Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 beheersverordening:
de beheersverordening Buitengebied Veendam met identificatienummer
NL.IMRO.0047.01BV00012013-0401 van de gemeente Veendam;
1.2 verordeningsgebied:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de
daarbij behorende bijlagen;
1.3 verbeelding:
de verbeelding met bijbehorende verklaring, bestaande uit 7 bladen,
waarop de bestemmingen van de in de beheersverordening begrepen gronden
zijn aangewezen;
1.4 aanduiding:
een op de verbeelding aangegeven vlak of figuur, waarmee gronden zijn
aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien
van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 agrarisch bedrijf:
bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van
het telen van gewassen, houtteelt daaronder begrepen, of het houden van
dieren;
1.7 agrarisch hulpbedrijf:
een niet-industrieel bedrijf -niet zijnde een agrarisch loonbedrijf-
waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie
of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische
bedrijven;
1.8 agrarisch loonbedrijf:
een niet-industrieel bedrijf dat is gericht op verlenen van diensten aan
agrarische bedrijven met behulp van werktuigen;
1.9 ander werk:
een werk, geen bouwwerk zijnde;
1.10 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende wetenschappelijke waarde in verband met de
kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende stoffelijke
restanten van producten uit oude tijden;
1.11 bebouwde oppervlakte:
de som van de oppervlakte van alle gebouwen op een bouwperceel;
1.12 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.13 bedrijf:
inrichting voor de bedrijfsmatige uitoefening van industrie, ambacht,
handel, vervoer of nijverheid;
1.14 bedrijfswoning:
woning die gezien ligging en functie bedoeld is voor de huisvesting van
personen wier aanwezigheid gelet op de bestemming van een gebouw of een
terrein noodzakelijk is;
1.15 belemmeringenstrook:
een strook grond of water waaraan beperkingen kunnen worden opgelegd in
verband met de veiligheid van ondergrondse en/of bovengrondse leidingen;
1.16 beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid
inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is
bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.17 bestaande:
- 1.
het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de
beheersverordening aanwezig is en/of bebouwing die op dat
tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden
gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
- 2.
het onder 1 bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd
met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende
beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht
van het bestemmingsplan of de beheersverordening, of een andere
planologische toestemming;
1.18 bestaand stedelijk gebied:
gebied, vastgesteld door Gedeputeerde Staten op grond van artikel 4.20
van de provinciale verordening;
1.19 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.20 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.21 bijgebouw:
een niet voor bewoning bestemd gebouw, behorende bij een op hetzelfde
perceel gelegen hoofdgebouw;
1.22 bos:
vlakvormig element met bosbeplanting van minimaal 1 ha;
1.23 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.24 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.25 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een
zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.26 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.27 bouwvlak:
een op de verbeelding aangegeven vlak, waarmee gronden zijn aangeduid,
waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, zijn toegelaten;
1.28 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met
de aarde is verbonden;
1.29 buitengebied:
gebied, vastgesteld door Gedeputeerde Staten op grond van artikel 4.20
van de Provinciale Verordening;
1.30 cultuurgrond:
grasland, akkerbouw- of tuingronden (waaronder de houtteelt), met
uitzondering van bos;
1.31 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het
beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de
geschiedenis van dat bouwwerk of gebied heeft gemaakt;
1.32 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling
ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die
die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de
uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.33 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van commerciële en niet commerciële
diensten;
1.34 extensieve recreatie:
recreatief buitenverblijf gericht op de beleving van rust, stilte en van
natuurlijke en landschappelijke waarden;
1.35 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of
gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.36 geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een
spoorweg;
1.37 geluidszoneringsplichtige inrichting:
een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het
terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden
vastgesteld;
1.38 grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in
gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden
noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf;
1.39 hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de
verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een
perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig
zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.40 horecabedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van
nachtverblijf en/of van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of
het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie;
1.41 houtteelt
de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend het kweken van bomen ten
behoeve van de houtproductie op gronden die hier in principe tijdelijk
voor worden gebruikt en waarvoor ontheffing is verleend op grond van
artikel 6, tweede lid van de Boswet;
1.42 intensieve veehouderij:
agrarische bedrijfsvoering, zelfstandig of als neventak, gericht op het
geheel of nagenoeg geheel in gebouwen houden van varkens, pluimvee,
vleeskalveren en pelsdieren, met uitzondering van het biologisch houden
van dieren overeenkomstig de Landbouwkwaliteitswet;
1.43 kamerverhuur:
verhuur (of verlening van een ander gebruiksrecht) van kamers in een
gebouw aan meerdere personen ten behoeve van het wonen, waarbij ruimten
en voorzieningen in het gebouw worden gedeeld;
1.44 kampeermiddel:
- 1.
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of caravan;
- 2.
enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig
of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en
ander voor zover de onder 1 bedoelde onderkomens of voertuigen
geheel of ten dele blijvend of tijdelijk zijn bestemd of
opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor
recreatief nachtverblijf;
1.45 kampeerterrein:
een terrein met daarbij behorende voorzieningen, ter beschikking gesteld
voor het plaatsen, dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;
1.46 kantoor:
inrichting voor de bedrijfsmatige uitoefening van administratieve
diensten;
1.47 kap:
een afdekking onder een hoek van meer dan 5° met het horizontale
vlak;
1.48 kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid
inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is
bepaald, die in acht moet worden genomen;
1.49 landbouwhuisdieren:
dieren die voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf (veehouderij)
worden gehouden in verband met de productie van bijvoorbeeld melk,
vlees, wol, veren of eieren of bijvoorbeeld het berijden;
1.50 landschappelijke waarden:
geomorfologische, landschappelijk-ethische en
landschappelijk-structurele waarden; essentiële elementen en kenmerken
van landschappen, fysiek van aard, beschreven in bijlage 12 van de
provinciale verordening;
1.51 mestbassin:
een reservoir, bestemd en geschikt voor het bewaren van dunne mest, dat
niet geheel of gedeeltelijk is gelegen onder een stal (bijvoorbeeld
mestzak);
1.52 mestsilo:
een silo, blijkens zijn constructie en afmetingen geschikt en bestemd
voor de opslag dierlijke meststoffen;
1.53 natuurlijke waarden:
geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische waarden;
biotische en abiotische waarden van een gebied;
1.54 neventak:
agrarische activiteiten in de vorm van het houden van dieren, welke
ondergeschikt zijn aan de agrarische activiteiten van het grondgebonden
agrarische bedrijf;
1.55 niet-opgaande gewassen:
bomen, struiken en andere gewassen die vanaf het maaiveld normaal
gesproken geen grotere hoogte dan 1,5 m bereiken, zoals laagstambomen en
bessenstruiken;
1.56 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die
direct en duurzaam met de aarde is verbonden; in deze beheersverordening
worden de overige bouwwerken aangegeven als bouwwerken, geen gebouwen
zijnde;
1.57 platte afdekking:
een horizontale afdekking of een afdekking onder een hoek van maximaal
5° met het horizontale vlak;
1.58 risicovolle inrichting:
een inrichting, waarvoor ofwel op grond van het Besluit externe
veiligheid inrichtingen, ofwel op grond van het Vuurwerkbesluit vanwege
de verwerking of opslag van verpakt of onverpakt professioneel vuurwerk,
al dan niet in samenhang met consumentenvuurwerk, een grenswaarde,
richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden
aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of
beperkt kwetsbare objecten;
1.59 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin
bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele
handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische
aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval
verstaan; een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, een
parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een
erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.60 silo:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de opslag van
goederen;
1.61 sleufsilo:
een silo in de vorm van een betonnen vloer met opstaande wanden ten
behoeve van de opslag van diervoerders;
1.62 staat van bedrijven:
de lijst met categorale bedrijfsindeling, zoals opgenomen in de
VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering van editie 2009;
1.63 stacaravan:
een caravan, die als een bouwwerk dient te worden aangemerkt;
1.64 stal:
stallingsplaats voor dieren;
1.65 stalvloeroppervlakte:
de buitenwerkse oppervlakte van een stal op een bouwperceel, voor zover
aanwezig op 1 m boven het aanliggende afgewerkte terrein;
1.66 volwaardig agrarisch bedrijf:
duurzaam agrarisch bedrijf waarvan het aannemelijk is dat het aan ten
minste één arbeidskracht volledige werkgelegenheid biedt of op termijn
zal bieden;
1.67 voorkeurgrenswaarde:
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de
geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks
kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit
geluidhinder;
1.68 windturbine:
door wind aangedreven molen die wordt gebruikt voor de productie van
elektriciteit;
1.69 woning:
complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één
afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het
boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de
gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van
daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig
bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals
schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen
bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de
scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van
het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 de afstand tot de zijdelingse perceelgrens:
vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een
bouwperceel;
2.7 de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van de plaatsing van
gebouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters,
kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en
kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten
beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m
bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
- a.
cultuurgrond met daarbij behorende paden en sloten;
- b.
grondgebonden agrarische bedrijven en de overige bestaande
agrarische bedrijven, met dien verstande dat op de gronden ter
plaatse van de aanduiding ‘gemengde lintbebouwing’ alleen
grondgebonden agrarisch bedrijven zijn toegestaan;
- c.
bestaande loonwerkbedrijf/landbouwmechanisatiebedrijven;
- d.
een zorgboerderij, ter plaatse van de aanduiding
'zorgboerderij';
met de daarbij behorende:
- e.
gebouwen, bedrijfswoningen en bijgebouwen, bouwwerken, geen
gebouwen zijnde en andere werken.
In deze bestemming zijn begrepen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten
behoeve van de waterbeheersing, nutsvoorzieningen en de geleiding,
beveiliging of regeling van het verkeer.
In de bestemming zijn niet begrepen:
- .
boom- en fruitteelt, met uitzondering van de teelt van
niet-opgaande gewassen;
- .
houtteelt en de aanleg van bos, met uitzondering van bestaand
productiebos.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
- a.
agrarische bedrijven mogen uitsluitend worden gevestigd binnen
de bouwvlakken en ter plaatse van de aanduiding ‘gemengde
lintbebouwing’;
- b.
de gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het
bouwperceel, bestaande uit een denkbeeldige rechthoek van
maximaal 1 ha, met dien verstande dat buiten de bouwvlakken
en/of buiten de aanduiding 'gemengde lintbebouwing' alleen
bestaande gebouwen zijn toegestaan;
- c.
voor zover sprake is van een (intensieve) veehouderij zijn
uitsluitend de bestaande stallen toegestaan;
- d.
een uitzondering op het bepaalde onder c geldt voor het
oprichten van nieuwe gebouwen ten behoeve van het houden van
landbouwhuisdieren onder de voorwaarde dat dit uitsluitend is
toegestaan indien is aangetoond dat geen sprake is van een
toename van de ammoniakemissie van het betreffende bedrijf;
- e.
de stalvloeroppervlakte mag, met inachtneming van het bepaalde
onder c en d, per grondgebonden agrarisch bedrijf niet meer dan
3.600 m2 bedragen, waarvan, afhankelijk van de veesoort,
maximaal 2.700 m2 voor een neventak van intensieve veehouderij;
- f.
de stalvloeroppervlakte van bestaande volwaardige intensieve
veehouderijbedrijven mag, met inachtneming van het bepaalde
onder c en d, per bedrijf niet meer dan 3.600 m2 bedragen;
- g.
in afwijking van het bepaalde onder f geldt voor een bestaande
intensieve veehouderij, waarvan ten tijde van de
inwerkingtreding van deze beheersverordening de gestelde
oppervlakte van 3.600 m2 wordt overschreden, dat de dan
bestaande oppervlakte is toegestaan; de agrarische bedrijven
waar het in dit verband om gaat, zijn als zodanig aangegeven op
de lijst 'veehouderijbedrijven' behorende bij de regels;
- h.
de stalvloeroppervlakte ten behoeve van een neventak van
intensieve veehouderij mag, met inachtneming van het bepaalde
onder c en d, binnen het gebied ter plaatse van de aanduiding
‘gemengde lintbebouwing’ per agrarisch bedrijf niet meer dan 400
m2 bedragen;
- i.
in afwijking van het bepaalde onder h geldt voor de bestaande
agrarische bedrijven, waarvan ten tijde van de inwerkingtreding
van deze beheersverordening de gestelde oppervlakte van 400 m2
wordt overschreden, dat de dan bestaande stalvloeroppervlakte is
toegestaan; de agrarische bedrijven waar het in dit verband om
gaat, zijn als zodanig aangegeven op de lijst
'veehouderijbedrijven' behorende bij de regels;
- j.
in afwijking van het bepaalde onder e tot en met i geldt dat
voor agrarische bedrijven die zijn gelegen in een 'wit gebied',
zoals aangegeven op kaartbijlage 14 van de provinciale
verordening uitsluitend de bestaande staloppervlakte voor
intensieve veehouderij is toegestaan; de agrarische bedrijven
waar het in dit verband om gaat, zijn als zodanig aangegeven op
de lijst 'veehouderijbedrijven' behorende bij de regels;
- k.
de oppervlakte van kassen mag per agrarisch bedrijf niet meer
dan 1.000 m2 bedragen;
- l.
de bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 14 m
bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer
bedraagt;
- m.
de goothoogte van de bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 4,5 m
bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer
bedraagt;
- n.
de bedrijfsgebouwen dienen met een kap te worden afgedekt
waarvan de dakhelling niet minder mag bedragen dan 22°, dan wel
de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt;
- o.
de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelgrens mag niet
minder dan 5 m bedragen, dan wel de bestaande afstand indien
deze minder bedraagt;
- p.
ter plaatse van de aanduiding 'relatie' is sprake van één
agrarisch bedrijf.
3.2.2 Bedrijfswoning
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
- a.
per bedrijf mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd,
dan wel het bestaande aantal indien dit meer bedraagt, met dien
verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' een
tweede bedrijfswoning is toegestaan en ter plaatse van de
aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning mag
worden gebouwd;
- b.
de bedrijfswoning mag uitsluitend binnen het bouwperceel worden
gebouwd;
- c.
de oppervlakte van de bedrijfswoning inclusief de bijbehorende
aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 300 m²,
dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
- d.
de bedrijfswoningen dienen met een kap te worden afgedekt
waarvan de dakhelling niet minder mag bedragen dan 35°, dan wel
de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende
regels:
- a.
alle bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen binnen het
bouwperceel te worden gebouwd, met uitzondering van erf- en
terreinafscheidingen en bouwwerken ten behoeve van de
waterbeheersing, nutsvoorzieningen en de geleiding, beveiliging
of regeling van het verkeer;
- b.
binnen het bouwperceel mag de bouwhoogte, respectievelijk
oppervlakte (indien vermeld) van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, niet meer bedragen dan:
| Bouwhoogte | Oppervlakte |
Erfafscheidingen | 2 m | |
Mestsilo’s | 8 m | 750 m2 |
Overige silo’s | 15 m | |
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | 5 m | |
| | |
- c.
de bouwhoogte van erfafscheidingen buiten het bouwperceel mag
niet meer bedragen dan 1,5 m;
- d.
de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van
de waterbeheersing, nutsvoorzieningen en de geleiding,
beveiliging of regeling van het verkeer mag niet meer dan 10 m
bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde
in:
- a.
lid 3.2.1, sub g voor een
vergroting van de staloppervlakte, mits:
- ·
is aangetoond dat er geen significant negatieve gevolgen
zijn voor de instandhoudingsdoelstelling van Natura
2000-gebieden als gevolg van ammoniakdepositie;
- ·
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het
leefmilieu in de omgeving;
- ·
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de
landschappelijke waarden van het gebied;
- ·
de vergroting van de stalvloeroppervlakte uitsluitend
wordt toegepast voor grondgebonden veehouderijbedrijven
tot maximaal 6.000 m2;
- ·
deze afwijkingsbevoegdheid niet van toepassing is op
intensieve veehouderijbedrijven;
- b.
lid 3.2.1, sub e tot en met j voor
een vergroting van de stalvloeroppervlakte van een intensief
veehouderijbedrijf (volwaardig of neventak) om daarmee tegemoet
te komen aan aangescherpte wettelijke eisen op het gebied van
milieu en/of om het welzijn van de te houden dieren te vergroten
door de netto voor het dier beschikbare leefruimte te vergroten,
met dien verstande dat het aantal te houden dieren zoals vergund
niet mag toenemen;
- c.
lid 3.2.1, sub h voor een grotere
stalvloeroppervlakte ten behoeve van een neventak van intensieve
veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'gemengde
lintbebouwing' mits:
- ·
de agrarische bedrijven zijn gelegen in een 'groen
gebied', zoals aangegeven op kaartbijlage 14 van de
provinciale verordening; de agrarische bedrijven waar
het in dit verband om gaat, zijn als zodanig aangegeven
op de lijst 'veehouderijbedrijven' behorende bij de
regels;
- ·
is aangetoond dat er geen significant negatieve gevolgen
zijn voor de instandhoudingsdoelstelling van Natura
2000-gebieden als gevolg van ammoniakdepositie;
- ·
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het
woonmilieu in de omgeving;
- ·
de oppervlakte van de gebouwen niet meer bedraagt dan
1.500 m2;
- d.
lid 3.2.1, sub i ten behoeve van
een vergroting van de stalvloeroppervlakte met ten hoogste 15%
voor een neventak van intensieve veehouderij mits:
- ·
de agrarische bedrijven zijn gelegen in een 'groen
gebied', zoals aangegeven op kaartbijlage 14 van de
provinciale verordening; de agrarische bedrijven waar
het in dit verband om gaat, zijn als zodanig aangegeven
op de lijst 'veehouderijbedrijven' behorende bij de
regels;
- ·
is aangetoond dat er geen significant negatieve gevolgen
zijn voor de instandhoudingsdoelstelling van Natura
2000-gebieden als gevolg van ammoniakdepositie;
- ·
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het
leefmilieu in de omgeving;
- ·
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de
landschappelijke waarden van het gebied;
- e.
lid 3.2.1, sub k ten behoeve van
een grotere oppervlakte van kassen binnen het bouwperceel tot
een maximum van 2.000 m2, mits de landschappelijke en
natuurlijke waarde van het gebied en het woon- en leefklimaat
niet onevenredig worden aangetast;
- f.
lid 3.2.1, sub m ten behoeve van
een grotere goothoogte van delen van gebouwen tot een maximum
hoogte van 6 m;
- g.
lid 3.2.2, sub a ten behoeve van de
bouw van een tweede agrarische bedrijfswoning, met dien
verstande dat moet worden aangetoond dat:
- ·
de bedrijfsvoering bestaat uit een duurzaam volwaardig
tweepersoonsbedrijf;
- ·
gelet op de aard, de omvang en de continuïteit van het
bedrijf permanent toezicht noodzakelijk is;
- ·
de geluidsbelasting op de gevel van de woning ten
gevolge van het industrie- of het wegverkeerslawaai niet
meer bedraagt dan 50 dB(A), tenzij door Gedeputeerde
Staten ontheffing in het kader van de Wet geluidhinder
is verleend;
- h.
lid 3.2.1, sub n en lid
3.2.2, sub d ten behoeve van
een gedeeltelijk platte afdekking van bedrijfsgebouwen tot een
maximum van 50 m2 of ten behoeve van de afdekking van een
bedrijfswoning met een kap met een kleinere dakhelling dan 35°
en tevens ten behoeve van het oprichten van gebouwen met een
gebogen dakvorm, met dien verstande dat geen onevenredige
afbreuk mag worden gedaan aan de landschappelijke waarde van het
gebied;
- i.
lid 3.2.3, sub b wat betreft de
hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een
maximale hoogte van 10 m;
- j.
lid 3.2.3, sub b wat betreft de
hoogte van overige silo’s tot een maximale hoogte van 25 m;
- k.
lid 3.2.3, sub b ten behoeve van
het oprichten van mestsilo’s tot een maximale oppervlakte van
3.000 m2.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik
dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt
begrepen:
- a.
het gebruik van gebouwen niet zijnde stallen, voor het houden
van landbouwhuisdieren;
- b.
het gebruik van meer dan één bouwlaag van gebouwen voor het
houden van dieren ten behoeve van de intensieve
veehouderij;
- c.
het gebruik van verlichting in een ligboxenstal die meer dan 150
lux bedraagt, tenzij de stal tussen 20.00 uur en 06.00 uur is
voorzien van voorzieningen die de lichtuitstraling met ten
minste 90% reduceren; deze bepaling geldt niet voor bestaande
stallen.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het
bepaalde in:
- a.
lid 3.4, sub a voor het gebruik van
bestaande gebouwen, niet zijnde stallen, voor het houden van
landbouwhuisdieren, mits is aangetoond dat er geen significant
negatieve gevolgen zijn voor de instandhoudingsdoelstelling van
Natura 2000-gebieden als gevolg van ammoniakdepositie;
- b.
lid 3.1, sub b voor het gebruik van
agrarische bedrijfsgebouwen voor de uitoefening van een
agrarisch loonbedrijf, mits:
- ·
de activiteit wordt beperkt tot het agrarisch
bouwperceel;
- ·
de bedrijfsactiviteiten plaatsvinden binnen de huidige
gebouwen en met dien verstande dat de
bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van
de totale vloeroppervlakte;
- ·
de bestaande landschappelijke, cultuurhistorische en
natuurlijke waarden worden behouden.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
- a.
ambacht, handel en aan de agrarische sector verwante
dienstverlening, met uitzondering van:
- 1.
geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
- 2.
handelsonderneming waar detailhandel wordt uitgeoefend,
tenzij het de uitoefening van detailhandel betreft
in:
- .
goederen die ter plaatse zijn vervaardigd,
bewerkt of hersteld;
- .
goederen in een onderneming, waarin een
ambachtsbedrijf en/of dienstverlenend bedrijf
wordt uitgeoefend, mits laatstgenoemde uitoefening
een wezenlijk bestanddeel van de totale
bedrijfsuitoefening in de onderneming uitmaakt en
de detailhandel in die goederen, gelet op de aard
daarvan, geschiedt zowel ter plaatse waar dat
bedrijf wordt uitgeoefend als in rechtstreeks
verband met de uitoefening van dat bedrijf;
met dien verstande dat de vloeroppervlakte van de detailhandel niet meer
mag bedragen dan 60 m2;
- b.
een dierenpension, ter plaatse van de aanduiding
‘dierenpension’;
met de daarbij behorende:
- c.
bedrijfsgebouwen met daarbij behorende bedrijfswoningen,
bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en onbebouwde
gronden die als bedrijfsterrein mogen worden ingericht.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- a.
de totale vloeroppervlakte van de bestaande bedrijfsbebouwing
mag éénmalig worden vergroot met ten hoogste 20%, te rekenen
vanaf 17 juni 2009, mits de uitbreiding niet leidt tot een
onevenredige aantasting van landschap, natuur en milieu en niet
leidt tot verkeersoverlast, met dien verstande dat de bebouwde
oppervlakte niet meer dan 80% van het bestemmingsvlak mag
bedragen, tenzij door een bebouwingspercentage een afwijkend
maximum is aangegeven;
- b.
de bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer dan 9 m bedragen,
dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer
bedraagt;
- c.
de goothoogte van de gebouwen mag niet meer dan 4,5 m bedragen,
dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte indien deze meer
bedraagt;
- d.
de gebouwen mogen uitsluitend met een kap worden afgedekt,
waarvan de dakhelling niet minder mag bedragen dan 35°, dan wel
de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt;
- e.
de afstand van de gebouwen tot de zijdelingse perceelgrens mag
niet minder dan 5 m bedragen, dan wel de bestaande afstand
indien deze minder bedraagt.
4.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen geldt de volgende regel:
- a.
per bedrijf mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd,
waarvan de oppervlakte niet meer dan 150 m2 mag bedragen, dan
wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende
regel:
- a.
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet
meer dan 10 m bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen,
waarvan de hoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde
in:
- a.
lid 4.2.1, sub d ten behoeve van
een gedeeltelijk platte afdekking van bedrijfsgebouwen tot een
maximum van 50 m2 of ten behoeve van een afdekking van een
bedrijfswoning met een kap met een kleinere dakhelling dan
35°;
- b.
lid 4.2.1, sub e tot een minimale
afstand van 2 m.
Artikel 5 Bedrijf - Agrarisch hulpbedrijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf - Agrarisch hulpbedrijf’
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a.
een agrarisch hulpbedrijf en agrarisch loonbedrijf;
met de daarbij behorende:
- b.
gebouwen, bedrijfswoningen en bijgebouwen, bouwwerken, geen
gebouwen zijnde en andere werken;
met dien verstande dat geluidzoneringsplichtige inrichtingen niet zijn
toegestaan.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- a.
de totale vloeroppervlakte van de bestaande bedrijfsbebouwing
mag éénmalig worden vergroot met ten hoogste 20%, te rekenen
vanaf 17 juni 2009, mits de uitbreiding niet leidt tot een
onevenredige aantasting van landschap, natuur en milieu en niet
leidt tot verkeersoverlast, met dien verstande dat de totale
bebouwde oppervlakte niet meer dan 80% van het bestemmingsvlak
mag bedragen;
- b.
de bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer dan 9 m bedragen,
dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer
bedraagt;
- c.
de goothoogte van de gebouwen mag niet meer dan 4,5 m bedragen,
dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte indien deze meer
bedraagt;
- d.
de bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend met een kap worden
afgedekt waarvan de dakhelling niet minder mag bedragen dan 22°,
dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder
bedraagt;
- e.
de afstand van de gebouwen tot de zijdelingse perceelgrens mag
niet minder dan 5 m bedragen, dan wel de bestaande afstand
indien deze minder bedraagt;
5.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
- a.
per bedrijf mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd,
waarvan de oppervlakte niet meer dan 150 m2 mag bedragen, dan
wel niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer
bedraagt;
- b.
de bedrijfswoningen mogen uitsluitend met een kap worden
afgedekt waarvan de dakhelling niet minder mag bedragen dan 35°,
dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder
bedraagt.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende
regel:
- a.
de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer
bedragen dan:
- ·
- ·
- ·
overige bouwwerken: 10 m.
5.3. Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde
in:
- a.
lid 5.2.1, sub d ten behoeve van
een gedeeltelijk platte afdekking van bedrijfsgebouwen tot een
maximum van 50 m2 of ten behoeve van een afdekking van een
bedrijfswoning met een kap met een kleinere dakhelling dan
35°;
- b.
lid 5.2.1, sub e tot een minimale
afstand van 2 m.
Artikel 6 Bedrijf - Delfstof
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf - Delfstof’ aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
- a.
het onderzoek naar de aanwezigheid, alsmede de winning en
behandeling van delfstoffen;
met de daarbij behorende:
- b.
gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere
werken.
Ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone - industrie’ zijn tevens -
binnen de begrenzing van de bestemmingsomschrijving -
geluidzoneringsplichtige inrichtingen toegestaan.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- a.
op deze gronden mogen geen bedrijfswoningen worden gebouwd;
- b.
de bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer dan 15 m bedragen,
dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer
bedraagt;
- c.
ter plaatse van de aanduiding 'relatie' is sprake van één
inrichting.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende
regels:
- a.
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet
meer dan 40 m bedragen;
- b.
in afwijking van het bepaalde onder a mag de hoogte van de
brandvlampijp ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van
bedrijf - brandvlampijp' niet meer dan 65 m bedragen.
Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf - Nutsvoorziening’
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a.
- b.
industriewaterinstallatie, uitsluitend ter plaatse van de
aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf –
industriewaterinstallatie’;
- c.
rioolwaterzuiveringsinstallatie, uitsluitend ter plaatse van de
aanduiding ‘waterzuiveringsinstallatie’;
met daarbij behorende:
- d.
gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en andere werken,
groenvoorzieningen, opslag- en parkeervoorzieningen;
met dien verstande dat geluidzoneringsplichtige inrichtingen niet zijn
toegestaan.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- a.
de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van de
industriewaterinstallatie en de rioolwaterzuiveringsinstallatie
mag niet meer dan 15 m bedragen, dan wel niet meer dan de
bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
- b.
de bouwhoogte van de overige gebouwen ten behoeve van
nutsvoorzieningen mag niet meer dan 5 m bedragen.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende
regels:
- a.
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet
meer bedragen dan 8 m;
- b.
buiten het bouwvlak mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan
de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.
Artikel 8 Cultuur en ontspanning
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
- b.
gebouwen, bedrijfswoningen, bijgebouwen, bouwwerken, geen
gebouwen zijnde en andere werken
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- a.
de totale vloeroppervlakte van de bestaande bedrijfsbebouwing
mag éénmalig worden vergroot met ten hoogste 20%, te rekenen
vanaf 17 juni 2009, mits de uitbreiding niet leidt tot een
onevenredige aantasting van landschap, natuur en milieu en niet
leidt tot verkeersoverlast;
- b.
de bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer dan 9 m bedragen,
dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer
bedraagt;
- c.
de goothoogte van de gebouwen mag niet meer dan 4,5 m bedragen,
dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte indien deze meer
bedraagt;
- d.
de gebouwen mogen uitsluitend met een kap worden afgedekt,
waarvan de dakhelling niet minder mag bedragen dan 35°, dan wel
de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt;
- e.
de afstand van de gebouwen tot de zijdelingse perceelgrens mag
niet minder dan 5 m bedragen, dan wel de bestaande afstand
indien deze minder bedraagt.
8.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen geldt de volgende regel:
- a.
per bedrijf mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd,
waarvan de oppervlakte niet meer dan 150 m2 mag bedragen, dan
wel niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer
bedraagt.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende
regel:
- a.
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet
meer dan 10 m bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen,
waarvan de hoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.
Artikel 9 Groen
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
- a.
- b.
- c.
een wielerbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding
‘wielerbaan’;
met de daarbij behorende:
- d.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere werken.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden volgende regels:
- a.
op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
- b.
in afwijking van het bepaalde onder a mogen op de gronden ter
plaatse van de aanduiding ‘wielerbaan’ gebouwen worden gebouwd,
waarvan de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan
100 m2 en de hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende
regel:
- a.
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet
meer dan 5 m bedragen.
Artikel 10 Horeca
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
- a.
een horecabedrijf en zorghotel, ter plaatse van de aanduiding
'maatschappelijk';
- b.
met de daarbij behorende:
- c.
gebouwen, bedrijfswoningen en bijgebouwen, bouwwerken, geen
gebouwen zijnde en andere werken
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- a.
de totale vloeroppervlakte van de bestaande bedrijfsbebouwing
mag éénmalig worden vergroot met ten hoogste 20%, te rekenen
vanaf 17 juni 2009, mits de uitbreiding niet leidt tot een
onevenredige aantasting van landschap, natuur en milieu en niet
leidt tot verkeersoverlast, met dien verstande dat de totale
bebouwde oppervlakte niet meer dan 70% van het bestemmingsvlak
mag bedragen;
- b.
de bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer dan 9 m bedragen,
dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer
bedraagt;
- c.
de goothoogte van de gebouwen mag niet meer dan 4,5 m bedragen,
dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte indien deze meer
bedraagt;
- d.
de gebouwen mogen uitsluitend met een kap worden afgedekt,
waarvan de dakhelling niet minder mag bedragen dan 35°, dan wel
de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt;
- e.
de afstand van de gebouwen tot de zijdelingse perceelgrens mag
niet minder dan 5 m bedragen, dan wel de bestaande afstand
indien deze minder bedraagt.
10.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen geldt de volgende regel:
- a.
per bedrijf mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd,
waarvan de oppervlakte niet meer dan 150 m2 mag bedragen, dan
wel niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer
bedraagt.
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende
regel:
- a.
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet
meer dan 10 m bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen,
waarvan de hoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.
10.3. Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde
in:
- a.
lid 10.2.1, sub d:
ten behoeve van een afdekking met een kap met een
kleinere helling dan 35° tot een minimum van 22° en ten
behoeve van een gedeeltelijk platte afdekking van
gebouwen, waarbij de hoogte niet meer mag bedragen dan
de toegestane maximale goothoogte
- b.
lid 10.2.1, sub e:
tot een minimale afstand van 2 m.
Artikel 11 Maatschappelijk
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
- a.
onderwijsvoorzieningen en welzijnsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- b.
gebouwen, bedrijfswoningen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en
andere werken.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- a.
de totale vloeroppervlakte van de bestaande bebouwing ten
behoeve van maatschappelijke doeleinden mag éénmalig worden
vergroot met ten hoogste 20%, te rekenen vanaf 17 juni 2009,
mits de uitbreiding niet leidt tot een onevenredige aantasting
van landschap, natuur en milieu en niet leidt tot
verkeersoverlast, met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte
niet meer dan 80% van het bestemmingsvlak mag bedragen;
- b.
de bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer dan 9 m bedragen,
dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer
bedraagt;
- c.
de goothoogte van de gebouwen mag niet meer dan 4,5 m bedragen,
dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte indien deze meer
bedraagt;
- d.
de gebouwen mogen uitsluitend met een kap worden afgedekt
waarvan de dakhelling niet minder mag bedragen dan 35°, dan wel
de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt;
- e.
de afstand van de gebouwen tot de zijdelingse perceelgrens mag
niet minder dan 5 m bedragen dan wel de bestaande afstand indien
deze minder bedraagt.
11.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen geldt de volgende regel:
- a.
per bestemmingsvlak mag niet meer dan één bedrijfswoning worden
gebouwd, waarvan de oppervlakte niet meer dan 150 m2 mag
bedragen, dan wel niet meer dan de bestaande oppervlakte indien
deze meer bedraagt.
11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende
regel:
- a.
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer
dan 10 m bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan
de hoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.
11.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde
in:
- a.
lid 11.2.1, sub d:
ten behoeve van een afdekking met een kap met een
kleinere helling dan 35° tot een minimum van 22° en ten
behoeve van een gedeeltelijk platte afdekking van
gebouwen, waarbij de hoogte niet meer mag bedragen dan
de toegestane maximale goothoogte;
- b.
lid 11.2.1, sub e:
tot een minimale afstand van 2 m.
Artikel 12 Maatschappelijk - Begraafplaats
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk - Begraafplaats’
aangewezen gronden zijn bestemd voor een begraafplaats met de daarbij
behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere
werken.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- a.
de bebouwde oppervlakte mag niet meer dan 10% bedragen;
- b.
de bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer dan 8 m bedragen,
dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer
bedraagt;
- c.
de goothoogte van de gebouwen mag niet meer dan 3,5 m bedragen,
dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte indien deze meer
bedraagt;
- d.
de gebouwen mogen uitsluitend met een kap worden afgedekt,
waarvan de dakhelling niet minder mag bedragen dan 35°, dan wel
de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt;
- e.
de afstand van de gebouwen tot de zijdelingse perceelgrens mag
niet minder dan 5 m bedragen, dan wel de bestaande afstand
indien deze minder bedraagt.
12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende
regel:
- a.
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet
meer dan 10 m bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen
waarvan de hoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.
12.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde
in:
- a.
lid 12.2.1, sub d:
ten behoeve van een afdekking met een kap met een
kleinere helling dan 35° tot een minimum van 22° en ten
behoeve van een gedeeltelijke platte afdekking van
gebouwen, waarbij de hoogte niet meer mag bedragen dan
de toegestane maximale goothoogte;
tot een minimale afstand van 2 m.
Artikel 13 Natuur
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
- a.
het behoud en/of herstel, alsmede de opbouw van de aan deze
gronden eigen landschappelijke en natuurlijke waarden;
- b.
handhaving van de bestaande hoofdwatergang waarbij het beheer
gericht moet zijn op realisering van de bestemmingsdoelstelling;
met de daarbij behorende:
- c.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere werken.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:
- a.
op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende
regel:
- a.
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet
meer bedragen dan 2 m.
13.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde
in:
voor het oprichten van gebouwen ten behoeve van
onderhoud en beheer tot een maximale oppervlakte van 100
m2 en ten behoeve van het recreatieve medegebruik tot
een maximale oppervlakte van 50 m2.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen
bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning
(omgevingsvergunning) de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of
werkzaamheden voor zover niet betrekking hebbende op normaal onderhoud
ten dienste van de bestemming uit te voeren:
- a.
het bemalen of draineren van de grond, alsmede het winnen,
toevoeren, afdammen of stuwen van grond- en oppervlaktewater,
dan wel het anderszins aanbrengen van voorzieningen die een
structurele wijziging in de waterhuishouding tot gevolg (kunnen)
hebben;
- b.
het graven, vergraven en dempen van sloten en andere
watergangen;
- c.
het aanleggen, verhogen en afgraven van kaden, dijken of
oeverbeschoeiingen;
- d.
het ontgronden, egaliseren en ophogen van gronden, voor zover
voor deze werken en werkzaamheden geen vergunning ingevolge de
provinciale ontgrondingenvergunning is vereist;
- e.
het diepploegen van gronden, scheuren en frezen van grasland en
dijkhellingen;
- f.
het aanbrengen van boom- of struikbeplanting;
- g.
het vellen, rooien en snoeien van houtgewas, anders dan bij
wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand;
- h.
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-,
energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband
houdende constructies, installaties of apparatuur;
- i.
het aanleggen van verharde en onverharde wegen, paden of
parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen met een grotere plaatselijke oppervlakte
dan 20 m2.
13.4.2 Voorwaarden
- a.
de werken en werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar, indien door
die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij
direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de natuurlijke
waarden van deze gronden niet onevenredig worden of kunnen
worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van
die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
- b.
de werken of werkzaamheden mogen geen onevenredig nadelige
invloed hebben op de waterhuishouding van de aangrenzende
gronden met de bestemming
Agrarisch; eventueel gewenste of
benodigde waterhuishoudkundige bufferzones dienen op de gronden
met de bestemming Natuur te worden
gerealiseerd en niet op de gronden met de bestemming
Agrarisch;
- c.
de eventueel aanwezige natuurlijke oeverbegroeiing dient waar
mogelijk te worden behouden of gerestaureerd;
- d.
daar waar mogelijk zal een natuur- en milieuvriendelijke
oever(verdediging) moeten worden toegepast;
- e.
maatregelen die (een toename van de) verdroging veroorzaken in
gebieden met verdrogingsgevoelige natuurwaarden moeten worden
vermeden;
- f.
voor de beoordeling of een omgevingsvergunning voor het vellen
en rooien van houtgewas kan worden verleend, zal worden gelet
op:
- ·
ecologische waarde; de ecologische waarde van
houtopstanden kan worden gemeten aan de mate van
natuurlijkheid en kenmerkendheid. Daarbij is
zeldzaamheid, ongestoordheid en samenhang in groter
verband aan de orde;
- ·
cultuurhistorische waarde; in dit verband is de
zeldzaamheid van de houtopstand van belang, alsmede de
bijdrage die de houtopstanden leveren aan de functionele
samenhang tussen verschillende onderdelen van het
landschap;
- ·
agrarische exploitatie van het betreffende en/of
aanliggende perceel; het gaat hier om de wijze van
agrarisch gebruik van percelen en hoe dit gebruik zich
verhoudt tot de aanwezige houtopstanden;
- ·
belevingswaarde; de belevingswaarde wordt bepaald door
de mate waarin de houtopstanden bijdragen aan de
contrastwerking.
Op basis van deze toetsingscriteria zal de afweging worden gemaakt of
het vellen of rooien van de houtopstand geen onevenredige afbreuk doet
aan de bestemmingsdoeleinden. Het gewicht dat daarbij aan de
verschillende waarden wordt toegekend is afhankelijk van de bestemming
van de betreffende gronden. Binnen de bestemming
Natuur wordt meer gewicht toegekend aan
de ecologische waarde van een houtopstand dan aan de agrarische
exploitatie van het betreffende perceel. Binnen de bestemming
Agrarisch is dit juist andersom.
13.4.3 Adviesplicht
Bij de toetsing van de aspecten a tot en met e van lid
13.4.2 wordt het in te winnen advies
van het waterschap bij de beoordeling betrokken en zal - indien in een
concrete situatie gewenst - de natuurbeherende instantie om advies
worden gevraagd.
Artikel 14 Recreatie
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie’ aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
- a.
een sauna, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sauna';
- b.
een zweefvliegveld, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding
'specifieke vorm van recreatie - zweefvliegveld;
met de daarbij behorende:
- c.
gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere
werken.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- a.
de totale vloeroppervlakte van de bestaande bedrijfsbebouwing
ter plaatse van de aanduiding 'sauna' mag éénmalig worden
vergroot met ten hoogste 20%, te rekenen vanaf 17 juni 2009,
mits de uitbreiding niet leidt tot een onevenredige aantasting
van landschap, natuur en milieu en tot verkeersoverlast;
- b.
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding
uitgesloten - bebouwing' mogen geen gebouwen worden
gebouwd;
- c.
de bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer dan 9 m bedragen,
dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer
bedraagt;
- d.
de goothoogte van de gebouwen mag niet meer dan 4,5 m bedragen,
dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte indien deze meer
bedraagt;
- e.
de gebouwen mogen uitsluitend met een kap worden afgedekt
waarvan de dakhelling niet minder mag bedragen dan 35°, dan wel
de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt;
- f.
de afstand van de gebouwen tot de zijdelingse perceelgrens mag
niet minder dan 5 m bedragen dan wel de bestaande afstand indien
deze minder bedraagt.
14.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen geldt de volgende regel:
- a.
Er mogen geen bedrijfswoningen worden gebouwd, met uitzondering
van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'sauna', waarbij
per bestemmingsvlak één bedrijfswoning mag worden gebouwd,
waarvan de oppervlakte niet meer dan 150 m2 mag bedragen, dan
wel niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer
bedraagt.
14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende
regel:
- a.
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet
meer dan 10 m bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen
waarvan de hoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.
14.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde
in:
ten behoeve van een afdekking met een kap met een
kleinere helling dan 35° tot een minimum van 22° en ten
behoeve van een gedeeltelijk platte afdekking van
gebouwen, waarbij de hoogte niet meer mag bedragen dan
de toegestane maximale goothoogte;
tot een minimale afstand van 2 m.
Artikel 15 Recreatie - Dagrecreatie
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie - Dagrecreatie’
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
- b.
gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere
werken.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen
Op of in de gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering
van bestaande gebouwen.
15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende
regel:
- a.
de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer
bedragen dan 6 m, met uitzondering van perceelafscheidingen,
waarvan de hoogte niet meer dan 2 m mag bedragen en lichtmasten,
waarvan de hoogte niet meer dan 9 m mag bedragen.
Artikel 16 Sport
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
met de daarbij behorende:
- b.
gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere werken
16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve de sportvoorzieningen gelden de
volgende regels:
- a.
de bebouwde oppervlakte mag niet meer dan 5% van het
bestemmingsvlak bedragen;
- b.
de bouwhoogte van de gebouwen mag bij een platte afdekking niet
meer dan 5 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien
deze meer bedraagt, terwijl bij afdekking met een kap de
goothoogte niet meer dan 3,5 m en de bouwhoogte niet meer dan 7
m mag bedragen, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien
deze meer bedragen;
- c.
de afstand van de gebouwen tot de zijdelingse perceelgrens mag
niet minder dan 5 m bedragen dan wel de bestaande afstand indien
deze minder bedraagt.
16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende
regel:
- a.
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet
meer dan 10 m bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen,
waarvan de hoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.
Artikel 17 Verkeer
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
- a.
verharde en onverharde wegen;
- b.
- c.
- d.
bermstroken en beplantingen;
met de daarbij behorende:
- e.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere werken.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:
- a.
op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende
regel:
- a.
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet
meer dan 15 m bedragen.
Artikel 18 Verkeer – Fiets- en wandelpad
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer – Fiets- en wandelpad’
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
- b.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere werken.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen
Op of in de gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering
van bestaande gebouwen.
18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende
regels:
- a.
de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve
van de geleiding en beveiliging van het verkeer mag niet meer
bedragen dan 9 m;
- b.
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet
meer bedragen dan 1,5 m.
Artikel 19 Verkeer - Railverkeer
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer - Railverkeer’ aangewezen
gronden zijn bestemd voor :
met de daarbij behorende:
- c.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere werken.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:
- a.
op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende
regel:
- a.
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet
meer dan 10 m bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen,
waarvan de hoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.
Artikel 20 Water
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
- a.
kanalen, vaarten, sloten en andere watergangen;
- b.
een recreatieplas, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke
vorm van water - diepe waterplas';
- c.
een ligplaats ten behoeve van één woonschip, ter plaatse van de
aanduiding 'woonschepenligplaats';
met de daarbij behorende:
- d.
gebouwen voor de waterbeheersing, oeverstroken, bouwwerken, geen
gebouwen zijnde en andere werken
20.2 Bouwregels
20.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:
- a.
de inhoud en de hoogte van de op te richten gebouwen mogen per
gebouw niet meer dan 100 m3 respectievelijk 5 m bedragen.
20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende
regels:
- a.
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet
meer dan 5 m bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen,
waarvan de hoogte niet meer dan 2 m mag bedragen;
- b.
binnen 5 m vanuit een hoofdwatergang mogen geen gebouwen,
bouwwerken of andere obstakels worden gebouwd.
20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen
bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.3.1 Vergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning
van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de navolgende
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, voor zover niet
betrekking hebbende op normaal onderhoud, uit te voeren:
- ·
het bemalen of draineren van de grond, alsmede het winnen,
toevoeren, afdammen of stuwen van oppervlakte- en grondwater,
dan wel het anderszins aanbrengen van voorzieningen die een
structurele wijziging in de waterhuishouding tot gevolg (kunnen)
hebben;
- ·
het (ver)graven van sloten en andere watergangen;
- ·
het aanleggen, verhogen en afgraven van kaden, dijken of
oeverbeschoeiingen.
20.3.2 Voorwaarden
- a.
De werken en werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar, indien door
die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij
direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de natuurlijke
waarden van deze gronden niet onevenredig worden of kunnen
worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van
die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
- b.
De eventueel aanwezige natuurlijke oeverbegroeiing dient waar
mogelijk te worden behouden of gerestaureerd;
- c.
Daar waar mogelijk zal een natuur- en milieuvriendelijke
oever(verdediging) moeten worden toegepast;
- d.
Maatregelen die (een toename van de) verdroging veroorzaken in
gebieden met verdrogingsgevoelige natuurwaarden moeten worden
vermeden.
20.3.3 Adviesplicht
Bij de toetsing van de aspecten a tot en met d van lid
20.3.2 wordt het in te winnen advies
van het waterschap bij de beoordeling betrokken en zal – indien in een
concrete situatie gewenst – de natuurbeherende instantie om advies
worden gevraagd.
20.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik
dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt
begrepen:
a.het dempen en het geheel of gedeeltelijk verondiepen van de waterplas
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - diepe
waterplas'.
Artikel 21 Water – Karakteristieke waterloop
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water – Karakteristieke waterloop'
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a.
kanalen en wijken en daarmee gelijk te stellen waterlopen ten
behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, de waterberging en de
(recreatie)vaart;
- b.
waterhuishoudelijke voorzieningen en gemalen;
- c.
- d.
- e.
natuurlijke en landschappelijke waarden;
met de daarbij behorende:
- f.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder steigers,
loopplanken, bruggen, sluizen, dammen en duikers.
21.2 Bouwregels
- a.
Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
- b.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de
volgende regels:
- 1.
de bouwhoogte van scheepvaarttekens en/of kunstwerken in
de zin van bruggen, sluizen en andere naar de aard
hiermee gelijk te stellen bouwwerken mag niet meer
bedragen dan 10 m;
- 2.
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.
21.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik
dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt
begrepen:
- a.
het aanleggen van woonboten met een hoogte groter dan 3,5
m;
- b.
het verleggen van de waterloop;
- c.
het wijzigen van het profiel van de waterloop.
Artikel 22 Wonen
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
- a.
- b.
een dierenpension, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding
‘dierenpension’;
met de daarbij behorende:
- c.
woningen, bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en
andere werken en erven.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Woningen
Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:
- a.
het aantal woningen per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen
dan één, dan wel het aantal dat is aangegeven ter plaatse van de
aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
- b.
de woningen mogen uitsluitend vrijstaand worden gebouwd, met
dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘twee-aaneen’
aaneengebouwde woningen zijn toegestaan;
- c.
op deze gronden zijn –behoudens vervangende nieuwbouw–
uitsluitend de ten tijde de inwerkingtreding van deze
beheersverordening bestaande woningen toegestaan;
- d.
de woningen mogen uitsluitend met een kap worden afgedekt
waarvan de dakhelling niet minder dan 35° mag bedragen, dan wel
de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt;
- e.
de goothoogte en de bouwhoogte van de woningen mogen niet meer
bedragen dan respectievelijk 3,5 m en 8 m, dan wel niet meer dan
de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
- f.
de oppervlakte van de woningen mag niet meer bedragen dan:
Aanwezige oppervlakte | Max. uitbreiding | Max. oppervlakte |
<70 m2 | 30 m2 | 90 m2 |
70-90 m2 | 20 m2 | 110 m2 |
90-110 m2 | 20 m2 | 125 m2 |
>110 m2 | 15 m2 | - |
met dien verstande dat de oppervlakte van de woning inclusief de
bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten hoogste 300 m2
bedraagt, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
- g.
onder aanwezige oppervlakte als bedoeld sub f wordt verstaan de
ten tijde de inwerkingtreding van deze beheersverordening
bestaande oppervlakte;
- h.
de afstand van de woningen tot de zijdelingse perceelgrens mag
niet minder dan 1 m bedragen, tenzij op de perceelgrens wordt
gebouwd, in welk geval de afstand tot de naastgelegen bebouwing
ten minste 2 m dient te bedragen, dan wel de bestaande afstand
indien deze minder bedraagt.
22.2.2 Bijgebouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:
- a.
de bouwhoogte van de bijgebouwen mag bij een platte afdekking
niet meer dan 2,75 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte
indien deze meer bedraagt, terwijl bij afdekking met een kap de
goothoogte niet meer dan 2,75 m en de bouwhoogte niet meer dan
5,5 m mag bedragen, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte
indien deze meer bedragen;
- b.
de oppervlakte van de bijgebouwen mag gezamenlijk niet meer dan
70 m2 per woning bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte
indien deze meer bedraagt, mits die oppervlakte niet meer
bedraagt dan de oppervlakte van de woning op het bijbehorend
bouwperceel, met dien verstande dat de oppervlakte aan
bijgebouwen in elk geval 50 m2 mag bedragen.
22.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende
regel:
- a.
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet
meer dan 5 m bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen,
waarvan de hoogte niet meer dan 2 m mag bedragen
22.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde
in:
- a.
lid 22.2.2, sub b:
tot een oppervlakte van 150 m2 ten behoeve van een
ruimtebehoevende hobby, kantoor- of praktijkruimte of
een vorm van ambachtelijke bedrijvigheid, met dien
verstande dat:
- ·
de oppervlakte van de bijgebouwen niet meer mag bedragen dan de
oppervlakte van de woning op het bijbehorende bouwperceel;
- ·
het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen dan 50%;
- ·
de totale oppervlakte van de woning inclusief de bijbehorende
aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer mag bedragen dan ten
hoogste 300 m2;
- b.
lid 22.2.3, sub a:
tot een maximale hoogte van 10 m, met dien verstande dat
deze regel niet op erfafscheidingen van toepassing
is.
22.4 Specifieke gebruiksregels
22.4.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik
dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt
begrepen:
- a.
kamerverhuur, met uitzondering van bestaande kamerverhuur;
- b.
het gebruiken van een vrijstaand bijgebouw ten behoeve van
woonfuncties.
22.4.2 Toegestaan gebruik
Ten aanzien van het gebruik voor een aan huis verbonden beroep geldt dat
de uitoefening hiervan uitsluitend toelaatbaar is voor zover de
woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft. Dit betekent
dat:
- a.
de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet
blijven, met dien verstande dat een aan huis verbonden beroep
niet in een vrijstaand bijbouwvolume mag worden
uitgeoefend;
- b.
de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep
uitsluitend inpandig mogen worden verricht;
- c.
maximaal 30% van de oppervlakte van hoofd- en bijbouwvolume mag
worden gebruikt voor de aan huis verbonden activiteiten ten
behoeve van het beroep met een maximum van 45 m²;
- d.
degene die het aan huis verbonden beroep uitoefent ook bewoner
van de woning dient te zijn.
Het gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren,
dan wel mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omringende
woonomgeving. Dit betekent dat:
- a.
de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten qua aard, omvang
en intensiteit verenigbaar moet zijn met het karakter van de
omringende woonomgeving;
- b.
behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband
met het aan huis verbonden beroep, geen detailhandel mag
plaatsvinden;
- c.
het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de
verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten
aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat er dient te
worden geparkeerd op eigen terrein;
- d.
reclame-uitingen niet zijn toegestaan, met uitzondering van de
op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening
vergunningsvrije vormen.
22.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt
van:
- ·
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- ·
- ·
- ·
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid
22.4.1 sub a voor kamerverhuur, met
dien verstande dat:
- ·
kamerverhuur uitsluitend is toegestaan in woningen aan de
oostzijde van het Oosterdiep in Wildervank (ten zuiden van de
36e Laan), de J. Kammingakade en de Bareveldkade;
- ·
kamerverhuur uitsluitend in het hoofdgebouw is toegestaan;
- ·
het aantal kamers niet meer bedraagt dan het bestaande aantal
kamers in een pand en het aantal van 6 niet overstijgt tenzij
een pand zeer ruim is opgezet;
- ·
het karakter van het gebied niet mag worden verstoord en
omringende woonomgeving niet ernstig mag worden gehinderd;
- ·
er op eigen terrein voldoende voorzieningen gerealiseerd worden
voor het stallen van fietsen.
Artikel 23 Leiding - Gas
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Gas’ aangewezen gronden
zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede
bestemd voor:
- a.
ondergrondse aardgastransportleidingen;
met de daarbij behorende:
- b.
- c.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere werken
23.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a.
op of in de lid 23.1 bedoelde
gronden zijn geen gebouwen toegestaan, met uitzondering van
bestaande gebouwen;
- b.
op of in de in lid 23.1 bedoelde
gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten
dienste van de bedoelde leiding(en) worden gebouwd, met een
bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- c.
ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende
bestemming(en) mag uitsluitend worden gebouwd, indien het
bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of
verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte,
voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en
gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering
23.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het
bepaalde in lid 23.2 voor het bouwen
overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) mits het geen
kwetsbaar object betreft en de veiligheid van de betrokken leiding niet
wordt geschaad.
Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning wint
het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betrokken
leidingbeheerder.
23.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik van de gronden en
bouwwerken voor kwetsbare objecten, met uitzondering van het bestaande
gebruik.
23.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen
bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.5.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de in lid 23.1
bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning
van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- ·
het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en
bomen;
- ·
het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen;
- ·
het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten,
wegwijzers en ander straatmeubilair;
- ·
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe in ieder geval
worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen,
egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
- ·
het permanent opslaan van goederen;
- ·
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten,
vijvers en andere wateren.
23.5.2 Uitzonderingen verguningplicht
Het verbod als bedoeld in lid 23.5.1 is
niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
- ·
reeds in uitvoering zijn of vergund zijn op het tijdstip van de
inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
- ·
het normale onderhoud van de leiding en belemmeringenstrook of
van de functies van de andere voorkomende bestemming(en)
betreffen;
- ·
graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet
informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
23.5.3 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien de betreffende werken
en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet schaden.
23.5.4 Adviesprocedure
Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning als
bedoeld in lid 23.5.1, wint het bevoegd
gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of
door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met
de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden
gesteld ter voorkoming van eventuele schade.
Artikel 24 Leiding - Hoogspanning
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Hoogspanning’ aangewezen
gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en),
mede bestemd voor:
- a.
een ondergrondse hoogspanningsleiding;
met de daarbij behorende:
- b.
- c.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel
vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende
gronden van toepassing zijn.
24.2 Bouwregels
24.2.1 Gebouwen
- a.
Op of in de in lid 24.1, onder b
genoemde belemmeringenstrook geen gebouwen worden gebouwd, met
uitzondering van bestaande gebouwen; de belemmeringenstrook
bedraagt aan weerszijden 3 m voor de 110 kV-leiding.
- b.
Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende
bestemming(en) mag uitsluitend worden gebouwd, indien het
bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of
verandering van bestaande bouwwerken.
24.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- a.
Binnen deze bestemming mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd.
24.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid
24.2 voor:
- a.
het bouwen binnen de belemmeringenstrook overeenkomstig de
andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van
de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk
advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen
bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de in lid 24.1,
onder b bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke
vergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- ·
het aanbrengen van beplantingen en bomen;
- ·
het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen;
- ·
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe in ieder geval
worden gerekend afgraven, ontginnen en ophogen;
- ·
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten,
vijvers en andere wateren;
- ·
het permanent opslaan van goederen.
24.4.2 Uitzondering vergunningplicht
Het verbod als bedoeld in lid 24.4.1 is
niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
- ·
verband houden met de aanleg van de betreffende
hoogspanningsleiding;
- ·
reeds in uitvoering zijn of vergund zijn op het tijdstip van de
inwerkingtreding van de beheersverordening;
- ·
het normale onderhoud van de leiding en belemmeringenstrook of
van de functies van de andere voorkomende bestemming(en)
betreffen.
24.4.3 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien de betreffende werken
en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet schaden.
24.4.4 Adviesprocedure
Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning als
bedoeld in lid 24.4.1, wint het bevoegd
gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of
door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met
de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden
gesteld ter voorkoming van eventuele schade.
Artikel 25 Leiding - Hoogspanningsverbinding
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Hoogspanningsverbinding’
aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende
bestemming(en), mede bestemd voor:
- a.
een bovengrondse hoogspanningsleiding;
met de daarbij behorende:
- b.
- c.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel
vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende
gronden van toepassing zijn.
25.2 Bouwregels
25.2.1 Gebouwen
- a.
Op of in de in lid 25.1, onder b
genoemde belemmeringenstrook geen gebouwen worden gebouwd, met
uitzondering van bestaande gebouwen; de belemmeringenstrook
bedraagt aan weerszijden respectievelijk 34 m voor de
gecombineerde 380/110 kV-leiding en 25 m voor de 110 kV-leiding.
- b.
Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende
bestemming(en) mag uitsluitend worden gebouwd, indien het
bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of
verandering van bestaande bouwwerken.
25.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- a.
Binnen deze bestemming mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd.
- b.
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer
dan 60 m voor steunmasten en niet meer dan 3 m voor overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
25.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid
25.2 voor:
- a.
het bouwen binnen de belemmeringenstrook overeenkomstig de
andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van
de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk
advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen
bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de in lid 25.1,
onder b bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke
vergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- ·
het aanbrengen van beplantingen en bomen;
- ·
het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen;
- ·
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe in ieder geval
worden gerekend afgraven, ontginnen en ophogen;
- ·
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten,
vijvers en andere wateren;
- ·
het permanent opslaan van goederen.
25.4.2 Uitzondering vergunningplicht
Het verbod als bedoeld in lid 25.4.1 is
niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
- ·
verband houden met de aanleg van de betreffende
hoogspanningsleiding;
- ·
reeds in uitvoering zijn of vergund zijn op het tijdstip van de
inwerkingtreding van de beheersverordening;
- ·
het normale onderhoud van de leiding en belemmeringenstrook of
van de functies van de andere voorkomende bestemming(en)
betreffen.
25.4.3 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien de betreffende werken
en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet schaden.
25.4.4 Adviesprocedure
Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning als
bedoeld in lid 25.4.1, wint het bevoegd
gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of
door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met
de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden
gesteld ter voorkoming van eventuele schade.
Artikel 26 Waarde - Archeologie 1
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen
gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en),
mede bestemd voor het behoud van archeologische waarden.
26.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, waarbij de bodem
dieper dan 0,4 m onder maaiveld wordt geroerd, met uitzondering
van:
- ·
bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de
bestaande oppervlakte met niet meer dan 50 m² wordt
uitgebreid;
- ·
bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 50 m² ten behoeve van
andere voor deze gronden geldende bestemmingen.
26.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het
bepaalde in lid 26.2, mits:
- a.
op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde
instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer)
aanwezig zijn, of;
- b.
op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde
instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de
bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, of;
- c.
één of meer van de volgende voorwaarden in acht wordt of worden
genomen:
- 1.
een verplichting tot het treffen van technische
maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem
kunnen worden behouden, of;
- 2.
een verplichting tot het doen van archeologisch
onderzoek door middel van opgravingen, of;
- 3.
een verplichting de bouw van het bouwwerk te laten
begeleiden door een deskundige op het terrein van de
archeologische monumentenzorg.
Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de
omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, wordt een archeologisch
deskundige om advies gevraagd.
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen
bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a.
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke
vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- ·
het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van
gronden;
- ·
het mengen, diepploegen, ontginnen van gronden dieper
dan 0,4 m;
- ·
het graven of dempen van watergangen;
- ·
het aanbrengen van systematische drainage in agrarische
percelen dieper dan 0,4 m;
- ·
het graven van sleuven breder dan 0,5 m en dieper dan 1
m ten behoeve van het aanbrengen van ondergrondse
transport-, energie-, telecommunicatieleidingen,
drainage en funderingen en daarmee verband houdende
constructies, installaties of apparatuur;
- ·
het permanent verlagen van het waterpeil.
- b.
Een vergunning als bedoeld onder a wordt slechts verleend
indien:
- 1.
op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe
bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische
waarden (meer) aanwezig zijn, of;
- 2.
op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe
bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische
waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden
geschaad, of;
- 3.
één of meer van de volgende voorwaarden in acht wordt of
worden genomen:
- .
een verplichting tot het treffen van technische
maatregelen, waardoor archeologische resten in de
bodem kunnen worden behouden, of;
- .
een verplichting tot het doen van archeologisch
onderzoek door middel van opgravingen, of;
- .
een verplichting de bouw van het bouwwerk te
laten begeleiden door een deskundige op het
terrein van de archeologische monumentenzorg.
- c.
Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de
omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, wordt een
archeologisch deskundige om advies gevraagd.
- d.
Het verbod als bedoeld onder a is niet van toepassing op werken,
geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
- .
reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht
worden van het plan;
- .
het normale onderhoud betreffen;
- .
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende
vergunning.
Artikel 27 Waarde - Archeologie 3
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen
gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en),
mede bestemd voor het behoud van archeologische
verwachtingswaarden.
27.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, waarbij de bodem
dieper dan 0,4 m onder maaiveld wordt geroerd, met uitzondering
van:
- ·
bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de
bestaande oppervlakte met niet meer dan 200 m² wordt
uitgebreid;
- ·
bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 200 m² ten behoeve
van andere voor deze gronden geldende bestemmingen.
27.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het
bepaalde in lid 27.2, mits:
- a.
op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde
instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer)
aanwezig zijn, of;
- b.
op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde
instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de
bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, of;
- c.
één of meer van de volgende voorwaarden in acht wordt of worden
genomen:
- 1.
een verplichting tot het treffen van technische
maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem
kunnen worden behouden, of;
- 2.
een verplichting tot het doen van archeologisch
onderzoek door middel van opgravingen, of;
- 3.
een verplichting de bouw van het bouwwerk te laten
begeleiden door een deskundige op het terrein van de
archeologische monumentenzorg.
Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de
omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden wordt een archeologisch
deskundige om advies gevraagd.
27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen
bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a.
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke
vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- ·
het ontgronden, afgraven, egaliseren van gronden over
een oppervlakte groter dan 200 m²;
- ·
het mengen, diepploegen, ontginnen van gronden over een
oppervlakte groter dan 200 m² en dieper dan 0,4 m;
- ·
het graven of dempen van watergangen;
- ·
het aanbrengen van systematische drainage in agrarische
percelen dieper dan 0,4 m;
- ·
het graven van sleuven breder dan 0,5 m en dieper dan 1
m ten behoeve van het aanbrengen van ondergrondse
transport-, energie-, telecommunicatieleidingen,
drainage en funderingen en daarmee verband houdende
constructies, installaties of apparatuur;
- ·
het permanent verlagen van het waterpeil.
- b.
Een vergunning als bedoeld onder a wordt slechts verleend
indien:
- 1.
op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe
bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische
waarden (meer) aanwezig zijn, of;
- 2.
op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe
bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische
waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden
geschaad, of;
- 3.
één of meer van de volgende voorwaarden in acht wordt of
worden genomen:
- .
een verplichting tot het treffen van technische
maatregelen, waardoor archeologische resten in de
bodem kunnen worden behouden, of;
- .
een verplichting tot het doen van archeologisch
onderzoek door middel van opgravingen, of;
- .
een verplichting de bouw van het bouwwerk te
laten begeleiden door een deskundige op het
terrein van de archeologische monumentenzorg.
Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de
omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden wordt een archeologisch
deskundige om advies gevraagd.
- c.
Het verbod als bedoeld onder a is niet van toepassing op werken,
geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
- ·
reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht
worden van het plan;
- ·
het normale onderhoud betreffen;
- ·
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende
vergunning.