Organisatie | Maastricht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | INSPRAAKVERORDENING MAASTRICHT |
Citeertitel | Inspraakverordening Maastricht |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Regeling vervangt de Algemene Inspraakverordening Maastricht 2001
Gemeentewet, artikel 150
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-11-2004 | Nieuwe regeling | 21-09-2004 Gemeenteblad, 2004, C. no. 58 | volgno. 94-2004 |
(de verordening inzake de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken).
DE RAAD VAN DE GEMEENTE MAASTRICHT,
gelet op artikel 150 van de Gemeentewet en gelet op de Algemene Wet Bestuursrecht;
gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 24 augustus 2004, dienst PBD, no. 2004- 23492;
gehoord de commissie Algemene Zaken;
inspraakverordening Maastricht (de verordening inzake de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken).
Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Inspraak wordt altijd verleend indien de wet daartoe verplicht. Geen inspraak wordt verleend:
Op inspraak is de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Het bestuursorgaan kan voor een of meer beleidsvoornemens een andere inspraakprocedure vaststellen. Het college geeft uitvoering aan de inspraakprocedures en is bevoegd uitvoeringsregels vast te stellen.
Ter afronding van de inspraak maakt het bestuursorgaan een eindverslag op. Het eindverslag bevat in elk geval:
Het bestuursorgaan maakt het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar. De burgemeester vermeldt het eindverslag in zijn burgerjaarverslag.
De Algemene Inspraakverordening Maastricht 2001, vastgesteld d.d. 8 mei 2001, wordt ingetrokken.
Op besluiten tot het houden van inspraak, genomen vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening is de "Algemene Inspraakverordening Maastricht 2001", vastgesteld d.d. 8 mei 2001, van toepassing.
Deze verordening wordt aangehaald als: Inspraakverordening Maastricht.
Aldus besloten door de raad der gemeente Maastricht in zijn openbare vergadering van 21 september 2004.
Artikelsgewijze toelichting bij de Inspraakverordening Maastricht
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Bij de in dit artikel opgenomen formulering is aangesloten bij de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. Inspraak is een onderdeel van de voorbereiding en uitvoering van het gemeentelijk beleid en heeft een tweeledig doel. Enerzijds wordt aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening over beleidsvoornemens kenbaar te maken. Anderzijds biedt inspraak aan bestuursorganen een belangrijk hulpmiddel in het kader van de voor de beleidsvoorbereiding noodzakelijke belangenafweging.
De verantwoordelijkheid voor het maken van een regeling over inspraak ligt ingevolge artikel 150 van de Gemeentewet bij de raad.
Het begrip beleidsvoornemen is gedefinieerd als het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid. Het zal duidelijk zijn dat het hierbij niet gaat om de vaststelling van concrete besluiten of maatregelen, maar om de vorming van het beleid waarop deze kunnen worden gebaseerd.
Dit dient ruim te worden uitgelegd. Bij twijfel kan worden gekeken naar de jurisprudentie rond het begrip "belanghebbende”.
Artikel 2 Onderwerp van inspraak
Elk bestuursorgaan (raad, college en burgemeester) besluit ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Elk bestuursorgaan van de gemeente kan zijn eigen beleidsvoornemens aan inspraak onderwerpen. Omdat het in bepaalde gevallen doelmatiger zal kunnen zijn als inspraak geschiedt door middel van bijvoorbeeld spreekrecht bij raadscommissievergaderingen, blijft de mogelijkheid bestaan dat voor bepaalde beleidsvoornemens een andere wijze van inspraak wordt geregeld. Het besluit om al dan niet inspraak te verlenen is een besluit in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht. Hiertegen kan dus bezwaar worden gemaakt.
Ook is bepaald dat inspraak altijd wordt verleend indien een wettelijk voorschrift daartoe verplicht.
Wettelijke verplichtingen tot het bieden van inspraak bestaan thans bij:
de plannen en beleidsverslagen gericht op de realisatie en de vormgeving van cliëntenparticipatie bij de uitvoering van de Algemene bijstandswet (artikel 118), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (artikel 42, eerste lid, onder d) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (artikel 42, eerste lid, onder d);
Ten slotte is in het artikel opgenomen wanneer geen inspraak wordt verleend.Kwetsbare groepen zijn groepen met een dusdanig minderheidsbelang dat ze in een inspraakprocedure te zwak staan ten opzichte van een getalsmatig oververtegenwoordigde meerderheid. Voorbeeld bij een voorstel om sluipverkeer uit een straat te weren kunnen de bewoners van die straat worden overstemd door alle andere bewoners van de wijk.
Artikel 3 Inspraakgerechtigden
De omschrijving van inspraakgerechtigden vloeit rechtstreeks voort uit de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. In de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Algemene Wet Bestuursrecht zijn de woorden 'in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen' vervangen door: belanghebbenden. Het begrip 'belanghebbende' is in artikel 1:2 Algemene Wet Bestuursrecht gedefinieerd en deze definitie heeft ook gelding voor wetgeving buiten de Algemene Wet Bestuursrecht.
Ter uniformering en deregulering is Afdeling 3.4 van de Algemene Wet Bestuursrecht van toepassing verklaard op de inspraak. In artikel 3:11 tot en met 3:17 Algemene Wet Bestuursrecht is de inspraakprocedure te vinden. Na ter inzage legging en bekendmaking van het beleidsvoornemen kunnen belanghebbenden gedurende zes weken schriftelijk of mondeling hun zienswijze naar voren brengen. In de meeste gevallen zal deze procedure passend zijn voor de inspraak. Zo niet, dan kan de inspraakprocedure worden aangepast. De zeswekentermijn kan bijvoorbeeld door het bestuursorgaan te lang worden bevonden. Deze termijn zou bij een besluit van het bestuursorgaan kunnen worden aangepast. Het is bijvoorbeeld mogelijk een standaardprocedure te ontwikkelen voor artikel 19 WRO-procedures met een standaardtermijn van vier in plaats van zes weken. Behalve voldoen aan de AWB voorschriften kan de gemeente de inspraak verder faciliteren. Bij grote en complexe onderwerpen bestaat de mogelijkheid om aan bepaalde doelgroepen eventueel faciliteiten toe te kennen. In hoeverre dat nog nodig is, is ook afhankelijk van het feit of aan de inspraakprocedure reeds een interactief proces met burgers en/of belanghebbenden is vooraf gegaan. Het college voert zowel door de raad vastgestelde inspraakprocedures als door het college zelf vastgestelde inspraakprocedures uit. Als gevolg van de dualisering van het gemeentebestuur zal inspraak meer dan tot nu toe het geval was een zaak van het college worden en niet meer van de raad en raadscommissies. De raad richt zich op het stellen van kaders en het controleren van het college. Het college bestuurt. Vroeger adviseerden raadscommissies aan het college en toen vormde de behandeling van de inspraakresultaten het eindpunt van de advisering aan het college. De raadscommissies bereiden nu de besluitvormende vergaderingen van de raad voor. Dus alleen bij voorstellen met inspraak waarbij de raad het bevoegde bestuursorgaan is, zal inspraak in de raadscommissie aan de orde komen. Omdat het voor de volksvertegenwoordigers echter wel belangrijk is om te weten over welke onderwerpen inspraak wordt georganiseerd kan er in de uitvoeringsregeling worden uitgewerkt op welke wijze de raad kennis kan nemen van alle inspraakinitiatieven. De huidige werkwijze, waarbij alle raadsleden schriftelijk op de hoogte worden gesteld van alle inspraakinitiatieven wordt gehandhaafd. Te voorzien is dat de uitvoeringsregels in oktober 2004 op papier staan.
Onder het verslag van de gevolgde inspraakprocedure (a) wordt verstaan: Hoe is de procedure feitelijk verlopen? Is afdeling 3.4 Algemene Wet Bestuursrecht onverkort toegepast? Wanneer is het beleidsvoornemen ter inzage gelegd enz.?
Onderdeel b betekent dat de eindrapportage een volledig overzicht dient te bevatten van zowel de mondelinge als de schriftelijke inspraakreacties. De schriftelijke inspraakreacties kunnen aan het verslag worden gehecht. In het verslag kan worden volstaan met een korte zakelijke weergave van de naar voren gebrachte opvattingen en vermelding van de personen die hun opvatting naar voren hebben gebracht.
Onder c wordt als het sluitstuk van inspraak voorgeschreven dat het bestuursorgaan aangeeft wat met de zienswijzen wordt gedaan.
Het bestuursorgaan maakt het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar. Degenen die hebben ingesproken wordt een exemplaar van het eindverslag toegestuurd, tenzij het aantal insprekers daarvoor te omvangrijk is. Daarnaast kan het eindverslag algemeen worden gepubliceerd op www.Maastricht.nl.
De burgemeester is verplicht om het eindverslag te vermelden in zijn burgerjaarverslag overeenkomstig artikel 170, tweede lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet.
Artikel 6 Intrekking oude verordening
Met deze bepaling wordt de bestaande inspraakverordening ingetrokken. De datum waarop de oude verordening vervalt, is de datum waarop de verordening in werking treedt (zie artikel 7). Op lopende inspraakprocedures blijft de Algemene inspraakverordening 2001 van toepassing.
Deze verordening treedt zes weken na de dag van bekendmaking in werking. De Tijdelijke referendumwet maakt referenda mogelijk over onder andere de vaststelling, wijziging en intrekking van verordeningen. De vaststelling, wijziging of intrekking van een inspraakverordening is een van de besluiten waarover een referendum kan worden gehouden. De termijn van zes weken hangt ermee samen dat na bekendmaking van de verordening en de mededeling dat over deze verordening een referendum gehouden kan worden, een verzoek tot het houden van een referendum kan worden ingediend. Het college zal de verordening bekendmaken en de mededeling doen dat tot drie weken na bekendmaking van de verordening een verzoek tot het houden van een referendum over de inspraakverordening kan worden ingediend.
In de citeertitel wordt geen jaartal opgenomen om te voorkomen dat de schijn wordt gewekt dat de verordening slechts voor een jaar geldt.
AFDELING 3.4 UNIFORME OPENBARE VOORBEREIDINGSPROCEDURE
In de kennisgeving wordt vermeld:
waar en wanneer de stukken ter inzage zullen liggen;
wie in de gelegenheid worden gesteld om zienswijzen naar voren te brengen;
op welke wijze dit kan geschieden;
indien toepassing is gegeven aan artikel 3:18, tweede lid: de termijn waarbinnen het besluit zal worden genomen.
Van hetgeen overeenkomstig artikel 3:15 mondeling naar voren is gebracht, wordt een verslag gemaakt.
Indien de aanvraag een zeer ingewikkeld of omstreden onderwerp betreft, kan het bestuursorgaan, alvorens een ontwerp ter inzage te leggen, binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag de in het eerste lid bedoelde termijn met een redelijke termijn verlengen. Voordat het bestuursorgaan een besluit tot verlenging neemt, stelt het de aanvrager in de gelegenheid zijn zienswijze daarover naar voren te brengen.
Indien geen zienswijzen naar voren zijn gebracht doet het bestuursorgaan daarvan zo spoedig mogelijk, nadat de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen is verstreken, mededeling op de wijze, bedoeld in artikel 3:12, eerste en tweede lid. In afwijking van het eerste of derde lid neemt het bestuursorgaan het besluit in dat geval binnen vier weken nadat de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen is verstreken.