Organisatie | Landsmeer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Landsmeer 2013 |
Citeertitel | Financiële verordening gemeente Landsmeer 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de 'Financiële verordening gemeente Landsmeer 2008'.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2014 | 10-03-2015 | nieuwe regeling | 29-10-2013 Kompas regiokrant, 12-11-2013 | Onbekend |
De raad van de gemeente Landsmeer;
Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 september 2013, voorstelnummer 2013-
overwegende, dat bij besluit van 22 april 2008 de verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Landsmeer 2008 is vastgesteld:
bedoelde verordening is geëvalueerd en het gewenst is deze op onderdelen bij te stellen;
gelet op artikel 212 van de Gemeentewet en het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten
vast te stellen de verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Landsmeer 2013.
Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording
De raad stelt bij aanvang van een nieuwe raadsperiode een programma-indeling voor de komende raadsperiode vast.
Artikel 3 Planning en controlcyclus
Voor aanvang van een begrotingsjaar biedt het college een overzicht aan met daarin in elk geval de data voor het aanbieden door het college en het vaststellen door de raad van de jaarstukken, de perspectiefnota, de tussentijdse rapportages en de begroting met de meerjarenraming.
Artikel 4 Inrichting begroting en jaarstukken
Bij de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven.
Artikel 6 Autorisatie begroting en investeringskredieten en begrotingswijzigingen
Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd. Wanneer de raad dit niet specifiek aangeeft bij de vaststelling van de begroting zijn alle nieuwe investeringen geautoriseerd.
In de paragraaf lokale heffingen bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
Artikel 15 Weerstandsvermogen en risicobeheersing
In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
Artikel 16 Onderhoud kapitaalgoederen
Het college biedt de raad tenminste eens in de zes jaar een de volgende onderhoudsplannen aan:
Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair. De raad stelt het plan vast.
In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
Verbonden partijen In de paragraaf verbonden partijen bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval van elke verbonden partij op:
Resultaten van winstgevende complexen worden genomen vanaf het moment dat 50% van de grondenopbrengsten zijn gerealiseerd. Dit vindt plaats naar rato van de realisatie van de verwachte opbrengsten uit grondverkopen. De winst wordt genomen tot maximaal 80% van de realisatie van de verwachte opbrengsten. De laatste 20% van de winst wordt genomen bij afsluiting van de grondexploitatie.
Hoofdstuk 5 Financieel beheer en controle
Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.
Hoofdstuk 6 Financiële organisatie
Artikel 27 Inkoop en aanbesteding
Het college zorgt voor en legt vast de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten.
Artikel 28 Subsidieverstrekking en steunverlening
Het college zorgt voor en legt vast de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen.
Voor de gehanteerde begrippen in de verordening gelden de definities uit de Gemeentewet, de Wet Fido, het Besluit begroting en verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV) en het Besluit accountantscontrole Provincies en Gemeenten. Overige begrippen uit de verordening worden in artikel 1 van de verordening gedefinieerd.
Dit artikel bevat bepalingen over de inrichting van de begroting en de jaarstukken. De indeling van de programma’s worden bij aanvang van iedere raadsperiode door de raad vastgesteld. Het BBV bepaalt in aanvulling hierop dat het college de producten aan de programma’s toewijst. Op grond van artikel 189 Gemeentewet berust het budgetrecht bij de raad. De raad neemt uiteindelijk de beslissing welke bedragen zij voor taken en activiteiten op de begroting beschikbaar stelt. Gedurende het begrotingsjaar kan de raad op grond van artikel 192 Gemeentewet besluiten nemen tot wijziging van de begroting. De gemeente kan slechts uitgaven doen voor de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht (vierde lid artikel 189 Gemeentewet). De raad kan kiezen op welk niveau hij budgetten beschikbaar stelt. Hij kan er voor kiezen een budget voor een samenstel van activiteiten beschikbaar te stellen. In de deze versie is deze keuze vertaald naar het beschikbaar stellen van budgetten per programma. De raad kan er ook voorkiezen de budgetten per activiteit vast te stellen. Op grond van artikel 8 BBV lid 4 kan een gemeente of provincie de baten en lasten van een programma namelijk onderverdelen in baten en lasten voor prioriteiten. In sommige gemeenten wordt voor het begrip prioriteit ook wel de benaming deelprogramma gehanteerd. Overigens bepaalt het artikel niet dat elke nieuwe raadsperiode de gehele begroting en jaarstukken moeten worden gewijzigd. Als de indeling en de gebruikte indicatoren goed zijn bevallen, kunnen deze ongewijzigd opnieuw worden vastgesteld. In andere gevallen zijn (kleine) bijstellling of wijzigingen meestal voldoende
Artikel 3. Planning en controlcyclus
In deze versie versie is een aanvullend artikel voor de planning en controlcyclus opgenomen. Het artikel bepaalt dat het college ieder jaar aan de raad een overzicht aanbiedt met daarin de data waarop belangrijke financiële stukken in de raad worden geagendeerd. Het overzicht is bij wijze van spreken het spoorboekje voor de raad en het college voor de financiële jaarplanning. Meerdere gemeenten werken naar alle tevredenheid met een dergelijk spoorboekje.
Artikel 4. Inrichting begroting en jaarstukken
In dit artikel zijn in aanvulling op het BBV bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting.
In aanvulling op de bepalingen van de artikelen 189 en 193 Gemeentewet, het BBV en het achterliggende document bij het BBV uitgangspunten gemodificeerd stelsel van baten en lasten provincies en gemeenten (in dit document staan in aanvulling op het BBV de basisregels voor het opstellen van de begroting en de meerjarenraming) is dit artikel opgenomen. Het eerste lid van het artikel bepaalt dat de gemeenteraad vooraf aan het opstellen aan de begroting (voor de zomer) een nota vaststelt waarin de hoofdlijnen voor het beleid en de financiële kaders voor de komende jaren zijn vastgelegd. De kaders geven richting aan het college voor het opstellen van de begroting en de meerjarenraming. Deze systematiek wordt in veel gemeenten toegepast. Het tweede lid van artikel Gemeentewet bepaalt dat de begroting mede een bedrag voor onvoorziene uitgaven bevat. Artikel 8 van het BBV zegt dat het bedrag voor onvoorzien moet zijn opgenomen in de begroting. Het derde lid van het artikel bevat als aanvullend kader voor het opstellen van de begroting dat de onderhoudsbudgetten worden geraamd op grond van de onderhoudsplannen zoals die door de raad zijn vastgesteld.
Artikel 6. Autorisatie begroting en investeringskredieten
Artikel 6 bevat nadere regels voor de autorisatie van de begroting en investeringskredieten. In deze verordening is opgenomen vindt autorisatie van de baten en lasten plaats op programmaniveau (lid 1). Voor begrotingswijzigingen doet het college gedurende het jaar voorstellen aan de raad. Naast lopende uitgaven doet gemeenten investeringen. Ook uitgaven voor investeringen moeten worden geautoriseerd. Voor de autorisatie van deze investeringskredieten is gekozen deze bij begrotingsbehandeling mee te nemen (lid 2). Wel kan de raad bij de begrotings-behandeling aangegeven welke investeringskredieten hij op een later tijdstip wenst te autoriseren. Zo kan de raad de autorisatie van politiek belangrijke investeringen combineren met de behandeling van de inhoudelijke kant van het investeringsvoorstel. Het bedrag voor een dergelijke investering blijft wel op de begroting staan als voorziene uitgaaf, maar de raad autoriseert de uitgaaf nog niet.
Artikel 7. Tussentijdse rapportage
Een belangrijk onderdeel van de planning en controlcyclus voor de raad zijn de tussenrapportages. Op basis van tussenrapportages wordt de raad geïnformeerd over de uitputting van budgetten en investeringskredieten en de voortgang van de uitvoering van het beleid. In deze versie is gekozen voor twee tussenrapportages. Het tweede lid bevat bepalingen over de minimale inhoud van de rapportage. Het derde lid bepaalt over welke afwijkingen ten opzichte van de begroting het college zich in de rapportage moet verantwoorden.
Het betreft een uitwerking van het vierde lid van artikel 6 Gemeentewet. Dat artikel verplicht het college vooraf aan het aangaan van bepaalde verplichtingen de raad inlichtingen te verstrekken indien de raad daar om verzoekt of indien de uitoefening van deze bevoegdheden van het college ingrijpende gevolgen heeft voor de gemeente. In het artikel verzoekt de raad het college om informatie vooraf aan het aangaan van de opgesomde rechtshandelingen met een financieel gevolg, indien het aangaan van deze verplichtingen de in het artikel genoemde bedragen overschrijden. De bepalingen uit het artikel ontslaan het college niet van de informatieplicht in andere gevallen. Ook moeten besluiten van het college voor het doen van privaatrechtelijke rechtshandelingen passen binnen de kaders van het beleid dat door de raad is uiteengezet. Het artikel schept slechts duidelijkheid tussen het college en de raad over wanneer de raad in elk geval vooraf wenst te worden geïnformeerd en in de gelegenheid wil worden gesteld zijn wensen en bedenkingen aan het college kenbaar te maken.
Artikel 9. Waardering & afschrijving vaste activa
In het tweede lid van artikel 212 Gemeentewet is onder letter a de uitdrukkelijke bepaling opgenomen dat de financiële verordening in elk geval de regels voor waardering en afschrijving van activa bevat. Hieraan is in artikel 9 invulling gegeven. In deze verordening zijn de methoden en afschrijvingstermijnen niet in de verordening opgenomen. Dit, om te voorkomen dat bij wijzigingen in het activabeleid tot gevolg hebben dat ook de onderhavige verordening moet worden aangepast. Verwezen wordt naar de “nota activabeleid” waarin uitgebreid wordt ingegaan op het activeren-, waarderen- en afschrijven van vaste activa. De raad stelt minimaal één keer per zes jaar een nieuwe, geactualiseerde, nota activafbeleid vast.
Artikel 10. Reserves en voorzieningen
De Gemeentewet en het BBV geven aan dat de gemeenteraad het enige orgaan is – vanuit zijn kaderstellende rol - dat kan beslissen over de instelling, opheffing, samenvoeging, wijziging, voeding en onttrekking van reserves (budgetrecht). Tevens is de gemeenteraad bevoegd tot het instellen, opheffen, samenvoegen, wijzigen en voeden van voorzieningen. Hier dient rekening gehouden te worden met de minimale keuzevrijheid voor de gemeenteraad als gevolg van wettelijke verplichtingen en/of het zich voordoen van concrete risico’s. Dit artikel bepaalt dat het college minimaal één keer in de zes jaar een “nota reserves en voorzieningen” ter vaststelling aan de raad voorlegt.
Artikel 11. Kostprijsberekening
Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, letter b dat de verordening in ieder geval bevat de grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en tarieven voor rechten. De grondslag voor de prijzen en tarieven vormt de samenstelling van de kostprijs van de diensten waarvoor prijzen en heffingen in rekening worden gebracht. In artikel van de verordening staan de kaders voor de bepaling van de kostprijzen van de gemeentelijke diensten. Lid 1 van het artikel bepaalt dat de kostprijs bestaat uit de directe kosten en de indirecte kosten die direct met de dienst samenhangen. Het tweede lid bepaalt dat onder de indirecte kosten ook worden verstaan bijdragen aan bestemmingsreserves en voorzieningen voor noodzakelijke vervanging van betrokken activa en de compensabele BTW. Hiermee wordt invulling gegeven aan de mogelijkheid die artikel 229 b Gemeentewet biedt. De kaders in het artikel vormen de basis waarbinnen het college haar systematiek van kostentoerekening kan vormgeven en de kostenverdeelsleutels voor de toerekening van indirecte kosten kan vaststellen.
Artikel 12. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten en leges is een bevoegdheid van de raad, die niet kan worden gedelegeerd (artikel 156 Gemeentewet). Het eerste lid van het artikel bepaalt dat de raad de tarieven voor de belastingen, rioolrechten en afvalstoffenheffing jaarlijks vaststelt. Een gemeenteraad die voor meer rechten (en leges) de tarieven jaarlijks wenst vast te stellen, kan het eerste lid met deze rechten (en leges) uitbreiden. Het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of de levering van goederen of werken (welke niet vallen onder artikel 229 Gemeentewet) is een privaatrechtelijk besluit. Dergelijke besluiten zijn een bevoegdheid van het college (eerste lid, letter e artikel 160 Gemeentewet). Daar waar bij het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of de levering van goederen of werken een publiek belang in het geding is en prijzen lager dan marktconform worden vastgesteld, is het aan de raad om het publiek belang te definiëren en het college kaders mee te geven voor het afwijken van marktconforme prijzen. Het tweede en derde lid bepalen dat de raad eens in de vier jaar deze kaders voor de prijzen voor gemeentelijke diensten en de verhuur en verkoop van onroerend goed vaststelt. Het vierde lid bepaalt dat de besluiten voor het vaststellen van nieuwe prijzen en het wijzigen van prijzen ter kennisneming aan de raad worden aangeboden.
Artikel 13. Financieringsfunctie
De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelbeheer. Gezien de kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 Gemeentewet de expliciete bepaling dat de financiële verordening hierover regels voor het beleid en de organisatie bevat. In artikel 13 van de verordening wordt invulling aan deze wettelijke plicht gegeven, door het geven van enkele algemene richtlijnen aan het college. Voor het overige wordt verwezen naar het door de raad vastgestelde treasurystatuut.
In het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten staat in artikel 10 welke informatie de paragraaf lokale heffingen in elk geval moet bevatten. Deze verordening heeft daarom een artikel waarin deze aanvullende informatievraag van de raad wordt gedefinieerd. Opgenomen is dat de paragraaf lokale heffingen informatie bevat over de mate van kostendekkendheid van de rioolrechten en afvalstoffenheffing en de waardeontwikkeling van het onroerend goed.
Artikel 15. Weerstandsvermogen en Risicobeheersing
In het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten staat in artikel 11 welke informatie de paragraaf weerstandsvermogen in elk geval moet bevatten. Deze verordening heeft daarom een artikel waarin deze aanvullende informatievraag van de raad wordt gedefinieerd.
Artikel 16. Onderhoud kapitaalgoederen
In het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten staat in artikel 12 welke informatie de paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen in elk geval moet bevatten. Deze verordening heeft daarom een artikel waarin deze aanvullende informatievraag van de raad wordt gedefinieerd. Opgenomen is dat de raad in de paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen ook wordt geïnformeerd over de voortgang van het geplande onderhoud en de omvang van het achterstallig onderhoud. De navolgende leden bevatten de bepaling dat het college tenminste eens in de zes jaar de raad onderhoudsplannen aanbiedt over het onderhoud openbare ruimte, het onderhoud riolering en eens in de vier jaar een onderhoudsplan gebouwen. Hiermee kan de raad de kaders voor het toekomstig onderhoudsniveau vaststellen.
In het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten staat in artikel 13 welke informatie de paragraaf Financiering in elk geval moet bevatten. In deze verordening heeft daarom een artikel waarin deze aanvullende informatievraag van de raad wordt gedefinieerd. Opgenomen is dat de raad in de paragraaf Financiering ook wordt geïnformeerd over de opbouw van de korte en lange schuldpositie, de liquiditeitsplanning en de rentevisie voor de komende jaren.
In het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten staat in artikel welke informatie de paragraaf Bedrijfsvoering in elk geval moet bevatten. Deze verordening heeft daarom een artikel waarin deze aanvullende informatievraag van de raad wordt gedefinieerd. Opgenomen is dat de raad in de paragraaf Bedrijfsvoering ook wordt geïnformeerd over de kosten, de opbouw en het verloop van het personeelsbestand, de kosten inhuur derden, de huisvestingskosten, de automatiseringskosten en de budgetten voor de raad, de griffie, de rekenkamer en de accountant.
Artikel 19. Verbonden partijen
In het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten staat in artikel 15 welke informatie de paragraaf Verbonden partijen in elk geval moet bevatten.
Deze verordening versie heeft daarom een artikel waarin deze aanvullende informatievraag van de raad wordt gedefinieerd. Opgenomen is dat de raad in de paragraaf Verbonden partijen per verbonden partij ook wordt geïnformeerd over de naam en vestigingsplaats van de verbonden partij, het financieel belang van de gemeente in de verbonden partij, de zeggenschap van de gemeente in de verbonden partij. Overigens kan het artikel nog verder worden uitgebreid met de bepaling dat het college eens in de vier jaar de raad een nota aanbiedt voor het vaststellen van de kaders voor het toekomstig beleid voor verbonden partijen.
In het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten staat in artikel 16 welke informatie de paragraaf Grondbeleid in elk geval moet bevatten Deze verordening heeft daarom een artikel waarin deze aanvullende informatievraag van de raad wordt gedefinieerd. Opgenomen is dat de raad in de paragraaf Grondbeleid ook wordt geïnformeerd over de verwerving van gronden en de te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten. Het tweede lid bepaalt dat het college eens in de vier jaar aan de raad een nota grondbeleid aanbiedt. Met de nota kan de raad de kaders voor het toekomstig grondbeleid vaststellen.
Artikel 21. Wet Maatschappelijke ondersteuning
Deze verordening heeft een paragraaf waarin deze aanvullende informatievraag van de raad wordt gedefinieerd. Opgenomen is dat de raad in de paragraaf Wet Maatschappelijke ondersteuning wordt geïnformeerd over de wijze van uitvoering van de negental prestatievelden die in deze wet zijn vastgelegd en een overzicht van de baten en lasten voortvloeiende uit deze wet en onderverdeeld naar de programma’s.
In de deze verordening bepaalt artikel 4 dat bij de begroting en de jaarstukken een paragraaf subsidies wordt opgenomen. Artikel 22 definieert welke informatie deze paragraaf in elk geval moet bevatten. Indien de raad nog andere gewenste paragrafen in artikel opneemt, zal hij in het hoofdstuk paragrafen van deze verordening aanvullende artikelen moeten opnemen, waarin de minimaal op te nemen informatie in deze paragrafen wordt gedefinieerd.
Onder artikel 23 zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens moeten voldoen.
De accountant toetst jaarlijks van de gemeenterekening of deze een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen. Artikel 24 draagt het college op maatregelen te treffen opdat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten en lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen rechtmatig (zijn) verlopen.
Artikel 25. Misbruik en oneigenlijk gebruik
Artikel 25 bepaalt dat in gemeentelijke regelingen en werkprocedures voldoende maatregelen worden getroffen om misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen te beperken. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld het treffen van voldoende verificatiemaatregelen vooraf van de antecedenten van een aanvrager van een gemeentelijke subsidie, zodat subsidies wel daadwerkelijk worden verstrekt aan rechthebbenden. Het treffen van afdoende beleid op het gebied van misbruik en oneigenlijk gebruik maakt deel uit van het rechtmatigheidoordeel van de accountant. Overigens is het natuurlijk zo dat de afweging om hiervoor in meer of mindere mate regels voor te stellen een politiek besluit is dat bij de raad en het college thuishoort.
Artikel 26. Financiële organisatie
Artikel 26 geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie. Volgens het eerste lid letter a van artikel 160 Gemeentewet is het college bevoegd regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van de gemeente. Het college wordt onder letter a, b, c en d van het artikel uit de verordening opgedragen bepaalde van deze regels die de financiële organisatie betreffen, vast te leggen in besluiten. De regels bedoeld onder de letters a en b kan het college gezamenlijk vastleggen in een organisatiebesluit. Hierin kunnen ook de regels voor de inrichting van de organisatie van de financieringsfunctie worden opgenomen, zoals wordt bedoeld onder letter d. Een andere mogelijkheid voor het college is de regels voor de organisatie van de financieringsfunctie in een apart treasurystatuut vast te leggen.
Artikel 27. Inkoop en aanbesteding
Artikel 27 draagt het college op een inkoopreglement op te stellen. Bij een inkoopreglement kan men denken aan bijvoorbeeld het uitvaardigen van de regel dat de afdelingen hun bureauartikelen moeten inkopen bij de leverancier bij wie de gemeente een raamcontract heeft afgesloten. De regels in een dergelijk inkoopreglement moeten natuurlijk wel Europa-proof zijn. Europese aanbestedingsregels maar ook nationale aanbestedingsregels moeten worden nageleefd en vormen het kader waarbinnen een dergelijk inkoopreglement moet worden opgesteld.
Artikel 28. Subsidieverstrekking en steunverlening
Voor de steunverlening en subsidieverstrekking aan ondernemingen en instellingen (die volgens het Europees mededingingsrecht als onderneming worden aangemerkt) zijn de Europese staatssteunregels (artikel, en EG-verdrag), de Europese regels voor diensten van algemeen economisch belang (artikel 6 EG-verdrag), de regels uit de Algemene Wet Bestuursrecht en de eigen subsidieverordening van de gemeente van toepassing. Het artikel stelt dat het college beheersmaatregelen neemt, die er voor zorgen dat deze regelgeving wordt nageleefd.
De verordening treedt in de plaats van de vorige op grond van artikel 212 Gemeentewet ingestelde verordening. Het artikel bepaalt dat de verordening van toepassing is op alle stukken van het genoemde begrotingsjaar en latere jaren. De jaarstukken van het vorig begrotingsjaar moeten nog voldoen aan de bepalingen uit de oude verordening.
Artikel 30 geeft de naam, waarmee in de gemeentelijke stukken naar deze verordening moet worden verwezen.
Binnen twee weken na vaststelling door de raad moet het college de verordening aan gedeputeerde staten zenden (artikel 214 Gemeentewet). Gedeputeerde staten kunnen te allen tijde een onderzoek instellen naar het beheer en de inrichting van de financiële organisatie en de verordening ex artikel 212 Gemeentewet (artikel 215 Gemeentewet). De financiële verordening heeft enkel interne werking en is dus niet een besluit van algemene strekking in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht. De verordening hoeft dan ook niet te worden gepubliceerd, voordat zij in werking kan treden.