieondersteuning
Zodra de griffier de bedragen over een verslagjaar heeft geaccordeerd worden de te verrekenen bedragen, indien van toepassing, meteen teruggevorderd. Mocht een fractie voor het moment van bevoorschotting nog een te verrekenen bedrag open hebben staan, dan vindt geen bevoorschotting plaats tot het moment dat de te verrekenen bedragen zijn betaald.
De definitieve afrekening vindt plaats door vaststelling door de raad. Procedureel gezien gaat daar enige tijd overheen. Om praktische redenen wordt gekozen voor (voorlopige) accordering van de afrekening door de griffier, zodat ook binnen redelijke tijd een nieuw voorschot kan worden uitbetaald.
Artikel 12 Wijziging hoogte financiële bijdrage
Het kan gebeuren dat de bijdrage aangepast moet worden aan veranderde verhoudingen in de raad. Dit artikel is zo geformuleerd dat het zowel kan dienen voor fracties die bij de verkiezingen blijken te verdwijnen of na de verkiezingen opkomen, alsook om de mutaties in aantal op te vangen van zittende fracties. Bij splitsing van een fractie zal het al eerder verstrekte voorschot direct verrekend moeten worden. Als dat niet zou gebeuren zou een deel van de oorspronkelijke fractie over een te groot voorschot beschikken en zou het andere deel van de oorspronkelijke fractie juist helemaal geen voorschot krijgen. Na het kalenderjaar zou dan alsnog verrekend moeten worden. Het is billijker de verrekening in deze gevallen direct te laten plaatsvinden. Een fractie ontvangt een basisbedrag plus een bedrag per fractielid. Het basisbedrag geldt alleen voor fracties van politieke groeperingen die direct na de verkiezingen in de raad zijn vertegenwoordigd. Later ontstane fracties komen voor het basisbedrag niet in aanmerking. Het recht op een bedrag per raadslid blijft wel bestaan na wijzigingen in een fractie. De peildatum daarvoor is de eerstvolgende maand na melding van de splitsing.
Ook met betrekking tot de reserve is het van belang dat goed wordt omgegaan met de splitsing van een fractie. De regeling voorziet in het naar evenredigheid verdelen van de reserve over de nieuwe fracties. Indien een splitsing kort na de verkiezingen plaatsvindt, zou een conflict kunnen ontstaan over de verdeling van de reserve. De regeling laat er echter geen twijfel over bestaan dat ook in dat geval de reserve verdeeld moet worden. De reserve bestaat uit het overschot van voorgaande jaren. Dit bedrag zal niet eindeloos mogen groeien. De totale reserve is dan ook aan een maximum gebonden.
Artikel 14 Verantwoording en controle
De controle van het verslag vindt plaats door een “kascommissie” bestaande uit de griffier in samenwerking met een controller. De griffier rapporteert aan het presidium dat vervolgens een voorstel tot vaststelling van de definitieve bedragen voorlegt aan de raad. Indien in het presidium verschil van mening bestaat over een of meer verantwoordingen, wordt het advies ingewonnen van de accountant die belast is met de controle van de jaarrekening van de gemeente. Uit het verslag kan naar voren komen dat er een verrekening dient plaats te vinden met het verstrekte voorschot. Indien niet verrekend kan worden, bijvoorbeeld omdat een fractie uit de raad verdwijnt, zal de raad het ten onrechte uitgekeerde voorschot kunnen terugvorderen. Om deze controle mogelijk te maken dient bij het opstellen van het verslag elke post gespecificeerd te worden. De uitgaven moeten worden onderbouwd met bewijsstukken. Als bewijsstukken kunnen dienen: facturen, advertentieteksten, programma's en uitnodigingen, bankafschriften en verklaringen van ontvangst. De inkomsten en uitgaven dienen via 1 bankrekening te lopen die op naam staat van de desbetreffende fractie. Op deze rekening wordt de fractievergoeding gestort en van deze rekening worden de uitgaven gedaan die door de fractie zijn aangemerkt als uitgaven in het kader van de fractievergoeding. Het spreekt vanzelf dat de raad sancties kan toepassen voor het geval een fractie niet handelt conform de verordening. Bijvoorbeeld wanneer uitgaven worden gedaan waar de financiële bijdrage niet voor bedoeld is of die niet kunnen worden onderbouwd, wanneer de verantwoording niet tijdig of volledig wordt ingediend, of wanneer teveel ontvangen voorschotten niet tijdig worden terugbetaald. De vermelding in de verordening van de mogelijkheid van terugvordering is strikt genomen overbodig omdat die mogelijkheid ook al bestaat op grond van artikel 4:57 Algemene Wet Bestuursrecht. Bestedingen in strijd met deze verordening kunnen worden teruggevorderd binnen een termijn van 5 jaar na de dag waarop de subsidie is vastgesteld. Indien fractieondersteuning de vorm heeft van financiële middelen, is sprake van een subsidie zoals bedoeld in titel 4.2 Algemene Wet Bestuursrecht.
Hoofdstuk 1 Ambtelijke bijstand
Artikel 1 Verzoek om informatie en bijstand
Artikel 2 Weigeren verzoek ambtelijke bijstand
Artikel 3 Verzoeken om ambtelijke bijstand van niet-geringe omvang
Artikel 4 Interventie burgemeester
Artikel 5 Geschil over ambtelijke bijstand
Artikel 6 Hoeveelheid ambtelijke bijstand
Artikel 7 Verbod tot opleggen geheimhouding
Hoofdstuk 2 Fractieondersteuning
Artikel 8 Recht op financiële vergoeding
Artikel 9 Besteding financiële vergoeding
Artikel 10 Voorschot bijdrage fractieondersteuning
Artikel 11 Tijdstip verstrekken voorschot in verkiezingsjaar
Artikel 12 Wijziging hoogte financiële bijdrage