Organisatie | Helmond |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | BELEIDSREGELS WMO HELMOND 2013 |
Citeertitel | BELEIDSREGELS WMO HELMOND 2013 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | maatschappelijke zorg |
Deze regeling vervangt de Beleidsregels Wet Maatschappelijke Ondersteuning Helmond 2009.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-02-2014 | 16-02-2021 | nieuwe regeling | 18-02-2014 | Collegebesluit, 2014, 382255 |
1. Beleidsregel bemiddelen bij verhuizen
Uitgangspunt is dat iedereen zelf voor een woning moet zorgen. Bij de keuze van een woning moet men binnen de eigen (financiële) mogelijkheden rekening houden met de eigen situatie. Dit betekent dat men, rekening houdend met bestaande of te verwachten beperkingen, zoekt naar een geschikte woning.
Het college kan ondersteunen en bemiddelen bij het zoeken naar een geschikte woning, door middel van het aanbieden van een woning. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
Notabene: Bovenstaande beleidsregel kenmerkt zich als buitenwettelijk begunstigend beleid. Het toewijzen van een woning aan belanghebbende dan wel het bieden van hulp bij het vinden van een woning valt namelijk volgens de vaste jurisprudentie niet onder één van de in artikel 4 Wmo genoemde prestatievelden (zie CRvB 14-09-2011, nrs. 11/1118 WMO e.a., CRvB 16-10-2013, nr. 11/5225 WMO, CRvB 19-06-2013, nr. 10/3660 WMO).
De Wmo-gerechtigde kan vanaf het woonadres maximaal vijf openbaar vervoer zones reizen tegen verlaagd tarief. Dat tarief is € 0,65 per zone, waarbij voor elke rit 1 extra zone, de zogenaamde opstapzone, moet worden betaald. Dus bij een 1-zone rit moet € 1,30 worden betaald en bij een 2-zone rit € 1,95 enzovoorts.
Bij reizen over zes of meer zones vanaf het woonadres, is vanaf de zesde zone het commerciële tarief verschuldigd van € 8,50 per zone.
3. BELEIDSREGEL WOONVOORZIENING - BOUWKUNDIGE OF WOONTECHNISCHE VOORZIENING (richtlijn I027)
De volgende onderwerpen komen aan de orde:
Het college verleent alleen een individuele voorziening van bouwkundige of woon-technische aard:
er geen sprake is van een voorziening die reeds eerder krachtens deze, of voorafgaande versie van deze verordening dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande Verordening voorzieningen gehandicapten is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of versterkte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen (artikel 6.2 tweede lid onder f Wmo-verordening 2013).
De voorziening wordt geweigerd indien:
de voorziening niet noodzakelijk is vanwege redelijkerwijs van de belanghebbende zelf of van anderen in zijn omgeving, zoals bijvoorbeeld huisgenoten, te vergen medewerking aan oplossing voor het zich voordoende probleem of doordat middels de afspraken in het gevraagde wordt voorzien (artikel 6.2 tweede lid onder g Wmo-verordening);
Een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening kan worden verstrekt (artikel 5.2 eerste lid Wmo-verordening):
Het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte of de prijsbepaling van de Limitatieve lijst (artikel 10 eerste lid Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Helmond). Verder geldt dat de hoogte van het persoonsgebonden budget gekoppeld is aan de tegenwaarde van de te verstrekken goedkoopst compenserende voorziening (artikel 10 tweede lid Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Helmond).
In richtlijn I059 staat aangegeven of een eigen bijdrage of eigen aandeel is verschuldigd.
Gereedmelding, vaststelling en uitbetaling
Zie richtlijn I034 voor de procedure ten aanzien van de gereedmelding, vaststelling en uitbetaling van een voorziening van bouwkundige of woontechnische aard.
Afspraken met woningcorporaties
Het college heeft afspraken gemaakt met de woningcorporaties over het aanbrengen van woningaanpassingen op grond van de Wmo. Deze afspraken zijn neergelegd in een overeenkomst met de woningcorporaties.
Versnelde procedure voor eenvoudige woningaanpassingen
Vanaf 1 februari 2003 geldt er een versnelde procedure voor eenvoudige woningaanpassingen. In het kader van deze procedure is een limitatieve lijst van standaard woonvoorzieningen in het kader van de Wmo vastgesteld. Deze lijst is opgenomen in de gemeentelijke bijlagen onder nr. GB04.
4. BELEIDSREGEL VERVOERSVOORZIENING - AANPASSING VAN EEN AUTO
Financiële tegemoetkomingen voor autoaanpassingen kunnen alleen toegekend worden voor een belanghebbende die de bestuurder van de auto is, onder de volgende voorwaarden:
-De aanpassingen dienen individueel te zijn, medisch noodzakelijk en niet standaard opgenomen of verkrijgbaar te zijn in de voorhanden zijnde automodellen.
De volgende autoaanpassingen gelden als algemeen gebruikelijk (niet limitatief):
Het dient om aanpassingen te gaan, die minder vaak voorkomen of die in een uitvoering gemaakt moeten worden, die afwijken van de gangbare voorzieningen.
Autoaanpassingen dienen door het CBR te worden gekeurd; vervolgens wordt een aantekening op het rijbewijs gemaakt welke noodzakelijke aanpassing(en) is (zijn) aangebracht.
Bij wisseling van auto dient, bij autoaanpassingen die verwisselbaar zijn, bekeken te worden of de aanpassingen overzetbaar zijn.
Eenzelfde aanpassing wordt in principe maximaal één keer per 5 jaar verstrekt. In verband hiermee geldt dat bij auto's ouder dan drie jaar onderzocht moet worden of de resterende levensduur van de betreffende auto zodanig is dat het verantwoord is om de noodzakelijke aanpassingen aan te brengen. Hiertoe zal een deskundig adviseur ingeschakeld moeten worden.
Als uit het advies blijkt dat de resterende levensduur van de auto minder dan vijf jaar bedraagt en wanneer de gevraagde aanpassingen niet zomaar kunnen worden overgezet in een andere auto dan kan overwogen worden om de aanvraag af te wijzen.
De gemeente hanteert de normbedragen afkomstig van het UWV die zijn opgenomen in de algemene bijlage van het handboek Wmo.
Zie de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Helmond 2014 voor de maximale vergoeding voor een autoaanpassing.
Ten aanzien van de belanghebbende die wel in staat is gebruik te maken van het collectief vervoer maar er voor kiest de eigen auto te gebruiken, kan niettemin een autoaanpassing plaatsvinden indien de aanpassing noodzakelijk is en voldaan wordt aan de overige bovenstaande voorwaarden. In deze situatie wordt er geen vergoeding toegekend voor het gebruik van de auto.
Naast een autoaanpassing kan in individuele situaties ook een scootermobiel toegekend worden omdat niet in alle gevallen met een autoaanpassing volledig in de vervoersbehoefte wordt voorzien.
In verband met het verlenen van een vervoersvoorziening in de vorm van een autoaanpassing komen tevens de volgende aanverwante kosten voor financiële tegemoetkoming in aanmerking:
Schade ontstaan aan niet verzekerde aanpassingen komt niet voor vergoeding in aanmerking.
Op grond van artikel 4 lid 1 Wmo is het college verplicht om ter compensatie van beperkingen die een belanghebbende ondervindt in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie voorzieningen te treffen die de belanghebbende in staat stellen om zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel.
In artikel 6 Wmo is de keuzevrijheid van de burger voor de vorm van de individuele voorzieningen geregeld. Het college moet de burger de keuze bieden tussen een voorziening in natura en een PGB. De keuzevrijheid van de burger tussen een voorziening in natura of in de vorm van een PGB leidt uitzondering indien overwegende bezwaren bestaan tegen deze keuzevrijheid.
Een voorziening in de vorm van een autoaanpassing zal in de praktijk niet vaak toegekend worden. Meestal is een andere verstrekking of een combinatie van verstrekkingen adequaat om de vervoersproblemen op te lossen.
Een autoaanpassing kan aangewezen zijn indien:
Over het algemeen zullen algemeen gebruikelijke aanpassingen niet worden verleend, tenzij deze medisch noodzakelijk zijn. Te denken valt bijvoorbeeld aan airconditioning.
De medische noodzaak van een autoaanpassing wordt vastgesteld door de medisch adviseur. Een dergelijk advies kan eventueel ook door het CBR gegeven worden. Zij geven direct aan welke aanpassingen noodzakelijk zijn en of een aantekening daarvan op het rijbewijs is aangewezen. Het college kan met een dergelijke vaststelling van het CBR vaak afzien van advies door de GGD.
Een overweging om een vergoeding voor een autoaanpassing toe te kennen kan zijn dat de beoogde aanpassingen overzetbaar zijn. De frequentie van aanpassen kan beperkt worden tot eens per vijf jaar. Hiermee samenhangend is de vraag of de aanpassing economisch verantwoord is bij oudere auto's van belang.
De financiële tegemoetkoming voor een autoaanpassing geldt alleen voor een belanghebbende die de bestuurder van de auto is en niet voor een belanghebbende die passagier is van de auto.
De reden hiervan is gelegen in een verschil in afhankelijkheid. Een bestuurder zou met toekenning van een autoaanpassing volledig onafhankelijk kunnen zijn van hulp van derden. Een passagier is dat nooit, want een passagier zal altijd afhankelijk zijn van een bestuurder. Aangezien een passagier ook met toekenning van een autoaanpassing afhankelijk blijft van de bestuurder is de meerwaarde van een dergelijke voorziening ten opzichte van collectief vervoer nihil.
5. BELEIDSREGEL VERVOERSVOORZIENING – AUTO
Het verstrekken van een bruikleenauto of een PGB is alleen aan de orde indien uit het medisch advies blijkt dat dit noodzakelijk is en dit de goedkoopst adequate voorziening is. Gelet hierop zal het in de praktijk slechts zeer zelden nodig zijn om een bruikleenauto of een PGB te verstrekken. Andere adequate voorzieningen of combinaties daarvan zullen veelal goedkoper zijn.
Het gemeentelijk beleid inzake het verlenen van een financiële tegemoetkoming voor rijlessen luidt als volgt:
Als uit een medische indicatie blijkt dat de belanghebbende, na het behalen van het rijbewijs, is aangewezen op vervoer per eigen (aangepaste) auto vergoedt het college de meerkosten voor de noodzakelijke rijlessen voor het behalen van een autorijbewijs waarbij het aantal rijlessen op een maximum van 10 is gesteld.
Als uit de medische indicatie blijkt dat de belanghebbende op vervoer per eigen auto is aangewezen en hij zelf niet kan rijden, vergoedt het college de kosten van de rijlessen voor een aanwezige partner of huisgenoot. De vergoeding bedraagt de helft van het lesgeld in een niet-aangepaste auto. De huisgenoot heeft immers ook profijt van het hebben van een rijbewijs.