Organisatie | Lingewaard |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Reglement van Orde voor de Raad 2014 |
Citeertitel | RvO 2014 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is vervangen door het Reglement van Orde voor de raad van Lingewaard 2017.
Gemeentewet
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2014 | 01-01-2017 | Onbekend | 12-12-2013 Het Gemeentenieuws | 2013/ |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 2 De voorzitter - waarneming van de burgemeester
In de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling na de raadsverkiezingen wijst de raad twee leden van de raad aan, die met de waarneming van het voorzitterschap van de raad zijn belast bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester. De raad bepaalt wie als eerste en wie als tweede waarnemer optreedt.
De griffier kan, indien daartoe door de voorzitter uitgenodigd, aan de beraadslagingen van de raad deelnemen.
Artikel 4 De gemeentesecretaris
Het presidium kan het college verzoeken de gemeentesecretaris in de vergadering aanwezig te laten zijn en deel te laten nemen aan beraadslagingen van de raad.
Het presidium vergadert in het openbaar. De deuren worden gesloten op voorstel van de voorzitter of een van de andere leden. Het presidium besluit vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd. Omtrent de oplegging en opheffing van geheimhouding zijn artikel 48 en 49 van overeenkomstige toepassing.
Het presidium stelt de voorlopige agenda op voor de vergaderingen van de raad en de Politieke Avond en stelt de onderwerpen vast, die op de Politieke Markt aan de orde worden gesteld. Het doet aanbevelingen aan de raad inzake de organisatie van de werkzaamheden van de raad, de Politieke Avond en de Politieke Markt. Het legt jaarlijks een voorstel van een vergaderschema van de raad en de Politieke Avond ter vaststelling aan de raad voor.
Degene die persoonlijk aan de raad een petitie wil aanbieden kan daartoe door tussenkomst van de griffier een verzoek doen aan de voorzitter. Een verzoek kan worden gehonoreerd indien de petitie het algemeen belang betreft en breed wordt ondersteund. De voorzitter bepaalt het tijdstip waarop de petitie kan worden aangeboden.
Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; benoeming wethouders; fracties
Artikel 7 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging; benoeming wethouders
Bij elke benoeming van nieuwe leden van de raad stelt de raad een commissie in bestaande uit drie leden van de raad. De commissie wordt ondersteund door de griffier of diens plaatsvervanger. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden en - in voorkomende gevallen - het proces-verbaal van het centraal stembureau.
Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam zij zal voeren. Indien zodanige mededeling niet wordt gedaan, wordt de fractie aangeduid met de achternaam van haar voorzitter voorafgegaan door het woord fractie.
Indien tijdens de zittingsperiode van de raad een nieuwe fractie ontstaat, deelt deze in de eerstvolgende vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam zij zal voeren. Indien zodanige mededeling niet wordt gedaan, wordt de fractie aangeduid met de achternaam van haar voorzitter voorafgegaan door het woord fractie.
Indien tijdens de zittingsperiode van de raad een nieuwe fractie ontstaat dan wel een of meer leden zich bij een andere fractie aansluiten, doet de betrokken fractie hiervan zo spoedig mogelijk mededeling aan de voorzitter. Een nieuwe fractie deelt tevens mede welke leden als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden.
Hoofdstuk 3 Vergaderingen van de raad
Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen
Indien niet alle geagendeerde onderwerpen zijn behandeld, wordt de vergadering voortgezet op de eerstvolgende maandag, te beginnen om 19.30 uur, zonder dat hiervoor een oproep of bekendmaking nodig is. In bijzondere gevallen kan bij besluit van de raad of door de voorzitter hiervan worden afgeweken.
Indien een lid van de raad bij de vaststelling van de agenda te kennen geeft dat hij een voorstel dat als hamerstuk is geagendeerd, alsnog inhoudelijk wenst te behandelen, wordt het geagendeerd voor de eerstvolgende vergadering van de raad, tenzij behandeling naar het oordeel van de voorzitter in verband met daarmee geboden spoed niet kan worden uitgesteld dan wel slechts een summiere inhoudelijke behandeling wordt voorzien.
Artikel 14 Ter inzage leggen van stukken
Stukken die ter toelichting zijn van onderwerpen op de agenda worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep in het gemeentehuis ter inzage gelegd en op de website van de gemeente geplaatst. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.
Indien omtrent stukken geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier de leden van de raad en van het college inzage. Met stukken die ter vertrouwelijke kennisneming aan de raad beschikbaar zijn gesteld, wordt overeenkomstig gehandeld.
Paragraaf 2 Orde der vergadering
Artikel 19 Volgorde bij hoofdelijke stemming en spreekvolgorde
De fracties spreken in de vergadering in de volgorde waarin de eerst aanwezigen van de fracties de presentielijst hebben getekend, te beginnen met de fractie van het lid, bedoeld in de laatste volzin van het eerste lid. Bij de behandeling van voorstellen van orde kan de voorzitter van deze volgorde afwijken.
De leden, de voorzitter, de wethouders, de griffier en andere personen die aan de beraadslagingen hebben deelgenomen, kunnen de raad het verzoek doen de ontwerp-besluitenlijst gewijzigd vast te stellen. Het verzoek wordt uiterlijk 24 uur voor de aanvang van de vergadering waarin de lijst ter vaststelling is geagendeerd, bij de griffier ingediend.
De besluitenlijst bevat in elk geval:
een overzicht van het verloop en de uitslag van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig artikel 28, eerste lid, van de Gemeentewet van stemming hebben onthouden of zich bij het uitbrengen van hun stem hebben vergist;
Bij de raad ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het college en de burgemeester aan de raad, worden door de griffier op een overzicht geplaatst. Dit overzicht wordt wekelijks tezamen met de nieuw ingekomen stukken aan de leden van de raad toegezonden en ter inzage gelegd tot de daaropvolgende vergadering van de raad.
Artikel 24 Handhaving orde; schorsing
De voorzitter roept een spreker, die zich naar zijn oordeel in beledigende of onbetamelijke bewoordingen uitlaat, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, tot de orde. Indien de betreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.
Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.
Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn stemgedrag kort te motiveren.
Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen
Artikel 29 Algemene bepalingen over stemming
Indien door een of meer leden hoofdelijke stemming wordt gevraagd, roept de voorzitter of de griffier de leden van de raad bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het lid dat daarvoor overeenkomstig artikel 19 is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst
Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij, nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt, aantekening vragen dat hij zich heeft vergist. In de uitslag van de stemming brengt dit geen verandering.
Artikel 31 Stemming over personen
Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.
Artikel 32 Herstemming over personen
Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.
Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Er kan alleen beraadslaagd worden over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.
Een amendement is ontoelaatbaar indien het een strekking heeft tegengesteld aan die van het geagendeerde voorstel of indien er tussen de inhoud van het amendement en die van het voorstel geen rechtstreeks verband bestaat. Een amendement wordt geacht toelaatbaar te zijn zolang de raad het niet ontoelaatbaar heeft verklaard. Een daartoe strekkend voorstel kan, zo nodig met onderbreking van de orde, worden gedaan door de voorzitter of een lid van de raad.
Het presidium plaatst het initiatiefvoorstel op de voorlopige agenda van de eerstvolgende vergadering van de raad en doet daarbij een voorstel over de wijze van behandeling. Het voorstel wordt direct na de vaststelling van de agenda in stemming gebracht. Indien de schriftelijke oproep voor de eerstvolgende vergadering reeds is verzonden, wordt het voorstel over de wijze van behandeling op de agenda van de daaropvolgende vergadering geplaatst.
Het verzoek tot het houden van een debat over een niet op de voorlopige agenda opgenomen onderwerp wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, vóór 12.00 uur op de maandag voorafgaand aan de vergadering van de raad schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover een debat wordt verlangd.
Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, vóór 12.00 uur op de maandag voorafgaand aan de vergadering van de raad schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.
De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college. Bij de vaststelling van de agenda van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt welke plaats de interpellatie op de agenda krijgt.
Artikel 41 Schriftelijke vragen
Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats door middel van het daarvoor door het presidium vastgestelde formulier, in ieder geval binnen dertig dagen nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende vergadering van de raad. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het college of de burgemeester de raad hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden.
De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording, in de eerstvolgende vergadering van de raad en bij mondelinge beantwoording in dezelfde vergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen omtrent de door het college of de burgemeester gegeven antwoorden, tenzij de raad anders beslist.
Direct na opening van de vergadering is er een vragenronde, waarin de raadsleden actuele politiek relevante vragen kunnen stellen aan het college, leden van het college of de burgemeester. In bijzondere gevallen kan het presidium voorstellen de vragenronde op een ander moment in de vergadering te houden.
Hoofdstuk 5 Begroting en rekening
Artikel 43 Procedure voorjaars- en kadernota en programmabegroting
Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet vinden de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de voorjaars- en/of kadernota en de programmabegroting plaats volgens een procedure die de raad, op voorstel van het presidium, vaststelt. De raad kan hiertoe afwijken van de hoofdstukken 3 en 4 van dit reglement.
Artikel 44 Procedure jaarrekening
Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet vinden de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en vaststelling van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van een eventueel indemniteitsbesluit plaats volgens een procedure die de raad, op voorstel van het presidium, vaststelt. De raad kan hiertoe afwijken van de hoofdstukken 3 en 4 van dit reglement.
Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties
Artikel 45 Verslag en verantwoording
Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of de gemeentesecretaris, die door de raad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam, een gemeenschappelijk orgaan ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen of een orgaan van een andere organisatie of institutie, kan in de Politieke Avond verslag doen over zaken die in het betrokken orgaan aan de orde zijn of zijn geweest.
De in het eerste lid bedoelde persoon heeft daarnaast het recht om in aansluiting op de behandeling van de lijst van ingekomen stukken òf voor het sluiten van de vergadering van de raad verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur of gemeenschappelijk orgaan of een orgaan van een andere organisatie of institutie aan de orde zijnof zijn geweest. Door de raad gewenste bespreking van dit verslag kan op voorstel van de voorzitter worden verwezen naar de Politieke Avond.
Hoofdstuk 7 Besloten vergadering van de raad
Op een besloten vergadering van de raad zijn de bepalingen van dit reglement van toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.
Voor zover daarop geheimhouding rust wordt de besluitenlijst niet rondgedeeld. De geheime besluitenlijst en het audioverslag blijven bij de griffier in bewaring. Uitsluitend de voorzitter, de in de vergadering aanwezige leden van de raad en het college en de griffier kunnen van de lijst en het verslag kennisnemen. De overige leden van de raad en het college kunnen onder gelijke verplichting tot geheimhouding van de lijst en het verslag kennisnemen, tenzij het openbaar belang zich naar het oordeel van de raad daartegen verzet.
Artikel 49 Opheffing geheimhouding
Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen, nodigt hij het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd, uit daarover in een besloten vergadering met hem te overleggen.
Artikel 51 Geluid- en beeldregistraties
Degenen die in de vergaderzaal tijdens een openbare vergadering van de raad geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen. Deze aanwijzingen kunnen niet zover gaan dat zij de vrijheid van pers aantasten.
Artikel 52 Gebruik mobiele telefoons en andere apparatuur
In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik van mobiele telefoons en andere apparatuur uitsluitend toegestaan voor zover daardoor naar het oordeel van de voorzitter de orde van de vergadering niet wordt verstoord.
Hoofdstuk 9 Bijzondere instrumenten voor informatievergaring
Artikel 53 Informatieve raadsbijeenkomst
Behalve over de vaststelling van de agenda, de orde van de bijeenkomst, het sluiten van de deuren en het opleggen van geheimhouding worden in deze bijeenkomst geen besluiten genomen. In de bijeenkomst wordt geen verantwoording gevraagd respectievelijk afgelegd voor gevoerd bestuur door het college, leden van het college of de burgemeester.
Hoofdstuk 10 De Politieke Avond
Paragraaf 2 Instelling, taken en samenstelling
De Politieke Avond vergadert en beslist in de cluster Ruimte en de cluster Bestuur. De cluster Ruimte behandelt onderwerpen op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling en milieu, beheer, economie en verkeer en vervoer. De cluster Bestuur behandelt onderwerpen op het gebied van bestuur, financiën en welzijn. Indien een onderwerp beide clusters aangaat, beslist het presidium welk cluster het behandelt.
Aan de behandeling van en besluitvorming over een geagendeerd onderwerp of voorstel nemen per fractie ten hoogste twee leden deel, die daartoe door de fractie zijn aangewezen. Tenminste één van de deelnemers is raadslid. Wanneer een fractie uit één lid bestaat kan zij volstaan met aanwijzing van personen als bedoeld in het eerste lid onder b. .
Artikel 59 Leden, niet zijnde raadslid
Voor benoeming als bedoeld in artikel 58, eerste lid onder b, is vereist dat betrokkene voldoet aan de vereisten van artikel 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet. Voor benoeming is verder vereist dat betrokkene bereid is de eed of de verklaring en belofte af te leggen als bedoeld in het vierde lid.
De raad trekt de benoeming in wanneer betrokkene niet meer voldoet aan de voor benoeming geldende voorwaarden. Betrokkene is verplicht de raad daarover onverwijld te informeren. Voorts trekt de raad de benoeming in indien de fractie die hem heeft voorgedragen, heeft verklaard dat betrokkene niet langer haar vertrouwen geniet.
Direct na benoeming legt betrokkene ten overstaan van de voorzitter de eed of de verklaring en belofte af overeenkomstig artikel 14 van de Gemeentewet, waarbij “om tot lid van de raad benoemd te worden” wordt gelezen als “om tot lid van de Politieke Avond benoemd te worden” en “mijn plichten als lid van de raad” als “mijn plichten als lid van de Politieke Avond”.
Paragraaf 3 Openbare vergaderingen – tijdstip van vergaderen en voorbereidingen
De voorlopige agenda en de daarbij behorende ontwerp-raadsvoorstellen, ontwerp-raadsbesluiten en, indien dit in voorkomende gevallen nodig is voor de leesbaarheid van voorstellen, beleidsnota’s en/of beleidsnotities, met uitzondering van stukken waarvoor geheimhouding is opgelegd, worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep verzonden.
Alle relevante stukken en de bij de voorstellen behorende achterliggende stukken, liggen vanaf het moment dat de oproep wordt verzonden in de leeskamer van de raad ter inzage. Stukken waarvoor geheimhouding is opgelegd, blijven onder berusting van de clustergriffier. De clustergriffier verleent de leden desgevraagd inzage.
In spoedeisende gevallen kan de clustervoorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep een aanvullende agenda opstellen. Deze wordt uiterlijk om 18.00 uur op de dag voorafgaand aan de dag van de vergadering met de daarbij behorende stukken aan de leden van de raad verzonden en openbaar gemaakt.
Paragraaf 4 Openbare vergaderingen – orde van de vergadering
Artikel 68 Opening vergadering - quorum
Wanneer tien minuten na het uur dat is vastgesteld voor de behandeling van een onderwerp, het vereiste aantal deelnemers niet aanwezig is, kan de clustervoorzitter afzien van behandeling van het onderwerp. Met verwijzing naar dit artikel kan hij dag en uur van de volgende vergadering bepalen waarin het onderwerp zal worden behandeld, op een tijdstip dat tenminste 24 uur na het bezorgen van de schriftelijke oproep is gelegen.
Artikel 69 Spreekrecht burgers
Inwoners, vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties, instellingen of bedrijven en andere betrokkenen kunnen in de vergadering het spreekrecht uitoefenen over een niet geagendeerd onderwerp of een geagendeerd onderwerp, waarvoor niet is voorzien in een informatieronde. Degene die hiervan gebruik wil maken, doet hiervan uiterlijk om 12.00 uur op de dag voorafgaande aan de dag van de vergadering opgave aan de clustergriffier. Hij geeft daarbij zijn naam, adres, e-mailadres en telefoonnummer op en, indien van toepassing, namens wie hij optreedt en voorts het onderwerp waarover hij het woord wil voeren.
De inspreker voert het woord nadat de clustervoorzitter hem dit heeft verleend. De spreektijd bedraagt per onderwerp maximaal 30 minuten voor alle insprekers tezamen en maximaal drie minuten per inspreker. Indien er meer insprekers zijn wordt de maximale spreektijd voor alle insprekers naar evenredigheid verdeeld. De clustervoorzitter kan in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.
Het presidium kan besluiten dat voorafgaande aan de beraadslaging over een onderwerp of voorstel een informatieronde wordt gehouden, waarin de deelnemers van de Politieke Avond informatie en gedachten uitwisselen met inwoners, maatschappelijke organisaties, instellingen of bedrijven of andere betrokkenen, die daarvoor door de clustervoorzitter zijn uitgenodigd. Het college of, indien het onderwerp hem betreft, de burgemeester kan worden uitgenodigd aan de informatieronde deel te nemen. De informatieronde wordt op de voorlopige agenda vermeld.
De informatieronde kan ook worden opengesteld voor anderen, die aan nader te bepalen voorwaarden voldoen. Belangstellenden doen daarvan tenminste 24 uur voor aanvang van de vergadering opgave bij de clustergriffier. Zij geven daarbij hun naam, adres, e-mailadres en telefoonnummer op en, indien van toepassing, namens wie zij aan de informatieronde deelnemen.
De beraadslaging over een onderwerp vindt plaats in twee termijnen. In eerste termijn kunnen de deelnemers aan de indiener van het onderwerp of voorstel ten hoogste twee vragen stellen. Deze krijgt aansluitend gelegenheid de vragen te beantwoorden. In tweede termijn kunnen de deelnemers onderling en met de indiener van gedachten wisselen over het onderwerp of voorstel.
Paragraaf 5 Besloten vergaderingen - geheimhouding
Op besloten vergaderingen zijn de bepalingen van de voorgaande paragrafen van dit hoofdstuk van overeenkomstige toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.
Zolang daarop geheimhouding rust, wordt het verslag niet rondgedeeld. Het verslag en het audioverslag blijven in dat geval bij de griffier in bewaring. Uitsluitend de clustervoorzitter, de deelnemers, de in de besloten vergadering aanwezige leden van het college en de clustergriffier kunnen van de verslagen kennisnemen. De leden van de raad en het college die niet aan de vergadering hebben deelgenomen, kunnen onder gelijke verplichting tot geheimhouding van de verslagen kennisnemen, tenzij het openbaar belang zich naar het oordeel van de Politieke Avond hiertegen verzet.
Artikel 79 Opheffing geheimhouding
Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt daarover in een besloten vergadering overleg gevoerd met de leden van de Politieke Avond, die aan de besloten vergadering hebben deelgenomen.
Hoofdstuk 11 De Politieke Markt
De voorzitter draagt zorg dat:
-informatie en gedachten worden uitgewisseld;
-er geen politieke standpunten worden uitgedragen, politieke vragen worden gesteld of wordt gediscussieerd tussen de raadsleden, de leden van de Politieke Avond die geen raadslid zijn, de burgemeester en de wethouders en de andere aanwezigen.
Hoofdstuk 12 Overgangs- en slotbepalingen
Onverminderd artikel 59 worden de in artikel 58, eerste lid onder b, bedoelde leden van de Politieke Avond, die ten tijde van de inwerkingtreding van dit reglement in functie zijn, geacht door de raad te zijn benoemd.
Toelichting op het RvO Lingewaard 2013
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Lid c: onder 'aanhangig' wordt verstaan aan de orde/in behandeling zijnd.
Leden b en f: de omschrijving van de termen amendement en initiatiefvoorstel luiden hetzelfde als in de artikelen 147a en 147b van de Gemeentewet.
Artikel 2 De voorzitter - waarneming van de burgemeester
De burgemeester is op grond van de Gemeentewet voorzitter van de raad. Hij is ook gerechtigd deel te nemen aan de beraadslagingen. Als voorzitter zorgt hij onder andere voor de handhaving van de orde in de
Het is in onze gemeente reeds geruime tijd praktijk dat de raad zelf een waarnemend voorzitter van de raad aanwijst. Als de raad dat niet doet, treedt op grond van de Gemeentewet het langstzittende raadslid als waarnemer op.
De waarnemend voorzitters van de raad worden in het RvO tevens aangewezen als waarnemend burgemeester voor het (zeldzame) geval dat geen wethouders in staat is als loco op te treden. Bij gebreke van een specifiek raadsbesluit berust die verantwoordelijkheid bij het langstzittende lid van de raad. Het ligt meer voor de hand deze verantwoordelijkheid op te dragen aan degenen die de burgemeester ook al als raadsvoorzitter vervangen.
De raad moet een griffier benoemen (artikel 100 van de Gemeentewet). Deze is verantwoordelijk voor de bijstand aan de raad. De Ambtsinstructie voor de griffier bevat een nadere regeling van zijn taken en bevoegdheden. De organisatie van de griffie en de rechtspositie van de griffier en de andere medewerkers van de griffie zijn in afzonderlijke regelingen vastgelegd.
Artikel 4 De gemeentesecretaris
Sinds de invoering van het dualisme valt de secretaris onder de verantwoordelijkheid van het college. Onder omstandigheden kan van belang zijn dat de secretaris in de vergadering van de raad of een van de organen van de raad aanwezig is, bijvoorbeeld om informatie te verschaffen of bij te dragen aan de gedachtevorming. Artikel 4 maakt het mogelijk dat de raad de secretaris met instemming van het college daartoe uitnodigt.
Op deze wijze kan de raad onder meer een beroep doen op kennis en informatie, die de secretaris bezit of kan de secretaris bijvoorbeeld deelnemen aan een discussie over het functioneren van de ambtelijke organisatie.
Het presidium bestaat uit de fractievoorzitters en de burgemeester als voorzitter alsmede, voor de procedurele en organisatorische taken van het presidium, de voorzitters van de clusters van de Politieke Avond. Wanneer in het presidium moet worden gestemd, hebben de leden elk een gelijke stem. Als de stemmen staken, geeft de stem van de voorzitter de doorslag.
Het presidium vergadert in de openbaarheid. Het kan de deuren sluiten als daarvoor gewichtige redenen bestaan. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer vertrouwelijk beraad nodig is over een politiek gevoelig onderwerp of wanneer persoonlijke aangelegenheden aan de orde zijn.
Het presidium kan aanbevelingen doen aan de raad inzake de organisatie van de werkzaamheden van de raad, de Politieke Avond en zijn commissies. Te denken valt aan het initiëren van een aanpassing van het RvO, en het richting geven van het proces rondom de Politieke Avond.
De griffier is bij elke vergadering van het presidium aanwezig, omdat de griffier voor de ondersteuning van
de raad zorgt. Hij moet weten hoe de agenda eruit komt te zien en welke punten besproken gaan worden.
Deze bepaling regelt hoe het grondwettelijk recht van burgers om bij de raad een petitie in te dienen kan worden uitgeoefend. In overleg kan een petitie in een raadsvergadering worden aangeboden. Uiteraard kunnen petities ook via de post aan de raad worden gestuurd. Voor persoonlijke aanbieding kan ruimte worden gemaakt wanneer de petitie het algemeen belang betreft en een brede ondersteuning genieten. Voor petities die eigen belangen van de indiener of indieners betreffen is aanbieding via de post de aangewezen. weg.
Aan de raad gerichte petities worden als ingekomen stuk aangemerkt. Uit artikel 21, tweede lid, vloeit voort dat het presidium de raad een voorstel doet over de wijze van behandeling.
Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; benoeming wethouders; fracties
Artikel 7 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging; benoeming wethouders
Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis van zijn
benoeming (artikel V1 Kieswet). Voor dit benoemingsbesluit is bij ministeriële regeling een model vastgesteld. De benoemde geeft schriftelijk aan of hij de benoeming aanneemt (artikel V2 Kieswet). Tegelijk
met de mededeling dat hij zijn benoeming aanneemt worden aan de raad stukken overgelegd, waaruit blijkt dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te worden. Dit omvat de volgende
Het onderzoek van de geloofsbrieven vindt in een openbare vergadering plaats. Bij het onderzoek zal
ook de gedragscode (artikel 15, derde lid Gemeentewet) betrokken worden. De commissie welke de geloofsbrieven onderzoek brengt verslag uit aan de raad.
De commissie wordt ingesteld door de raad. Het onderzoek van het proces verbaal (onderzoek naar het verloop van de verkiezing of de vaststelling van de uitslag) gebeurt alleen in de eerste samenkomst van de nieuwe raad na de verkiezingen. Het onderzoek van de geloofsbrief strekt zich niet uit tot de geldigheid van de kandidatenlijsten en van de lijstverbindingen.
Ingevolge artikel V4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een
verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse
vacature. Na een raadsverkiezing leggen de raadsleden op de eerste vergadering van de raad in nieuwe
samenstelling de eed of verklaring en belofte af. De voorzitter roept hen hiervoor op. Bij tussentijdse vacaturevervulling kan de eed of verklaring en belofte aansluitend na de beslissing van de
raad over de toelating van het betrokken raadslid plaatsvinden. De tekst van de eed of verklaring en belofte
die een raadslid bij het aanvaarden van het raadslidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 van de
Het zesde lid geeft invulling aan een leemte in de Gemeentewet. Uit de Kieswet vloeit het geloofsbrieven
onderzoek van raadsleden voort. Aangezien de wethouder geen gekozen volksvertegenwoordiger is, is
hierover niets in de Kieswet geregeld. De Gemeentewet geeft wel aan welke formele eisen gesteld worden
aan een wethouder maar niet op welk moment deze getoetst worden. De formele eisen voor het
wethouderschap zijn grotendeels vergelijkbaar met de vereisten voor het raadlidmaatschap (Gemeentewet
artikel 36a, 36b, 41b en 41c).
Dit artikel is ook van toepassing als een raadslid tot wethouder wordt benoemd. De incompatibiliteiten en nevenfuncties dienen immers opnieuw beoordeeld te worden.
Een raadslid dat benoemd wordt tot wethouder mag raadslid blijven totdat de geloofsbrieven van zijn opvolger zijn goedgekeurd (artikel 36b, lid 2 van de Gemeentewet). In het geval de coalitie in de raad een meerderheid heeft van één stem, kan het verstandig zijn eerst als raadslid ontslag te nemen en een nieuw raadslid te benoemen. De beoogde wethouder mag immers niet meestemmen over zijn eigen benoeming.
Het vooraf ontslag nemen als raadslid is wel een risico. Het kan immers gebeuren dat deze persoon of niet
tot wethouder wordt benoemd of dat de geloofsbrieven niet worden goedgekeurd.
Dit artikel regelt wat onder een fractie wordt verstaan, welke naam de fracties dragen en hoe de naam eventueel kan worden gewijzigd. Bij de aanvang van de eerste zitting van de nieuwe raad na de verkiezingen, worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding van de partij die zij boven de kandidatenlijst had staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de partijnaam op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk.
Ook is de naamgeving geregeld van fracties die tussentijds ontstaan. De regeling heeft als uitgangspunt dat een fractie - binnen zekere procedurele grenzen - zelf bepaalt onder welke naam zij werkzaam wil zijn.
Paragraaf 1 Tijd van vergaderen; voorbereidingen
Volgens artikel 17 van de Gemeentewet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten en voorts indien de burgemeester het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt. Het derde lid brengt tot uitdrukking dat de voorzitter in het bepalen van een andere dag en ander aanvangsuur zoveel mogelijk in overleg doet met het presidium.
Dit artikel bevat een uitwerking van artikel 19, eerste lid van de Gemeentewet, waarin is bepaald dat de burgemeester de leden van de raad schriftelijk uitnodigt voor de vergadering. Bij de oproep stuurt hij de voorlopige agenda mee en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de stukken waarvoor krachtens artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding geldt.
Het presidium stelt de voorlopige agenda op. De raad stelt de agenda, al of niet gewijzigd, vast. Bij uitzondering - wanneer sprake is van spoed - kan de voorzitter na het verzenden van de oproep, bedoeld in het vorige artikel, nog een aanvullende agenda versturen. Hij kan dit doen tot uiterlijk om 18.00 uur op de dag voorafgaand aan de dag van een vergadering.
Het tweede lid heeft tot doel om de raad een actievere rol te geven in de opstelling van de raadsagenda.
Individuele raadsleden kunnen via hun fractievoorzitter in het presidium onderwerpen voor de agenda
voordragen. Zij kunnen echter ook bij aanvang van de raadsvergadering een voorstel doen om onderwerpen
aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren. Daarmee kan het individuele raadslid in ieder
geval op twee momenten invloed uitoefenen op de vaststelling van de agenda.
Het derde lid vloeit voort uit de verplichting van het college om de raad van voldoende informatie te voorzien.
Als dat niet het geval is heeft de raad de mogelijkheid het onderwerp naar een Politieke Avond of een commissie te verwijzen of aan het college een nader voorstel te vragen.
Het presidium kan beslissen om een voorstel als hamerstuk te agenderen als het van mening is dat het voorstel procedureel en inhoudelijk besluitrijp is en aan een inhoudelijke raadsbehandeling geen behoefte bestaat. Het werken met hamerstukken bevordert vanzelfsprekend de voortgang van de raadsvergadering. Uitgangspunt moet niettemin blijven dat een raadslid te allen tijde recht heeft in de raad inhoudelijk over een voorstel te spreken. Aan dat recht kan niet door het presidium worden afgedaan. Wel mag van een raadslid worden gevraagd om tijdig voor de vergadering te kennen te geven dat hij een hamerstuk toch inhoudelijk aan de orde wil stellen. Het college en de andere leden van de raad zijn dan nog in staat de beraadslaging naar behoren voor te bereiden.
Artikel 13 Aanwezigheid van wethouders
Artikel 13 is een nadere uitwerking van artikel 21, tweede lid van de Gemeentewet. Artikel 13 voorziet in de
mogelijkheid dat wethouders door de raad worden uitgenodigd om aan de beraadslagingen deel te nemen.
Artikel 14 Ter inzage leggen van stukken
In dit artikel gaat het, naast de geheime stukken, om de zogenaamde 'achterliggende' stukken waarvan vaak
in de raadsvoorstellen melding wordt gemaakt (ambtelijke adviezen, toelichtende nota's, etc.).
Omdat raadsleden zich bezighouden met een groot aantal verschillende onderwerpen en voorstellen, is het in de meeste gevallen niet wenselijk dat raadsleden alle onderliggende stukken krijgen toegezonden. Uiteraard dienen de raadsleden en andere geïnteresseerden wel de mogelijkheid te hebben om alle stukken desgewenst in te zien. Hiervoor hebben ze voldoende tijd nodig. Daarom worden alle stukken gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep ter inzage gelegd en op de website van de gemeente (het raadsinformatiesysteem - RIS) geplaatst.
Het is in strijd met de Archiefwet om een origineel stuk buiten het gemeentehuis te brengen. Dit voorkomst o.a. dat andere raadsleden en geïnteresseerden niet meer de mogelijkheid zouden hebben om zo'n
document in te zien. Een raadslid of een andere geïnteresseerde mag echter wel een kopie van een ter
inzage gelegd stuk (mits openbaar) maken.
De griffier vervult de secretariaatsfunctie ten dienste van de raad. Het ligt dan ook in de rede dat stukken, die
betrekking hebben op de agenda en die geheim of vertrouwelijk moeten blijven, bij hem ter inzage worden gelegd. Op verzoek van de leden van de raad kan de griffier inzage aan hen verlenen. Van ter inzage gelegde geheime of vertrouwelijke stukken mag geen kopie of afschrift worden gemaakt.
Artikel 15 Openbare kennisgeving
Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid van de Gemeentewet.
Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht.
Gelet op de steeds groter wordende rol van het internet is tevens de verplichting opgenomen de agenda en
stukken ook in het RIS te plaatsen.
Paragraaf 2 Orde der vergadering
De verplichting tot het hebben van een presentielijst vloeit voort uit artikel 20 van de Gemeentewet.
In dit artikel van het RvO wordt de procedure vastgelegd. De handtekeningen op de presentielijst zijn
bedoeld om formeel vast te stellen, dat het vergaderquorum aanwezig is. Daarnaast wordt de lijst gebruikt om de spreekvolgorde te bepalen en voor het bepalen van de volgorde bij hoofdelijke stemming.
Het tweede lid, dat ertoe verplicht op de presentielijst aantekening te maken van het tussentijdse vertrek uit de vergadering van een lid, is o.a. voor stemmingen van belang. Daarmee is duidelijk hoeveel en welke raadsleden aanwezig zijn.
Het presidium bepaalt de opstelling en zitplaatsindeling t.b.v. de raadsvergadering en kan zo een goede opzet en indeling bewerkstelligen conform de wensen van de raad. In principe geldt deze indeling voor de hele raadsperiode, maar bij gebleken noodzaak kan het presidium de indeling tussentijds herzien
De voorzitter bepaalt, rekening houdend met de opzet en indeling van de vergaderopstelling, de plaatsen van de secretaris en overige personen die zijn uitgenodigd.
Artikel 18 Opening vergadering; quorum
De vergadering kan beginnen, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende raadsleden
aanwezig is en de presentielijst heeft getekend. Artikel 20 van de Gemeentewet voorziet in een procedure
voor een tweede vergadering, indien het vereiste aantal leden niet op komt dagen.
Artikel 19 Volgorde bij hoofdelijke stemming en spreekvolgorde
De volgorde van stemmen wordt bepaald aan het begin van de vergadering. Deze volgorde geldt dan voor
de gehele vergadering, ook na een eventuele schorsing. De in artikel 16 genoemde presentielijst is bij het bepalen van de volgorde een belangrijk document.
Dit artikel regelt de verslagleggende taak van de griffier en de wijze waarop het verslag wordt vastgesteld.
Het maken van een schriftelijk verslag/schriftelijke notulen is in onze gemeente afgeschaft; een verplichting daartoe was/is er ook niet. In de Gemeentewet wordt alleen gesproken over de verplichting om een besluitenlijst openbaar te maken. Het opmaken van de besluitenlijst is een verantwoordelijkheid van de griffier. De besluitenlijst fungeert als basis voor het afwerken van de raadsbesluiten en wordt in verband daarmee zo spoedig mogelijk na de vergadering opgesteld en zo spoedig mogelijk daarna ter kennisname aan de leden van de raad toegezonden. Het schriftelijke verslag/schriftelijke notulen zijn vervangen door een audioverslag, dat in het RIS wordt geplaatst.
Het maken van opmerkingen over de ontwerp-besluitenlijst dient plaats te vinden uiterlijk 24 uur voorafgaand aan de vergadering waarin de lijst ter vaststelling is geagendeerd. Er is hiervoor gekozen om het de griffie mogelijk te maken verzoeken om wijziging te kunnen beoordelen om de raad hierover in de betreffende raadsvergadering te kunnen adviseren. Het is aan de raad om te beslissen of een voorgestelde wijziging of
aanvulling geaccepteerd wordt. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is volgens vaste jurisprudentie niet vatbaar voor beroep.
Openbaarmaking van de besluitenlijst is verplicht. Zij kan achterwege worden gelaten voor zover het aangelegenheden betreft ten aanzien waarvan op grond van artikel 25 van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd of ten aanzien waarvan openbaarmaking in strijd is met het openbaar belang.
Omtrent de (aan de raad gerichte) ingekomen stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten
genomen van procedurele aard, bijvoorbeeld ter kennisneming, steunen, afwijzen, in behandeling nemen,
doorsturen naar een raadscommissie, doorsturen naar het college etc. Inhoudelijke discussie over de
stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk leidt tot inhoudelijke
discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid en komt het in principe pas in een volgende vergadering voor een inhoudelijke discussie terug.
Artikel 22 Aantal spreektermijnen
Indien de raad van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe
uitdrukkelijk besluiten. Het tweede lid benadrukt dat de voorzitter elke spreektermijn afsluit. Dit behoeft
overigens niets te veranderen aan de praktijk dat een portefeuillehouder antwoordt na de inbreng van de
raadsleden in de eerste en tweede termijn.
Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. De beraadslaging over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp. Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, zal de voorzitter niet honoreren. Uitsluitend een stemverklaring voorafgaand aan de besluitvorming is toegestaan (zie art. 27 RvO).
Het artikel strekt ertoe te benadrukken dat de raad op eigen initiatief regels kan stellen over de spreektijd
van de leden. Het begin van een nieuwe raadsperiode lijkt het meest geschikt om afspraken hierover vast te leggen voor de gehele raadsperiode; hierbij dient rekening te worden gehouden met het feit dat voor de kadernotaraad en de begrotingsraad afwijkende spreektijden nodig zijn. Natuurlijk kan de raad te allen tijde (tussentijds) zo'n regeling wijzigen.
In het derde lid wordt een aantal zaken genoemd die niet voor de berekening van de spreektijd meetellen.
Artikel 24 Handhaving orde; schorsing
Het eerste lid verzekert dat raadsleden vrijelijk kunnen spreken. Wel zijn interrupties toegestaan, maar bij een overvloed aan interrupties of in het belang van de voortgang van de beraadslagingen kan de voorzitter bepalen dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties afrondt.
Om te bevorderen dat leden van de raad zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten, is in artikel 22
van de Gemeentewet bepaald dat zij niet in rechte te vervolgd kunnen worden, aan te spreken zijn of
verplicht zijn getuigenis af te leggen, over hetgeen zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen. Echter, wanneer normen en waarden worden overschreden of anderszins de orde wordt verstoord kan de voorzitter de spreker(s) tot de orde roepen. Indien zij hieraan geen gehoor geven, kan hun het woord worden ontzegd.
De bevoegdheid die in het tweede lid aan de voorzitter is gegeven om een spreker over een aanhangig
onderwerp het woord te ontzeggen, gaat minder ver dan de mogelijkheid die artikel 26, derde lid, van de
Gemeentewet biedt om aan dat lid, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, de
toegang tot de vergadering te ontzeggen. De laatstgenoemde bevoegdheid van de voorzitter blijft onverlet. Artikel 24 is slechts een aanvulling op de Gemeentewet. Een besluit van de voorzitter om iemand
het woord te ontnemen is een op feitelijk handelen gerichte beslissing met een intern karakter. Daartegen staat geen bezwaar en beroep open.
Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze laatste uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de
publieke tribune wordt verwezen naar de artikel 50 van dit RvO.
Teneinde de vergaderduur niet te zeer te verlengen wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is
verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid
opgenomen. Door de toevoeging 'of een lid van de raad' wordt ook raadsleden het recht toegekend om voor
te stellen een voorstel gesplitst te behandelen. Dit brengt tot uitdrukking dat de raad zijn eigen werkwijze
bepaalt. Het recht is aan ieder individueel raadslid toegekend. Dit past in het streven naar dualisering,
aangezien dit versterking van de vertegenwoordigende en daarmee agenderende rol van de raad
veronderstelt. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties over adequate instrumenten te
Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er
vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt
een derde termijn toegevoegd (zie artikel 22 van dit RvO).
Artikel 26 Deelname aan de beraadslaging door anderen
Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 van de Gemeentewet geregelde
verschoningsrecht; dat is naast de raadsleden ook van toepassing op andere personen die deelnemen aan de beraadslagingen.
Om duidelijk tot uitdrukking te brengen dat de raad andere personen aan de beraadslagingen kan laten deelnemen, worden de griffier, de gemeentesecretaris, de wethouder(s) en de burgemeester in dit artikel uitdrukkelijk genoemd; de eerste drie genoemden kunnen deelnemen aan de beraadslagingen conform de artikelen 3, 4 en 13 van dit RvO en de burgemeester op grond van artikel 21, eerste lid van de Gemeentewet.
Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn, als
laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden gegeven vóór de (hoofdelijke oproep van
de leden tot de) stemming begint.
De voorzitter kan de beraadslaging sluiten als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij
de raad anders beslist. De voorzitter formuleert daarna de te nemen eindbeslissing. Indien geen stemming
wordt gevraagd, is het voorstel aangenomen op grond van artikel 32, derde lid van de Gemeentewet.
Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen
Artikel 29 Algemene bepalingen over stemming
Indien een lid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet deze plaatsvinden. De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 van de Gemeentewet af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen. Wellicht ten overvloede wordt hierbij nog verwezen naar artikel 209, tweede lid Gemeentewet, welke een hoofdelijke stemming verplicht.
De regeling van het tweede lid kan toepassing krijgen, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen.
Een raadslid kan zich alleen onthouden van stemming op grond van artikel 28 Gemeentewet. In alle andere gevallen is een raadslid verplicht te stemmen. Stemmingen zijn in principe ook openbaar. Een volksvertegenwoordiger dient duidelijk te zijn in zijn of haar rol. Door de openbaarheid is het voor de achterban (kiezers) duidelijk hoe ze vertegenwoordigd worden.
Bij wie de stemming begint, is geregeld in artikel 19.
Bij staking van stemmen is artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.
Artikel 30 Stemming over amendementen en moties
Voor meer informatie over amendementen of moties (betekenis, indiening e.d.) wordt verwezen naar de
artikelen 1, 34 en 35 van het RvO. Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven
tussen een motie en een amendement.
Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het onderliggende voorstel.
Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit. Over een motie wordt een apart besluit
genomen, nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond. Bij een motie over een
afzonderlijk onderwerp geldt dit uiteraard niet en is het vierde lid niet van toepassing.
Artikel 31 Stemming over personen
Het RvO gaat uit van een stemming door middel van een behoorlijk ingevuld stembriefje. Een blanco stembriefje wordt niet aangemerkt als een behoorlijk ingevuld stembriefje. In geval van een
schriftelijke stemming wordt dan ook geen rekening gehouden met blanco stembriefjes. Een blanco of
verkeerd ingevuld stembriefje telt wel mee bij de bepaling van het quorum. De raad oordeelt of een
stembriefje behoorlijk is ingevuld, want in de wet is niet geregeld wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan.
Bij een benoeming stelt de raad een specifiek persoon aan in een bepaald ambt. Op het stembiljet wordt de naam van de te benoemen persoon (of personen in geval van meerdere vacatures) met daarachter de opties 'voor' en 'tegen' vermeld. Het gaat hier overigens niet over de benoeming tot raadslid; dit is een heel ander soort benoeming dat bij artikel 7 wordt toegelicht.
Onder voordracht wordt verstaan het als kandidaat voorstellen van een persoon voor een bepaald ambt. Een voordracht is voor de raad bindend. Op de stembiljetten dienen de namen van de voorgedragen perso(o)n(en) te worden vermeld met daarachter de opties 'voor' en 'tegen'.
Bij een aanbeveling wordt voorgesteld om bepaalde personen voor een bepaald ambt voor te dragen, de raad mag van de aanbevelingen afwijken. Het betreft hier een zogenaamde vrije stemming. Op de stembiljetten kunnen de namen van de aanbevolen personen worden vermeld met daarachter de opties 'voor' en 'tegen' én een vrije ruimte waar een kandidaat van eigen keuze kan worden ingevuld.
Artikel 32 Herstemming over personen
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 33 Beslissing door het lot
In dit artikel wordt een nadere uitwerking gegeven van hetgeen in artikel 31, derde lid van de Gemeentewet
Het recht van amendement is neergelegd in artikel 147b van de Gemeentewet. Dit artikel verplicht de raad
nadere regels te stellen. Deze nadere regels staan in het tweede tot en met het vierde lid. Op basis van
artikel 147b van de Gemeentewet is de raad verplicht een amendement te behandelen.
Dualisering veronderstelt versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de
raadsleden. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties te beschikken over adequate
instrumenten. Voor een effectief gebruik van deze instrumenten is het wenselijk dat ook het individuele
raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft. Door het recht van amendement kan de regelgevende taak van de raad reëel inhoud krijgen en mede ten dienste staan van de inkadering en de controle door de raad. Ook kleine fracties en individuele raadsleden worden zo in staat gesteld actief deel te nemen aan de effectuering van de controlerende, vertegenwoordigende en budgettaire functie van de raad.
Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dít amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement. Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is. De beraadslaging over het (sub)amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kan de raad besluiten tot een derde termijn (artikel 22 van dit RvO).
Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 30 van dit RvO. Een voorstel tot splitsing van een voorgesteld beslissing kan, indien aangenomen, meebrengen, dat één onderdeel van een besluit wel en een ander niet wordt aanvaard.
Nieuw is het vijfde lid van dit artikel, o.a. over een zogenaamd destructief amendement. Deze bepaling biedt een handvat om te voorkomen dat het amendementsrecht wordt gebruikt om “even snel” ook andere onderwerpen te regelen dan waarover het voorstel gaat (daarvoor moeten raadsleden het recht van initiatief gebruiken), dan wel een wijziging in het ontwerp-besluit aan te brengen die het besluit tegengesteld maakt aan hetgeen oorspronkelijk is voorgesteld (bijv. door invoeging van het woordje “niet”). De bepaling is ontleend aan het RvO van de Tweede Kamer.
In het eerste artikel van dit RvO is de definitie van het begrip motie gegeven. Een motie is een voorstel tot
het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke,
procedurele aard), het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen of om het
doen van een verzoek. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een
motie heeft geen juridische, maar politieke betekenis. Daarom zijn burgemeester en wethouders formeel
niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een
motie door het college in een uiterste situatie leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college.
Dualisering veronderstelt versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de
raadsleden. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties te beschikken over adequate
instrumenten. Dat wil zeggen dat het voor een effectief gebruik van deze instrumenten wenselijk is dat ook
het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft. De mogelijkheid om
zonder drempelsteun moties in te dienen staat dan ook ten dienste van een effectieve uitoefening van de
kaderstelling en controle door de raad.
Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een
apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt,
dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het
onderwerp, waarop de motie betrekking heeft.
Over onderwerpen die niet op de agenda staan kunnen geen moties worden ingediend. Wel heeft ieder raadslid de mogelijkheid om te verzoeken een debat te houden over een niet op de voorlopige agenda opgenomen onderwerp (zie art. 39 van dit RvO). Zo'n verzoek moet tijdig worden ingediend om het mogelijk te maken dat daarover met de raad en zonodig het college goed onderbouwd en constructief kan worden gesproken. Het debat kan desgewenst uitmonden in een motie.
Artikel 36 Voorstellen van orde
Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raad. Bij staken van stemmen is het voorstel niet aangenomen, (artikel 32, lid 4 van de Gemeentewet is hierop niet van toepassing). Een voorstel van orde betreft bijvoorbeeld het schorsen van de vergadering voor een pauze.
Artikel 37 Initiatiefvoorstellen
Het is de taak van het college aan de raad de nodige voorstellen te doen. Maar raadsleden kunnen ook zelf
een voorstel ter behandeling bij de raad indienen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend; dit is verder uitgewerkt in artikel 147a, eerste lid, van de Gemeentewet. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de
raad regelt op welke wijze een initiatiefvoorstel voor een verordening wordt ingediend en behandeld.
Algemeen uitgangspunt is dat dualisering de versterking van de vertegenwoordigende en controlerende
functie van de raadsleden inhoudt. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties te
beschikken over adequate instrumenten. Voor een effectief gebruik van deze instrumenten is het wenselijk
dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft. Het ontbreken
van drempelsteun bij het recht van initiatief staat ten dienste van een effectieve uitoefening van de
inkadering en controle door de raad.
Het kamerlid Kalsbeek heeft de minister van BZK vragen gesteld over het initiatiefrecht. De minister heeft
aangegeven: "Het recht op initiatief houdt niet in dat individuele raadsleden en raadsminderheden het recht
moeten hebben om onderwerpen op de agenda van de raad te plaatsen, maar het houdt in dat zij in beginsel
invloed moeten kunnen hebben op de agenda. Het is immers aan de raad om, aan het begin van de
raadsvergadering, met meerderheid van stemmen, de agenda vast te stellen. Het is dan ook de raad die
beslist welke onderwerpen worden behandeld. Zou elk individueel raadslid het recht toekomen om
agendapunten voor de vergadering aan te dragen, dan zou het effectief functioneren van de raad in gevaar
kunnen komen. Een raadsminderheid die bij herhaling onderwerpen op de agenda plaatst, waarover de
raadmeerderheid niet wenst te beraadslagen, kan de besluitvorming van de raad ernstig belemmeren".
Het tweede lid houdt in dat de voorzitter het initiatiefvoorstel zo spoedig mogelijk op de agenda plaatst. De bepaling als opgenomen in het tweede lid van artikel 37 RvO regelt verder dat over initiatiefvoorstellen in twee stappen wordt beslist.
De eerste stap is dat een beslissing wordt genomen over de wijze van behandeling van het voorstel. Voor initiatiefvoorstellen geldt net als voor voorstellen van het college dat de besluitvorming van de raad zorgvuldig moet worden voorbereid. Daarom is belangrijk dat het college voldoende tijd krijgt voor een reactie. Daarin kan bijvoorbeeld worden stilgestaan bij de juridische en financiële aspecten van het voorstel, maar ook bij de beleidsmatige consequenties ervan. Zorgvuldige voorbereiding zal doorgaans ook betekenen dat het voorstel eerst in de PA wordt besproken.
De tweede stap is het besluit over het initiatiefvoorstel zelf. Het is aan de indiener(s) om het voorstel in de raad te verdedigen.
Hoewel dit in de praktijk niet vaak zal voorkomen, is niet uitgesloten dat de eerste en tweede stap in dezelfde vergadering worden gezet. Zulks mag echter niet afdoen aan een zorgvuldige voorbereiding, zoals hiervoor beschreven. In zo´n geval zal in het voorstel over de wijze van behandeling worden geconstateerd dat de besluitvorming van de raad inmiddels zorgvuldig is voorbereid en dat niets eraan in de weg staat om het initiatiefvoorstel nog in dezelfde vergadering inhoudelijk te behandelen.
Het vierde lid is toegevoegd omdat de Gemeentewet de mogelijkheid geeft een wethouder na een motie van wantrouwen te ontslaan (artikel 49 Gemeentewet). Zonder het vierde lid zouden de procedureregels van het reglement van orde daaraan in de weg kunnen staan.
Artikel 147a, derde lid, van de Gemeentwet bepaalt in tegenstelling tot artikel 147a, tweede lid, met betrekking tot andere initiatiefvoorstellen dan verordeningen, dat de raad niet alleen regelt op welke wijze een ander voorstel wordt ingediend en behandeld, maar ook onder welke voorwaarden dat geschiedt. De raad kan dus op basis van artikel 37, vijfde lid, (aanvullende) voorwaarden stellen aan het in behandeling nemen van een ander initiatiefvoorstel.
Dit artikel heeft betrekking op het agenderingsrecht van de raad. De raad is de enige die een door het
college voorbereid voorstel voor een verordening of een ander voorstel kan agenderen. Als het college het
voorstel heeft voorbereid, betekent dit niet dat het college het door hem voorbereide voorstel kan intrekken
indien het college van oordeel is dat verdere behandeling van het voorstel niet wenselijk is. De raad moet
Indien de raad van oordeel is dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel niet voldoende is
voorbereid, kan hij het college op grond van het tweede lid vragen een nader voorstel te doen. De raad kan het college bijvoorbeeld verzoeken het voorstel nader te onderbouwen. De raad bepaalt echter wanneer het
voorstel opnieuw behandeld wordt. De raad kan dit in dezelfde raadsvergadering regelen, maar de raad kan dit ook aan het presidium overlaten.
Op grond van deze bepaling kan ieder raadslid het verzoek doen in de vergadering te debatteren over een onderwerp dat niet op de voorlopige agenda staat. Het debat vindt plaats als de raad daarin toestemt. Een verzoek tot een debat moet kort worden toegelicht. Uit deze toelichting dient duidelijk te worden over welk onderwerp het debat moet gaan en wat de discussiepunten zijn. Er hoeven niet al bij voorbaat conclusies te worden geformuleerd. Het debat vindt plaats aan het einde van de raadsvergadering.
De mogelijkheid tot het aanvragen van een debat kan met name worden aangegrepen om tot meningsvorming over een onderwerp te komen. Anders dan de interpellatie is het uitdrukkelijk niet bedoeld als verantwoordingsinstrument. Het debat kan door middel van een motie uitmonden in een uitspraak van de raad over het betreffende onderwerp.
Het instrument van het debat komt in de plaats van het voormalige instrument van de motie over een niet-geagendeerd onderwerp. Het houdt meer waarborgen in voor een geordende wisseling van gedachten en standpunten en een kwalitatief goede uitkomst.
Dit artikel stelt nadere regels naar aanleiding van het bepaalde in artikel 155 van de Gemeentewet. Het
interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een
volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet geagendeerd onderwerp inlichtingen en verantwoording aan het college of de burgemeester te vragen.
Dualisering veronderstelt versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de
raadsleden. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties te beschikken over adequate
instrumenten. Voor een effectief gebruik van deze instrumenten is het wenselijk dat ook het individuele
raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft.
Het van belang dat de andere raadsleden en het college of de burgemeester tijdig op de hoogte worden gesteld van de inhoud van het verzoek. Het tweede lid zorgt hiervoor.
Artikel 41 Schriftelijke vragen
Het stellen van schriftelijke vragen (voorheen de “artikel 38-vragen”) is een van de instrumenten die aan raadsleden ter beschikking staan om inlichtingen te verkrijgen van het college of de burgemeester. Deze vragen betreffen aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Op grond van de Gemeentewet (art. 169, derde lid) worden de inlichtingen verstrekt aan de raad (dus niet alleen aan de vragensteller). De antwoorden dienen derhalve door het college resp. de burgemeester aan de raad te worden gericht en verzonden. Hetzelfde geldt voor de verdagingsberichten.
Indien mondelinge beantwoording is gevraagd, wordt deze in principe gegeven door de portefeuillehouder namens het college, dan wel indien het zijn bevoegdheid betreft, de burgemeester. De raad kan op grond van het vijfde lid oordelen dat het wenselijk is dat een collegelid of de burgemeester direct kan antwoorden op een vraag, zodat niet hoeft te worden gewacht op een volgende vergadering.
In de hier aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen over
het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven. Indien de vragensteller van mening is,
dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de raad moet leiden, kan hij het recht van initiatief of
het interpellatierecht benutten om het onderwerp of het voorstel op de agenda van de raad te krijgen.
Deze bepaling vormt een nadere invulling van artikel 155, eerste lid van de Gemeentewet, dat de raadsleden de mogelijkheid biedt mondelinge vragen te stellen. Op deze wijze kunnen actuele politiek relevante vragen aan het college worden voorgelegd.
De vragenronde maakt de drempel om vragen te stellen laag. De openbare beantwoording daarvan kan, met behulp van de media, zorg dragen voor vergroting van de belangstelling in de lokale politiek. Het is een instrument dat over het algemeen informatief van aard is. Het karakter van de vragenronde verschilt daarmee van het recht van interpellatie. Bij interpellaties staat het vragen van verantwoording voorop. Het wordt daarom doorgaans beschouwd als een zwaar politiek instrument.
Hoofdstuk 5 Begroting en rekening
Artikel 43 Procedure voorjaars- en kadernota en programmabegroting
Dit artikel legt de procedure vast zoals deze in onze gemeente wordt gehanteerd bij de behandeling van voorjaars- en kadernota en programmabegroting. De behandeling van de financiële stukken staat hierbij centraal en in principe staan ook alleen deze onderwerpen op de agenda. De gebruikelijke vragenronde, vaststelling van verslagen en de lijst van ingekomen stukken vormen dus geen onderdeel van de agenda voor deze raadsvergaderingen.
Artikel 44 Procedure jaarrekening
Voor de procedure m.b.t. de behandeling van de jaarrekening geldt het zelfde als hiervoor bij artikel 43 omschreven. Deze procedure kan desgewenst jaarlijks of bijv. na de verkiezingen worden aangepast aan de dan levende wensen van de raad. In de Financiële verordening gemeente Lingewaard en de Controleverordening gemeente Lingewaard, wordt de inhoudelijke kant van de procedure uitgewerkt.
Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties
Artikel 45 Verslag en verantwoording
Leden van de raad en in voorkomende gevallen de burgemeester, een wethouder of de gemeentesecretaris, die lid zijn van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam, een gemeenschappelijk orgaan ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen of een orgaan van een andere organisatie of institutie, verrichten aldaar hun taak zowel als leden van dat bestuur en als vertegenwoordiger van en in naam van de gemeente. Voor de wijze waarop zij in deze gremia functioneren en opereren, zijn zij verantwoording verschuldigd aan de raad, die hen heeft aangewezen. Ook de regeling voor die betreffende organisatie dient over deze verantwoordingsplicht en over de informatieverstrekking aan de raad bepalingen te bevatten.
In onze gemeente vindt de verantwoording in principe plaats via mondelinge verslaglegging in de Politieke Avond; het onderwerp "terugkoppeling uit samenwerkingsverbanden" staat daartoe elke Politieke
Mocht een lid van de raad het gewenst vinden om de terugkoppeling wat zwaarder aan te zetten of de raad zelf het functioneren van de betreffende vertegenwoordiger aan de orde willen stellen, dan gebeurt dat in een raadsvergadering.
Om in de toekomst zaken te kunnen reconstrueren is het overigens aan te bevelen, dat de in dit artikel bedoelde vertegenwoordigers van elke bijeenkomst van het gremium waarin zij de gemeente vertegenwoordigen een verslag opmaken dat bij de griffie een maand ter inzage wordt gelegd en daarna wordt gearchiveerd.
Hoofdstuk 7 Besloten vergadering
Dit artikel bepaalt dat de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing zijn op een
raadsvergadering achter gesloten deuren. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen
omtrent het tijdig verzenden van stukken, het recht van amendement, het recht van motie, het maken van
De bepalingen van het reglement zijn echter niet van toepassing, voor zover het toepassen van die
bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en
geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken die
betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde aldaar, zal de raad moeten besluiten of
geheimhouding als bedoeld in de artikelen 25, 55 en 86 van de Gemeentewet wordt opgelegd dan wel
In artikel 23 van de Gemeentewet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor 'het sluiten van de deuren',
de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt.
In dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 23, vierde lid, van de Gemeentewet. Conform het daar bepaalde vindt er verslaglegging plaats; in Lingewaard gebeurt dit op digitale wijze. Dit audioverslag wordt niet openbaar gemaakt, maar kan ter griffie worden beluisterd door degenen die daartoe gerechtigd zijn.
Daarnaast wordt een aparte besluitenlijst opgesteld, conform het bepaalde in artikel 20 van dit RvO. Deze kan geheel of gedeeltelijk geheim worden verklaard.
Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de
geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 25 jo artikel 55 en artikel 86
van de Gemeentewet noodzakelijk.
Artikel 49 Opheffing geheimhouding
In de aangehaalde artikelen wordt aan de raad de mogelijkheid geboden de geheimhouding van stukken op
te heffen; stukken die niet per se aan hem behoeven te zijn overgelegd. Het kan dus (zie bijvoorbeeld artikel
86, tweede lid van de Gemeentewet) gaan om de situatie dat de burgemeester geheimhouding heeft
opgelegd ten aanzien van stukken die hij aan de raadscommissie heeft overgelegd. De raadscommissie kan
dan aan de raad verzoeken de geheimhouding op te heffen, bijv. indien de burgemeester daar niet zelf toe bereid is.
In het onderhavige artikel is ter zake een overlegverplichting opgenomen, waardoor alle argumenten voor en tegen opheffing van de geheimhouding ter tafel kunnen komen en een zorgvuldige afweging mogelijk is.
Op grond van artikel 25, derde en vierde lid van de Gemeentewet, kan geheimhouding worden opgelegd
door het college, de burgemeester en een commissie, ieder ten aanzien van stukken die zij aan de raad of
aan leden van de raad overleggen. De opgelegde geheimhouding met betrekking tot aan de raad
overgelegde stukken vervalt, indien de raad de oplegging niet in zijn eerstvolgende vergadering die volgens
de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd.
Als de raad niet van plan is de opgelegde geheimhouding te bekrachtigen, wordt het orgaan dat
geheimhouding heeft opgelegd, uitgenodigd in een besloten vergadering met de raad overleg voeren.
Hoofdstuk 8 Toehoorders en pers
Artikel 50 Toehoorders en pers
De hier aangeven procedurebepalingen zijn gebaseerd op de in artikel 26, eerste en tweede lid van de
Gemeentewet gegeven bevoegdheid aan de voorzitter van de raad om toehoorders die de orde verstoren,
te doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toegang kan ontzeggen.
Artikel 51 Geluid- en beeldregistraties
Aangezien de vergaderingen van een de raad in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluids-en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft.
Artikel 52 Gebruik mobiele telefoons en andere apparatuur
Dit artikel heeft met name betrekking op het mobiele telefoonverkeer en het gebruik van tablets. Het gebruik daarvan, o.a. het aan laten staan van belgeluiden en het twitteren, kan tijdens de vergadering verstorend werken.
Hoofdstuk 9 Bijzondere instrumenten voor informatievergaring
Artikel 53 Informatieve raadsbijeenkomst
Het RvO bevat nu een formele regeling van de informatieve raadsbijeenkomsten. De bijeenkomsten worden door de raad zelf of het presidium belegd, al of niet op verzoek van het college, om de leden van de raad te informeren over een door de raad of het presidium aangewezen onderwerp. De bijeenkomsten hebben geen besluitvormend karakter. Zij zijn alleen bedoeld om de raadsleden in de gelegenheid te stellen zich over een actueel onderwerp een goed beeld te vormen.
Uit het eerste en het vijfde lid volgt dat de bijeenkomsten op dezelfde wijze bijeen worden geroepen als raadsvergaderingen en dat ook overigens de meeste procedurele bepalingen met betrekking tot raadsvergaderingen van toepassing zijn. Dat betekent onder meer dat het presidium de voorlopige agenda opstelt en dat de vergaderingen openbaar zijn. Voor de bijeenkomst geldt geen quorumvereiste. In het vierde lid is geregeld dat raadsleden zich in de bijeenkomst kunnen laten vervangen door een PA-lid, dat geen raadslid is.
Doel van het instrument van de hoorzitting is om de raad in de gelegenheid te stellen over een bepaald onderwerp informatie te verkrijgen, die niet, minder goed of minder volledig, langs de meer gebruikelijke informatiekanalen kan worden ingewonnen. Voor de hoorzitting kunnen gerichte uitnodigingen worden gedaan. Mogelijk is ook de hoorzitting open te stellen voor ieder die aan bepaalde voorwaarden voldoet en zich aanmeldt om te worden gehoord.
De hoorzitting wordt gehouden in een raadsvergadering, die daartoe al of niet speciaal wordt belegd. Daarmee is de hoorzitting in beginsel openbaar. De deuren kunnen worden gesloten als daarvoor gewichtige redenen bestaan.
De raad kan ook besluiten om het houden van de hoorzitting op te dragen aan een daarvoor in het leven te roepen commissie. Voor de commissie gelden dezelfde openbaarheidsregels als voor de raad.
In dit hoofdstuk is de praktijk, zoals die zich in de loop der jaren met betrekking tot de Politieke Avond heeft ontwikkeld, in regels vervat. De Politieke Avond is juridisch gezien een raadscommissie ex art. 82 van de Gemeentewet, die de besluitvorming van de raad voorbereidt en met het college overlegt. Zij is nader uitgewerkt in dit hoofdstuk.
Artikel 55 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt een aantal specifieke gehanteerd, die in dit artikel zijn gedefinieerd. De benaming van de clusters wordt aangepast naar een cluster Ruimte en een cluster Bestuur. In artikel 56, tweede lid, zijn de aandachtsvelden van de twee clusters omschreven.
Paragraaf 2 Instelling, taken en samenstelling
Aangezien bij onderwerpen op gemeenteniveau vaak sprake is van maatschappelijke complexiteit en het
beleid tot stand komt in samenwerking tussen verschillende portefeuillehouders, zal een integrale benadering vaak de aangewezen weg zijn. Er is voor gekozen om de gebruikte clusterindeling in
stand te laten, dus een cluster ruimte en een cluster bestuur. Onder de cluster ruimte vallen zaken als:
Ruimtelijke Ontwikkeling, Milieu, Ruimtelijk Beheer, Economie en Verkeer en Vervoer en onder de cluster
bestuur: Bestuur, Financiën en Welzijn. Hiermee is tevens een redelijk evenwichtige verdeling gecreëerd in
die zin dat de Politieke Avond-clusters qua zwaarte ongeveer gelijk zijn.
Een in de Politieke Avond te bespreken onderwerp komt integraal aan de orde, hetgeen inhoudt dat ook
meteen wordt gekeken naar de financiële kant daarvan. Wel is er in de opzet van de Politieke Avond voor
gekozen om het onderwerp 'Financiën', waar over de hoofdlijnen van het financieel beleid kan worden
gesproken, onder te brengen in één cluster.
De overige leden van dit artikel zijn coördinatiebepalingen. Als een onderwerp meerdere Politieke Avondclusters aangaat, zal moeten worden vastgesteld in welke cluster(s) het onderwerp besproken zal worden. In deze verordening is ervoor gekozen om het presidium de wijze van behandeling te laten bepalen.
De taak van de Politieke Avond is gebaseerd op artikel 82, eerste lid van de Gemeentewet: de
raadscommissies bereiden de besluitvorming van de raad voor en overleggen met het college of de
burgemeester. In de Politieke Avond kan ruim de mogelijkheid worden geboden aan burgers om in te spreken en mee te praten over de meeste aan de orde zijnde onderwerpen. Hiermee wordt vorm gegeven aan een van de doelstellingen van de vernieuwing van het lokaal bestuur, te weten om de burger meer te betrekken bij de politiek en het bestuur.
Voor wat betreft de invulling van de taken van de raadscommissies zijn in het algemeen ruwweg twee modellen te onderscheiden. In het eerste model is een raadscommissie vooral gericht op voorbereiding en
informatievoorziening en vindt het politieke debat plaats in de raad. In het tweede model vindt het politieke
debat plaats in een raadscommissie en geschiedt de besluitvorming door de raad.
Uitgangspunt van de vergaderstructuur in Lingewaard is, dat het politieke debat en de besluitvorming in de
raad plaatsvinden. De Politieke Avond dient primair voor het voorbereiden van het politieke debat in de raad, voor informatievergaring en het uitwisselen van al dan niet voorlopige (fractie)standpunten.
De taak om de besluitvorming van de raad voor te bereiden dient ertoe te leiden dat de cluster op voorstel van de voorzitter aan het eind van de behandeling van een agendapunt concludeert of een onderwerp rijp is voor behandeling in de raad.
Indien een stuk nog niet rijp is voor behandeling in de raad, zal het meestentijds aan het college zijn om daar
nog wijzigingen of aanvullingen in aan te brengen, zodat het via het presidium opnieuw kan worden
geagendeerd voor een volgende Politieke Avond.
De Politieke Avond bepaalt evenals de raad zelf zijn eigen agenda. Het presidium stelt een voorlopige agenda op, waarop de onderwerpen zijn vermeld die in de Politieke Avond aan de orde zullen komen. Het presidium heeft in dezen een procedurele en processuele taak, maar bewaakt ook de kwaliteit van de aangeboden raadsvoorstellen.
Dit artikel spreekt voor zich en geeft aan wie lid kunnen zijn van de Politieke Avond: alle leden van de raad en de door de fracties als lid voorgedragen en door de raad benoemde personen. Zij zijn daarmee niet tegelijk deelnemer aan de PA; dat zijn zij pas wanneer zij door hun fractie zijn aangewezen om aan de behandeling van een of meer onderwerpen deel te nemen. Zoals uit het derde lid blijkt heeft die aanwijzing betrekking op één of meer specifieke onderwerpen of voorstellen, die voor de PA zijn geagendeerd.
Met de wijze van samenstelling van de PA, die deelname van alle fracties mogelijk maakt, is voldaan aan artikel 82, derde lid, van de Gemeentewet, op grond waarvan de raad moet zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde politieke groeperingen. om de continuïteit tussen PA en raad te bevorderen is gekozen voor een bezetting van (ten hoogste) twee deelnemers per fractie, waarvan er één raadslid moet zijn. Hier geldt een uitzondering voor eenmansfracties; die kunnen in de PA met twee niet-raadsleden als deelnemer vertegenwoordigd zijn.
Artikel 59 Leden, niet zijnde raadslid
De positie van PA-leden, niet zijnde raadlid, wordt met dit artikel gelijk getrokken met die van raadsleden. Dus: - benoeming;
Artikel 82, vierde lid, van de Gemeentewet schrijft voor dat de voorzitter van een raadscommissie (bij ons de
Politieke Avond) raadslid moet zijn. Om die reden bepaalt artikel 60, eerste lid van dit RvO, dat de raad de
voorzitters en hun plaatsvervangers "uit zijn midden" benoemt.
Het voorzitterschap brengt voor de voorzitter enkele beperkingen met zich. Zo kan hij niet meediscussiëren. Zijn rol is technisch van aard. Zijn kwaliteit als `technisch` voorzitter voert de boventoon en niet zijn politieke kleur. Dit schept ook de mogelijkheid dat raadsminderheden aan bod komen bij de invulling van het voorzitterschap. dit sluit aan bij de intentie van het dualisme om de positie van de raadsminderheden te versterken.
De voorzitter moet ervoor zorgen dat alle fracties in de vergadering evenwichtig aan bod komen en dat de aan de orde zijnde materie in voldoende wordt uitgediept en behandeld. Aan het eind van de discussie over een geagendeerd onderwerp, sluit de voorzitter de behandeling van het agendapunt af met een voorstel voor een advies. Dit moet recht doen aan de standpunten van de deelnemers van alle fracties.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 62 Aanwezigheid burgemeester en wethouders
De burgemeester en de wethouders zijn geen lid van de Politieke Avond (artikel 82, tweede lid van de Gemeentewet). Het RvO schrijft voor dat zij niettemin aanwezig zijn, voor zover er onderwerpen aan de orde zijn waarvoor zij portefeuilleverantwoordelijkheid dragen. Aangezien een burgemeester of wethouder dikwijls ook vaktechnische vragen voorgeschoteld kan krijgen, kan hij zich laten bijstaan door een ambtenaar, die tijdens de beraadslagingen onder zijn verantwoordelijkheid functioneert.
Artikel 63 Aanwezigheid van deskundigen
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 64 Aanwezigheid gemeentesecretaris
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Paragraaf 3 Openbare vergaderingen – tijdstip van vergaderen en voorbereidingen
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Met betrekking tot dit artikel is aangesloten bij de overeenkomstige bepalingen voor de raadsvergadering. Volstaan wordt daarom met verwijzing naar de toelichting daarvan (artikelen 10, 14 en 15 van dit RvO).
De oproep wordt gericht aan alle leden van de PA. De fracties bepalen vervolgens wie namens hun fractie deelnemen aan de behandeling van de respectieve onderwerpen en voorstellen, die op de agenda zijn geplaatst.
Volstaan wordt met een verwijzing naar de toelichting van het overeenkomstige art. 10 RvO.
Artikel 68 Opening vergadering - quorum
Met betrekking tot dit artikel is aangesloten bij het overeenkomstige art. 18 van dit RvO over de
Ten aanzien van het tweede lid van art. 68 RvO, de aanwezigheid van het quorum, geldt dat dit voor ieder afzonderlijk agendapunt geldt. Bij de huidige raadsamenstelling moet dus op grond van deze bepaling uit tenminste vijf fracties een raadslid aanwezig zijn om aan behandeling van een agendapunt toe te komen. Niet voldoende is dat uit bijv. vier fracties een raadslid aanwezig is en uit een vijfde fractie een deelnemer die geen raadslid is.
Als vanwege het ontbreken van het quorum de behandeling van het aan de orde zijnde agendapunt geen doorgang kan vinden, kan een nieuwe vergadering worden belegd. Dat is bijvoorbeeld mogelijk voor de eerstvolgende maandag, zoals ook praktijk is wanneer door drukte niet alle agendapunten in de PA behandeld konden worden.
Artikel 69 Spreekrecht burgers
Het spreekrecht van de burgers maakt een wezenlijk onderdeel uit van de werkzaamheden binnen de
Politieke Avond. Het is een recht en geen mogelijkheid die afhankelijk is van de medewerking van de
Politieke Avond-leden. Het spreekrecht draagt bij aan het vergroten van de betrokkenheid van de burgers bij
het lokaal bestuur, één van doelstellingen van de vernieuwing van het lokaal bestuur. De spreektijdmogelijkheid is bepaald op een half uur voor alle insprekers tezamen, met een maximum spreektijd van drie minuten per inspreker.
Het spreekrecht geldt zowel voor geagendeerde als niet-geagendeerde onderwerpen. De keuze om gebruik
te maken van spreekrecht tijdens de Politieke Avond, heeft het voordeel dat de standpunten van de
raadsfracties op dat moment nog in ontwikkeling zijn. De informatie die op de Politieke Avond wordt vergaard, tijdens het inspreken van burgers en bij de verdere behandeling van het onderwerp, kan meer effectief worden gebruikt bij de vorming van de fractiestandpunten dan wanneer deze informatie later in het voorbereidingsproces zou worden ingebracht.
Nadat gebruik is gemaakt van het spreekrecht, krijgen de fractievertegenwoordigers in één instantie de gelegenheid om nog vragen te stellen aan betrokkene.
De informatieronde is net als het spreekrecht een instrument voor burgerparticipatie. Anders dan het spreekrecht maakt zij een vrije informatie- en gedachtewisseling mogelijk met de insprekers over een geagendeerd onderwerp. Behalve de PA-leden kan, indien daartoe uitgenodigd, ook het verantwoordelijke collegelid aan de informatieronde deelnemen.
Wat betreft de precieze vormgeving laat dit artikel veel ruimte voor maatwerk. Het ligt voor de hand de informatie- en gedachtewisseling direct voorafgaande aan de inhoudelijke behandeling van een onderwerp te laten plaatsvinden. Zij kan beperkt blijven tot genodigden, maar ook worden uitgebreid tot belangstellenden, die zich daarvoor hebben aangemeld. Eventueel kan de informatieronde als hoorzitting worden ingevuld. Zij krijgt daarmee meer het karakter van eenrichtingsverkeer.
Het is aan de clustervoorzitter overgelaten om, mede gelet op de voortgang van de vergadering, de duur van de informatieronde en eventueel de gesprekstijd van de sprekers te bepalen.
In dit artikel is vastgelegd op welke wijze de behandeling van een inhoudelijk agendapunt plaatsvindt. Om de behandeling op een adequate wijze te laten verlopen, is gekozen voor een duidelijke vastlegging van de in de PA gehanteerde procedure.
Nieuw ingevoegd is de mogelijkheid om de eerste termijn (het vragenrondje) te laten vervallen indien een informatieronde (art. 70 RvO) heeft plaatsgevonden.
Artikel 72 Deelname aan de beraadslaging door derden
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
In het oude RvO werd volstaan met de bepaling dat de voorzitter de behandeling van het agendapunt afsluit met het verwoorden van de conclusie van de behandeling. Die conclusie was het advies van de PA t.b.v. de raadsbehandeling van het betreffende voorstel.
In dit artikel wordt het uitbrengen van advies geformaliseerd en gekoppeld aan een beslissing van de PA. In het derde lid is aangegeven dat de PA bij meerderheid van stemmen beslist of een advies aan de raad wordt uitgebracht. De clustervoorzitter doet een voorstel over de inhoud van het advies, waarover de PA beslist.
Met betrekking tot dit artikel is aangesloten bij het overeenkomstige artikel 20 van het RvO dat geldt voor de raadsvergadering. De huidige praktijk/werkwijze met betrekking tot de verslaglegging bij de PA is hiermee vastgelegd.
Net als bij de raadsvergadering zijn de ordebepalingen m.b.t. toehoorders en pers, geluid- en beeldregistraties en het gebruik van mobiele telefoons en andere apparatuur ook voor de PA van toepassing.
Paragraaf 5 Besloten vergaderingen - geheimhouding
Artikel 79 Opheffing geheimhouding
Volstaan wordt met een verwijzing naar de toelichting van de overeenkomstige artikelen 46 tot en met 49 van dit RvO
Hoofdstuk 11 De Politieke Markt
Artikel 80 Bevoegdheid, doel en openbaarheid
De Politieke Markt heeft tot doel om raadsleden en PA-leden de gelegenheid te bieden om een door de raad of het presidium gekozen onderwerp te verkennen. Voor de Politieke Markt kiest het presidium een op het onderwerp toegesneden werkvorm, waarbij interactie met derden centraal staat.
Hoe deze werkvorm gaat uitpakken zal de praktijk moeten leren. Nu dit artikel een invulling op maat mogelijk maakt, kan deze per Politieke Markt (aanzienlijk) verschillen.
Artikel 81 Deelname - voorbereiding
Belangrijk is dat de Politieke Markt voor de deelnemers wordt ingeleid met een notitie, waarin het onderwerp op open en politiek-neutrale wijze wordt ingeleid. Het presidium nodigt het college uit zodanige notitie in te brengen.
De voorzitter is de voorzitter van de betreffende cluster (afhankelijk van het onderwerp) van de PA. Hij heeft de belangrijke taak om de bijeenkomst in goede banen te leiden. Het presidium heeft de mogelijkheid om in voorkomende gevallen een ander als voorzitter aan te wijzen.
In principe wordt volstaan met een audioverslag, maar het presidium kan besluiten dat van de bijeenkomst een beknopt schriftelijk verslag wordt gemaakt.
Hoofdstuk 12 Overgangs- en slotbepalingen