Organisatie | Sliedrecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Treasury Statuut |
Citeertitel | Treasury Statuut |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-07-2009 | 01-04-2008 | 25-10-2016 | nieuwe regeling | 14-04-2009 Het Kompas 9 juli 2009 | Onbekend |
In Wet Financiering Decentrale Overheden (Wet fido) is bepaald dat decentrale overheidslichamen voor de inrichting en uitvoering van hun treasuryfunctie (ook wel financieringsfunctie genoemd) verplicht moeten beschikken over een Treasury Statuut.
In de Wet fido worden de kaders gesteld voor een verantwoorde, prudente en professionele inrichting en uitvoering van de treasuryfunctie van decentrale overheden. In de Wet fido wordt de treasuryfunctie
gedefinieerd als: ‘Het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.’
In de ‘Financiële Verordening 2007 van de gemeente Sliedrecht’ (ex artikel 212 gemeentewet) en het bijbehorende plan van aanpak is aangegeven dat het Treasury Statuut periodiek (eens in de vier jaar) geactualiseerd moet worden. Eind 2007 heeft nog een actualisatie plaatsgevonden. Daarbij zijn de taken en verantwoordelijkheden toebedeeld conform de doelstellingen van het dualisme. Dit houdt in dat de kaderscheppende taken bij de Raad blijven liggen en dat de uitvoering de verantwoordelijkheid is van het College van B&W.
Met ingang van 1 april 2008 maakt de taak “treasury” onderdeel uit van het basispakket dienstverlening van het Servicecentrum Drechtsteden (SCD). Dit betekent dat de uitvoering van de treasuryfunctie plaatsvindt bij het SCD. De gemeente blijft daarbij wel autonoom in het vaststellen van het treasurybeleid. Afgezien van enkele aan het SCD (onder)gemandateerde taken betekent dit dat het SCD adviseert, de gemeente besluit en het SCD vervolgens uitvoert.
De gemeentelijke keuze voor treasurydienstverlening vanuit het SCD betekent dat de ‘setting’ rond de uitvoering van de treasuryfunctie is gewijzigd. Om die reden is het van belang om het Treasury Statuut vroegtijdig opnieuw te actualiseren. Hierbij wordt voorgesteld om dit Treasury Statuut met terugwerkende kracht in werking te laten treden per 1 april 2008, één en ander met gelijktijdige intrekking van het vorige Treasury Statuut.
Met ingang van 1 januari 2009 is de Wet tot wijziging van de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) in werking getreden. Voor enkele wijzigingen die betrekking hebben op de kasgeldlimiet en de renterisiconorm dient echter ook de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden (Ufdo) te worden aangepast. Deze Ufdo zal naar verwachting per 1 april 2009 in werking treden.
In dit Treasury Statuut worden allereerst een begrippenkader en de doelstellingen van de treasuryfunctie geformuleerd. Vervolgens worden de deelgebieden van treasury, te weten risicobeheer, gemeentefinan-ciering en kasbeheer nader geconcretiseerd. Daarna komen de organisatorische randvoorwaarden van de treasuryfunctie aan bod waarbij vooral de nadruk ligt op de verdeling van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Tenslotte worden de uitgangspunten geformuleerd voor de informatie die nood-zakelijk is het gehele proces beheersbaar en meetbaar te maken en te houden. De memorie van toelichting geeft daar waar nodig een toelichting op de in het Treasury Statuut opgenomen bepalingen.
In dit statuut wordt verstaan onder:
Treasuryfunctie De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit drie deelfuncties te weten risicobeheer, gemeentefinanciering en kasbeheer;
Uitzetting Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Conform het door de Wet fido gemaakte onderscheid hebben kortlopende uitzettingen betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen op een periode van één jaar of langer.
Artikel 2 Doelstellingen van de treasuryfunctie
De treasuryfunctie van de gemeente dient tot:
Artikel 3 Uitgangspunten risicobeheer
Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:
De gemeente mag leningen of garanties uitsluitend uit hoofde van de “publieke taak”verstrekken. Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak. Hierbij wordt vooraf adviesingewonnen over de financiële positie en de kredietwaardigheid van de betreffende partijen gehandeld conform de ‘Financiële verordening gemeente Sliedrecht’.
De gemeente kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien dezeuitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomendoor het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordtgewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van dit Treasury Statuut en ter spreiding van de
risico’s mogen de uitzettingen per partij, per uitzetting maximaal 3 miljoen euro bedragen.
Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van treasury gelden de volgende uitgangspunten:
Uitzettingen vinden uitsluitend plaats bij:
Artikel 7 Intern liquiditeitsrisicobeheer
De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een
korte termijn liquiditeitenplanning (looptijd tot één jaar), evenals een meerjarige liquiditeitenplanning
met een looptijd welke tenminste gelijk is aan die van de meerjarenbegroting van de gemeente.
Valutarisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aante gaan of te garanderen in de euro.
Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden devolgende uitgangspunten:
Artikel 10 Langlopende uitzettingen
Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie voor een periode van één jaaren langer gelden de volgende uitgangspunten:
De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af tenemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:
Artikel 13 Saldo- en liquiditeitenbeheer
Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:
Artikel 14 Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle
In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op hetgebied van administratieve organisatie en interne controle.
De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidigewijze schriftelijk vastgelegd en voor de belangrijkste processen van de treasuryfunctieworden procedurebeschrijvingen opgesteld.
Hiernaast is het van belang dat, met name naar buiten toe, middels afzonderlijke besluitenaantoonbaar is wie welke bevoegdheden hebben en als zodanig namens de gemeentetransacties mogen aangaan.
Met ingang van 1 april 2008 zijn een aantal bevoegdheden op het gebied van treasury middels het Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging Servicecentrum Drechtsteden aan de treasurer c.q. cashmanager van het SCD gemandateerd.
Tegenpartijen wordt opdracht gegeven de bevestigingen van iedere transactie zo spoedigmogelijk te versturen aan de bevoegde persoon waarmee de transactie is afgesloten en, voorzover van toepassing, naar een andere functionaris van de afdeling Financiële Administratie en Grootboek (FAG) van het Servicecentrum Drechtsteden (zie lid 1).
De transacties worden onmiddellijk geregistreerd door de functionaris die de transactieheeft afgesloten, doorgegeven aan de afdeling Financiële Administratie en Grootboek (FAG) van het Servicecentrum Drechtsteden en periodiek zichtbaar gecontroleerd door defunctionaris die belast is met de interne controle.
Artikel 15 Verantwoordelijkheden
De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan inonderstaande tabel gedefinieerd.
In onderstaande tabel staan bevoegdheden met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegevenalsmede de daarbij benodigde fiattering.
1.Het uitzetten en aantrekken van geld- | ||
5.Bankcondities afspreken (o.a. | ||
8.Het uitzetten van langlopende middelen | ||
10.Het verstrekken of garanderen van | ||
11.Het beheer van de portefeuille aangaande | ||
1) In de raamovereenkomst met de BNG is bepaald dat de saldi van de nevenrekeningen maandelijks automatisch worden op nul worden gesteld ten gunste c.q. ten laste van de hoofdrekening.
2) Ten aanzien van de punten 10 en 12 geldt dat de “zienswijze van de raad” (apart raadsbesluit) vooraf vereist is (zie toelichting bij artikel 16).
In dit Treasury Statuut is het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in deeerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie. Vervolgensgeeft het bestuur in het statuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te
worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moetworden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van delimieten en richtlijnen is bepaald door de Wet fido. Middels de limieten en richtlijnen wordt het“risicoprofiel” van de gemeente bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te wordenuitgevoerd.
De financieringsparagraaf in de begroting geeft de beleidsplannen voor de treasuryfunctie voor dekomende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevensover de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het Treasury Statuut. Hetgaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de gemeentefinanciering (analysefinancieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. Uit detoelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet fido en het Treasury Statuutblijven.
De financieringsparagraaf in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussende plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.
In de artikelen 4 tot en met 8 wordt aangegeven op welke wijze de in dit lid opgesomde risico’s worden beperkt.
De in dit lid bedoelde kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer.
Het optimaliseren van de renteresultaten betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat en streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijke rentekosten) zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. Hierbij dient te worden aangetekend dat de treasuryfunctie niet als ‘profit center’ moet worden gezien.
In de Wet fido wordt een specifiek onderscheid gemaakt tussen hetverstrekken van leningen “uit hoofde van de publieke taak” en het uitzetten vanmiddelen “uit hoofde van treasury”.
De wetgever heeft er echter nadrukkelijk voor gekozen om de reikwijdte van het begrip “publieke taak” niet op voorhand af te bakenen. De Wet fido volgt namelijk de redenering dat invulling van de publieke taak een verantwoordelijkheid is van openbare lichamen zelf. Omdat het publieke belang veelal gebonden is aan een politieke keuze is het de Gemeenteraad die binnen gemeenten inhoud dient te geven aan dit begrip.
Wel wordt geadviseerd dat het gemeentebestuur advies van de Treasury (in hetlicht van haar expertise) inwint alvorens een beslissing te nemen t.a.v. hetverstrekken van leningen of garanties uit hoofde van de publieke taak. Degemeente Sliedrecht heeft dit advies overgenomen.
De Treasurer of cashmanager van het Servicecentrum Drechtsteden adviseert over bijv. financieringsvoorwaarden en de implicaties van de betreffende aanvraag voor de totale financiële positie van de gemeente. Daarnaast is het van belang dat de afdeling Treasury van het SCD de betreffende aanvraag verwerkt in de liquiditeitenplanning.
In de Wet fido en de bijbehorende ministeriële regelingen wordt het begrip“prudent” nader uitgewerkt. Conform deze Wet mag het uitzetten van geldmiddelen uitsluitend plaatsvinden bij Europese financiële instellingen met een kredietwaardigheid op minimaal single-A niveau (de gemeente Sliedrecht hanteert strengere kredietwaardigheidseisen; zie [de toelichting op] artikel 6 lid 1). Ook zijn in de Wet fido zogenoemde near-banking activiteiten – het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen – verboden.
De limieten en richtlijnen van dit Treasury Statuut zijn specifiek geformuleerd omhet prudente karakter van de uitzettingen uit hoofde van treasury tegaranderen en hebben derhalve geen betrekking op (eventueel) verstrekteleningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” van de gemeente.
Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe)rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente.
Voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten.
De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage van het totaal van de
jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar.
Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op devaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer)door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille.
Per 1 januari 2009 is de Wet fido geactualiseerd. Naar verwachting zal per 1 april 2009 de nieuwe Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden in werking treden. Vanaf dat moment zal de renterisiconorm worden berekend op basis van een percentage (20%) van het begrotingstotaal (voorheen was dit een percentage van de totale vaste schuld per 1 januari van enig jaar). De nieuwe norm is daarmee meer gericht op de beperking van het budgettaire risico.
Door spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd (de periode dat de rentevan een uitzetting vast is) van uitzettingen, wordt de invloed van een rentestijgingen ofrentedalingen op de renteresultaten gespreid over meerdere jaren.
Een rentevisie is de toekomstverwachting over de renteontwikkeling, op basiswaarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Afhankelijk van de(interne- of externe) ontwikkelingen zal de gemeente Sliedrecht haar rentevisieactualiseren. De rentevisie, die jaarlijks ten behoeve van de financieringsparagraaf in de begroting wordt opgesteld door de Treasurer/cashmanager van het SCD, zal daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van minimaal twee gezaghebbende instellingen, zoals huisbankier BNG.
Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld het uitstellenvan uitzettingen met een lange looptijd indien men een rentestijging verwacht.
Ten aanzien van de financiële instrumenten die kunnen worden gehanteerdvoor uitzettingen in het kader van treasury, geldt in de Wet fido alsbelangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting intact blijft.
Koersrisico’s kunnen nooit volledig worden uitgesloten. Als de organisatie in
een vastrentend product heeft belegd maar – wegens wijziging in de
liquiditeitenplanning - voor de afloopdatum deze uitzetting moet verkopen, danwordt niet 100% van de hoofdsom terugbetaald, maar de huidige waarde vande uitzetting afhankelijk van de rente en resterende looptijd. Om dezekoersrisico’s zoveel mogelijk te beperken stemt de gemeente de looptijd vande uitzetting af met de liquiditeitenplanning.
Garantieproducten zijn beleggingsproducten waarbij de uitgevende instelling
garandeert dat op de afloopdatum(een bepaald percentage van) de
hoofdsom wordt uitgekeerd. De garantieproducten waarin op grond van de Wet fido mag worden belegd dienen 100% hoofdsomgarantie te hebben. Aangezien de reële waarde (de koopkracht) van de hoofdsom door inflatie kan verminderen, verdient het de aanbeveling om bij een langere looptijd naast een hoofdsomgarantie een minimaal rendement (bijv. ter
hoogte van het inflatieniveau) te eisen.
Voor uitzettingen uit hoofde van de publieke taak van de gemeente worden indit Treasury Statuut geen richtlijnen met betrekking tot producten opgenomen.
Van belang is dat de gemeenteraad bepaalt dat de betreffende uitzetting tot de“publieke taak” van de gemeente behoort. In dit kader is het bijvoorbeeldmogelijk dat uitzettingen in de vorm van aandelen tot de publieke taak behoren.
In dit lid zijn de richtlijnen opgenomen voor de aard en minimale kredietwaardigheid van de partijen waarbij de gemeente geldmiddelen mag uitzetten.
Een solvabiliteitsratio van 0% (ofwel een “solvabiliteitsvrije status”) is een
status die door een bancaire toezichthouder in een EU-lidstaat (bijv. De
Nederlandsche Bank) wordt toegekend aan het schuldpapier van een
instelling. Deze status houdt in dat een bank voor desbetreffend papier geen
reserves (0%) hoeft aan te houden en wordt onder meer toegekend aan papieruitgegeven of gegarandeerd door (centrale) overheden. Het is de gemeentedus toegestaan om bij andere overheden geld uit te zetten, of om te beleggenin papier waaraan een overheidsgarantie is verbonden (zoals door het WSWgeborgde leningen van woningcorporaties).
Een (credit)rating is een beoordeling van de kredietwaardigheid van een
instelling, die voor zowel de korte als voor de lange termijn wordt verschaft
door ratingbureaus zoals Standard & Poor’s en Moody’s. De
hoogste kredietwaardigheid wordt bij Standard & Poor’s weergegeven met
AAA, gevolgd door AA en A. Moody’s kwalificeert van hoog naar laag
Aaa, Aa en A. Een A-rating staat voor “zeer kredietwaardig”.
In de Wet fido is bepaald dat decentrale overheden uitzettingen mogen doen bij Europese financiële instellingen met een kredietwaardigheid op minimaal single-A niveau. De gemeente Sliedrecht hanteert op dit gebied strengere eisen dan de Wet fido. Zie lid 1 onderdeel b; hierin is bepaald dat de gemeente slechts uitzettingen zal doen bij Nederlandse financiële instellingen met een minimale kredietwaardigheid op double-A niveau voor de korte termijn en minimaal triple-A niveau voor lange termijn uitzettingen.
De kredietrisico’s kunnen verder worden gespreid door de middelen uit te zetten bijmeerdere tegenpartijen.
De Wet fido stelt geen eisen aan de kwaliteit van de debiteuren bij hetverstrekken van leningen of garanties aan derden in het kader van de publieketaak. Teneinde de kredietrisico’s te verkleinen of te wel om zoveel mogelijkzekerheid te hebben dat minimaal de hoofdsom is gegarandeerd zullen onderpanden of andere garantstellingen worden bedongen van de debiteuren (zieook toelichting bij artikel 16).
Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeentegelden voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd vande uitzetting blijkt dat de gelden (onverwacht) nodig zijn voor het doen van eeninvestering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een leningmoet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld eendeposito) ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen (bijvoorbeeld eenobligatie). In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor definanciële resultaten.
Door de afdeling Treasury van het Servicecentrum Drechtsteden wordt, mede op basis van de meerjarige gemeentelijke investeringsplanning, een kasstromenplanning opgezet met een horizon van tenminste gelijk aan die van de meerjarenbegroting.
In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige
liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente
onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de
hieraan verbonden financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat deTreasurer/cashmanager van het SCD op dit punt vanuit de gemeentelijke contramal juist, tijdig en volledig wordt geïnformeerd.
Teneinde de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk interngefinancierd.
Vaste geldlening is een (relatief standaard) lening die kan worden afgesloten bijeen financiéle instelling Onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld.
Derivaten (voor definitie zie artikel 1).
Artikel 9 lid 4 Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen,voor bijv. te betalen rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bijvervroegde aflossing etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordtbereikt dat de gemeente een beter beeld heeft van de op dat momentgebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basisdaarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.
Artikel 10 Idem toelichting artikel 9 lid 4.
Deze bepaling is opgenomen om te waarborgen dat de gemeente telkens bankdiensten afneemt tegen de meest gunstig condities.
Tussenpersonen hebben een intermediairsfunctie bij het afsluiten vanfinanciële transacties en vallen niet onder de “tegenpartijen”. De vereisten vanlid 2 zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Teneinde dit teondervangen stelt de gemeente voor tussenpersonen als eis dat zij ondertoezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) staan en daarvan eenvergunning als makelaar hebben ontvangen. Taak van de AFM is het houden van gedragstoezicht op de financiële markten.
Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiëntbetalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar wordenafgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op bepaalde verwachteontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelenaan moet trekken (c.q. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moetonttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.
Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeeldat er geen kosten hoeven te worden gemaakt om gelden tussen verschillendebanken over te boeken.
Het saldo en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi opde rekeningen (-courant) van de gemeente . Teneinde de noodzaak tot hetdoen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningendie de gemeente bij één bank aanhoudt opgenomen in een rentecompensatie-circuit. Dit is een systeem waarbij de (valutaire) debet en creditsaldi van allerekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerdsaldo, waarover de rente wordt berekend.
In dit lid worden limitatief de mogelijke korte termijn financieringsinstrumentenbenoemd. De term daggeld (ook wel callgeld genoemd) staat voor eenopgenomen of uitgezette lening voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigdkan worden. Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vastbedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vastrentepercentage. Kredietlimiet op de rekening courant betreft de mogelijkheiddebet (“rood”) te staan op de rekening courant.
Bij de treasuryfunctie zijn veel personen en organen betrokken. Het statuut legtexpliciet het delegatie- en mandateringspatroon vast, in casu welke taken,verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Methet oog op de omvang van de transacties en de hiermee samenhangenderisico’s, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomenteneinde een transparante functiescheiding aan te brengen tussenbeleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle opfinanciële transacties.
Het uitzetten van geldmiddelen op de geldmarkt verlangt snelle telefonische
beslissingen. Zowel de vrager als aanbieder moet er op kunnen vertrouwen datde gesprekspartner bevoegd is beslissingen te nemen. De bevoegdheid hiertoe is door de gemeente gemandateerd aan de Treasurer/cashmanager van het SCD.
In dit artikel zijn de verantwoordelijkheden van diverse personen of gremia bepaald in het licht van de inrichting en uitvoering van de gemeentelijke financieringsfunctie.
De gemeenteraad stelt op voorstel van het College van B&W het Treasury Statuut vast en bepaalt daarmee de kaders van het treasurybeleid.
De raad stelt de treasuryparagrafen in de begroting en het jaarverslag vast en houdthiermee toezicht op het gevoerde treasurybeleid, welke in handen ligt van hetCollege van B&W. De uitvoering van het treasurybeleid, en de controle op de naleving van het Treasury Statuut zijn (onder)gemandateerd aan de Treasurer/cashmanager SCD en aan de gemeentelijke controller. Deze laatste rapporteert aan het College van B&W.
De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het bestuurvan de gemeente. Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijksetreasurybeheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aande ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dusvooral op ambtelijk niveau plaats, wat als voordeel heeft dat er slagvaardigerkan worden geopereerd. De bevoegdheden van de functionarissen die binnen degemeente of vanuit het Servicecentrum Drechtsteden betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten worden in dit artikel beschreven, waarbij bij de toewijzing van bevoegdheden zoveel mogelijk rekening is gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.
De Treasurer/cashmanager SCD is belast met de dagelijkse uitvoering van het treasurybeleid, één en ander onder toezicht (interne controle) van de controller en is verantwoordelijk voor de vastlegging van de geldleningmutaties en de rentebetalingen en -opbrengsten in de financiële administratie en geeft deze door aan de afdeling Financiële Administratie en Grootboek (FAG) van het SCD.
Kader Wet Dualisering (uit VNG notitie K-FF-35)
Artikel 2, lid 1, van de Wet fido luidt: Openbare lichamen gaan leningen aan, zettenmiddelen uit of verlenen garanties uitsluitend ten behoeve van de publieke taak.
In de Gemeentewet, hoofdstuk X, De bevoegdheid van het College van burgemeesteren wethouders artikel 160-169 zijn de volgende artikelen van belang.
Uit artikel 160, lid 1, letter e, in combinatie met artikel 169, lid 4 blijkt dat inzakePrivaatrechtelijke rechtshandelingen (ongeacht of het College van mening is dat dezeop de publieke taak stoelen) het College altijd vooraf de wensen en bedenkingen vande gemeenteraad dient in te winnen indien de raad daarom verzoekt óf indien de uit-oefening ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente.
Wanneer het gaat om het verstrekken van een geldleningen of garantie zijn er perdefinitie latent ingrijpende gevolgen en dient er een inschatting van het solvabiliteitsrisico van de geldnemer of de verwaarborgde te worden gemaakt. Vanwege dat risicoaspect -dat in potentie ingrijpende gevolgen kan hebben- dient dus vooraf hetgevoelen van de raad te worden ingewonnen.
Betreft het leningen of garanties die op gemeentelijk beleid stoelen –dat eerder doorde raad is vastgesteld- dan heeft de raad op het moment van het aan de orde zijn vandat beleid zijn gevoelen kenbaar kunnen maken. In zo’n geval kan het Collegeprivaatrechtelijk acteren conform art.160,1;id 1, letter e zonder vooraf het gevoelenvan de raad te behoeven in te winnen.
Wanneer er twijfel bestaat over de inhoud van de term “ingrijpende gevolgen”,ook al betreft het vastgesteld beleid, is het verstandig om de raad te vragen zijnzienswijze kenbaar te maken.
Wanneer er geen beleid aan een voorgenomen lenings- of garantiebesluit tengrondslag ligt, dient vanwege het solvabiliteitsrisico en de daarmee samenhangendeingrijpende gevolgen altijd invulling te worden gegeven aan artikel 169, lid 4 vande Gemeentewet.
Voor de uitzetting van middelen en het verstrekken van garanties voor de uitoefening van de publieke taak is het gemeentebestuur voor de definiëring van watals publieke taak moet worden aangemeld ook gebonden aan de Europese regelgeving voor staatssteun. Zolang de uitzetting van middelen en het verstrekken vangaranties gebeurt tegen marktconforme tarieven is de Europese regelgeving nietvan toepassing. Er is in dat geval namelijk geen sprake van staatssteun.
De regelgeving is ook niet van toepassing als de uitzettingen dan wel garantiesworden verstrekt aan privépersonen.
De tabel in dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordtgewaarborgd voor: operationele informatie (punt 1 en 2), beleidsmatigeinformatie (punt 3 en 5) en verantwoordingsinformatie (punt 4, 6 en 7). Hetverstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatiemoet gerekend worden tot de belangrijkste voorwaarden voor het kunnenbeheersen van de financiële en interne risico’s van de gemeente.
Afdelingen dienen “incidenteel” informatie te verschaffen op de momentenwaarop zich significante wijzigingen voordoen in hun verwachtingen omtrenttijdstip of omvang van toekomstige betalingen of ontvangsten (bijv. bij uitstelvan een grote investering).