Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Pijnacker-Nootdorp

Treasurystatuut 2014 Gemeente Pijnacker-Nootdorp

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatiePijnacker-Nootdorp
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingTreasurystatuut 2014 Gemeente Pijnacker-Nootdorp
CiteertitelTreasurystatuut 2014 Gemeente Pijnacker-Nootdorp
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Financiële verordening gemeente Pijnacker-Nootdorp 2006

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

21-02-2014nieuwe regeling

20-02-2014

-

13INT09364 BBV13.0476

Tekst van de regeling

Intitulé

Treasurystatuut 2014 Gemeente Pijnacker-Nootdorp

 

 

Inleiding

Onder treasury wordt verstaan het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.

In de Gemeentewet en de Wet fido zijn de kaders gesteld voor een verantwoorde, prudente en professionele inrichting en uitvoering van de treasuryfunctie van decentrale overheden.

De gemeente Pijnacker-Nootdorp onderkent het belang van een verantwoord en adequaat beheer van haar financiële middelen. Zij wenst haar activiteiten op het gebied van treasury op een zo transparant en beheersbaar mogelijke wijze in te richten.

Het wettelijk kader

De wet Fido en de bijbehorende ministeriële regelingen geven het bindende kader voor de uitoefening van de treasury van de gemeenten. De onderliggende regelingen zijn:

  • -

    de regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden

  • -

    de uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden

  • -

    het besluit leningsvoorwaarden decentrale overheden

  • -

    de regeling ontheffing gemeentelijke kredietbanken en nazorgfondsen

Op grond van artikel 212 Gemeentewet is de gemeente verplicht een financiële verordening vast te stellen. Tevens dient een financieringsparagraaf op te worden genomen in de begroting en het jaarverslag. In de financiële verordening worden de kaders van het beleid vastgelegd.

Instrumenten treasury

  • -

    Het onderhavige treasurystatuut. In dit treasurystatuut is de “beleidsmatige infrastructuur” van de treasuryfunctie vastgelegd in de vorm van uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten. Het treasurystatuut maakt een objectieve en transparante verantwoording vooraf en achteraf mogelijk.

  • -

    Naast het treasurystatuut wordt ook jaarlijks de paragraaf financiering in zowel de (meer)jarenbegroting als in de jaarrekening opgenomen. Hierin worden de specifieke beleidsvoornemens en de uitvoering van het beleid op het gebied van treasury besproken.

Randvoorwaarde treasurybeleid

Het treasurystatuut kent de kwalitatieve randvoorwaarde dat het bankieren met winstoogmerk door decentrale overheden niet is toegestaan. Het aangaan van leningen en het uitzetten van middelen evenals het verlenen van garanties en het verstrekken van geldleningen, zijn alleen toegestaan voor de uitoefening van publieke taak, en dus niet voor het behalen van rendement.

Leeswijzer

In het treasurystatuut worden allereerst het begrippenkader en de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente geformuleerd.

In hoofdstuk 2 worden deze vervolgens geconcretiseerd voor de verschillende deelgebieden van treasury: risicobeheer, gemeentefinanciering en kasbeheer.

In hoofdstuk 3 komen de administratieve organisatie en interne controle van de treasury-functie aan de orde. Daarbij ligt het accent op de eenduidigheid omtrent de verdeling van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Tot slot worden de uitgangspunten vastgelegd voor de informatie die noodzakelijk is om het gehele proces beheersbaar en meetbaar te maken en te houden.

In de Memorie van Toelichting worden waar nodig de in het treasurystatuut opgenomen artikelen toegelicht.

Treasurystatuut

1. Begrippenkader en doelstellingen van de treasuryfunctie

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit statuut wordt verstaan onder:

  • -

    Autorisatie: Een zelfstandige, inhoudelijke afweging waarbij de overwegingen hiervan schriftelijk zijn vastgelegd.

  • -

    Derivaten: Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren;

  • -

    Financiële instelling: Een instelling als bedoeld in artikel 1, onder b, van de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden;

  • -

    Financiering: Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen;

  • -

    Geldstromenbeheer: Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer);

  • -

    Intern liquiditeitsrisico: De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;

  • -

    Kasgeldlimiet: Een bedrag op basis van de Wet fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar;

  • -

    Koersrisico: Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen;

  • -

    Kredietrisico: De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit;

  • -

    Liquiditeitenbeheer: Het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;

  • -

    Liquiditeitenplanning: Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld naar aard en tijdseenheid;

  • -

    Renterisico: Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen;

  • -

    Renterisiconorm: Een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet fido gefixeerd percentage van het totaal van de begroting van de gemeente van het betreffende jaar dat bij de realisatie niet mag worden overschreden;

  • -

    Rentetypische looptijd: Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding;

  • -

    Saldobeheer: Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;

  • -

    Rentevisie: Toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling;

  • -

    Treasuryfunctie: De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering en kasbeheer

  • -

    Schatkistbankieren: Decentrale overheden dienen al hun overtollige middelen aan te houden in de schatkist bij het ministerie van Financiën.

  • -

    Intradaglimiet: De intradaglimiet geeft het maximale bedrag weer dat de gemeente per dag van de schatkistbankieren werkrekening ten laste van de rekening-courant bij de schatkist kan opnemen

Artikel 2. Doelstellingen van de treasuryfunctie

De treasuryfunctie van de gemeente dient tot:

  • 1.

    Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

  • 2.

    Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s;

  • 3.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

  • 4.

    Het renterisico beperken en een zo gunstig mogelijk renteresultaat behalen binnen de kaders van de Gemeentewet, de Wet fido en de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut. Het bereiken van een zo gunstig mogelijk renteresultaat dient afgewogen te worden met aannemelijke risico’s, die zich kunnen voordoen.

2. Deelgebieden van treasury

 

Risicobeheer

Artikel 3. Uitgangspunten risicobeheer

Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1.

    De gemeente mag leningen aangaan en garanties verlenen uitsluitend ten behoeve van de uitoefening van de gemeentelijke publieke taak.

  • 2.

    Het gebruik van derivaten is toegestaan maar deze worden uitsluitend toegepast ter beperking van financiële risico’s. De derivaten dienen adequaat geadministreerd te worden en uitsluitend te worden aangegaan onder begeleiding van een extern adviseur welke onder toezicht van de AFM staat.

Artikel 4. Renterisicobeheer

  • 1.

    De kasgeldlimiet wordt niet overschreden conform de Wet fido, tenzij de toezichthouder ontheffing heeft verleend. De minister stelt het percentage voor de berekening van de kasgeldlimiet eens per drie jaar vast.

  • 2.

    De renterisiconorm wordt niet overschreden conform de Wet fido, tenzij de toezichthouder ontheffing heeft verleend. De minister stelt het percentage voor de renterisiconorm eens per drie jaar vast.

  • 3.

    Nieuwe leningen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning en passen binnen lid 1 en 2 van dit artikel.

  • 4.

    De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie.

  • 5.

    De rentevisie van de gemeente wordt 4 x per jaar opgesteld, onder andere bij het opstellen van de begroting. De rentevisie wordt getoetst aan minimaal 2 externe bronnen, waaronder de huisbankier.

  • 6.

    Binnen de kaders gesteld onder lid 3 en lid 4, streeft de gemeente tevens naar spreiding in de rentetypische looptijden van de aangetrokken leningen.

Artikel 5. Intern liquiditeitsrisicobeheer

  • 1.

    De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitenplanning (looptijd tot één jaar) welke wekelijks wordt geactualiseerd.

  • 2.

    Daarnaast wordt een meerjarige liquiditeitenplanning met een looptijd van minimaal 4 jaar gehanteerd, welke jaarlijks wordt geactualiseerd bij het opstellen van de meerjarenbegroting.

Artikel 6. Valutarisicobeheer

Valutarisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen opgenomen geldleningen in euro’s aan te gaan en geen garanties te verstrekken anders dan in euro’s.

Gemeentefinanciering

Artikel 7. Financiering

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de gemeentelijke publieke taak.

  • 2.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken teneinde de renterisico’s te beperken en het renteresultaat gunstig te beïnvloeden.

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn onderhandse leningen.

  • 4.

    De gemeente vraagt telefonisch offertes op bij minimaal 2 instellingen alvorens een financiering wordt aangetrokken. De offertes worden vervolgens schriftelijk vastgelegd.

  • 5.

    Het maximum van de af te sluiten geldleningen wordt voorafgaand aan het kalenderjaar vastgesteld bij het opstellen van de financieringsparagraaf in de meerjarenbegroting.

  • 6.

    Zo spoedig mogelijk na het afsluiten van een geldlening worden het College van Burgemeester en Wethouders en de Gemeenteraad daarvan in kennis gesteld.

Artikel 8 Schatkistbankieren

  • 1.

    Overtollige liquide middelen (boven het drempelbedrag) van de gemeente mogen alleen in rekening-courant en via deposito’s bij de schatkist worden aangehouden of onderling worden uitgeleend aan andere decentrale overheden.

  • 2.

    Het drempelbedrag voor de Gemeente Pijnacker-Nootdorp is gelijk aan 0,75% van het begrotingstotaal.

  • 3.

    De intradaglimiet van de schatkistbankieren werkrekening bedraagt € 20.000.000,-.

Artikel 9. Relatiebeheer

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financiële instellingen dienen onder Nederlands of anderszins EER-toezicht [1] te vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer.

  • 2.

    Tussenpersonen dienen onder toezicht te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM).

Kasbeheer

Artikel 10. Geldstromenbeheer

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te minimaliseren wordt:

  • 1.

    Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen.

  • 2.

    Het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank.

Artikel 11. Saldo- en liquiditeitenbeheer

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • 1.

    De gemeente streeft naar concentratie van de liquiditeiten binnen één rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities;

  • 2.

    Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt – conform artikel 4 lid 1 - gehandeld;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen en kredietlimiet op rekening courant.

3. Administratieve organisatie en interne controle

Artikel 12. Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle.

  • 1.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd.

  • 2.

    Bevoegdheden zijn via delegatie en mandaat nader schriftelijk vastgelegd.

  • 3.

    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • a.

      iedere transactie wordt vooraf door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vier-ogen-principe);

    • b.

      de controle van de afgesloten transacties geschiedt zichtbaar door een afzonderlijke functionaris belast met de interne controle;

    • c.

      de registratie van ontvangsten en betalingen in de financiële administratie geschiedt door de kassier.

  • 4.

    Tegenpartijen wordt opdracht gegeven de bevestigingen van iedere transactie te versturen naar de beleidsmedewerker B (belast met treasury) zonder tussenkomst van de personen die bevoegd zijn tot het sluiten van de transacties.

  • 5.

    Een transactie wordt onmiddellijk vastgelegd in de treasury administratie door de beleidsmedewerker B (belast met treasury).

  • 6.

    Na ontvangst van de transactiebevestiging wordt de transactie direct zichtbaar gecontroleerd door een functionaris belast met de interne controle.

Verantwoordelijkheden

Artikel 13. De verantwoordelijkheden

De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.

Functie

Verantwoordelijkheden

De Raad

Het vaststellen van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid, beleidskaders en limieten;

 

Het vaststellen van de treasuryparagraaf in de begroting en het jaarverslag;

 

Het houden van toezicht op het treasurybeleid en de uitvoering hiervan;

 

Het evalueren en als gevolg daarvan (eventueel) bijstellen van het treasurybeleid;

Het college van B&W

Het uitvoeren van het treasurybeleid (formele verantwoordelijkheid);

 

Het uitbrengen van advies over beleidsvoorstellen en rapportages op het gebied van treasury aan de Gemeenteraad.

De portefeuillehouder Financën

Het uitvoeren van het treasurybeleid (politieke verantwoordelijkheid).

De concern-controller

Het opzetten van administratieve richtlijnen op het gebied van treasury;

 

Het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen;

 

Het controleren van de volledigheid en betrouwbaarheid van de informatievoorziening van de treasuryfunctie en hierover zonodig rapporteren aan het college van B&W.

Afdelingshoofd BDV

Het uitvoeren van de aan haar/hem gemandateerde treasuryactiviteiten conform het treasurystatuut en de treasuryparagraaf;

 

Het zorgdragen voor juiste verantwoording van de uitvoering van de door hem/haar gemandateerde treasuryactiviteiten;

 

Het rapporteren aan B&W over de uitvoering van het treasurybeheer;

 

Het afleggen van verantwoording aan het college van B&W.

Afdelingshoofden

Het zorgdragen voor een goede kwaliteit van de informatie die de organisatie aanlevert aan de afdeling BDV met betrekking tot toekomstige uitgaven en ontvangsten.

De budgethouders

Het zorgdragen voor het tijdig aanleveren van betrouwbare operationele informatie over toekomstige geldstromen aan de afdeling BDV;

 

Het fiatteren van betalingen en ontvangsten, ten laste c.q. ten gunste van hun budgetten.

De beleidsmedewerker B (BDV) belast met het beheer van treasury

Het uitvoeren van de activiteiten met betrekking tot de volgende deelfuncties: het risicobeheer, gemeentefinanciering (financiering, schatkistbankieren en relatiebeheer) en kasbeheer. Deze activiteiten moeten conform dit treasurystatuut en de treasuryparagraaf worden uitgevoerd en de transacties dienen geautoriseerd te zijn door het afdelingshoofd BDV;

 

Het aantrekken van gelden in het kader van het saldo- en liquiditeitenbeheer;

 

Het beheren van de geldstromen;

 

Het onderhouden van contacten met banken, geldmakelaars en overige financiële instellingen;

 

Het afsluiten van financiële contracten voortvloeiend uit bovenstaande deelfuncties;

 

Het schriftelijk vastleggen van de treasurytransacties en het doorgeven hiervan aan de kassier;

 

Het aanleveren van tijdige, volledige en betrouwbare gegevens aan de gemeentelijke administratie;

 

Het afleggen van verantwoording aan het afdelingshoofd BDV over de uitvoering van de aan hem/haar gemandateerde activiteiten.

 

Het bewaken van de banksaldi in het kader van schatkistbankieren (bewaken van de drempelbedrag)

 

Het opstellen van de rentevisie;

 

Het voorbereiden van beleidsvoorstellen op treasurygebied;

 

Het adviseren van de afdelingen/sectoren over de financiële gevolgen van hun activiteiten en projecten;

De kassier

Het overboeken van saldi tussen bankrekeningen;

 

Het zorgdragen voor de juiste en tijdige aanlevering van de informatie in het kader van schatkistbankieren aan de beleidsmedewerker B (belast met treasury)

 

Het afhandelen van het contante en girale betalingsverkeer;

 

Het aanleveren van tijdige, volledige en juiste gegevens aan de gemeentelijke administratie;

 

Het rapporteren aan het Afdelingshoofd (BDV) belast met controle over de uitvoering van de aan hem/haar gemandateerde activiteiten.

 

Rapportages CBS/Provincie

De afdeling BDV

Het juist en volledig administreren van de bezittingen, schulden, rechten, verplichtingen, inkomsten, uitgaven, ontvangsten en betalingen in de verplichtingen- en financiële administratie;

Staf Financiën

Tweewekelijks overleg voeren met als bespreekpunten alle financiële onderwerpen binnen de gemeente.

Treasurycommissie

Commissie bestaande uit de portefeuillehouder Financiën, gemeentesecretaris/algemeen directeur, het afdelingshoofd BDV en de concern-controller, eventueel ad hoc aangevuld met een externe deskundige. Deze commissie voert eens per kwartaal overleg met als bespreekpunten het gevoerde treasurybeleid, het te voeren treasurybeleid en de op dat moment ter zake doende onderwerpen.

De externe accountant

Het in het kader van haar reguliere controletaak adviseren en controleren omtrent de feitelijke naleving van het treasurystatuut.

Bevoegdheden

Artikel 14. Bevoegdheden

In onderstaande tabel staan bevoegdheden met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven alsmede de daarbij benodigde fiattering.

 

 

Bevoegd functionaris (eerste handtekening)

Autorisatie door (tweede handtekening)

 

Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer

1.

Het aantrekken van middelen korter dan 1 jaar

Beleidsmedewerker B (belast met treasury)

Afdelingshoofd BDV

2.

Betalingsopdrachten voorbereiden geschiedt door de beleidsmedewerker B (belast met treasury). Betalingsopdrachten versturen door kassier

Kassier

Afdelingshoofd BDV

Bankrelatiebeheer

3.

Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen

Afdelingshoofd BDV

Gemeentesecretaris/algemeen directeur

4.

Bankcondities en tarieven afspreken

Afdelingshoofd BDV

Gemeentesecretaris/ algemeen directeur

Financiering

5.

Het vaststellen van kredietfaciliteiten

Afdelingshoofd BDV

Gemeentesecretaris/ algemeen directeur

6.

Het aantrekken van vaste financieringsmiddelen langer dan 1 jaar

Afdelingshoofd BDV

Portefeuillehouder (BDV)

7.

Het afsluiten van deposito’s in het kader van schatkistbankieren

Afdelingshoofd BDV

Portefeuillehouder (BDV)

8.

Het verstrekken van leningen aan derden uit hoofde van de gemeentelijke publieke taak

College van B&W

Gemeenteraad

Als gevolg van het schatkistbankieren zijn uitzettingen uit hoofde van treasury elders dan bij het Rijk niet meer toegestaan. Ten behoeve van het schatkistbankieren is de autorisatie internetfaciliteit schatkistbankieren derhalve als volgt ingericht:

Bevoegde functionaris

Autorisatie

Categorie*

Afdelingshoofd BDV

Wijzigen handtekeningenkaart

2

Wijzigen rekening-courant

Wijzigen intradaglimiet bankrekening

Toekennen bevoegdheden internetfaciliteit

Teamleider financiën BDV

Wijzigen handtekeningenkaart

2

Wijzigen rekening-courant

Wijzigen intradaglimiet bankrekening

Toekennen bevoegdheden internetfaciliteit

Beleidsmedewerker B (BDV) belast met treasury

Wijzigen handtekeningenkaart

3

Wijzigen rekening-courant

Wijzigen intradaglimiet bankrekening

Toekennen bevoegdheden internetfaciliteit

* Categorie 2: Tweede handtekening vereist uit categorie 1, 2 of 3

* Categorie 3: Tweede handtekening vereist uit categorie 1 of 2

In onderstaande tabel staat weergegeven welke functionaris als plaatsvervanger optreedt in het kader van de treasuryactiviteiten:

Functionaris

Vervanger

Beleidsmedewerker B (BDV) belast met treasury

Teamleider financiën BDV

Afdelingshoofd BDV

Gemeentesecretaris / algemeen directeur

Gemeentesecretaris/ algemeen directeur

Directeur

Artikel 15. Informatievoorziening

Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen:

 

Informatie

Frequentie

Informatie-verstrekker

Informatie-ontvanger

1.

Gegevens m.b.t. toekomstige uitgaven en ontvangsten voor de liquiditeitenplanning

Dagelijks

afdelingshoofden

Beleidsmedewerker B (BDV) belast met treasury

2.

Liquiditeitenplanning en rente-ontwikkelingen

Kwartaal

Beleidsmedewerker B (BDV) belast met treasury

Afdelingshoofd BDV, gemeentesecretaris/algemeen directeur, Staf Financiën

3.

Beleidsplannen treasury in treasuryparagraaf van begroting

Jaarlijks

Beleidsmedewerker B (BDV) belast met treasury

Gemeenteraad

4.

Voortgang en evaluatie onderdelen treasuryparagraaf via de kader- en najaarsrapportage

Halfjaarlijks

Beleidsmedewerker B (BDV) belast met treasury

Gemeenteraad

5.

Verantwoording n.a.v. treasuryparagraaf via het jaarverslag

Jaarlijks

Beleidsmedewerker B (BDV) belast met treasury

Gemeenteraad

Toelichting

In dit treasurystatuut is het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2). Vervolgens geeft het bestuur in het treasurystatuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet fido. Middels de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeente bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.

De treasuryparagraaf bij de begroting geeft de beleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het treasurystatuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de gemeentefinanciering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet fido en het treasurystatuut blijven. De treasuryparagraaf in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.

Artikel 2

In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente weergegeven, hieronder worden deze afzonderlijk toegelicht.

Artikel 2 lid 1

In de eerste plaats dient de treasury ervoor te zorgen dat de gemeente “duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities”. De treasury dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken. De condities die daarbij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.

Artikel 2 lid 2

De gemeente loopt de volgende financiële risico’s: renterisico’s, koersrisi-co’s, kredietrisico’s, interne liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s. Het is de taak van de treasury dergelijke risico’s tegen acceptabele condities te beperken. In de artikelen 4 tot en met 8 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

Artikel 2 lid 3

De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de afdelingshoofd Financiën het beheer zo efficiënt mogelijk uit te laten voeren.

Artikel 2 lid 4

De gemeente streeft ernaar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat maar streeft naar zo laag mogelijk rentekosten zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s; de treasuryfunctie is immers géén winstgerichte afdeling (“profit center”). Binnen het acceptabele risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet fido en dit treasurystatuut dient desondanks te worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.

Artikel 3 lid 1

De Wet fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten met betrekking tot treasury. Dit betreft de “publieke taak” waarvoor leningen en garanties dienen enerzijds en het prudente karakter van (overige) uitzettingen anderzijds. Er wordt hierbij dus een specifiek onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van leningen “uit hoofde van de publieke taak” en het uitzetten van middelen “uit hoofde van treasury”.

De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak. Wel wordt in de toelichting op de Wet fido het volgende aangegeven: “Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak”. De afdeling BDV adviseert over bijv. financieringsvoorwaarden en de implicaties van de betreffende aanvraag voor de totale financiële positie van de gemeente. Daarnaast is het van belang dat de afdeling BDV de betreffende aanvraag opneemt in de liquiditeitenplanning.

Artikel 3 lid 2

Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren. De Wet fido stelt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s.

Artikel 4 lid 1

Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente.

Een belangrijk uitgangspunt van de Wet fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet fido de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage (8,5%) van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar (zie artikel 3 en 4 van de Wet fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

Artikel 4 lid 2

Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage (20%) te vermenigvuldigen met de totale begroting per 1 januari van enig jaar (zie artikel 6 van de Wet fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

Artikel 4 lid 3

Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt middelen slechts te lenen gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn.

Artikel 4 lid 4

Een rentevisie is een toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Afhankelijk van de (interne- of externe) ontwikkelingen zal de gemeente haar rentevisie actualiseren. De rentevisie kan daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van enkele gezaghebbende financiële instellingen, zoals de huisbankier.

Artikel 4 lid 5

De rentevisie van de gemeente wordt in de meerjarenbegroting opgenomen in de paragraaf financiering. Daarnaast wordt nog 3 maal per jaar een rentevisie opgenomen in de kwartaalrapportage die eens per kwartaal wordt aangeboden aan het DT en het college.

Artikel 4 lid 6

Door spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd van aangetrok-ken leningen wordt de invloed van een rentestijging op de renteresultaten gespreid over meerdere jaren.

Artikel 5

Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente de overtollige middelen voor een bepaalde periode heeft uitgezet bij het Rijk en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de middelen (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente vervroegd de middelen van een deposito moet opnemen tegen de actuele marktwaarde en dat het vervroegd opnemen van een deposito kan leiden tot negatieve gevolgen voor de financiële resultaten.

Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland. Teneinde aansluiting te zoeken op de meerjarige investeringsplanning van de gemeente is gekozen een liquiditeitenplanning met een periode van 4 jaar op te stellen.

In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden mogelijke financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat de afdeling BDV juist, tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de overige afdelingen over de financiële gevolgen van hun activiteiten.

Artikel 7 lid 1

Het aantrekken van middelen met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet fido (zie ook memorie van toelichting op de Wet fido) nadrukkelijk niet toegestaan.

Artikel 7 lid 2

Teneinde de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk intern gefinancierd.

Artikel 7 lid 3

Onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld

Artikel 7 lid 4

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijv. te betalen rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bij vervroegde aflossing etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een objectief beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 7 lid 5

In de financieringsparagraaf van de meerjarenbegroting wordt in de meerjaren liquiditeitsprognose de totale financieringsbehoefte vastgesteld.

Artikel 8 lid 1

Schatkistbankieren is gebaseerd op het principe van zero-balancing. Dit houdt in dat dagelijks aan het einde van de dag, de overtollige middelen worden afgeroomd naar of aangevuld uit de schatkist. De gemeente heeft hiervoor een nieuwe rekening bij de BNG Bank geopend, de werkrekening schatkistbankieren (SKB)

De gemeente is gerechtigd om een bepaald bedrag aan middelen buiten ’s Rijks schatkist aan te houden. Gerekend over een heel kwartaal mag het op dagbasis buiten ’s Rijks schatkist aangehouden bedrag gemiddeld niet hoger zijn dan het drempelbedrag. Het drempelbedrag wordt bepaald op basis van het begrotingstotaal van de gemeente. Voor gemeente Pijnacker-Nootdorp is het drempelbedrag gelijk aan 0,75% van het begrotingstotaal, waarbij het drempelbedrag minimaal € 250.000 bedraagt.

Schatkistbankieren kent ook een bepaling over onderling lenen. Dit betreft het uitlenen van overtollige middelen tussen decentrale overheden als alternatief voor het aanhouden van die overtallige middelen in de schatkist. Het gaat daarbij expliciet over leningen die verstrekt worden in het kader van de publieke taak en indien tussen de desbetreffende decentrale overheden geen sprake is van een toezichtrelatie.

Indien de gemeente dat wenst kan een deel van de middelen op de rekening-courant bij de schatkist voor langere tijd worden vastgezet in een of meer deposito’s. Bij voortijdige beëindiging van een deposito wordt de actuele marktwaarde van het deposito uitgekeerd.

Artikel 8 lid 2

De intradaglimiet is het maximum bedrag dat gedurende de dag rood mag worden gestaan op de werkrekening schatkistbankieren.

Artikel 10 lid 1

Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (cq. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.

Artikel 10 lid 2

Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat de kosten van het overboeken van middelen tussen verschillende banken worden vermeden.

Artikel 11 lid 1

Het saldo en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant) van de gemeente . Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij één bank aanhoudt, opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Dit is een systeem waarbij de (valutaire) debet en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.

Artikel 11 lid 3

Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vooraf overeengekomen rentepercentage

Artikel 12

Bij de treasuryfunctie zijn meerdere personen en organen betrokken. Het treasurystatuut legt expliciet het delegatie- en mandateringspatroon vast, in casu welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Met het oog op de omvang en de aard van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een eenduidige functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.

Artikel 13

De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in artikel 13 respectievelijk artikel 14 beschreven. De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten, besluiten e.d.). Deze verantwoordelijkheden dienen te worden gecommuniceerd naar de betrokkenen.

De bestuurlijke verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn conform de vastlegging in het Delegatie- en Mandaatbesluit. De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de ambtelijke organisatie geven de situatie ten tijde van de vaststelling van dit statuut aan.

Artikel 14

De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het bestuur van de gemeente. Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, met als voordeel een slagvaardiger optreden. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.

Artikel 15

De tabel in dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd voor: operationele informatie (punt 1 en 2), beleidsmatige informatie (punt 3) en verantwoordingsinformatie (punt 4, 5 en 6). Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet gerekend worden tot de belangrijkste succesfactoren voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico’s van de gemeente.

Artikel 15 pt. 1

Afdelingen dienen “incidenteel” informatie te verschaffen in een zo vroeg mogelijk stadium waarin zich significante wijzigingen aandienen in hun verwachtingen omtrent tijdstip of omvang van toekomstige betalingen of ontvangsten (bijv. bij uitstel van een grote investering).

 

 

Voetnoot

 

[1]

Onder de Europese Economische Ruimte (EER) vallen naast de lidstaten van de Europese Unie ook Noorwegen, IJsland en Liechtenstein.