Organisatie | Grave |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Bomenverordening gemeente Grave 2014 |
Citeertitel | Bomenverordening gemeente Grave 2014 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | CCT |
Geen
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2014 | 05-04-2017 | Nieuwe regeling | 17-12-2013 De Maas Driehoek, 7 januari 2014 | CCT |
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
een houtig opgaand gewas zowel levend als afgestorven met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal centimeter op ,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam. In afwijking van deze minimale dwarsdoorsnede geldt geen minimale dwarsdoorsnede bij toepasbaarheid van artikelen 8, 9 en 11, 12 en 13 van deze verordening.
één of meer bomen of boomvormers, of andere houtachtige gewassen, mogelijk onderdeel uitmakend van een bomenstructuur.
lijnvormige beplanting van houtopstanden die een functioneel geheel vormt en die op de Groene Kaart is opgenomen (zoals linten(structuren)).
vlakvormige percelen met beplanting van houtopstanden die op de Groene Kaart zijn opgenomen.
e.potentieel monumentale boom:
solitaire boom, of in groepsverband, die voldoet aan de gemeentelijke criteria voor waardevolle boom en opgenomen op de groene kaart
f.waardevolle respectievelijk monumentale boom:
solitaire boom, of in groepsverband, die is opgenomen in het landelijk Register van Monumentale Bomen van de Bomenstichting, of die voldoet aan de gemeentelijke criteria voor waardevolle respectievelijk monumentale boom en opgenomen op de Groene Kaart.
een houtopstand die is vastgelegd op de Groene Kaart.
topografische kaart met daarop aangegeven bomenstructuren, bospercelen, waardevolle bomen en monumentale bomen, met bijbehorend register.
i.vellen, rooien, kappen, verplanten;
het snoeien van meer dan 20% van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van kandelaberen; het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood, de ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben.
een velling uitsluitend bedoeld als verzorgingsmaatregel ter bevordering van groei van overblijvende houtopstand. boomwaarde:
de monetaire waarde van een boom zoals getaxeerd volgens de meest recente richtlijnen van Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen.
een standaard beoordeling van de gevolgen van voorgenomen bouw of aanleg voor een boom, op basis van landelijke richtlijnen van de Bomenstichting.
bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Artikel 7. Beperking geldigheidsduur
In het geval het een toestemming voor het vellen van meer dan één (potentieel) monumentale boom betreft, is de omgevingsvergunning voor alle (potentieel) monumentale bomen slechts één jaar geldig, ook als in fasen geveld wordt of één of enkele (potentieel) monumentale bomen al geveld zijn, behoudens de in het eerste lid gestelde bevoegdheid tot het voorschrijven van een langere termijn.
Artikel 8. Bijzondere voorschriften
Tot aan de omgevingsvergunning tot vellen te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren dat pas tot vellen van de beschermde houtopstand of (potentieel) monumentale bomen op en bij bouw- en aanlegwerken of andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie mag worden overgegaan indien andere ontheffingen, vergunningen, toestemmingen of ruimtelijke ordenings- procedures onherroepelijk geworden zijn en de feitelijke en financiële voortgang van de werken voldoende gewaarborgd is.
Artikel 9. Herplant-/instandhoudingsplicht
Indien een beschermde houtopstand of (potentieel) monumentale bomen waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder vergunning of ontheffing van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de beschermde houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.
Indien een beschermde houtopstand of (potentieel) monumentale bomen waarop het verbod tot vellen van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de beschermde houtopstand of (potentieel) monumentale bomen bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om:
a. overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen;
b. een bomeneffectanalyse op te stellen door een onafhankelijke en gecertificeerde bomendeskundige en aan te bieden aan het bevoegd gezag.
Burgemeester en wethouders beslissen op een verzoek om schadevergoeding bij weigering van een vergunning of ontheffing tot vellen op grond van artikel 17 van de Boswet.
Artikel 11. Afstand van de erfgrenslijn
De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek is vastgesteld op 50 centimeter.
Artikel 12. Bestrijding van boomziekten
Indien zich op een terrein één of meer bomen bevinden die naar het oordeel van Burgemeester en wethouders gevaar opleveren van verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door Burgemeester en wethouders is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:
b. conform richtlijnen van de gemeente de gevelde boom direct zodanig de behandelen dat verspreiding van de boomziekte wordt voorkomen.
Hij die handelt in strijd met het bij of krachtens artikel 3 eerste lid, artikel 12, tweede lid, artikel 13, eerste en tweede lid bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie. Tevens kan een rechterlijke beoordeling op grond van dit artikel openbaar gemaakt worden. Bij de strafmaatbepaling kan rekening worden gehouden met de boomwaarde.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van Burgemeester en wethouders of burgemeester aangewezen
Aldus besloten door de raad van de gemeente Grave in zijn openbare vergadering van 17 december 2013
De raad voornoemd,
J.A.M. Roelofs, A.M.H. Roolvink,
griffier voorzitter
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
Afbakening van het begrip boom is van belang in verband met het aangeven van de ondergrens van de bescherming. Het betreft zowel vitaal als afgestorven houtachtig gewas. Hiermee kan voorkomen worden dat een kwaadwillende boomeigenaar er voor zorgt dat een gezonde boom dood gaat of `bij vergissing´ een gezonde boom kapt. Het kan tevens wenselijk zijn om dode bomen te bewaren vanwege hun ecologisch waardevolle functies of omdat er wettelijk beschermde diersoorten in nestelen. Door de minimale doorsnede en de meerstammigheid kunnen zeer oude struiken ook juridisch beschermd zijn.
Het kernbegrip van deze verordening, waarop het kapverbod en de ontheffingenplicht van toepassing zijn. Door dit begrip consequent centraal te stellen wordt duidelijk dat de bescherming betrekking heeft op meer dan bomen alleen.
Boomvormer: een boomvormer is een houtig, opgaand gewas met ontwikkeling van één of meer hoofdtakken. Een boomvormer kan uitgroeien tot een boom, een meerstammige boom of een boomachtige struik. In het alledaagse spraakgebruik heeft een boom één of slechts enkele stammen. In de natuur bestaat er echter een geleidelijke overgang: heester - struik - struikachtige boom - (meerstammige) boom.
Hakhout: een of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen.
Houtwal: lijnvormige bosaanplant hoofdzakelijk bestaande inheems struiken, heesters en boomvormers.
(Lint)begroeiing: vanwege de grote ecologische waarde van dergelijke begroeiingen is bescherming hiervan een noodzaak. Er staat “begroeiing” in plaats van beplanting om ook spontaan opgeslagen groen bescherming te bieden.
Bosplantsoen: aanplant van jong bos, bestaande uit hoofdzakelijk heesters, struiken en boomvormers.
Struweel: een begroeiing van hoofdzakelijk inheemse soorten heesters en struiken.
Heg: een lintvormige aanplant van heesters of struiken, al dan niet in een vorm gesnoeid met een minimale lengte van meter.
Klimplant: verhoutend, overblijvend gewas dat zich hecht aan een dragend element, oals een wand of muur. Bedoeld zijn beeldbepalende verticale begroeiingen van een of meer klimplanten van meer dan twee verdiepingen hoog.
Een verzameling houtopstanden die samen een -al dan niet onderbroken- lijn of andere verbindingsstructuur vormen door het gebied. Bijvoorbeeld laanbomen, lintbegroeiingen,
houtwallen, oeverbeplanting, wegbeplanting of dijkbeplanting.
Een begrensd gebied van houtopstanden met een specifieke waarde of kwaliteit, dat een samenhangend geheel vormt. Bijvoorbeeld een landschap, streek, stadsdeel, wijk, plantsoen, begraafplaats, park of buitenplaats.
Een houtopstand is beschermd indien deze is aangewezen en vastgelegd op de GroeneKaart. Voor deze houtopstand geldt het kapverbod.
Er is bewust gekozen voor een topografische kaart en niet alleen voor een register van beschermde houtopstanden. Een kaart zorgt voor een coherent geheel (groene verbindingenvallen eerder op). De Groene Kaart met het bijbehorend register zorgt voor meer structuurbescherming en ook voor betere randvoorwaarden voor ruimtelijke (groene)
inrichting dan alleen een lijst met beschermde houtopstanden. Een Groene Kaart sluit bovendien goed aan bij de systematiek van andere ruimtelijke instrumenten en daardoor is integraal omgevingsbeleid eenvoudiger te realiseren.
Elke wijze van het te gronde richten van een houtopstand ongeacht of dit gedeeltelijk is, bijvoorbeeld bij kappen, of volledig, zoals bij rooien (inclusief stobbe verwijderen). Ook ingrepen die een ingrijpende wijziging betekenen, zoals kandelaberen of het snoeien van meer dan 20 procent van het kroonvolume, vallen onder vellen. Dit om het ernstig beschadigen of ontsieren van een boomkroon tegen te kunnen gaan. Het instandhouden door periodieke snoei van de door kandelaberen of knotten ontstane kroonvorm is niet ontheffingplichtig. De eerste keer kandelaberen of knotten is wel ontheffingplichtig. Het verwijderen van hoofdwortels of wortels dikker dan cm, waarvan kan worden aangenomen dat daardoor de houtopstand ernstige schade oploopt, valt eveneens onder het begrip vellen. Door de verordening ook van toepassing te laten zijn op het ernstig beschadigen of ontsieren van samengestelde verschijningsvormen (zoals boomzones en structuurbomen), worden grootschalige ingrepen in houtopstand eveneens ontheffingplichtig. Het begrip dunning is niet onder vellen opgenomen om te voorkomen dat onder het mom van een ontheffingsvrije dunning veel meer wordt weggehaald dan de gemeente bij een normale ontheffingsaanvraag zou goedkeuren.
De richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen en houtige gewassen (NVTB, Postbus 1010, 3990 CA Houten, telefoon 030-6355300) voor demonetaire boomwaarde worden jaarlijks vastgesteld aan de hand van de prijsindexcijfers van het CBS, marktprijsgemiddelden en andere kengetallen. De richtlijnen gelden als de meest
deskundige methodiek voor de wijze van vaststellen van de geldwaarde van bomen en worden in de rechtspraak erkend.
Waardevolle houtopstanden worden regelmatig (ernstig) beschadigd of vernietigd door bouw en aanleg van huizen, wegen, rioleringen of kabels en leidingen. Vaak gebeurt dit ongewensten onbedoeld, omdat er te laat is gekeken naar de gevolgen voor de bomen, waardoor ze
niet ingepast of (onherstelbaar) beschadigd raken. De Bomen Effect Analyse (BEA) is een gestandaardiseerde beoordeling die alle mogelijke effecten van activiteiten als bouw en aanleg op het duurzaam voortbestaan van de boom in beeld brengt. Deze standaardiseringwaarborgt de boomtechnische kwaliteit en garandeert een goede beoordeling van alle effecten en mogelijke alternatieven. Een BEA dient uitgevoerd te worden door een gecertificeerd boomverzorger of boomtechnisch adviseur. De resultaten van deze beoordeling kunnen vervolgens worden meegenomen in de besluitvorming rond bouw of aanleg.
De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geeft de term ‘bevoegd gezag’ weer. Nu de aanvraag tot ontheffing tot het vellen van houtopstanden voortaan een aanvraag tot eenomgevingsvergunning is, dient de term ‘bevoegd gezag’ gehanteerd te worden in plaats vanBurgemeester en wethouder.
Op de Groene Kaart is in een opslag duidelijk welke boomzones, structuurbomen en solitaire bomen of boomgroepen beschermd zijn en wat hun beschermingsniveau is.
De redengevende beschrijving is een zorgvuldige motivering van de reden(en) waarom de desbetreffende houtopstand is aangewezen als een beschermde houtopstand. De beschrijving geeft inzicht en duidelijkheid over de natuur-, milieu- , cultuurhistorische- en andere waarden en eventuele bijzondere functies van de houtopstand. De redengevende beschrijving is het toetsingskader voor een aanvraag tot ontheffing van het kapverbod.
In geval van een verschil tussen kaart en register is de kaart doorslaggevend, omdat deze meestal het duidelijkste de ruimtelijke effecten weergeeft. De kaart zal als onderdeel van alle beslissingen in het omgevingsbeleid meegewogen worden.
Er is bewust gekozen voor een ontheffingenstelsel in plaats van een vergunningenstelsel om aan te geven dat in beginsel een ontheffing slechts bij hoge uitzondering wordt verleend. Ook bij interpretatieverschillen, bij gerede twijfel of bij tegenstrijdige deskundigenadviezen en vergelijkbare randgevallen geldt dat de ontheffing niet wordt verleend. Een ontheffing is dus een uitdrukking van een juridisch voorzorgsbeginsel. Dit in tegenstelling tot een vergunning die bij twijfelgevallen in beginsel wel verleend wordt.
Er wordt voor het kapverbod geen onderscheid gemaakt tussen vitale en afgestorven houtopstand. Hiermee kan voorkomen worden dat een kwaadwillende boomeigenaar er voor zorgt dat een gezonde boom dood gaat of ‘bij vergissing’ een gezonde boom kapt. Het kan tevens wenselijk zijn om dode bomen te bewaren vanwege hun ecologisch waardevolle functies of omdat er wettelijk beschermde diersoorten in nestelen.
Indien voor een beschermde houtopstand een herplantplicht wordt opgelegd zal voor de kap van de herplant wederom een kapverbod gelden. Een aanvraag tot ontheffing van dit kapverbod zal aan dezelfde criteria worden getoetst als waaraan de aanvraag tot ontheffing van het kapverbod van de oorspronkelijke houtopstandslechts diende te worden getoetst.
Indien bouw of aanleg ter plaatse van de beschermde houtopstand de reden tot de aanvraag is, moet allereerst duidelijk zijn welk algemeen maatschappelijk zwaarwegend belang met de realisatie gediend is. Vervolgens moeten voorafgaand aan een eventuele toestemming de alternatieven voor (her)inrichting of aanpassing van de plannen voldoende onderzocht zijn en als onmogelijk of zeer onwenselijk zijn aangemerkt. Indien gevaarzetting (voorkomen van letsel of schade) reden tot de aanvraag is, moeten voorafgaand aan een eventuele toestemming de (boomverzorgings-) alternatieven voor kap voldoende onderzocht zijn en als onmogelijk of zeer onwenselijk zijn aangemerkt.
Tot maatschappelijk zwaarwegend belang behoren:
a.Bouw en andere werkzaamheden van algemeen belang
Een project / plan van algemeen belang dat in beginsel alle inwoners van een kern of bebouwingscluster voordeel oplevert en/of de steun heeft van het College van burgemeester en wethouders. Daarnaast is gekeken naar alternatieve ruimtelijke en boomkundige oplossingen om de beschermde boom/bomen te behouden.
Indien een beschermde boom in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de beschermde boom bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen en/of vergunning verlenen om:
Bepaalde verschijnselen die worden veroorzaakt door bomen(blad- en vruchtval) of samengaan met de aanwezigheid van bepaalde boomsoorten (wortelopdruk, honingdauw, eikenprocessierups) kunnen als overlast worden ervaren.
Slechts in een beperkt aantal gevallen zal deze overlast zodanig zijn dat dit reden is voor het verlenen van een vergunning voor het kappen van een beschermde boom/bomen:
Ten behoeve van het behoud van vitale structuurbomen behoudt het bevoegd gezag zich het recht voor om bomen behorende tot de structuurbomen welke in een slechte technische staat verkeren te kappen en/of te vervangen of hiervoor vergunning te verlenen. De gemeente hanteert de volgende richtlijn:
Tot het achtste jaar na aanplant bestaat de mogelijkheid een kwijnende boom te vervangen. Herplant vindt plaats met een boom van dezelfde boomsoort met een boommaat die gelijk is aan de maat van de overige nog vitale bomen binnen de structuurbomen, mits deze van gelijke leeftijd zijn als de kwijnende boom.
Vanaf het achtste jaar na aanplant dient de oplossing in eerste instantie te worden gezocht in onderhoudsmaatregelen, zoals groeiplaatsverbetering. Wanneer onderhoudsmaatregelen hebben plaatsgevonden, wordt de boom de eerstvolgende drie jaren, jaarlijks gecontroleerd via een V.T.A.-controle (Visual Tree Assessment). Indien na deze drie jaar blijkt, dat de boom er in vitaliteit niet op vooruit is gegaan, of er zelfs op achteruit is gegaan, dan wordt alsnog overgegaan tot herplant.
Bovenstaande geldt niet voor onderhoudswerkzaamheden ter behoud van de structuurbomen
(onderhoudswerkzaamheden zoals dunnen).
Voor het kappen van bomen binnen de aangegeven boomzones worden de regels gehanteerd zoals opgenomen bij de Boswet.
Indien het aantal bomen binnen de boomzone door uitval/kap is gereduceerd tot minder dan de helft van het oorspronkelijke aantal bomen, dan dienen de uitgevallen/gekapte bomen alsnog vervangen te worden (maat 30/35).
Aanvragers kunnen slechts zijn: eigenaren van of zakelijk gerechtigden tot een houtopstand. Zakelijk gerechtigden zijn in beginsel degenen die een notariële akte kunnen overleggen betreffende een recht van erfpacht, pacht, opstal, erfdienstbaarheid, vruchtgebruik of pootrecht betreffende de houtopstand.
Huurders hebben een persoonlijk en geen zakelijk recht. Zij moeten dus de schriftelijke toestemming voor kapaanvraag van de verhuurder, die eigenaar van de houtopstand is, overleggen. De eigenaar van een houtopstand kan bij (huur)overeenkomst of bij machtiging zijn huurders het recht tot omgevingsvergunningaanvraag verlenen. Na ontbinding van de huurovereenkomst is de omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand die altijd zaakgebonden is, nog van toepassing op het project. Voorschriften van de omgevingsvergunning dienen dan door de eigenaar van het perceel nagekomen te worden.
De indieningsvereisten voor een omgevingsvergunning zijn in de Ministeriële regeling omgevingsrecht ( Mor) verplicht voorgeschreven. De indieningsvereisten samen maken dat alle informatie aanwezig is om een goede inschatting te maken ten aanzien van de omgevingsvergunningverlening.
Algemene indieningsvereisten staan in artikel 1.3 Mor:
Specifieke indieningsvereisten staan in artikel 7.5 Mor:
Indien vanuit een zwaarwegend maatschappelijk belang vergunning wordt aangevraagd maakt een bomeneffectenanalyse (BEA) onderdeel uit van de aanvraag. Deze analyse is opgesteld door een onafhankelijke en gecertificeerde boomdeskundige. Indien nodig kan de gemeente een contra-expertise laten uitvoeren.
Voor de herplant van boombeplantingen (bijvoorbeeld lanen) en houtopstanden, waarvoor geen vergunning noodzakelijk is vanuit de bomenverordening, geldt het volgende:
Wanneer in of nabij de boombeplanting/houtopstand flora en/of fauna aanwezig is, die (streng) beschermd is via de Flora- en faunawet, dan verloopt de herplant conform de wettelijke richtlijnen. Dit houdt in mitigatie (het beperken van nadelige effecten van een voorgenomen activiteit) en compensatie van natuurwaarden die verloren gaan.
In het geval de Flora- en faunawet niet van toepassing is, dan geldt het systeem zoals dat is vastgesteld door de Provincie Noord-Brabant in de Beleidsregel natuurcompensatie (Provincie Noord-Brabant, 2005). Deze Beleidsregel is van toepassing, indien een (beschermde) beplanting/houtopstand zich in de Ecologische Hoofdstructuur, de Groene Hoofdstructuur, of de Agrarische Hoofdstructuur-Landschap bevindt, of via het bestemmingsplan is beschermd als bos- of natuurgebied.
Vanuit de Boswet geldt voor boombeplantingen bestaande uit minimaal 20 bomen en/ofhoutopstanden met een oppervlakte van minimaal 10 are een meldingsplicht. Hierop bestaan een aantal bij wet genoemde uitzonderingen. Herplant dient te geschieden conform de Boswet, tenzij de Beleidsregel natuurcompensatie aanvullende regels stelt ten aanzien van de kwantiteit van de herplant.
Artikel 6. Intrekking of wijziging
In dit artikel zijn de gronden aangeven voor intrekking of wijziging van de vergunning.
De intrekking van de omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand- indien sprake van sanctie- is geregeld in hoofdstuk 5 Wabo. Het gezag dat bevoegd is een
omgevingsvergunning te verlenen kan deze dan geheel of gedeeltelijk intrekken indien:
Tevens is het mogelijk op grond van artikel 2.33, eerste lid onder e Wabo de omgevingsvergunning die van rechtswege is verleend in te trekken indien deze betrekking heeft op een activiteit die ontoelaatbaar ernstige nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving heeft of dreigt te hebben en het opleggen van voorschriften daar geen oplossing voor biedt (art. 2.31, eerste lid, aanhef en onder c, Wabo).
Bij wijziging of intrekking van de omgevingsvergunning dient wederom de reguliere of- indien voorgeschreven- de uitgebreide procedure te worden gevolgd.
Artikel 7. Beperking geldigheidsduur
Dit artikel blijkt nodig te zijn om misbruik van (zeer) oude kapontheffingen tegen te gaan.
Artikel 8: Bijzondere vergunningsvoorschriften
De voorschriften die herplant inhouden moeten concreet en precies worden uitgewerkt, bijvoorbeeld naar locatie, boomsoort of grootte. Uit de rechtspraak naar aanleiding van de herplantplicht blijkt dat beleidsmatige uitwerking van aard en omvang van de herplantplicht noodzakelijk is.
De omgevingsvergunning heeft een zaakgebonden karakter (art. 2.25 Wabo). Om die reden is de vergunninghouder niet degene aan wie de vergunning is verleend, maar degene die verantwoordelijk is voor uitvoering. De naleving van de voorschriften m.b.t. herplant, valt daarom tevens onder zijn verantwoording. Wanneer de vergunning gelding krijgt voor een ander dan de aanvrager of houder van de vergunning moet tenminste een maand tevoren dit aan het bevoegd gezag worden mee gedeeld. Zie hiervoor het Besluit omgevingsrecht artikel 4.8 (Bor). Dit onder vermelding van:
Bijdragen die als compensatie gestort worden in de gemeentelijke voorziening worden slechts gebruikt voor het realiseren van herplant.
Artikel 9. Herplant-/instandhoudingsplicht
Herplantvoorschriften zijn concreet en eenduidig en moeten zeer gedetailleerd soort, locatie en plantwijze voorschrijven. De wijze waarop de zelfstandige herplant- en instandhoudingsplicht wordt uitgevoerd, gebeurt op beleidsmatige wijze. De uitwerking kan deel uitmaken van een breder opgezet handhavingsbeleid. Factoren die daarbij een rol spelen, zijn de ernst van de overtreding, de mate van (on)verantwoordelijkheid die aan de overtreder kan worden toegekend en de feitelijke mogelijkheden tot uitvoering van een herplant.
Bijdragen die als compensatie gestort worden in de gemeentelijke voorziening worden slechts gebruikt voor het realiseren van herplant, inclusief inrichting groeiplaats ten behoeve van herplant.
Artikel 5:18 Wabo biedt de mogelijkheid- indien sprake is van een herstel, - ofinstandhoudingssanctie van het velverbod- onder oplegging van last onder bestuursdwang of dwangsom, bij het besluit tot herplantverplichting tevens te bepalen dat de uitvoering van het besluit tevens geldt voor de rechtsopvolger.
Indien uit de beslisboom in figuur 1 naar voren komt, dat herplant verplicht is, dan gelden de hieronder vermelde uitgangspunten:
• De herplant dient plaats te vinden op hetzelfde perceel als waar de te vellen boom staat, of elders op basis van een onderbouwd plan en
• De te herplanten boom dient in potentie te voldoen aan de beoordelingscriteria voor de lijst van beschermde bomen, die ook voor de te vellen boom van toepassing waren. Bij een te vellen boom, die bijvoorbeeld beeldbepalend was voor het straatbeeld aan de voorzijde van een huis, zal de te herplanten boom ook aan de voorzijde van het huis geplant dienen te worden, zodat deze in potentie beeldbepalend is in het straatbeeld en daarmee aan de beoordelingscriteria voldoet, die van toepassing waren op de te vellen boom.
• Indien de beschermde boom zonder vergunning geveld is bestaat de herplantplicht uit het planten van een boom met een boommaat 40-50 (stamomtrek gemeten op meter vanaf maaiveld).
• Indien de beschermde boom monumentaal is en vanwege maatschappelijk belang of menselijk falen geveld is/wordt, bestaat de herplantplicht uit het planten van een boom met een boommaat 40-50 (stamomtrek gemeten op meter vanaf maaiveld).
Randvoorwaarden en uitzonderingen:
Indien een duidelijke cultuurhistorische relatie bestaat tussen een boomsoort en het gebouw of object, dat ernaast staat, dan zal de herplant uit dezelfde boomsoort of een beter op de locatie passende cultuurvariëteit van de boomsoort dienen te bestaan. In alle andere gevallen bestaat de mogelijkheid een andere boom uit dezelfde grootteklasse (1ste, 2de of 3de) als de te vellen boom te herplanten;
Met betrekking tot de grootteklassen van bomen wordt de navolgende indeling gehanteerd:
Boomgrootte: 1e grootte: hoogte >12 m. kroon omtrek >10 m. 2e grootte: hoogte 6-12 m. kroon omtrek 7-10 m. 3e grootte: hoogte < 6 m. kroon omtrek <7 m. Vormbomen: hoogte < 5m. kroon omtrek 3-5 m.
De financiële herplant dient te resulteren in een daadwerkelijke herplant van bomen elders binnen een termijn van drie jaar. Voor de vaststelling van de hoogte van de financiële herplant worden de richtbedragen, die gehanteerd worden door de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen (NVTB), gebruikt. Het bedrag voor de financiële herplant bestaat uit:
Figuur 1: beslisboom wel of geen herplantverplichting.
Het bevoegd gezag beslist op verzoek om schadevergoeding bij weigering van een vergunning tot vellen op grond van artikel 17 van de Boswet.
Artikel 12. Bestrijding van boomziekten
Dit artikel is bedoeld om besmettelijke boomziekten zoals de iepziekte adequaat te kunnen bestrijden. Belangrijk is dat verspreiding van potentieel broedhout en de besmetting wordt voorkomen. In het derde lid is een bijzondere bestuursdwangbevoegdheid in aanvulling op de algemene gemeentelijke bestuursdwangbevoegdheid opgenomen, vanwege de ernst van de zaak en noodzaak snel te kunnen handelen vooral voor een afdeling "Groen".
De Wabo verbiedt in artikel 2.3 het handelen in strijd met een voorschrift uit een omgevingsvergunning. Door artikel 5.4 Invoeringswet Wabo is het handelen zonder omgevingsvergunning of het handelen in strijd met een omgevingsvergunning strafbaar gesteld in de Wet economische delicten. Om die reden zijn de strafbepalingen van artikel 14 van deze verordening niet van toepassing op dergelijk handelen maar de bepalingen van de Wet economische delicten.
Overtreding van artikel 3 lid 1, van deze verordening en overtreding van voorschriften op grond van artikel 8 van deze verordening, heeft als strafmaat een hechtenis van maximaal 6 maanden, taakstraf en/of een geldboete tot maximaal €19.000 (artikel 6 Wed). De boomwaarde kan verhogend op de geldboete werken. Indien de boomwaarde hoger is dan een vierde gedeelte van € 19.000, kan een geldboete worden opgelegd van maximaal € 74.000.
De op grond van artikel 14 van deze verordening ingestelde strafvervolging laat onverlet de mogelijkheid van het instellen door Burgemeester en wethouders van een privaatrechtelijke vordering tot schadevergoeding wegens schade aan gemeentelijke bomen of houtopstand.
Ter toezicht op de naleving en het toezicht op de uitvoering en handhaving van het verbod een houtopstand te vellen of te doen vellen zonder omgevingsvergunning (art. 5.13 Wabo), zijn de aangewezen toezichthouders bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner. Wel dienen toezichthouders daarbij in het bezit te zijn van een machtiging, met toestemming tot betreding, van Burgemeester en wethouders.
Artikel 16. Voordracht voor plaatsing of verwijdering in het register / op Groene kaart.
Als belanghebbende voor plaatsing wordt aangemerkt degene die een persoonlijk belang heeft bij het plaatsen van een boom op de lijst met beschermde houtopstand. Dit persoonlijk belang is bijvoorbeeld aanwezig wanneer hij op geringe afstand van de boom woont of vanuit zijn woning zicht op de boom heeft. Daarnaast worden organisaties die in hun statuten de bescherming van en het behoud van natuur en bomen als doelstelling hebben opgenomen als belanghebbende gezien. De eigenaar van een boom die op de lijst met beschermde houtopstand staat kan voordracht doen voor het verwijderen van de boom van de lijst.
In het besluit om een boom op de lijst te plaatsen wordt een zorgvuldige motivering gegeven van de reden waarom de boom waardevol is. De beschrijving geeft inzicht en duidelijkheid over de natuur-, milieu-, cultuurhistorische- en andere waarden en eventuele bijzondere functies van de boom.
Naast de lijst met beschermde houtopstand wordt ook de boomzones vastgesteld. Dit is opgenomen op de Groene kaart. Hierop zijn zij vastgelegd zodat zij extra beschermd kunnen worden. De bescherming richt zich hier op de zone en niet op de afzonderlijke bomen. De structuurkaart wordt niet periodiek aangepast. Aanpassing vindt alleen plaats als daar aanleiding voor is. Dit kan zijn bij de evaluaties van de verordening en op tussenliggende momenten als een van de vele beleidsterreinen die de openbare ruimte raken nieuw beleid formuleert dat deze opzet raakt en aanpassing nodig maakt. Ook kan een verandering in de fysieke structuur ten gevolge van (her)ontwikkeling van openbare ruimte aanleiding zijn de boomzones te veranderen.