Artikel
Verordening tweede wijziging Parkeerverordening 2012
gelet op:
- 1.
artikel 149 van de Gemeentewet;
- 2.
artikel 2a van de Wegenverkeerswet;
- 3.
artikel 25 Reglement verkeersregel en verkeerstekens 1990;
- 4.
Verordening tweede wijziging Parkeerverordening 2012
ARTIKEL I
De Parkeerverordening 2012 wordt als volgt aangepast.
A. in artikel 1, onder l wordt de tekst “voor een maximum duur van 3 uur"”
vervangen door: “voor een maximum duur van 5 uur”.
ARTIKEL II
- 1.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de
bekendmaking.
- 2.
Deze verordening wordt aangehaald als Verordening tweede wijziging
Parkeerverordening 2012.
Geconsolideerde versie Parkeerverordening 2012 tweede
wijziging
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
- 1.
RVV 1990: het Reglement Verkeersregels
en Verkeerstekens 1990;
- 2.
motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt
verstaan in artikel 1 het RVV 1990;
- 3.
voertuig: hetgeen daaronder wordt
verstaan in artikel 1 van het RVV 1990;
- 4.
parkeren: het gedurende een
aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders
dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het
onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk
laden of lossen van goederen van enig gewicht en/of enige omvang, op
binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande
terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet
ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
- 5.
houder: degene die naar omstandigheden
als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien
verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het
krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475) aangehouden
register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene
op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten
tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;
- 6.
parkeerapparatuur: parkeermeters,
parkeerautomaten en hetgeen naar maatschappelijke opvatting
overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;
- 7.
parkeerapparatuurplaats: een
parkeerplaats behorende bij parkeerapparatuur;
- 8.
belanghebbendenplaats: een
parkeerplaats die:
- 1.
is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990, of
- 2.
gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage
1 van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze
plaats niet is uitgezonderd;
- 9.
vergunning: een door burgemeester en
wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan
een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen
parkeerapparatuur en/of belanghebbendenplaatsen;
- 10.
vergunninghouder:de natuurlijke of
rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;
- 11.
dagdeelvergunning: een vergunning die
uitsluitend kan worden aangevraagd door bewoners van een gebied waar
belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te
gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, welke
vergunningen bedoeld zijn voor het parkeren van voertuigen van
bezoekers van deze bewoners/vergunningaanvragers, met dien verstande
dat het maximaal aantal af te geven dagdeelvergunningen per woning
door nadere openbaar te maken besluiten van Burgemeester en
wethouders kan worden beperkt;
- 12.
bezoekersvergunning: een door
burgemeester en wethouders verleende vergunning krachtens welke het
is toegestaan een motorvoertuig van het te ontvangen bezoek te
parkeren op daartoe aangewezen belanghebbende plaatsen in combinatie
met een parkeerschijf voor een maximum duur van 5 uur”.
- 13.
deelauto: een motorvoertuig bestemd
voor deelautogebruik;
- 14.
deelautogebruik: het herhaald en
opeenvolgend gezamenlijk gebruik van een motorvoertuig op grond van
een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een professionele
aanbieder;
- 15.
deelautoplaats: een parkeerplaats
aangewezen voor een deelauto.
Artikel 2. Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en
vergunningbewijzen
Burgemeester en wethouders kunnen bij openbaar te maken besluit:
- a)
weggedeelten en terreinen aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren
door vergunninghouders;
- b)
de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren uitsluitend aan
vergunninghouders is toegestaan.
Artikel 3. Vergunningen
- 1.
Burgemeester en wethouders kunnen op een daartoe strekkend verzoek
een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen
of parkeerapparatuurplaatsen.
- 2.
Een vergunning kan worden verleend aan:
- 3.
een eigenaar of houder van een motorvoertuig wanneer deze woont in
een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door
vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig
zijn;
- 4.
een eigenaar of houder van een motorvoertuig wanneer deze een beroep
of bedrijf uitoefent in een gebied waar belanghebbendenplaatsen
en/of mede door vergunninghouders te gebruiken
parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en die kan aantonen dat het
in het belang van diens beroep- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk
is in dat gebied een motorvoertuig te parkeren;
- 5.
een eigenaar of houder van een motorvoertuig bestemd voor
deelautogebruik, waarvan de deelautoplaats is gelegen in een gebied
waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te
gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn.
- 6.
Een bezoekersvergunning kan worden verleend aan: een bewoner
woonachtig in het door het college aan te wijzen gebied ten behoeve
van het te ontvangen bezoek, met een maximum van 1
bezoekersvergunning per adresseerbaar object zoals bedoeld in de
Basisregistratie Adressen en Gebouwen.
- 7.
De eigenaar of houder van een motorvoertuig die voldoet aan beide
van de in het tweede lid, onder a. en b. gestelde voorwaarden wordt,
voor wat betreft de eerste aangevraagde vergunning, geacht te
beantwoorden aan onder lid 2, onder a, genoemde voorwaarde.
- 8.
Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen een
vergunning ook verlenen aan eigenaren of houders van motorvoertuigen
die niet voldoen aan één van de in het tweede lid genoemde
voorwaarden.
- 9.
Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen een
vergunning ook weigeren aan eigenaren of houders van motorvoertuigen
die wel voldoen aan één van de in het tweede lid genoemde
voorwaarden.
- 10.
Een vergunning wordt geweigerd wanneer de aanvrager woont c.q. werkt
in een gebouw of gebouwencomplex, waartoe parkeergelegenheid behoort
in een omvang, die strookt met de ter zake geldende gemeentelijke
richtlijnen.
- 11.
In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders ten gunste
van de aanvrager afwijken van het gestelde in lid 7.
- 12.
Aan de vergunning kunnen zowel beperkingen worden verbonden met
betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen als met betrekking
tot de tijdstippen waarop de vergunning van kracht is.
- 10
Het college kan, bij openbaar te maken besluit, een maximum aantal uit te
geven vergunningen per aaneengesloten gebied en per huishouden
vaststellen.
- 11.
Burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning ook andere
voorschriften en beperkingen verbinden. Deze voorschriften en beperkingen
mogen alleen strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling
van de beschikbare parkeerruimte en het voorkomen of beperken van door het
verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade.
- 12.
Uitsluitend aan degenen die wonen of een beroep of bedrijf uitoefenen in
een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te
gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn kunnen dagdeelvergunningen
worden verstrekt.
Artikel 4. Vorm vergunning
- 1.
De vergunning bevat tenminste de volgende gegevens:
- a)
de periode waarvoor de vergunning geldt;
- b)
het gebied waarvoor de vergunning geldt;
- c)
de naam van de vergunninghouder of het kenteken van het motorvoertuig
waarvoor de vergunning is verleend.
- 2.
Een vergunning wordt voor ten hoogste één jaar verleend.
- 3.
In afwijking van het eerste lid, vermeldt een vergunning voor ten hoogste
één dagdeel, niet de naam van de vergunninghouder of het kenteken van het
motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend.
Artikel 5. Intrekking vergunning
Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning intrekken of wijzigen:
- a)
op verzoek van de vergunninghouder;
- b)
wanneer de vergunninghouder het gebied, waarvoor de vergunning is
verleend, niet langer daar woonachtig is of het daar uitgeoefende beroep of
bedrijf beëindigt;
- c)
wanneer zich een wijziging voordoet in één van de omstandigheden die
relevant waren voor het verlenen van de vergunning;
- d)
wanneer voor het desbetreffende gebied het stelsel van vergunningen komt
te vervallen;
- e)
wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met (één van) de aan de
vergunning verbonden voorschriften;
- f)
wanneer blijkt dat bij de aanvraag onjuiste gegevens zijn verstrekt;
- g)
om redenen van openbaar belang.
Artikel 6. Verplichtingen vergunninghouder
- 1.
Wanneer een vergunninghouder zijn/haar motorvoertuig parkeert op een
parkeerapparatuurplaats of een belanghebbendenplaats, is deze verplicht de
parkeervergunning duidelijk zichtbaar achter de voorruit van het
motorvoertuig te plaatsen, op een zodanige wijze dat de daarop afgedrukte
tekst van buitenaf duidelijk leesbaar is.
- 2.
De in het eerste lid bedoelde verplichting geldt eveneens voor degene die
parkeert op een parkeerapparatuurplaats, indien hem/haar door middel van
parkeerapparatuur, een kaart of ander middel met opdruk wordt verstrekt
waaruit blijkt gedurende welke tijd of tot welk tijdstip hij/zij kennelijk
wenst te parkeren.
Artikel 7. Ongeoorloofd gebruik parkeerapparatuur
Het is verboden parkeerapparatuur in werking te stellen of handelingen te
verrichten met het oogmerk de parkeerapparatuur in werking te stellen of te
houden op een andere wijze, met ander middelen of met andere munten dan die
welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven.
Artikel 8. Verbodsbepalingen
- 1.
Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een voertuig, te plaatsen
of te laten staan:
- a)
op een parkeerapparatuurplaats;
- b)
op een belanghebbendenplaats;
- 2.
Het is verboden een fiets, bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige
wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat
daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.
- 3.
Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een
belanghebbendenparkeerplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan,
aldaar een voertuig te parkeren of geparkeerd te houden:
- a)
- b)
zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de
vergunning;
- c)
in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.
- 4.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in
het eerste en derde lid.
Artikel 9. Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in de artikelen 7 en 8 van deze verordening
wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie of hechtenis van
ten hoogste twee maanden.
Artikel 10. Opsporing
Met de opsporing van overtreding zijn, behalve de in artikel 141 van het
Wetboek voor strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, de door
burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren belast.
Artikel 11. Nadere regels door het college van burgemeester en
wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met
betrekking tot het aanwijzen van belanghebbendenplaatsen en het verlenen van
vergunningen.
Artikel 12. Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de
bekendmaking.
Artikel 13. Overgangsbepaling
Vergunningen verleend krachtens de eerste wijziging Parkeerverordening 2012
blijven van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend is verstreken
of totdat zij worden ingetrokken.
Artikel 14. Citeertitel
Deze verordening kan worden aangehaald als: “Parkeerverordening 2012 tweede
wijziging”.