Organisatie | Vervoerregio Amsterdam |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Gemeenschappelijke regeling Stadsregio Amsterdam, bij de 6de wijziging |
Citeertitel | Gemeenschappelijke regeling Stadsregio Amsterdam |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2006 | 01-05-1992 | 28-05-2014 | Wijziging 6 | 28-02-2006 Provinciale register (ingeschreven) / nieuws uit het dagelijks bestuur / Regiojournaal | 2006/1 |
gelezen de besluitvorming in de vergadering van het dagelijks bestuur van 15 december 2005;
gezien artikel 66 van de gemeenschappelijke regeling Regionaal Orgaan Amsterdam;
gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen;
besluit de aan het Regionaal Orgaan Amsterdam deelnemende gemeenten voor te stellen de gemeenschappelijke regeling als volgt te wijzigen:
Artikel 1, lid 1 sub a. komt te luiden:
a. de regeling: de Gemeenschappelijke regeling Stadsregio Amsterdam;
Artikel 1, lid 1 sub b. komt te luiden:
b. de Stadsregio Amsterdam: de plusregio, bedoeld in hoofdstuk XI van de Wet gemeenschappelijke regelingen;
Artikel 1, lid 2 komt te luiden:
2. Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van "de gemeente", "de raad", "het college van burgemeester en wethouders" en "de burgemeester", onderscheidenlijk: de Stadsregio Amsterdam, de regioraad, het dagelijks bestuur en de voorzitter.
Hoofdstuk II DE STADSREGIO AMSTERDAM
Er is een plusregio genaamd: de Stadsregio Amsterdam.
Artikel 3, lid 1 komt te luiden:
1. De Stadsregio Amsterdam is gevestigd te Amsterdam.
Aan Artikel 3 wordt een derde lid toegevoegd, luidende:
De Stadsregio Amsterdam is een samenwerkingsverband van 16 gemeenten in de regio Amsterdam op grond van Hoofdstuk XI van de Wet gemeenschappelijke regelingen en wordt gevormd door de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Beemster, Diemen, Edam-Volendam, Haarlemmermeer, Landsmeer, Oostzaan, Ouder-Amstel, Purmerend, Uithoorn, Waterland, Wormerland, Zaanstad en Zeevang.
Artikel 4, lid 1 komt te luiden:
1. De Stadsregio Amsterdam heeft tot taak, met inachtneming van hetgeen in deze regeling is bepaald, die belangen te behartigen, welke verband houden met een evenwichtige en harmonische ontwikkeling van de regio Amsterdam.
Ter behartiging van de in artikel 4 genoemde belangen, alsmede ter uitvoering van de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Wijzigingswet Wgr-plus en van de door die wet gewijzigde wetten en daarop berustende wettelijke (uitvoerings-)maatregelen, is de Stadsregio Amsterdam bevoegd tot:
a. het aangeven van hoofdlijnen van de gewenste ontwikkeling van het gebied door middel van planning, sturing en coördinatie,
b. uitvoering van gemeentelijke taken, die aan de Stadsregio Amsterdam zijn overgedragen,
d. uitoefening van taken van rijk en/of provincie(s), wanneer de Stadsregio Amsterdam daartoe in staat wordt gesteld.
Artikel 6, lid 1 sub a komt te luiden:
a. De regioraad stelt voor het samenwerkingsgebied het regionaal structuurplan vast, als bedoeld in artikel 36c. van de Wet op de ruimtelijke ordening, waarin de toekomstige ontwikkeling van dat gebied wordt aangegeven.
Artikel 6, lid 1 sub b komt te luiden:
Artikel 6, lid 2 sub a komt te luiden:
a. De regioraad stelt een regionaal volkshuisvestingsplan vast, waarin mede in samenhang met de ruimtelijke aspecten, in ieder geval aandacht wordt besteed aan de invulling (differentiatie en financieringscategorieën) van regionale woningbouwprojecten en de omvang daarvan.
Artikel 6, lid 2 sub b komt te luiden:
b. De regioraad draagt zorg voor afstemming en harmonisatie van woonruimte verdeling en van de gemeentelijke huisvestingsregels.
Artikel 6, lid 2 sub c komt te luiden:
c. De regioraad is bevoegd regels te stellen inzake de verdeling over de deelnemende gemeenten van een op grond van de Woningwet aan de Stadsregio Amsterdam toebedeeld programma.
Artikel 6, lid 2 sub d komt te luiden:
d. De regioraad is bevoegd voorschriften te geven inzake het door hem verstrekken van financiële middelen voor activiteiten bedoeld in artikel 81, eerste lid van de Woningwet.
Artikel 6, lid 3 sub a. komt te luiden:
a. De regioraad stelt een een regionaal verkeers- en vervoersplan vast, dat met het oog op de bevordering van de bereikbaarheid en de leefbaarheid richting geeft aan de door het orgaan te nemen beslissingen inzake verkeer en vervoer en op grond waarvan het orgaan aan de deelnemende gemeenten aanwijzingen kan geven met betrekking tot het door die gemeenten terzake te voeren beleid.
Artikel 6, lid 3 sub b. komt te luiden:
b. De deelnemende gemeenten dragen, voorzover zij daarover beschikken, hun bevoegdheden inzake lokaal openbaar vervoer over aan de Stadsregio Amsterdam.
Artikel 6, lid 3 sub c. komt te luiden:
c. De Stadsregio Amsterdam draagt ter uitvoering van het regionaal verkeers- en vervoersplan zorg voor de verwerving en verdeling van rijksmiddelen op grond van en ingevolge de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Wet en het Besluit personenvervoer 2000, de Wet en het Besluit op het Infrastructuurfonds en de Wet BDU verkeer en vervoer en andere wettelijke regelingen.
Artikel 6, lid 4 sub a komt te luiden:
a. De regioraad is bevoegd voorschriften te geven met betrekking tot het door de deelnemende gemeenten verwerven en uitgeven van gronden, de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, het verhaal van kosten daarvan, alsmede de mate waarin de financiële gevolgen worden verdeeld over de deelnemende gemeenten.
Artikel 6, lid 4 sub b komt te luiden:
b. De regioraad is bevoegd gebieden aan te wijzen ten aanzien waarvan het kan bepalen dat de verwerving en de uitgifte van gronden, de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, alsmede het verhaal van kosten daarvan, uitsluitend door of vanwege het regionaal orgaan kan plaatsvinden.
Artikel 6, lid 4 sub c komt te luiden:
c. De regioraad is bevoegd voorschriften te geven met betrekking tot het onderhoud en het beheer van de onder a. en b. bedoelde gronden.
Artikel 6, lid 5 sub a komt te luiden:
a. De regioraad stelt een integraal plan vast voor de gewenste milieukwaliteit in het samenwerkingsgebied, waarmee bij de uitoefening van zijn bevoegdheden op het terrein van het verkeer en het vervoer, de ruimtelijke ordening, de volkshuisvesting en de economische ontwikkeling rekening wordt gehouden.
Artikel 6, lid 5 sub b komt te luiden:
b. De regioraad stelt een regionaal milieubeleidsplan, als bedoeld in artikel 4.15a van de Wet milieubeheer vast, dat met het oog op de bescherming van het milieu richting geeft aan beslissingen tot het nemen waarvan de bevoegdheid bij of krachtens de wet aan zijn bestuursorganen is toegekend.
Artikel 6, lid 5 sub c komt te luiden:
c. Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks het milieuprogramma vast, als bedoeld in artikel 4.15b van de Wet milieubeheer.
Artikel 6, lid 5 sub d komt te luiden:
d. Het dagelijks bestuur oefent de bevoegdheden uit, als bedoeld in artikel 65, eerste lid, van de Wet bodembescherming, zodra een daartoe strekkende algemene maatregel van bestuur dit mogelijk maakt.
Artikel 6, lid 5 sub e komt te luiden:
e. Het dagelijks bestuur oefent de bevoegdheden uit als bedoeld in de artikelen 8.2a en 8.2b van de Wet Milieubeheer, voor wat betreft het verlenen van vergunningen, zodra een daartoe strekkende algemene maatregel van bestuur dit mogelijk maakt en maakt in overleg met de deelnemende gemeenten, gebruik van de delegatiemogelijkheid, als bedoeld in artikel 8.2b van de Wet milieubeheer.
Artikel 6, lid 5 sub f. komt te luiden:
f. Het dagelijks bestuur bevordert en coördineert de uitvoering van het regionaal milieubeleidsplan en het regionaal milieukwaliteitsplan.
Artikel 6, lid 6 sub a komt te luiden:
a. De regioraad stelt periodiek een regionaal-economische ontwikkelingsstrategie op, waarmee bij de uitoefening van zijn bevoegdheden op het terrein van de ruimtelijke ordening, het verkeer en het vervoer, het milieu en het arbeidsmarktbeleid wordt rekening gehouden.
De regioraad geeft daarin het beleid aan:
1. ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheden met betrekking tot bedrijfsterreinen, kantoorlokaties en detailhandelsvoorzieningen, die van regionaal belang zijn, daaronder mede begrepen de zee- en de luchthaven en de daarbij behorende bedrijflokaties,
2. alsmede met betrekking tot sectoren van het bedrijfsleven die van regionaal belang zijn.
Artikel 6, lid 6 sub b. komt te luiden:
b. De Stadsregio Amsterdam levert een bijdrage aan een regionaal arbeidsmarktbeleid.
Artikel 6, lid 6 sub c komt te luiden:
c. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor regionaal economisch onderzoek.
Artikel 6, lid 6 sub d komt te luiden:
d. De regioraad stelt de hoofdlijnen vast van een regionaal promotie- en acquisitiebeleid, gericht op bedrijfsvestiging en toerisme.
Artikel 6, lid 6 sub e komt te luiden:
e. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de verwerving en verdeling van fondsen en subsidies ten behoeve van de regionale economische ontwikkeling..
Artikel 6, zevende lid, komt te luiden:
Het dagelijks bestuur is verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet op de jeugdzorg in het samenwerkingsgebied.
Artikel 7, lid 1 komt te luiden:
1. De bevoegdheid, als bedoeld in artikel 5, onder b, houdt in, dat het dagelijks bestuur taken en bevoegdheden uitoefent, welke door de deelnemende gemeenten zijn overgedragen met toepassing van artikel 50.
Artikel 7, lid 2 komt te luiden:
2. Aan de bestuursorganen van de Stadsregio Amsterdam behoren, met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde taken, alle aan de gemeentebesturen toekomende bevoegdheden, voor zover niet bij de regeling of de wet uitgezonderd.
Artikel 8, lid 1 komt te luiden:
1. De bevoegdheid, als bedoeld in artikel 5, onder c, houdt in dat de Stadsregio Amsterdam desgevraagd en wanneer de regioraad daarmee instemt, diensten kan verlenen ten behoeve van één of meer deelnemende gemeenten.
Artikel 9, lid 1 komt te luiden:
1. Bevoegdheden, als bedoeld in artikel 5, onder d, zijn bevoegdheden van rijk en/of provincie, die hetzij in medebewind, hetzij door overdracht, hetzij door aanvaarding op basis van overeenkomst of gemeenschappelijke regeling, aan de Stadsregio Amsterdam worden toegekend.
Voor de behartiging van alle in artikel 4 genoemde belangen is het dagelijks bestuur bevoegd tot:
a. het reageren op rijks- en provinciale nota's en plannen, die voor het samenwerkingsbied van belang zijn,
b. het vertegenwoordigen van het samenwerkingsgebied,
c. het organiseren van overleg en het uitbrengen van advies.
Artikel 11, lid 1 komt te luiden:
1. De bestuursorganen van de Stadsregio Amsterdam komen alle bevoegdheden toe, die de plusregio van rechtswege bezit om als rechtspersoon aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen.
Artikel 11, lid 2 komt te luiden:
2. De bestuursorganen van de Stadsregio Amsterdam kunnen de uitoefening van bevoegdheden als bedoeld in hoofdstuk IV, paragraaf 2 van de regeling voor het gebied van een of meer gemeenten opdragen aan de bestuursorganen van een of meer deelnemende gemeenten, indien dit in het belang is van een verbetering van de praktijk van de uitoefening van die bevoegdheden en voor zover die bevoegdheden zich naar hun aard en schaal daartoe lenen en die bestuursorganen daarmee instemmen.
De Stadsregio Amsterdam kan deelnemen aan gemeenschappelijke regelingen, als bedoeld in de artikelen 93 en 96 van de wet.
De Stadsregio Amsterdam is bevoegd:
a. rechten te heffen, als bedoeld in artikel 219, onder i, van de Gemeentewet;
b. een belasting te heffen, als bedoeld in artikel 221 van de Gemeentewet;
c. een belasting te heffen, als bedoeld in artikel 222 van de Gemeentewet.
Ter uitvoering van de taken en bevoegdheden, die bij of krachtens de wet, algemene maatregel van bestuur, dan wel deze regeling aan de Stadsregio Amsterdam zijn opgedragen, heeft het dagelijks bestuur de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang en de bevoegdheid tot het geven van een machtiging tot binnentreden van woningen, overeenkomstig hoofdstuk VIII, paragraaf 4, van de Gemeentewet.
Het bestuur van de Stadsregio Amsterdam bestaat uit:
Artikel 38, lid 1 sub c komt te luiden:
c. het beheer van de inkomsten en uitgaven van de Stadsregio Amsterdam;
Artikel 38, lid 1 sub g komt te luiden:
g. het houden van een gedurig toezicht op al wat de Stadsregio Amsterdam aangaat;
Artikel 38, lid 1 sub h komt te luiden:
h. het voorstaan van de belangen van de Stadsregio Amsterdam bij hogere overheden en andere instellingen, diensten of personen, waarmee contact voor de Stadsregio Amsterdam van belang is.
Artikel 42, lid 1 komt te luiden:
1. De regioraad kiest uit zijn midden de burgemeester van Amsterdam tot voorzitter van de Stadsregio Amsterdam.
De voorzitter van de Stadsregio Amsterdam is tevens voorzitter van de regioraad.
Artikel 45, lid 3 komt te luiden:
3. De voorzitter vertegenwoordigt de Stadsregio Amsterdam in en buiten rechte. Hij kan deze vertegenwoordiging aan een door hem aan te wijzen gemachtigde opdragen.
Artikel 45, lid 4 komt te luiden:
4. Indien hij behoort tot het bestuur van een deelnemende gemeente die partij is in een geding of bij een buitengerechtelijke rechtshandeling, waarbij de Stadsregio Amsterdam is betrokken, oefent een ander door het dagelijks bestuur aan te wijzen lid van dat bestuur die bevoegdheid uit.
Artikel 48, lid 4 komt te luiden:
4. Een portefeuillehoudersoverleg bespreekt desgewenst de ontwikkelingen op zijn werkterrein en kan gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan de bestuursorganen van de Stadsregio Amsterdam.
Artikel 49, lid 1 komt te luiden:
1. De Stadsregio Amsterdam heeft een ambtelijk apparaat, aan het hoofd waarvan een secretaris staat.
Artikel 50, lid 1 komt te luiden:
1. Op initiatief van een van de bestuursorganen van een deelnemende gemeente of van de Stadsregio Amsterdam kan:
a. uitbreiding van belangen als bedoeld in artikel 4, tweede lid;
b. verandering in bevoegdheden als bedoeld in artikel 6;
c. overdracht van nieuwe gemeentelijke bevoegheden als bedoeld in artikel 7 plaatsvinden.
Artikel 51, lid 1 komt te luiden:
1. De raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de deelnemende gemeenten doen het dagelijks bestuur mededeling van bij hen in voorbereiding zijnde maatregelen en plannen, die voor de taakvervulling van de Stadsregio Amsterdam van belang zijn.
Artikel 51, lid 2 komt te luiden:
2. De in het eerste lid genoemde bestuursorganen kunnen over bij hen in voorbereiding zijnde maatregelen en plannen, die voor de taakvervulling van de Stadsregio Amsterdam van belang zijn het gevoelen vragen van het betrokken bestuursorgaan van de Stadsregio Amsterdam.
Artikel 51, lid 3 komt te luiden:
3. De bestuursorganen van de Stadsregio Amsterdam kunnen hun zienswijze omtrent maatregelen en plannen als bedoeld in het eerste lid, ook ongevraagd aan het betrokken gemeentebestuur kenbaar maken.
Artikel 51, lid 4 komt te luiden:
4. De in het eerste lid genoemde bestuursorganen zijn verplicht te voldoen aan een verzoek van de bestuursorganen van de Stadsregio Amsterdam inlichtingen te verschaffen omtrent plannen en maatregelen die voor de Stadsregio Amsterdam van belang zijn.
Artikel 52, lid 1 komt te luiden:
1. De regioraad stelt regels vast met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en van het beheer van de vermogenswaarden van de algemene dienst en van de takken van dienst van de Stadsregio Amsterdam. Deze regels dienen te waarborgen dat aan de eisen van doelmatigheid en controle wordt voldaan.
Artikel 54, lid 4 komt te luiden:
4. De deelnemende gemeenten waarborgen de betaling van rente en aflossing van de
geldleningen, aan te gaan door de Stadsregio Amsterdam voor de uitvoering van zijn taak, in verhouding tot het inwonertal op 1 januari van het dienstjaar waarin de geldlening wordt aangegaan (uitgedrukt in een veelvoud van duizend naar boven afgerond). Zodanige geldleningen mogen de geldgevers geen rendement geven dat hoger is dan het rendement van de geldleningen, welke tegelijkertijd worden aangeboden door de n.v. Bank Nederlandse gemeenten.
Artikel 55, lid 1 komt te luiden:
1. Van de vaststelling van de begroting wordt terstond mededeling gedaan aan de besturen van de deelnemende gemeenten, die ervoor zorgdragen dat het in deze begroting voor de gemeente als bijdrage in de kosten van de Stadsregio Amsterdam geraamde bedrag, in de gemeentebegroting wordt opgenomen.
Artikel 58, lid 1 komt te luiden:
1. Van de inkomsten en uitgaven van de Stadsregio Amsterdam over het afgelopen jaar wordt door het dagelijks bestuur verantwoording gedaan aan de regioraad onder overlegging van de door een ambtenaar, aangewezen bij de regels als bedoeld in artikel 52, overeenkomstig deze regels aangeboden rekening met de daarbij behorende bescheiden.
Ten aanzien van de archiefbescheiden van de Stadsregio Amsterdam zijn de voorschriften omtrent de zorg, de bewaring en het beheer daarvan, alsmede die omtrent het toezicht daarop, zoals deze voor de gemeente Amsterdam zijn of nader zullen worden vastgesteld, van overeenkomstige toepassing.
Artikel 67, lid 1 sub a komt te luiden:
a. De regeling wordt opgeheven zodra de raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van tenminste twee derden van het aantal deelnemende gemeenten, vertegenwoordigende ten minste twee derden van het aantal inwoners van het samenwerkingsgebied op 1 januari van dat jaar, tot deze opheffing hebben besloten.
Artikel 67, lid 6 komt te luiden:
6. Zonodig blijven de bestuursorganen van de Stadsregio Amsterdam ook na het tijdstip van de opheffing in functie totdat de liquidatie is beëindigd.
Deze regeling kan worden aangehaald onder de titel "Gemeenschappelijke regeling Stadsregio Amsterdam"
De regioraad van het Regionaal Orgaan Amsterdam bepaalt, gebruikmakend van de bevoegdheid hiertoe gegeven in artikel 66, derde lid van de gemeenschappelijke regeling, dat de wijziging van de gemeenschappelijke regeling van kracht wordt op 1 juni 2006.
gelezen de besluitvorming in de vergadering van het dagelijks bestuur van 15 december 2005;
gezien artikel 66 van de gemeenschappelijke regeling Regionaal Orgaan Amsterdam;
gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen;
besluit de aan het Regionaal Orgaan Amsterdam deelnemende gemeenten voor te stellen de gemeenschappelijke regeling als volgt te wijzigen:
Artikel 1, lid 1 sub a. komt te luiden:
a. de regeling: de Gemeenschappelijke regeling Stadsregio Amsterdam;
Artikel 1, lid 1 sub b. komt te luiden:
b. de Stadsregio Amsterdam: de plusregio, bedoeld in hoofdstuk XI van de Wet gemeenschappelijke regelingen;
Artikel 1, lid 2 komt te luiden:
2. Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van "de gemeente", "de raad", "het college van burgemeester en wethouders" en "de burgemeester", onderscheidenlijk: de Stadsregio Amsterdam, de regioraad, het dagelijks bestuur en de voorzitter.
Hoofdstuk II DE STADSREGIO AMSTERDAM
Er is een plusregio genaamd: de Stadsregio Amsterdam.
Artikel 3, lid 1 komt te luiden:
1. De Stadsregio Amsterdam is gevestigd te Amsterdam.
Aan Artikel 3 wordt een derde lid toegevoegd, luidende:
De Stadsregio Amsterdam is een samenwerkingsverband van 16 gemeenten in de regio Amsterdam op grond van Hoofdstuk XI van de Wet gemeenschappelijke regelingen en wordt gevormd door de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Beemster, Diemen, Edam-Volendam, Haarlemmermeer, Landsmeer, Oostzaan, Ouder-Amstel, Purmerend, Uithoorn, Waterland, Wormerland, Zaanstad en Zeevang.
Artikel 4, lid 1 komt te luiden:
1. De Stadsregio Amsterdam heeft tot taak, met inachtneming van hetgeen in deze regeling is bepaald, die belangen te behartigen, welke verband houden met een evenwichtige en harmonische ontwikkeling van de regio Amsterdam.
Ter behartiging van de in artikel 4 genoemde belangen, alsmede ter uitvoering van de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Wijzigingswet Wgr-plus en van de door die wet gewijzigde wetten en daarop berustende wettelijke (uitvoerings-)maatregelen, is de Stadsregio Amsterdam bevoegd tot:
a. het aangeven van hoofdlijnen van de gewenste ontwikkeling van het gebied door middel van planning, sturing en coördinatie,
b. uitvoering van gemeentelijke taken, die aan de Stadsregio Amsterdam zijn overgedragen,
d. uitoefening van taken van rijk en/of provincie(s), wanneer de Stadsregio Amsterdam daartoe in staat wordt gesteld.
Artikel 6, lid 1 sub a komt te luiden:
a. De regioraad stelt voor het samenwerkingsgebied het regionaal structuurplan vast, als bedoeld in artikel 36c. van de Wet op de ruimtelijke ordening, waarin de toekomstige ontwikkeling van dat gebied wordt aangegeven.
Artikel 6, lid 1 sub b komt te luiden:
Artikel 6, lid 2 sub a komt te luiden:
a. De regioraad stelt een regionaal volkshuisvestingsplan vast, waarin mede in samenhang met de ruimtelijke aspecten, in ieder geval aandacht wordt besteed aan de invulling (differentiatie en financieringscategorieën) van regionale woningbouwprojecten en de omvang daarvan.
Artikel 6, lid 2 sub b komt te luiden:
b. De regioraad draagt zorg voor afstemming en harmonisatie van woonruimte verdeling en van de gemeentelijke huisvestingsregels.
Artikel 6, lid 2 sub c komt te luiden:
c. De regioraad is bevoegd regels te stellen inzake de verdeling over de deelnemende gemeenten van een op grond van de Woningwet aan de Stadsregio Amsterdam toebedeeld programma.
Artikel 6, lid 2 sub d komt te luiden:
d. De regioraad is bevoegd voorschriften te geven inzake het door hem verstrekken van financiële middelen voor activiteiten bedoeld in artikel 81, eerste lid van de Woningwet.
Artikel 6, lid 3 sub a. komt te luiden:
a. De regioraad stelt een een regionaal verkeers- en vervoersplan vast, dat met het oog op de bevordering van de bereikbaarheid en de leefbaarheid richting geeft aan de door het orgaan te nemen beslissingen inzake verkeer en vervoer en op grond waarvan het orgaan aan de deelnemende gemeenten aanwijzingen kan geven met betrekking tot het door die gemeenten terzake te voeren beleid.
Artikel 6, lid 3 sub b. komt te luiden:
b. De deelnemende gemeenten dragen, voorzover zij daarover beschikken, hun bevoegdheden inzake lokaal openbaar vervoer over aan de Stadsregio Amsterdam.
Artikel 6, lid 3 sub c. komt te luiden:
c. De Stadsregio Amsterdam draagt ter uitvoering van het regionaal verkeers- en vervoersplan zorg voor de verwerving en verdeling van rijksmiddelen op grond van en ingevolge de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Wet en het Besluit personenvervoer 2000, de Wet en het Besluit op het Infrastructuurfonds en de Wet BDU verkeer en vervoer en andere wettelijke regelingen.
Artikel 6, lid 4 sub a komt te luiden:
a. De regioraad is bevoegd voorschriften te geven met betrekking tot het door de deelnemende gemeenten verwerven en uitgeven van gronden, de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, het verhaal van kosten daarvan, alsmede de mate waarin de financiële gevolgen worden verdeeld over de deelnemende gemeenten.
Artikel 6, lid 4 sub b komt te luiden:
b. De regioraad is bevoegd gebieden aan te wijzen ten aanzien waarvan het kan bepalen dat de verwerving en de uitgifte van gronden, de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, alsmede het verhaal van kosten daarvan, uitsluitend door of vanwege het regionaal orgaan kan plaatsvinden.
Artikel 6, lid 4 sub c komt te luiden:
c. De regioraad is bevoegd voorschriften te geven met betrekking tot het onderhoud en het beheer van de onder a. en b. bedoelde gronden.
Artikel 6, lid 5 sub a komt te luiden:
a. De regioraad stelt een integraal plan vast voor de gewenste milieukwaliteit in het samenwerkingsgebied, waarmee bij de uitoefening van zijn bevoegdheden op het terrein van het verkeer en het vervoer, de ruimtelijke ordening, de volkshuisvesting en de economische ontwikkeling rekening wordt gehouden.
Artikel 6, lid 5 sub b komt te luiden:
b. De regioraad stelt een regionaal milieubeleidsplan, als bedoeld in artikel 4.15a van de Wet milieubeheer vast, dat met het oog op de bescherming van het milieu richting geeft aan beslissingen tot het nemen waarvan de bevoegdheid bij of krachtens de wet aan zijn bestuursorganen is toegekend.
Artikel 6, lid 5 sub c komt te luiden:
c. Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks het milieuprogramma vast, als bedoeld in artikel 4.15b van de Wet milieubeheer.
Artikel 6, lid 5 sub d komt te luiden:
d. Het dagelijks bestuur oefent de bevoegdheden uit, als bedoeld in artikel 65, eerste lid, van de Wet bodembescherming, zodra een daartoe strekkende algemene maatregel van bestuur dit mogelijk maakt.
Artikel 6, lid 5 sub e komt te luiden:
e. Het dagelijks bestuur oefent de bevoegdheden uit als bedoeld in de artikelen 8.2a en 8.2b van de Wet Milieubeheer, voor wat betreft het verlenen van vergunningen, zodra een daartoe strekkende algemene maatregel van bestuur dit mogelijk maakt en maakt in overleg met de deelnemende gemeenten, gebruik van de delegatiemogelijkheid, als bedoeld in artikel 8.2b van de Wet milieubeheer.
Artikel 6, lid 5 sub f. komt te luiden:
f. Het dagelijks bestuur bevordert en coördineert de uitvoering van het regionaal milieubeleidsplan en het regionaal milieukwaliteitsplan.
Artikel 6, lid 6 sub a komt te luiden:
a. De regioraad stelt periodiek een regionaal-economische ontwikkelingsstrategie op, waarmee bij de uitoefening van zijn bevoegdheden op het terrein van de ruimtelijke ordening, het verkeer en het vervoer, het milieu en het arbeidsmarktbeleid wordt rekening gehouden.
De regioraad geeft daarin het beleid aan:
1. ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheden met betrekking tot bedrijfsterreinen, kantoorlokaties en detailhandelsvoorzieningen, die van regionaal belang zijn, daaronder mede begrepen de zee- en de luchthaven en de daarbij behorende bedrijflokaties,
2. alsmede met betrekking tot sectoren van het bedrijfsleven die van regionaal belang zijn.
Artikel 6, lid 6 sub b. komt te luiden:
b. De Stadsregio Amsterdam levert een bijdrage aan een regionaal arbeidsmarktbeleid.
Artikel 6, lid 6 sub c komt te luiden:
c. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor regionaal economisch onderzoek.
Artikel 6, lid 6 sub d komt te luiden:
d. De regioraad stelt de hoofdlijnen vast van een regionaal promotie- en acquisitiebeleid, gericht op bedrijfsvestiging en toerisme.
Artikel 6, lid 6 sub e komt te luiden:
e. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de verwerving en verdeling van fondsen en subsidies ten behoeve van de regionale economische ontwikkeling..
Artikel 6, zevende lid, komt te luiden:
Het dagelijks bestuur is verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet op de jeugdzorg in het samenwerkingsgebied.
Artikel 7, lid 1 komt te luiden:
1. De bevoegdheid, als bedoeld in artikel 5, onder b, houdt in, dat het dagelijks bestuur taken en bevoegdheden uitoefent, welke door de deelnemende gemeenten zijn overgedragen met toepassing van artikel 50.
Artikel 7, lid 2 komt te luiden:
2. Aan de bestuursorganen van de Stadsregio Amsterdam behoren, met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde taken, alle aan de gemeentebesturen toekomende bevoegdheden, voor zover niet bij de regeling of de wet uitgezonderd.
Artikel 8, lid 1 komt te luiden:
1. De bevoegdheid, als bedoeld in artikel 5, onder c, houdt in dat de Stadsregio Amsterdam desgevraagd en wanneer de regioraad daarmee instemt, diensten kan verlenen ten behoeve van één of meer deelnemende gemeenten.
Artikel 9, lid 1 komt te luiden:
1. Bevoegdheden, als bedoeld in artikel 5, onder d, zijn bevoegdheden van rijk en/of provincie, die hetzij in medebewind, hetzij door overdracht, hetzij door aanvaarding op basis van overeenkomst of gemeenschappelijke regeling, aan de Stadsregio Amsterdam worden toegekend.
Voor de behartiging van alle in artikel 4 genoemde belangen is het dagelijks bestuur bevoegd tot:
a. het reageren op rijks- en provinciale nota's en plannen, die voor het samenwerkingsbied van belang zijn,
b. het vertegenwoordigen van het samenwerkingsgebied,
c. het organiseren van overleg en het uitbrengen van advies.
Artikel 11, lid 1 komt te luiden:
1. De bestuursorganen van de Stadsregio Amsterdam komen alle bevoegdheden toe, die de plusregio van rechtswege bezit om als rechtspersoon aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen.
Artikel 11, lid 2 komt te luiden:
2. De bestuursorganen van de Stadsregio Amsterdam kunnen de uitoefening van bevoegdheden als bedoeld in hoofdstuk IV, paragraaf 2 van de regeling voor het gebied van een of meer gemeenten opdragen aan de bestuursorganen van een of meer deelnemende gemeenten, indien dit in het belang is van een verbetering van de praktijk van de uitoefening van die bevoegdheden en voor zover die bevoegdheden zich naar hun aard en schaal daartoe lenen en die bestuursorganen daarmee instemmen.
De Stadsregio Amsterdam kan deelnemen aan gemeenschappelijke regelingen, als bedoeld in de artikelen 93 en 96 van de wet.
De Stadsregio Amsterdam is bevoegd:
a. rechten te heffen, als bedoeld in artikel 219, onder i, van de Gemeentewet;
b. een belasting te heffen, als bedoeld in artikel 221 van de Gemeentewet;
c. een belasting te heffen, als bedoeld in artikel 222 van de Gemeentewet.
Ter uitvoering van de taken en bevoegdheden, die bij of krachtens de wet, algemene maatregel van bestuur, dan wel deze regeling aan de Stadsregio Amsterdam zijn opgedragen, heeft het dagelijks bestuur de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang en de bevoegdheid tot het geven van een machtiging tot binnentreden van woningen, overeenkomstig hoofdstuk VIII, paragraaf 4, van de Gemeentewet.
Het bestuur van de Stadsregio Amsterdam bestaat uit:
Artikel 38, lid 1 sub c komt te luiden:
c. het beheer van de inkomsten en uitgaven van de Stadsregio Amsterdam;
Artikel 38, lid 1 sub g komt te luiden:
g. het houden van een gedurig toezicht op al wat de Stadsregio Amsterdam aangaat;
Artikel 38, lid 1 sub h komt te luiden:
h. het voorstaan van de belangen van de Stadsregio Amsterdam bij hogere overheden en andere instellingen, diensten of personen, waarmee contact voor de Stadsregio Amsterdam van belang is.
Artikel 42, lid 1 komt te luiden:
1. De regioraad kiest uit zijn midden de burgemeester van Amsterdam tot voorzitter van de Stadsregio Amsterdam.
De voorzitter van de Stadsregio Amsterdam is tevens voorzitter van de regioraad.
Artikel 45, lid 3 komt te luiden:
3. De voorzitter vertegenwoordigt de Stadsregio Amsterdam in en buiten rechte. Hij kan deze vertegenwoordiging aan een door hem aan te wijzen gemachtigde opdragen.
Artikel 45, lid 4 komt te luiden:
4. Indien hij behoort tot het bestuur van een deelnemende gemeente die partij is in een geding of bij een buitengerechtelijke rechtshandeling, waarbij de Stadsregio Amsterdam is betrokken, oefent een ander door het dagelijks bestuur aan te wijzen lid van dat bestuur die bevoegdheid uit.
Artikel 48, lid 4 komt te luiden:
4. Een portefeuillehoudersoverleg bespreekt desgewenst de ontwikkelingen op zijn werkterrein en kan gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan de bestuursorganen van de Stadsregio Amsterdam.
Artikel 49, lid 1 komt te luiden:
1. De Stadsregio Amsterdam heeft een ambtelijk apparaat, aan het hoofd waarvan een secretaris staat.
Artikel 50, lid 1 komt te luiden:
1. Op initiatief van een van de bestuursorganen van een deelnemende gemeente of van de Stadsregio Amsterdam kan:
a. uitbreiding van belangen als bedoeld in artikel 4, tweede lid;
b. verandering in bevoegdheden als bedoeld in artikel 6;
c. overdracht van nieuwe gemeentelijke bevoegheden als bedoeld in artikel 7 plaatsvinden.
Artikel 51, lid 1 komt te luiden:
1. De raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de deelnemende gemeenten doen het dagelijks bestuur mededeling van bij hen in voorbereiding zijnde maatregelen en plannen, die voor de taakvervulling van de Stadsregio Amsterdam van belang zijn.
Artikel 51, lid 2 komt te luiden:
2. De in het eerste lid genoemde bestuursorganen kunnen over bij hen in voorbereiding zijnde maatregelen en plannen, die voor de taakvervulling van de Stadsregio Amsterdam van belang zijn het gevoelen vragen van het betrokken bestuursorgaan van de Stadsregio Amsterdam.
Artikel 51, lid 3 komt te luiden:
3. De bestuursorganen van de Stadsregio Amsterdam kunnen hun zienswijze omtrent maatregelen en plannen als bedoeld in het eerste lid, ook ongevraagd aan het betrokken gemeentebestuur kenbaar maken.
Artikel 51, lid 4 komt te luiden:
4. De in het eerste lid genoemde bestuursorganen zijn verplicht te voldoen aan een verzoek van de bestuursorganen van de Stadsregio Amsterdam inlichtingen te verschaffen omtrent plannen en maatregelen die voor de Stadsregio Amsterdam van belang zijn.
Artikel 52, lid 1 komt te luiden:
1. De regioraad stelt regels vast met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en van het beheer van de vermogenswaarden van de algemene dienst en van de takken van dienst van de Stadsregio Amsterdam. Deze regels dienen te waarborgen dat aan de eisen van doelmatigheid en controle wordt voldaan.
Artikel 54, lid 4 komt te luiden:
4. De deelnemende gemeenten waarborgen de betaling van rente en aflossing van de
geldleningen, aan te gaan door de Stadsregio Amsterdam voor de uitvoering van zijn taak, in verhouding tot het inwonertal op 1 januari van het dienstjaar waarin de geldlening wordt aangegaan (uitgedrukt in een veelvoud van duizend naar boven afgerond). Zodanige geldleningen mogen de geldgevers geen rendement geven dat hoger is dan het rendement van de geldleningen, welke tegelijkertijd worden aangeboden door de n.v. Bank Nederlandse gemeenten.
Artikel 55, lid 1 komt te luiden:
1. Van de vaststelling van de begroting wordt terstond mededeling gedaan aan de besturen van de deelnemende gemeenten, die ervoor zorgdragen dat het in deze begroting voor de gemeente als bijdrage in de kosten van de Stadsregio Amsterdam geraamde bedrag, in de gemeentebegroting wordt opgenomen.
Artikel 58, lid 1 komt te luiden:
1. Van de inkomsten en uitgaven van de Stadsregio Amsterdam over het afgelopen jaar wordt door het dagelijks bestuur verantwoording gedaan aan de regioraad onder overlegging van de door een ambtenaar, aangewezen bij de regels als bedoeld in artikel 52, overeenkomstig deze regels aangeboden rekening met de daarbij behorende bescheiden.
Ten aanzien van de archiefbescheiden van de Stadsregio Amsterdam zijn de voorschriften omtrent de zorg, de bewaring en het beheer daarvan, alsmede die omtrent het toezicht daarop, zoals deze voor de gemeente Amsterdam zijn of nader zullen worden vastgesteld, van overeenkomstige toepassing.
Artikel 67, lid 1 sub a komt te luiden:
a. De regeling wordt opgeheven zodra de raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van tenminste twee derden van het aantal deelnemende gemeenten, vertegenwoordigende ten minste twee derden van het aantal inwoners van het samenwerkingsgebied op 1 januari van dat jaar, tot deze opheffing hebben besloten.
Artikel 67, lid 6 komt te luiden:
6. Zonodig blijven de bestuursorganen van de Stadsregio Amsterdam ook na het tijdstip van de opheffing in functie totdat de liquidatie is beëindigd.
Deze regeling kan worden aangehaald onder de titel "Gemeenschappelijke regeling Stadsregio Amsterdam"
De regioraad van het Regionaal Orgaan Amsterdam bepaalt, gebruikmakend van de bevoegdheid hiertoe gegeven in artikel 66, derde lid van de gemeenschappelijke regeling, dat de wijziging van de gemeenschappelijke regeling van kracht wordt op 1 juni 2006.
Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van "de gemeente", "de raad", "het college van burgemeester en wethouders" en "de burgemeester", onderscheidenlijk: de Stadsregio Amsterdam, de regioraad, het dagelijks bestuur en de voorzitter.
Hoofdstuk II DE STADSREGIO AMSTERDAM
De Stadsregio Amsterdam is een samenwerkingsverband van 16 gemeenten in de regio Amsterdam op grond van Hoofdstuk XI van de Wet gemeenschappelijke regelingen en wordt gevormd door de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Beemster, Diemen, Edam-Volendam, Haarlemmermeer, Landsmeer, Oostzaan, Ouder-Amstel, Purmerend, Uithoorn, Waterland, Wormerland, Zaanstad en Zeevang
Paragraaf 2: Bevoegdheden, nader omschreven
De taken, als bedoeld in artikel 5, onder a, houden het volgende in:
De regioraad stelt een regionaal verkeers- en vervoersplan vast, dat met het oog op de bevordering van de bereikbaarheid en de leefbaarheid richting geeft aan de door het orgaan te nemen beslissingen inzake verkeer en vervoer en op grond waarvan het orgaan aan de deelnemende gemeenten aanwijzingen kan geven met betrekking tot het door die gemeenten terzake te voeren beleid.
De regioraad is bevoegd voorschriften te geven met betrekking tot het door de deelnemende gemeenten verwerven en uitgeven van gronden, de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, het verhaal van kosten daarvan, alsmede de mate waarin de financiële gevolgen worden verdeeld over de deelnemende gemeenten.
De regioraad stelt een integraal plan vast voor de gewenste milieukwaliteit in het samenwerkingsgebied, waarmee bij de uitoefening van zijn bevoegdheden op het terrein van het verkeer en het vervoer, de ruimtelijke ordening, de volkshuisvesting en de economische ontwikkeling rekening wordt gehouden.
Het dagelijks bestuur oefent de bevoegdheden uit als bedoeld in de artikelen 8.2a en 8.2b van de Wet Milieubeheer, voor wat betreft het verlenen van vergunningen, zodra een daartoe strekkende algemene maatregel van bestuur dit mogelijk maakt en maakt in overleg met de deelnemende gemeenten, gebruik van de delegatiemogelijkheid, als bedoeld in artikel 8.2b van de Wet milieubeheer.
Voor zover een op grond van dit artikel vastgestelde verordening voorziet in hetzelfde onderwerp als een verordening van een deelnemende gemeente, regelt eerstbedoelde verordening de onderlinge verhouding.
De regioraad kan daarbij bepalen, dat de verordening van een deelnemende gemeente voor het hele gebied, danwel voor een gedeelte daarvan geheel of gedeeltelijk ophoudt te gelden.
Paragraaf 3: Overige bevoegdheden
Voor de behartiging van alle in artikel 4 genoemde belangen is het dagelijks bestuur bevoegd tot:
De bestuursorganen van de Stadsregio Amsterdam kunnen de uitoefening van bevoegdheden als bedoeld in hoofdstuk IV, paragraaf 2 van de regeling voor het gebied van een of meer gemeenten opdragen aan de bestuursorganen van een of meer deelnemende gemeenten, indien dit in het belang is van een verbetering van de praktijk van de uitoefening van die bevoegdheden en voor zover die bevoegdheden zich naar hun aard en schaal daartoe lenen en die bestuursorganen daarmee instemmen.
De regioraad kan takken van dienst instellen, belast met de uitvoering van een taak c.q. bevoegdheid, als bedoeld in artikel 5, onder b, juncto artikel 18.
Hierop is artikel 196 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.
de Stadsregio Amsterdam kan deelnemen aan gemeenschappelijke regelingen, als bedoeld in de artikelen 93 en 96 van de wet.
Ter uitvoering van de taken en bevoegdheden, die bij of krachtens de wet, algemene maatregel van bestuur, dan wel deze regeling aan de Stadsregio Amsterdam zijn opgedragen, heeft het regionaal orgaan de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang en de bevoegdheid tot het geven van een machtiging tot binnentreden van woningen, overeenkomstig hoofdstuk VIII, paragraaf 4, van de Gemeentewet.
Bij het opstellen van een ontwerp van een plan pleegt het dagelijks bestuur, voor zover daarvoor geen andere wettelijke voorschriften gelden, overleg met de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten en met daarvoor in aanmerking komende besturen, instellingen, diensten en personen en doet hiervan in een bijlage bij dit ontwerp verantwoording.
Paragraaf 1: De samenstelling van de regioraad
De leden van de regioraad worden door de raden van de deelnemende gemeenten, uit hun midden de voorzitters inbegrepen en uit de wethouders aangewezen. Daarbij wordt de volgende maatstaf in acht genomen:
voor gemeenten tot 20.000 inwoners 1 lid
voor gemeenten van 20.000 tot 40.000 inwoners 2 leden
voor gemeenten van 40.000 tot 60.000 inwoners 3 leden
voor gemeenten van 60.000 tot 80.000 inwoners 4 leden
voor gemeenten van 80.000 tot 100.000 inwoners 5 leden
De leden, aangewezen door de raden van gemeenten met minder dan 20.000 inwoners, kunnen zich laten vervangen door een als zodanig door de raad van de desbetreffende gemeente, gelijktijdig aangewezen plaatsvervangend lid. Op plaatsvervangende leden zijn de bepalingen van deze afdeling van overeenkomstige toepassing.
Het lidmaatschap van de regioraad is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar door of vanwege het bestuur van het regionaal orgaan of van een deelnemende gemeente aangesteld of daaraan ondergeschikt.
De raden van de deelnemende gemeenten bevorderen, dat de politieke representativiteit van de regioraad zoveel mogelijk overeenkomt met de politieke verhoudingen in het samenwerkingsgebied.
Indien de aanwijzing van een lid van de regioraad tussentijds niet meer in overeenstemming is met artikel 17, eerste lid, wijst c.q. wijzen de raad c.q. de raden van de desbetreffende gemeente(n), zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan.
Het lid, dat ter vervulling van een buiten de gewone tijd van aftreding opengevallen plaats tot lid van de regioraad is benoemd, treedt af op het tijdstip, waarop degene in wiens plaats het is benoemd, zou hebben moeten aftreden.
Onverminderd het bepaalde in artikel 20, derde lid, eindigt het lidmaatschap van de regioraad eveneens op het moment van uittreding uit de gemeenschappelijke regeling van de gemeente die het lid vertegenwoordigt.
Onverminderd het bepaalde in artikel 22, tweede lid, van de wet vergadert de regioraad voorts zo dikwijls de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt, of wanneer ten minste tien leden van de regioraad zulks nodig achten. In het laatste geval wordt de vergadering gehouden binnen een maand nadat de met redenen omklede aanvraag daartoe de voorzitter heeft bereikt.
De leden van de regioraad kunnen een door de regioraad vast te stellen tegemoetkoming in de kosten en, voor zover zij niet de functie van wethouder of burgemeester vervullen, een vergoeding voor hun werkzaamheden ontvangen. Bij de vaststelling van deze tegemoetkoming en vergoeding wordt het gestelde in artikel 21 van de wet in acht genomen.
Afdeling b: Het dagelijks bestuur
Paragraaf 1: De samenstelling van het dagelijks bestuur
Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter van de regioraad en zes door de regioraad uit zijn midden aan te wijzen leden, met dien verstande dat:
Indien tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur beschikbaar komt kiest de regioraad zo spoedig mogelijk een nieuw lid. Artikel 33 is daarbij opnieuw van toepassing.
Gaat het openvallen van een plaats in het dagelijks bestuur gepaard met het openvallen van een plaats in de regioraad, dan kan deze raad het kiezen van een nieuw lid in het dagelijks bestuur uitstellen totdat de opengevallen plaats in de regioraad weer zal zijn bezet.
Indien afwezigheid van een lid van het dagelijks bestuur van langdurige aard wordt verwacht, dan wel de voorzitter gedurende een naar verwachting langdurige termijn wordt vervangen op een wijze, bedoeld in artikel 42, derde lid, kan de regioraad in de tijdelijke vervanging van dat lid c.q. van hem die de voorzitter vervangt voorzien.
a. Elk lid van het dagelijks bestuur heeft in de vergadering één stem.
De artikelen 22, 28, en 56 t/m 59 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat bij staking van stemmen anders dan over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen, de voorzitter geen doorslaggevende stem heeft. In dat geval is artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing.
Paragraaf 4: De taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur
Aan het dagelijks bestuur is opgedragen:
het, binnen het raam van de door de regioraad vastgestelde formatie van het personeel van de Stadsregio Amsterdam, benoemen c.q. te werk stellen op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht en het schorsen en ontslaan van personeel in dienst van het regionaal orgaan, een en ander behoudens het bepaalde in artikel 49 en verder voor zover de regioraad zich de desbetreffende bevoegdheden niet heeft voorbehouden;
Hoofstuk VIII UITBREIDING BELANGEN / VERANDERING BESTAANDE BEVOEGDHEDEN / OVERDRACHT NIEUWE GEMEENTELIJKE BEVOEGDHEDEN
De voorstellen vermelden in elk geval voor welke gemeenten de overdrachtsregeling zal gelden, alsmede de wijze van kostenverdeling en bevat een bepaling over het al dan niet deelnemen aan stemmingen, voortvloeiende uit de overdrachtsregeling voor leden, afkomstig uit niet aan de overdrachtsregeling deelnemende gemeente(n).
Hoofdstuk X FINANCIËLE BEPALINGEN
De regioraad stelt regels vast met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en van het beheer van de vermogenswaarden van de algemene dienst en van de takken van dienst van de Stadsregio Amsterdam. Deze regels dienen te waarborgen dat aan de eisen van doelmatigheid en controle wordt voldaan.
De regioraad stelt jaarlijks vóór 1 juli de begroting vast voor het eerstvolgende begrotingsjaar. Alvorens hiertoe over te gaan wordt de procedure als omschreven in artikel 35 van de wet gevolgd.
Voor de berekening van de in het vorige lid bedoelde bijdrage wordt uitgegaan van het inwonertal op 1 januari van het jaar, voorafgaande aan dat, waarvoor de bijdrage verschuldigd is.
Voor de vaststelling van de aantallen inwoners worden aangehouden de door het Centraal bureau voor de statistiek vastgestelde bevolkingscijfers.
De deelnemende gemeenten waarborgen de betaling van rente en aflossing van de
geldleningen, aan te gaan door de Stadsregio Amsterdam voor de uitvoering van zijn taak, in verhouding tot het inwonertal op 1 januari van het dienstjaar waarin de geldlening wordt aangegaan (uitgedrukt in een veelvoud van duizend naar boven afgerond). Zodanige geldleningen mogen de geldgevers geen rendement geven dat hoger is dan het rendement van de geldleningen, welke tegelijkertijd worden aangeboden door de n.v. Bank Nederlandse gemeenten.
Met betrekking tot wijziging van de begroting zijn de voorgaande artikelen, alsmede artikel 57 zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing met uitzondering van het bepaalde in artikel 53 voor zover het wijzigingen betreft van de begroting, die geen invloed hebben op de bijdragen van de deelnemende gemeenten.
Van de inkomsten en uitgaven van de Stadsregio Amsterdam over het afgelopen jaar wordt door het dagelijks bestuur verantwoording gedaan aan de regioraad onder overlegging van de door een ambtenaar, aangewezen bij de regels als bedoeld in artikel 52, overeenkomstig deze regels aangeboden rekening met de daarbij behorende bescheiden.
De regioraad kan besluiten tot vorming van een fonds, strekkende tot het reserveren van andere dan gemeentelijke gelden. De met gelden in het fonds gekweekte rente wordt in dit fonds gestort. De begroting inzake de verrekening met de gemeenten dient in verband hiermede te worden aangepast.
De regioraad beslist omtrent geschillen over de toepassing, in de ruimste zin, van de regeling, voorzover zij niet behoren tot die, vermeld in artikel 112, eerste lid, van de Grondwet of tot die, waarvan de beslissing krachtens artikel 112, tweede lid, van de Grondwet is opgedragen hetzij aan de rechterlijke macht, hetzij aan gerechten die niet tot de rechterlijke macht behoren. Artikel 28 van de wet is niet van toepassing.
Hangende het onderzoek van het geschil kan het besluit, dat onderwerp van het geschil uitmaakt, op verzoek van het belanghebbende bestuur door de regioraad worden geschorst op grond dat de uitvoering van het besluit voor dat bestuur een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang. Deze schorsing vervalt, zodra door de regioraad is beslist op het geschil of op een ander tijdstip, door de regioraad aangegeven bij de beslissing van het geschil.
Ten aanzien van de archiefbescheiden van de Stadsregio Amsterdam zijn de voorschriften omtrent de zorg, de bewaring en het beheer daarvan, alsmede die omtrent het toezicht daarop, zoals deze voor de gemeente Amsterdam zijn of nader zullen worden vastgesteld, van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk XIII TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING
Toetreding van gemeenten kan plaatsvinden op verzoek van de regioraad en op hun verzoek bij een besluit van de raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de desbetreffende gemeente, indien de raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van ten minste twee derden van het aantal deelnemende gemeenten het verzoek inwilligen.
Tenzij de regioraad een kortere termijn bepaalt, kan de uittreding niet eerder plaatsvinden dan tegen 31 december van het tweede kalenderjaar volgende op dat waarin de goedkeuring van het besluit tot uittreding heeft plaatsgevonden en de uittreding is ingeschreven in het provinciale register, als bedoeld in artikel 27 van de wet.
Een wijziging is totstandgekomen zodra de raden, de colleges van burgemeester en
wethouders en de burgemeesters van ten minste twee derden van het aantal deelnemende gemeenten, vertegenwoordigende ten minste twee derden van het aantal inwoners van het aantal inwoners van het verzorgingsgebied op 1 januari van dat jaar, tot deze wijziging hebben besloten.
a. De regeling wordt opgeheven zodra de raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van tenminste twee derden van het aantal deelnemende gemeenten, vertegenwoordigende ten minste twee derden van het aantal inwoners van het samenwerkigsgebied op 1 januari van dat jaar, tot deze opheffing hebben besloten.