Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Ooststellingwerf

Antennes en zendmasten beleid gemeente Ooststellingwerf

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOoststellingwerf
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAntennes en zendmasten beleid gemeente Ooststellingwerf
CiteertitelAntennes en zendmasten beleid gemeente Ooststellingwerf
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Eenduidigheid te creëren in bestuurlijke afweging omtrent het plaatsen van antennes en zendmasten in de omgeving.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, art. 2.1
  2. Besluit omgevingsrecht, art. 4 lid 5 bijlage II

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

02-08-2012Nieuwe beleidsregels

03-07-2012

Nieuwe Ooststellingwerver, 01-08-2012

College, 03-07-2012 nr. 7

Tekst van de regeling

Intitulé

Antennes en zendmasten beleid Gemeente Ooststellingwerf

 

 

1. Inleiding
1.1 Aanleiding

De verleende bouwvergunning voor een zendmast in Appelscha in de gemeente Ooststellingwerf heeft de nodige onrust veroorzaakt over de al dan niet schadelijke effecten van elektromagnetische straling op de volksgezondheid. Daarnaast zal naar verwachting in de nabije toekomst de gemeente Ooststellingwerf in toenemende mate te maken krijgen met verzoeken tot het plaatsen van masten en antennes. Zowel het gebruik van mobiele telecommunicatiemiddelen (zoals mobiele telefoons) als het aanbod van diensten is de afgelopen jaren sterk toegenomen en verwacht mag worden dat deze trend zich ook de komende jaren voort zal zetten. Een gevolg daarvan is dat het aantal antennes en daarmee ook het aantal masten zal moeten worden uitgebreid.

 

Tevens is er een tendens te verwachten dat er steeds vaker verzoeken worden ingediend voor het plaatsen van masten met andere doeleinden dan het bevestigen van antennes. Daarbij valt met name te denken aan masten waaraan bewakingscamera’s kunnen worden bevestigd, om daarmee bijvoorbeeld de veiligheid van winkelcentra of bedrijventerreinen te verbeteren.

 

Gesteld kan worden dat burgers, bedrijven en hulpdiensten over het algemeen baat hebben bij de plaatsing van masten en antennes. Niet alleen om mobiel te kunnen communiceren, maar ook vanuit het oogpunt van openbare orde en veiligheid. Daar staat echter tegenover dat plaatsing van masten en antennes landschappelijk gezien niet altijd wenselijk is en dat de meeste burgers niet direct behoefte zullen hebben aan een mast vlakbij hun huis of een antenne op hun appartementencomplex.

 

Het voorgaande betekent dat er behoefte is aan (ruimtelijke) toetsingscriteria om een goede belangenafweging te kunnen maken bij verzoeken tot het plaatsen van masten en antennes. Deze toetsingscriteria zijn opgenomen in bijlage I van deze beleidsnota.

1.2 Doelstelling

Deze beleidsnota ziet erop toe om beleid te formuleren dat enerzijds recht doet aan de vraag en de eisen van de maatschappij met betrekking tot mobiele telecommunicatie en anderzijds deze vraag op een ruimtelijk zorgvuldige wijze tracht te faciliteren.

 

Gelet op de bezwarenprocedure omtrent de plaatsing van de zendmast te Appelscha, de massaliteit van het aantal handtekeningen en de actiegroep bewoners Bosweer, kan geconcludeerd worden dat er voldoende aanleiding is om een zorgvuldig en waar mogelijk terughoudend beleid te voeren ten aanzien van de plaatsing van masten. Tevens is het nuttig en noodzakelijk eenduidigheid te creëren in hoe onze gemeente omgaat met het plaatsen van antennes en zendmasten.

 

1.3 Afbakening

Deze nota heeft betrekking op (het plaatsen van) masten en antennes met een totale hoogte tot 40 meter (hiervoor geldt een buitenplanse ‘’kruimelgeval’’ mogelijkheid op grond van het Besluit omgevingsrecht). Voor masten van 40 meter en hoger zal steeds opnieuw moeten worden afgeweken van het bestemmingsplan met een uitgebreide omgevingsvergunning met ruimtelijke onderbouwing of een partiële herziening van het bestemmingsplan.

 

Bij deze nota worden de volgende definities gehanteerd:

Antenne: zorgen voor de daadwerkelijke onderlinge communicatie. En worden meestal op masten bevestigd. Echter in dichtbevolkt gebied kunnen antennes ook aan of op gebouwen worden bevestigd.

Antenne-installatie: installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkasten opgenomen apparatuur, met daarbij behorende bevestigingsconstructie. Mast / Antennedrager: antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne of camera.

Provider: bedrijf (leverancier) dat (tegen betaling) toegang tot internet verschaft of mobiele telefonie aanbied.

Site: een beschikbare radiogolf.

Sitesharing: het gezamenlijk gebruik maken van een mast.

UMTS-antenne: kan vele hoeveelheden data versturen. Hierdoor is beeldtelefonie, e-mail, draadloos internet en het verzenden van presentaties en bestanden mogelijk.

 

Deze nota heeft uitsluitend betrekking op antenne-installaties die 5 meter of hoger zijn. Voor antennes met een antennedrager, gemeten vanaf de voet, met een hoogte van minder dan 5 meter, hoeft op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) en het antenneconvenant geen omgevingsvergunning te worden aangevraagd en de gemeente kan daar dus ook geen voorwaarden aan verbinden.

 

Het voorgaande geldt eveneens voor masten, van welke hoogte dan ook, voor het C2000 systeem waarmee de hulpdiensten communiceren en masten voor het Waarschuwings- en Alarmeringssysteem (WAS). Daarvan is wettelijke bepaald dat daarvoor geen omgevingsvergunning noodzakelijk is, derhalve kunnen deze masten zonder tussenkomst van de gemeente worden geplaatst. De gemeente zal wel betrokken worden bij het zoeken naar een geschikte locatie, minst bezwaarlijke locatie. Verzoeken voor het plaatsen van reclamemasten vallen buiten dit beleid. Zij zullen apart worden getoetst aan de regels van het betreffende bestemmingsplan en vervolgens aan de door de gemeenteraad vastgestelde Welstandsnota.

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 belicht de juridische kant. In dit hoofdstuk komt de relevante wet- en regelgeving aan bod en wordt beknopt ingegaan op de gezondheidsaspecten. Hoofdstuk 3 omvat het beleidsmatige kader. In dit hoofdstuk worden het landelijke en het gemeentelijke beleid toegelicht.

 

Het gemeentelijke beleid wordt in bijlage I van deze nota geconcretiseerd in de vorm van toetsingscriteria voor het beoordelen van verzoeken tot het plaatsen van masten en antennes alsmede een beschrijving van de procedure die daarvoor doorlopen zal worden.

2. Juridisch kader
2.1 Europees recht

Europees verdrag tot bescherming van de rechten voor de mens.

Op grond van artikel 10 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten voor de mens heeft een ieder recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen. Het is de gemeente niet toegestaan om een algeheel antenneverbod in te stellen. De gemeente kan echter wel nadere voorwaarden stellen. De Raad van State heeft namelijk geoordeeld dat bij de plaatsing van antennes niet alleen het belang van de gebruiker, maar ook het belang van een goede ruimtelijke ordening (zeg maar de directe omgeving) moet worden betrokken.

2.2 Nederlands recht

2.2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

In de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) is onder meer vastgelegd voor welke activiteiten een omgevingsvergunning moet worden aangevraagd (en waaraan de gemeente dus voorschriften kan stellen). Op grond van de Wabo hoeft voor masten die niet hoger zijn dan 5 meter geen omgevingsvergunning te worden aangevraagd. Hetzelfde geldt voor antennes die (inclusief mast) niet hoger zijn dan 5 meter, mits voldaan wordt aan een aantal voorwaarden. Deze voorwaarden zijn vastgelegd in het antenneconvenant en een ministeriële regeling (Besluit omgevingsrecht).

Zoals bij de afbakening (paragraaf 1.2) in het inleidende hoofdstuk al is aangegeven, zijn de masten voor het C2000 systeem waarmee de hulpdiensten communiceren en de masten voor het Waarschuwings- en Alarmeringssysteem (WAS) eveneens vergunningvrij, ongeacht de hoogte van de mast.

 

Monumenten

Tevens zijn in de Wabo regels opgenomen ten aanzien van monumenten voor activiteiten die betrekking hebben op monumenten. Dit is onder meer het geval voor het plaatsen van installaties op, aan of bij beschermde monumenten. Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een monument moet worden beoordeeld in hoeverre de monumentale waarde van het monument wordt beïnvloed door de installatie. Zowel de monumentencommissie als de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed adviseert daarbij.

2.2.2 Wet ruimtelijke ordening

De wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) heeft tot doel het ruimtegebruik in Nederland te regelen. Op grond van deze wet zijn gemeenten verplicht bestemmingsplannen op te stellen waarin zij vastleggen waar, welke functies worden toegestaan. Zo kan onder meer expliciet worden vastgelegd waar masten en antennes worden toegestaan en tot welke hoogte. Het bestemmingsplan vormt het belangrijkste lokale ruimtelijke toetsingskader voor aanvragen om omgevingsvergunningen.

2.2.3 Telecommunicatienet

De telecommunicatiewet heeft tot doel het beschermen van de rechten van de burger betreffende elke vorm van digitale communicatie. Deze wet is in zoverre relevant, omdat zij providers verplicht mee te werken aan ‘’sitesharing’’. Hierdoor kan het aantal masten beperkt blijven. Weigering van een verzoek tot sitesharing is alleen toegestaan als dit op technische bezwaren gebaseerd is, zoals storing, beschikbare ruimte of constructieve aspecten.

2.2.4 Jurisprudentie

Voor wat betreft de plaatsing van antennes is de nodige jurisprudentie beschikbaar. Deze jurisprudentie is voortgekomen uit de discussie omtrent de gezondheidseffecten van GSM- en UMTS-antennes. Naar de gezondheidseffecten van antennes is zowel in Nederland als in het buitenland zeer uitgebreid onderzoek verricht. Daaruit is niet gebleken dat de volksgezondheid van mensen in de buurt van GSM- en/of UMTS-antennes wonen of werken in negatieve zin wordt beïnvloed door de radiogolven die door antennes worden uitgestraald.

Omdat negatieve effecten op de volksgezondheid ten gevolge van plaatsing van antennes niet zijn aangetoond, hebben diverse rechters geoordeeld dat gezondheidsrisico’s geen weigeringgrond mogen zijn voor een aanvraag omgevingsvergunning voor masten ten behoeve van telecommunicatie.

 

Gezondheidseffecten

 

Antennes en mobiele telefoons communiceren met elkaar door middel van radiogolven. Het gebruik van radiogolven is niet iets van de laatste 10 jaar. Sinds de 19e eeuw gebruiken we radiogolven voor telegrafie, radio en later televisie. Tegenwoordig hebben we onze huizen vol met apparatuur die gebruik maakt van radiogolven, zoals babyfoon, de magnetron en de draadloze telefoon. De laatste jaren zijn hier de draadloze netwerken voor computers bijgekomen.

Naar het effect van radiogolven op de gezondheid zijn inmiddels meer dan 2500 onderzoeken verricht. De Wereldgezondheidsorganisatie bestudeert alle publicaties van deze onderzoeken. Zij concludeert dat er geen reden is voor bezorgdheid over nadelige effecten van radiogolven op de gezondheid. Het enige aangetoond effect van radiogolven op het menselijk lichaam is opwarming. Ook de gezondheidsraad, een onafhankelijk adviesorgaan van de Nederlandse regering, concludeert dat er geen bewijs is voor andere effecten dan warmte. Als de veiligheidsnormen worden gerespecteerd, blijft de opwarming beperkt en is er geen enkele reden tot zorg, aldus de gezondheidsraad.

 

Naast de thermische effecten (de opwarming van het menselijk lichaam) worden ook wel niet-thermische effecten genoemd, zoals concentratieverlies, slapeloosheid, hoofdpijn en/of kans op ernstige ziekten. Ondanks veel onderzoek naar deze niet-thermische effecten is er tot op heden geen wettenschappelijk verantwoord bewijs geleverd dat er een verband bestaat tussen dergelijke klachten en radiogolven of elektromagnetische velden.

 

3 Beleidsmatig kader
3.1 Rijksbeleid

De Nederlandse overheid wil dat haar inwoners de mogelijkheden voor draadloze telecommunicatie optimaal kunnen benutten. Om dit te bereiken heeft zij een Nationaal Antennebeleid geformuleerd, hieruit is het Antenneconvenant ontstaan. De hierin gemaakte afspraken hebben enkel te maken met antennes en niet met de masten waaraan deze eventueel gekoppeld dienen te worden. In het Antenneconvenant staan afspraken over de samenwerking tussen de operators en gemeenten. Ook is de instemmingprocedure voor bewoners van woongebouwen met huurders er in vastgelegd.

3.2 Nationaal antennebeleid

Per 1 januari 2003 is de regelgeving over antenne-installaties veranderd. In het Nationaal Antennebeleid heeft het Rijk zich uitgesproken voor een bouwvergunningsvrijheid van antennes tot vijf meter hoogte. Deze vrijheid is inmiddels opgenomen in het vergunningvrije stelsel van de Wabo en het besluit omgevingsrecht (hierna: Bor).

 

In het convenant staan afspraken en gedragsregels die gelden tussen de convenantpartijen. Er is een verschil tussen de regels in het Bor enerzijds en in het convenant anderzijds. Het Bor vormt het wettelijk kader voor de omgevingsvergunningvrijheid, waaraan iedereen zich dient te houden. In het convenant hebben de convenantpartijen afspraken gemaakt die alleen gelden tussen de convenantpartijen.

 

Feitelijk heeft de gemeente een zeer beperkte rol in het convenant. Er zijn immers afspraken gemaakt over vergunningvrije installaties. Operators hoeven geen vergunning aan te vragen en er is geen formele meldingsplicht. Wel blijven gemeenten als gevolg van het convenant geïnformeerd over waar antenne-installaties staan of komen, door middel van het plaatsingsplan dat jaarlijks aan de gemeente wordt toegestuurd. Het convenant biedt de gemeente de mogelijkheid om hierop te reageren.

 

Brief Minister van VROM en Minister van EZ d.d. 6 juni 2006

In deze brief, die gericht is aan alle gemeenten in Nederland, wijzen de ministers er op dat tot nu toe de wetenschap niet heeft kunnen vaststellen dat blootstelling aan de elektromagnetische velden inzake GSM/UMTS schadelijk is voor de gezondheid. Wel kan er sprake zijn van een thermisch effect, wat betekent dat de elektromagnetische velden het menselijk lichaam opwarmen. Zolang er geen bewijs is en er ook onvoldoende aanwijzingen zijn dat GSM- en UMTS-masten schadelijk zijn voor de gezondheid, ziet het Kabinet geen reden om het nationaal antennebeleid aan te passen. De ministers spreken de verwachting uit dat de gemeenten meewerken aan de uitvoering van dit beleid, vanzelfsprekend met aandacht voor wat er leeft in de betreffende gemeente.

3.3 Gemeentelijk beleid

Gemeenten kunnen binnen de uitgangspunten van het nationaal antennebeleid eigen beleidsuitgangspunten vaststellen. Bij verzoeken tot het plaatsen van masten dienen de betrokken belangen te worden afgewogen in het kader van de verlening van omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijken van het bestemmingsplan.

 

Afweging tot nu toe

Tot nu toe werd per individueel geval gekeken of er al dan niet meegewerkt kon worden met verzoeken voor het plaatsen van antenne- en zendmasten. De ene keer kon wel meegewerkt de andere keer niet. Beleid omtrent de afweging is nooit vastgelegd. Per aanvraag werd een afweging gemaakt.

Huidige geldende kaders

Een aanvraag om omgevingsvergunning moet onder meer worden getoetst aan het bestemmingsplan. In een aantal regels binnen een bestemmingsplan is een afwijkingsmogelijkheid van het college van burgemeester en wethouders opgenomen voor het plaatsen van een mast. In andere situaties biedt het Besluit omgevingsrecht de mogelijkheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen (artikel 4 lid 5 Bijlage II Bor).

 

Omdat de gemeente nog geen beleid had omtrent het plaatsen van masten, wordt aan verzoeken op dit moment de ene keer wel en de andere keer geen medewerking verleend.

 

Na vaststelling van het onderhavige beleid met de daarbij behorende criteria is het mogelijk om op basis van objectieve criteria al dan niet gebruik te maken van de afwijkingsmogelijkheden zoals deze aan het college zijn toegekend.

 

Nieuw beleid

Centraal uitgangspunt in deze beleidsnotitie is de verschijningsvorm van masten en de ruimtelijke invloed die zij kunnen hebben op de omgeving. In stedelijk gebied zijn masten in het algemeen goed inpasbaar, echter niet gewenst, maar in landelijk gebied zijn incidentele masten niet inpasbaar en ook niet gewenst. Plaatsing kan ertoe leiden dat wordt ingeleverd op de landschappelijke kwaliteit (horizonvervuiling). Om de kwaliteit van de kernen en het platteland van de gemeente Ooststellingwerf te behouden, zijn ruimtelijke criteria noodzakelijk.

 

Er zal altijd eerst gekeken moeten worden naar reeds aanwezige voorzieningen waarop aangehaakt kan worden qua mogelijkheden van techniek. Pas als er geen mogelijkheden zijn om gebruik te maken van al bestaande opstelpunten kan er gezocht worden naar andere mogelijkheden en zullen de criteria in bijlage I van deze nota van belang zijn.

 

In stedelijk gebied gaat de voorkeur uit naar plaatsing van antenne-installaties op bedrijventerreinen. Indien er buiten de bedrijventerreinen de noodzaak is voor het plaatsen van een mast dient er, indien technisch mogelijk, een zo groot mogelijke afstand tot woningen te worden gehanteerd. Hierbij zal nadrukkelijk moeten worden bekeken of er geen mogelijkheid aanwezig is om tot plaatsing op gebouwen, geen woongebouwen zijnde, over te gaan.

 

In het Buitengebied is het niet wenselijk medewerking te verlenen aan een individuele mast in het landschap. In verband met dekking zal plaatsing van een mast toch nodig zijn. In die situatie zou aansluiting kunnen worden gezocht bij ruimtelijke structuren waarbij de te plaatsen mast kan worden ingekleed. Denk hierbij aan de rand van een bosgebied of hoge infrastructuur. Ook bij hoogspanningsleidingen kan aansluiting worden gezocht. Aan de rand van de kernen zou ook kunnen worden gezocht naar overgangsgebieden waar mogelijkheden aanwezig kunnen zijn. Bijvoorbeeld sportgebieden tegen bosgebied of infrastructuur aan.

 

De criteria die opgenomen zijn in bijlage I van deze beleidsnotitie kunnen worden toegepast bij:

  • 1.

    de integrale beoordeling van een verzoek tot afwijking van het bestemmingsplan;

  • 2.

    de voorbereiding van nieuwe bestemmingsplannen (in nieuwe plannen zoals voor bedrijventerreinen zouden locaties expliciet kunnen worden aangewezen);

  • 3.

    motivering van een besluit tot het al dan niet medewerking verlenen aan een afwijking, In een dergelijk geval kan worden volstaan met een verwijzing naar deze beleidsregels.

Bijlage I Beleidsregel toepassing afwijkingsmogelijkheden ten behoeve van masten en antennes

Hoofdstuk I: algemene bepalingen

Onderstaand zijn regels opgenomen die de gemeente Ooststellingwerf hanteert bij het toetsen van een afwijking van het bestemmingplan voor masten en antennenestot een hoogte van 40 meter.

 

Begripsbepaling

Bij de toepassing van deze beleidsregels worden de begripsbepalingen zoals deze in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, Besluit omgevingsrecht, het bouwbesluit, de Bouwverordening en de van toepassing zijnde bestemmingsplannen van de gemeente Ooststellingwerf zijn geregeld, gehanteerd.

Artikel 1:

Naast de toets aan deze beleidsregels dient een plan dan wel een verzoek om af te wijken van het bestemmingsplan in ieder geval te voldoen aan de toetsingscriteria van bovengenoemde wet- en regelgeving.

Hoofdstuk II: algemene plaatsingscriteria

Artikel 2:
  • 1.

    De algemene criteria worden gehanteerd ongeacht de locatie of het gebied waarin de mast wordt geplaatst.

  • 2.

    In alle gevallen moet worden uitgegaan van verschillende communicatiemiddelen op dezelfde mast (sitesharing). Indien dit om technische of andere redenen niet mogelijk is, dient dit voldoende gemotiveerd te worden aangetoond. Indien de motivering niet voldoende wordt geacht, kan de OPTA of het Agentschap Telecom hiervoor worden ingeschakeld.

  • 3.

    De plaatsing van een mast moet zowel uit stedenbouwkundig, landschappelijk, als uit welstandsoogpunt aanvaardbaar zijn.

  • 4.

    Plaatsing op gemeentelijke eigendommen heeft de voorkeur (rekening houdende met aanwezige kabels, leidingen en andere voorzieningen), vervolgens op locaties die in beheer zijn bij andere overheden en in een uiterste geval bij particulieren.

  • 5.

    Ter voorkoming van onevenredige landschappelijke verstoringen, wordt de voorkeur gegeven aan plaatsing van enkele hogere masten boven meerdere lage masten, afwijkingen van deze voorkeur moeten voldoende worden gemotiveerd.

  • 6.

    Er moet in alle gevallen gezocht worden naar vaste opstelpunten.

Hoofdstuk III: locatiecriteria

Artikel 3:

De volgende voorkeursvolgorde voor plaatsing van een mast, antennes, of camera’s e.d. wordt gehanteerd:

  • 1.

    Op of aan bestaande masten, reclamemasten, hoogspanningsmasten, windmolens etc.

  • 2.

    Op bedrijventerreinen.

  • 3.

    In de onmiddellijke nabijheid van hoge gebouwen en bouwwerken zoals windmolens, lichtmasten of reclamemasten.

  • 4.

    Langs infrastructuurlijnen (bestaande masten en infrastructurele bouwwerken, bijvoorbeeld matrixborden.

  • 5.

    Bij of op sportcomplexen.

  • 6.

    In recreatiegebieden.

  • 7.

    In bosgebieden, die niet zijn aangewezen als natuurgebied.

  • 8.

    In de directe nabijheid van woongebieden.

  • 9.

    Masten zijn in beginsel niet toegestaan in open nagenoeg onbebouwd gebied, natuurgebied en de woongebieden. Alleen als lid 1 t/m 8 aantoonbaar niet haalbaar zijn is medewerking bespreekbaar.

Toelichting

Iedere beoogde locatie dient getoetst te worden aan deze voorkeursvolgorde. Het kan bijvoorbeeld zijn dat een verzoek binnenkomt voor de plaatsing van een mast direct naast een woonkern, omdat dit nodig is voor de dekking van dat gebied. In dat geval kan gemotiveerd van de voorkeursvolgorde worden afgeweken, de mast dient dan wel ruimtelijk te passen in de omgeving en hierbij kunnen voorwaarden worden gesteld over bijvoorbeeld de maximum masthoogte. De gemeente kan ter beoordeling van de noodzaak aan de verzoekers een onafhankelijk deskundigenrapport (KEMA, TNO) opvragen waaruit de noodzaak moet blijken. Het plaatsen van masten op gemeentelijke eigendommen heeft de voorkeur, dit vanuit het oogpunt dat hiermee door de gemeente controle gehouden kan worden.

 

Als er duidelijk is in welk gebied het opstelpunt geplaatst dient te worden kan er getoetst worden aan de onderstaande gebiedsspecifieke criteria.

Hoofdstuk IV: gebiedsspecifieke criteria

Artikel 4:

Bedrijventerreinen:

  • 1.

    De locatie dient zo ver mogelijk van woonbebouwing te worden gekozen.

  • 2.

    De locatie moet zo worden geplaatst dat de installatie zoveel mogelijk wegvalt in de omgeving.

Toelichting

Het plaatsen van masten op bedrijventerreinen heeft de voorkeur. Bedrijventerreinen hebben al vaak een andere stedenbouwkundige opbouw. Met de plaatsing van masten op bedrijventerreinen worden verstorende elementen geconcentreerd op één locatie. Het kan hierbij gaan om een geheel nieuwe mast of het plaatsen van antennes, camera’s e.d. op bestaande gebouwen.

Artikel 5:

Bebouwde kom:

  • 1.

    Gecombineerd met andere voorzieningen dan woningbouw (o.a. sportterrein, bedrijven).

  • 2.

    Bij voorkeur zo ver mogelijk van woongebieden en beschermde gebieden af.

  • 3.

    Een beschermd stads- en dorpsgezicht moet gevrijwaard blijven van masten.

Toelichting

Het plaatsen van masten in de bebouwde kom heeft niet de voorkeur, maar kan in het uiterste geval vanuit het oogpunt van voldoende dekking wel noodzakelijk zijn. Open plaatsing van masten tussen lage bebouwing is niet gewenst, omdat dit ruimtelijk gezien niet past in de omgeving.

 

Als is aangetoond dat antennes, camera’s en dergelijk in de kernen noodzakelijk is, moet worden gezocht naar plaatsing in of bevestiging aan hoge gebouwen of bestaande masten. Indien het panden betreft met een monumentale status vraagt plaatsing aan een dergelijk monument vervolgens weer meer aandacht voor wat betreft de mogelijke aantasting van het monument.

Artikel 6:

Buitengebied:

  • 1.

    Opstelpunten voor masten dienen te worden gekoppeld aan de reeds aanwezige infrastructuur, waaronder hoogspanningsmasten en (knooppunten van) bestaande wegen. Waarbij de voorkeur nadrukkelijk uitgaat naar koppeling aan de bestaande hoogspanningsmasten.

  • 2.

    Masten zijn in open gebied in beginsel niet toegestaan, tenzij is aangetoond dat de plaatsing noodzakelijk is om witte vlekken in de dekking te voorkomen.

  • 3.

    De antenne-installaties dienen zoveel mogelijk geïntegreerd te worden in de omgeving (bijvoorbeeld aansluiting bij bossen) om zo min mogelijk afbreuk te doen aan de visuele kwaliteit van de omgeving.

  • 4.

    Het vervangen van bestaande legale masten is toegestaan vanuit het oogpunt dat:

    • a.

      dit reeds een bestaande element in de omgeving is;

    • b.

      er geen alternatieven meer geschiktere locatie voorhanden is;

    • c.

      op voorwaarde dat de capaciteit van de antennedrager wordt vergroot, meer gebruikers op de mast totdat aangetoond is dat bij plaatsing technisch gezien niet meer mogelijk is.

Toelichting

Het Buitengebied van de gemeente Ooststellingwerf is grotendeels onbebouwd en kent nauwelijks hoge bebouwing. Ruimtelijk gezien is de plaatsing van een opstelpunt voor een mast in open gebied niet gewenst. Deze is hier nauwelijks in te passen en zal in de meeste gevallen een storend element vormen in de omgeving. Een locatie in een bosrijke omgeving (uitgezonderd Natura-2000 gebieden) verdient bijvoorbeeld de voorkeur. Er kunnen gevallen zijn waarbij de plaatsing absoluut noodzakelijk is om ‘’witte vlekken’’ in de dekking te voorkomen. Dit betekent dat wel moet worden aangetoond dat er geen alternatieven voorhanden zijn. Verder heeft de plaatsing van masten nabij recreatieterreinen en/of sportcomplexen de voorkeur boven plaatsing in het open gebied.

Hoofdstuk V: bijzondere bepalingen

Artikel 7:

Burgemeester en wethouders kunnen op grond van artikel 4:84 Awb in onvoorziene omstandigheden met in achtneming van het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en in het bestemmingsplan, gemotiveerd afwijken van deze regels.

Hoofdstuk VI: slotbepalingen

Artikel 8:

De beleidsregels treden in werking daags nadat deze zijn bekend gemaakt.

Artikel 9:

Deze regels worden aangehaald als Antennes en zendmasten beleid gemeente Ooststellingwerf.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van de gemeente Ooststellingwerf van 3 juli 2012.

De burgemeester, De secretaris,