Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Utrecht (Utr)

Verordening Wet inburgering gemeente Utrecht 2009

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Utrecht (Utr)
Officiële naam regelingVerordening Wet inburgering gemeente Utrecht 2009
CiteertitelVerordening Wet inburgering gemeente Utrecht 2009
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerpmaatschappelijke zorg

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-10-200914-07-2011nieuwe regeling

01-10-2009

Gemeenteblad van Utrecht 2009, nr. 51

Raadsvoorstel jaargang 2009, nr. 97
22-10-200914-07-2011nieuwe regeling

01-10-2009

Gemeenteblad van Utrecht 2009, nr. 51

Raadsvoorstel jaargang 2009, nr. 97
22-10-200914-07-2011nieuwe regeling

01-10-2009

Gemeenteblad van Utrecht 2009, nr. 51

Raadsvoorstel jaargang 2009, nr. 97
22-10-200914-07-2011nieuwe regeling

01-10-2009

Gemeenteblad van Utrecht 2009, nr. 51

Raadsvoorstel jaargang 2009, nr. 97

Tekst van de regeling

Verordening Wet inburgering gemeente Utrecht 2009. (raadsbesluit van 1 oktober 2009)

De raad van de gemeente Utrecht;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders;

gelet op de artikelen 8, 19, vierde lid, 19a, eerste lid, 23, derde lid, en 35 van de Wet inburgering;

overwegende dat de raad bij verordening regels dient te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening ten behoeve van inburgeringsplichtigen en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is vastgesteld, alsmede dat de raad bij verordening het bedrag dient vast te stellen van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd;

BESLUIT:

vast te stellen de

VERORDENING Wet inburgering gemeente Utrecht 2009

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN EN INFORMATIEVERSTREKKING

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht;

    • b.

      de wet: de Wet inburgering;

    • c.

      WWB: de Wet Werk en Bijstand;

    • d.

      bijstandsnorm: de bijstandsnorm bedoeld in artikel 5, onderdeel c, van de WWB; Er wordt in alle gevallen uitgegaan van de norm voor zelfstandig wonenden;

    • e.

      re-integratietraject: een traject bestaande uit re-integratieactiviteiten als beschreven in de re-integratieverordening Wet Werk en Bijstand 2004;

  • 2. De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 Informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen:

    • a.

      informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen voor wie een inburgeringsvoorziening wordt vastgesteld vindt plaats tijdens de oproep zoals bedoeld in artikel 25 van de wet;

    • b.

      informatieverstrekking aan overige inburgeringsplichtigen wordt door het college op passende wijze ingevuld;

    • c.

      informatieverstrekking vindt in elk geval plaats op aanvraag van de inburgeringsplichtige.

  • 2.

    De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen zoals bedoeld in artikel 8 van de wet bevat in elk geval de volgende onderwerpen:

    • a.

      de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige vanuit de wet;

    • b.

      het aanbod van inburgeringsvoorzieningen binnen de gemeente;

    • c.

      de toegang tot deze voorzieningen.

HOOFDSTUK 2 DOELGROEPEN EN SAMENSTELLING VAN DE INBURGERINGSVOORZIENING OF TAALKENNISVOORZIENING

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

  • 1. Het college legt jaarlijks vast voor welke groep of groepen inburgeringsplichtigen binnen de groepen als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de wet, een inburgeringsvoorziening wordt vastgesteld.

  • 2. Het college legt jaarlijks vast voor welke groep of groepen overige inburgeringsplichtige oudkomers zij de handhavingstermijn, zoals bedoeld in artikel 26 van de wet, zal laten ingaan.

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

  • 1. Het college stemt de inburgeringsvoorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, of de taalkennisvoorziening af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2. Krachtens artikel 19, tweede lid van de wet, wordt de samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijk bedienaren door het ministerie per algemene maatregel van bestuur vastgesteld.

  • 3. Bij een uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtige stemt het college de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening af op de eventuele activiteiten vanuit het re-integratietraject.

  • 4. Een inburgeringsvoorziening bevat in ieder geval de volgende onderdelen:

    • a.

      een cursus die toeleidt naar het inburgeringsexamen of het NT2 Staatexamen I of II;

    • b.

      voorbereiding op en eenmaal kosteloze deelname aan het inburgeringsexamen;

    • c.

      individuele traject- en maatschappelijke begeleiding, doorgeleiding.

      5.Een inburgeringsvoorziening kan, aanvullend op het in lid 4 genoemde, de volgende onderdelen bevatten:

    • a.

      activiteiten gericht op arbeid of de verwerving daarvan, zoals stages, regulier of gesubsidieerd betaald werk, vrijwilligerswerk, bemiddeling naar arbeid, beroepsvaardigheden, etcetera;

    • b.

      activiteiten gericht op een vervolgopleiding en of voorbereiding daarop, zoals beroepsoriëntatie, taalstage, geïntegreerde trajecten, et cetera;

    • c.

      activiteiten gericht op participatie en gezin, zoals vrijwilligerswerk, sociale vaardigheden, opvoedingsondersteuning, thuisstudie met behulp van de computer, tv en radio, et cetera.

      • 6.

        Het college kan een inburgeringsvoorziening aanbieden in de vorm van een persoonsgebonden inburgeringsbudget.

      • 7.

        Onder een persoonsgebonden inburgeringsbudget wordt verstaan een vergoeding ter voldoening van de noodzakelijk te maken kosten van werkzaamheden die zijn gericht op het inburgeringsexamen of het NT2 Staatsexamen I/II c.q. taalkennisvoorziening ondersteunend aan een mbo-opleiding 1 of 2.

      • 8.

        Het college stelt nadere regels over de voorwaarden waaronder een inburgeraar voor een persoonsgebonden inburgeringsbudget in aanmerking kan komen.

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

  • 1. De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet, wordt in beginsel in één keer voldaan.

  • 2. Op aanvraag van de inburgeringsplichtige kan in maximaal twaalf termijnen en enkel gedurende de looptijd van het traject worden betaald.

  • 3. Het college legt in de beschikking tot vaststelling van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, zoals bedoeld in artikel 4 van deze verordening, het tijdstip en indien daarvoor een aanvraag is ingediend, de termijnen van betaling vast. Als het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

Artikel 6 Opleggen van verplichtingen

Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening;

  • b.

    het deelnemen aan activiteiten gericht op

    • -

      arbeid of de verwerving daarvan (dit geldt alleen voor inburgeraars die arbeidsplichtig zijn);

    • -

      een vervolgopleiding of de voorbereiding daarop;

    • -

      participatie, zelfredzaamheid of opvoeding.

  • c.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • d.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • e.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

  • f.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan.

HOOFDSTUK 3 HET VASTSTELLEN VAN EEN INBURGERINGSVOORZIENING OF TAALKENNISVOORZIENING

Artikel 7 De procedure van vaststelling van de voorziening

  • 1. Het college neemt het besluit tot vaststelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening schriftelijk. Het wordt persoonlijk overhandigd aan de inburgeringsplichtige en/of gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 2. In geval van een inburgeringsvoorziening, gecombineerd met een re-integratievoorziening, wordt het besluit opgenomen in een voorzieningenplan gericht op re-integratie.

Artikel 8 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot vaststelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de inhoud en duur van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

  • c.

    de datum waarop het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn behaald;

  • d.

    de mogelijkheid van sancties;

  • e.

    de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage; en

  • f.

    ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

HOOFDSTUK 4 HANDHAVING

Artikel 9 Ontheffing van de inburgeringsplicht

Het college is bevoegd de inburgeringsplichtige te ontheffen van de inburgeringsplicht (krachtens artikel 6, eerste lid, en artikel 31, tweede lid, sub b van de wet).

Artikel 10 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste het in artikel 34, onderdeel a van de wet genoemde maximumbedrag, indien de inburgeringsplichtige geen gehoor geeft aan de oproep van het college bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de wet.

  • 2. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste het in artikel 34, onderdeel b van de wet genoemde maximumbedrag indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 6 van deze verordening.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste het in artikel 34, onderdeel c van de wet genoemde maximumbedrag indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 4. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste het in artikel 34, onderdeel d van de wet genoemde maximumbedrag indien de inburgeringsplichtige niet binnen de bij of krachtens artikel 32 en 33 gestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Artikel 11 Stimuleringsbonus

Indien de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen heeft afgelegd op het tijdstip zoals opgenomen in de beschikking, benoemd in artikel 6 van deze verordening, zal een bonus ter hoogte van EUR 270,00 worden uitgekeerd, mits de inburgeringsplichtige niet meer dan 20% heeft verzuimd tijdens de duur van het inburgeringsprogramma. Deze aanwezigheidsnorm is niet van toepassing voor inburgeringsplichtigen voor wie een voorziening is vastgesteld in het kader van een persoonlijk inburgeringsbudget. Voor deze groep geldt als randvoorwaarde voor de stimuleringsbonus, naast het tijdig afleggen van het inburgeringsexamen, dat zij de afgesproken niveaustijging op de deelvaardigheden NT2 hebben bereikt.

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 22 oktober 2009

Artikel 13 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet inburgering gemeente Utrecht 2009.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 1 oktober 2009.

De griffier, De voorzitter,

Drs. A.A.H. Smits Mr. A. Wolfsen

Bekendmaking is geschied op 14 oktober 2009.

Deze verordening is in werking getreden op 22 oktober 2009.

BIJLAGE BEHOREND BIJ GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2009, NR. 51

Algemene toelichting

Op 29 december 2008 is de Wet inburgering (WI) gewijzigd. Het gaat om de volgende wijzigingen:

  • -

    Het college van burgemeester en wethouders krijgt de bevoegdheid om aan iedere inburgeringsplichtige een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Deze wijziging heeft terugwerkende kracht tot en met 1 november 2007.

  • -

    Het college krijgt de mogelijkheid om een inburgeringsprogramma aan te bieden dat gericht is op het staatsexamen Nederlands als tweede taal. Deze wijziging heeft terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2008.

  • -

    Het college krijgt de bevoegdheid om in plaats van een inburgeringsvoorziening een taalkennisvoorziening aan te bieden aan een inburgeringsplichtige die een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 volgt of gaat volgen. Deze wijziging werkt terug tot en met 1 september 2008.

  • -

    De gemeenteraad kan bij verordening bepalen dat het college een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan vaststellen, zonder dat daar een procedure van aanbieden van een inburgeringsvoorziening door het college en aanvaarding daarvan door de inburgeringsplichtige aan vooraf hoeft te gaan. De inburgeringsplichtige is direct verplicht medewerking te verlenen aan de uitvoering van de vastgestelde voorziening.

In deze verordening is de regeling neergelegd waarmee de gemeenteraad het college de bevoegdheid geeft inburgeringsvoorzieningen en taalkennisvoorzieningen vast te stellen, zonder dat eerst een aanbod aan de inburgeringsplichtigen wordt gedaan (het vaststellingstelsel).

Als de gemeente kiest voor het vaststellingstelsel, zal zij haar verordening op dit onderdeel moeten wijzigen.

De Wet Inburgering draagt gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:

  • 1.

    Regels over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen (artikel 8 WI).

  • 2.

    Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen of taalkennisvoorziening en over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is vastgesteld (artikel 19, vijfde lid, en artikel 23, derde lid, WI).

  • 3.

    Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 WI).

  • 4.

    Facultatief: bepalen dat het college een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan vaststellen, zonder dat eerst een aanbod wordt gedaan (artikel 19a, eerste lid, WI).

Tot slot is het sinds 1 januari 2007 al mogelijk om een persoonsgebonden inburgeringsbudget aan te bieden. Er is een wetswijziging in voorbereiding die deze mogelijkheid expliciet in de wet opneemt en bepaalt dat gemeenten dit bij verordening dienen te regelen. In de voorliggende conceptverordening zijn hier artikelen over opgenomen (artikel 4, zesde t/m achtste lid) om te voorkomen dat in de nabije toekomst een nieuwe wijziging van de verordening noodzakelijk is.

Genaturaliseerde Nederlanders zal, in overeenstemming met het advies van de Raad van State van 3 augustus 2006, geen inburgeringsplicht worden opgelegd. In plaats daarvan is voor 2007 de Regeling Vrijwillige Inburgering G31 2007 ontworpen, die vrijwillige inburgering van inburgeringsbehoeftigen mogelijk maakt. De inburgering van Nederlanders van Nederlandse Antilliaanse en Arubaanse afkomst wordt tevens geregeld via dezelfde regeling vrijwillige inburgering. Deze verordening heeft geen betrekking op deze regeling vrijwillige inburgering.

De bevoegdheid om een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening direct vast te stellen

Artikel 19a, eerste lid, WI geeft de bevoegdheid aan de gemeenteraad om bij verordening te bepalen dat het college een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening niet aanbiedt aan een inburgeringsplichtige, maar deze direct vaststelt. Indien de gemeenteraad van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt, kan het college niet een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan een inburgeringsplichtige aanbieden, waarbij deze de mogelijkheid heeft de aangeboden voorziening te weigeren. De inburgeringsplichtige is direct verplicht medewerking te verlenen aan de uitvoering van de vastgestelde voorziening (artikel 23, eerste lid, WI).

Het vaststellingstelsel kan niet met terugwerkende kracht worden ingevoerd. Het college kan pas inburgeringsvoorzieningen en taalkennisvoorzieningen direct vaststellen zodra de gemeentelijke verordening die deze bevoegdheid aan het college toekent van kracht is. Dat neemt niet weg dat deze mogelijkheid dan ook bestaat ten aanzien van personen waarvan al in een eerder stadium is vastgesteld dat zij inburgeringsplichtig zijn.

Wanneer de gemeente kiest voor het vaststellingstelsel, geldt dat stelsel voor alle inburgeringsplichtigen die voor een voorziening in aanmerking komen. Het is niet mogelijk om voor bepaalde groepen te werken met het vaststellingstelsel en voor andere groepen met het aanbodstelsel. De keuze voor het vaststellingstelsel houdt dus in dat het aanbodstelsel wordt verlaten.

Regels met betrekking tot het vaststellen van inburgeringsvoorzieningen

Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen. Gemeenten kunnen inburgeringsplichtigen ondersteunen door het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening. Alle inburgeringsplichtigen kunnen in beginsel in aanmerking komen voor een voorziening. De gemeenteraad bepaalt welke groepen inburgeringsplichtigen in aanmerking komen voor een voorziening en welke groepen op eigen kracht dienen in te burgeren. Deze keuze dient te berusten op objectieve criteria die in de verordening worden vastgelegd.

Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en omvat het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen. De inburgeringsplichtige is verplicht een eigen bijdrage van EUR 270,00 te betalen voor de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening. Een taalkennisvoorziening is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlands taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 (artikel 19, derde lid, WI).

Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening ook uit maatschappelijke begeleiding (artikel 19, zesde lid, WI).

De WI draagt de gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld. Het gaat om dezelfde onderwerpen als bij het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening (artikel 19a, tweede lid, onderdeel b, WI):

  • -

    De procedure die door het college wordt gevolgd voor het vaststellen van inburgeringsvoorzieningen of taalkennisvoorzieningen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI).

  • -

    De criteria die worden gehanteerd bij het vaststellen van inburgeringsvoorzieningen of taalkennisvoorzieningen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI).

  • -

    De vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI).

  • -

    De rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is vastgesteld. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI).

Persoonsgebonden inburgeringsbudget

Sinds 1 januari 2007 is het al mogelijk om een gemeentelijke inburgeringsvoorziening aan te bieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget (PIB). Op verzoek kan voor de inburgeraar de inburgeringsvoorziening, de taalkennisvoorziening of de inburgeringscomponent van de gecombineerde voorziening worden vastgesteld in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget. De gemeenteraad dient daartoe bij verordening regels op te stellen.

Artikelgewijze toelichting

NB: In de Wet inburgering is het begrip “inburgeringsvoorziening” uitgebreid met “taalkennisvoorziening”. In de hieronder staande toelichting worden beide begrippen waar mogelijk afzonderlijk genoemd. In een enkel geval wordt uit overweging van leesbaarheid het woord “voorziening” gehanteerd, waarmee zowel inburgeringsvoorziening als taalkennisvoorziening wordt aangeduid.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. Dit artikel in de verordening vormt de uitwerking van deze verplichting. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen wordt georganiseerd. Wel bepaalt artikel 8 WI dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

De informatievoorziening aan overige inburgeringsplichtigen verloopt via algemene kanalen zoals de webiste van de gemeente Utrecht, informatiefolders en informatie die wordt gegeven door sleutelorganisaties in de stad, zoals VluchtelingenWerk, de consultatiebureaus en scholen.

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

In dit artikel is gebruik gemaakt van de bevoegdheid in artikel 19a, eerste lid, WI om bij verordening te bepalen dat het college een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan vaststellen zonder dat daaraan een procedure van aanbod (door het college) en aanvaarding (door de inburgeringsplichtige) vooraf hoeft te gaan. Op grond van dit artikel kan het college voor elke inburgeringsplichtige een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening vaststellen.

Op grond van artikel 19a, tweede lid, onderdeel b juncto artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI moet de gemeenteraad bij verordening regels stellen met betrekking tot de criteria die worden gehanteerd bij het vaststellen van een inburgeringsvoorziening. Dit artikel vormt de uitwerking van deze verplichting. In dit artikel wordt het college opgedragen om vast te stellen ten aanzien van welke groepen inburgeringsplichtigen bij voorrang een inburgeringsvoorziening kan worden vastgesteld. Alle inburgeringsplichtigen krijgen voorrang. Hiermee geeft het college aan dat er op dit moment geen aanleiding is voor nadere prioritering, omdat maximale benutting van de beschikbare inburgeringsmiddelen nog niet aan de orde is. Als het college van mening is dat het verlenen van voorrang aan bepaalde groepen inburgeringsplichtigen evident is geworden dat zal zij de gemeenteraad daarvan in kennis stellen en overeenkomstig daartoe voorstellen formuleren.

In dit artikel wordt het college eveneens opgedragen om vast te stellen ten aanzien van welke groepen inburgeringsplichtigen zij een handhavingstermijn (termijn waarbinnen het inburgeringsexamen moet zijn behaald), zonder vaststelling van een voorziening, wil laten ingaan. Het college ziet daar voorlopig van af omdat maximale benutting van de beschikbare inburgeringsmiddelen voor voorzieningen nog niet aan de orde is.

Daarnaast is het college er niet gerust op dat inburgeringsplichtigen die voor de inwerkingtreding van deze verordening hebben aangegeven zelf hun voorbereidingen op het inburgeringsexamen vorm te willen geven dit ook daadwerkelijk (gaan) doen. Gegevens van de IB-groep en taalaanbieders geven aanleiding tot deze ongerustheid. Gedurende het inburgeringsonderzoek (intake) wordt nagegaan of er sprake is van een inburgeringsverplichting. Indien dat het geval is neemt het college een beschikking waarin onder andere deze verplichting wordt vastgelegd alsmede de termijn waarbinnen uiterlijk moet zijn voldaan aan het inburgeringsexamen. Het college kan vervolgens in deze beschikking een voorziening vaststellen als voorbereiding op het inburgeringsexamen. Duur, intensiteit en aanvangsniveau van deze voorziening worden, afhankelijk van de intakegegevens van de inburgeringsplichtige door het college bepaald.

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden inburgeringsvoorziening samen te stellen.

4.1

In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening moet vaststellen.

4.2

De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.

4.3

In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen, kan het voordelen opleveren de inburgeringsvoorziening daarmee te combineren. Uitgangspunt is wel, zo blijkt uit artikel 19, vierde lid, van de wet, dat een inburgeringsvoorziening ten behoeve van een uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtige niet wordt vastgesteld, indien dat diens arbeidsinschakeling belemmert.

De Wet inburgering bepaalt dat de inburgeringsvoorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (re-integratievoorziening) als een inburgeringsvoorziening wordt vastgesteld voor een inburgeringsplichtige die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere socialezekerheidswet of socialezekerheidsregeling én die verplicht is om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden (artikel 20, eerste lid, WI). Het college is verantwoordelijk voor het vaststellen van de gecombineerde inburgeringsvoorziening (artikel 20, tweede lid, WI). Het derde lid van artikel 4 van de verordening draagt het college op om er voor te zorgen dat de inburgeringsvoorziening wordt afgestemd op de re-integratievoorziening.

Aangezien deze voorzieningen in het kader van de uitkeringsverstrekking op grond van socialezekerheidswetten of –regelingen ook door andere partijen dan het college (kunnen) worden verstrekt, zal het college afspraken moeten maken met de verantwoordelijke uitvoerders van de socialezekerheidswet of –regeling: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), eigenrisicodragers of overheidswerkgevers (artikel 21 WI).

4.4 en 4.5

Het vierde en vijfde lid regelt de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan opnemen. In de wet is geregeld waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toeleidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en het eenmaal kosteloos afleggen van het desbetreffende examen (artikel 19, derde lid, WI).

Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- én nieuwkomers) maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de inburgeringsvoorziening of de taalkennisvoorziening (artikel 19, zesde lid, WI).

4.6, 4.7 en 4.8

Gemeenten zijn vrij in hun keuze van de doelgroepen die in aanmerking komen voor een persoonlijk inburgeringsbudget (PIB). Het Rijk stelt hieraan geen eisen. Iedereen kan in principe een PIB aanvragen, en gemeenten kunnen een PIB in principe aan iedereen aanbieden.

Het is de bedoeling dat de inburgeraar met een PIB zelf op zoek gaat naar een inburgeringsbedrijf dat een programma kan bieden dat past bij zijn voorkeur en ambities. De gemeente kan de inburgeraar hierbij behulpzaam zijn. De gemeente beoordeelt het uiteindelijke programma omdat dit geschikt moet zijn om voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen I/II c.q. geschikt moet zijn als een taalkennisvoorziening ondersteunend aan een mbo-opleiding 1 of 2. Het voorstel van de inburgeraar behoeft dus de goedkeuring van de gemeente.

De trajectbegeleider beoordeelt aan de hand van de volgende criteria of sprake kan zijn van een PIB:

  • motivatie inburgeraar;

  • plan leidt in redelijkheid tot het inburgeringsexamen of het staatsexamen I/II c.q. is geschikt als een taalkennisvoorziening ondersteunend aan een mbo-opleiding 1 of 2;

  • plan valt binnen beschikbare budget;

  • plan dient reëel en concreet te zijn.

Indien de inburgeraar in aanmerking komt voor PIB gelden de volgende uitgangspunten:

  • o

    Er wordt geen geld aan de inburgeraar zelf ter beschikking gesteld. De gemeente betaalt op basis van facturen aan de organisatie die de inburgeraar inschakelt voor zijn traject.

  • o

    Het college legt in beleidsregels vast aan welke criteria door de inburgeraar in te schakelen taalaanbieder dient te voldoen.

  • o

    Er kan geen PIB traject ingekocht worden bij een trajectaanbieder met wie de gemeente een overeenkomst heeft afgesloten in het kader van de aanbesteding van educatieve trajecten inburgering.

  • o

    De inburgeraar mag alleen starten met traject na beoordeling door en goedkeuring van de trajectbegeleider.

  • o

    Het traject moet leiden tot het inburgeringsexamen of het staatsexamen I/II II c.q. geschikt zijn als een taalkennisvoorziening ondersteunend aan een mbo-opleiding 1 of 2.

  • o

    Er mag geen sprake zijn van een ander lopend traject.

  • o

    De beoogde einddatum van het traject kan niet buiten de wettelijke termijn vallen waarbinnen de inburgeringsplichtige aan zijn verplichtingen in het kader van de WI moet voldoen.

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt EUR 270,00. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, WI).

In dit artikel van de verordening wordt geregeld dat de inburgeringsplichtige het recht heeft de eigen bijdrage in een aantal termijnen te betalen. Artikel 24, eerste lid, WI maakt het bij inburgeringsplichtigen die algemene bijstand ontvangen mogelijk dat het college de eigen bijdrage verrekent met deze uitkering. Als het college wil overgaan tot verrekening, moet dat worden vastgelegd in de beschikking tot vaststelling van de inburgeringsvoorziening.

Als de inburgeringsplichtige een uitkering van het UWV ontvangt, kan het college het UWV verzoeken de eigen bijdrage te verrekenen met of in te houden op de uitkering van het UWV (artikel 24, tweede lid, WI). In dit geval int het UWV de eigen bijdrage ten behoeve van de gemeente. Deze wijze van verrekening geschiedt door het UWV en niet door de gemeente, en wordt dus niet in deze verordening geregeld.

Artikel 6 Opleggen van verplichtingen

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de vaststelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening deze verplichtingen vast.

Artikel 7 Procedure van het vaststellen van de beschikking

Het vaststellen van een inburgeringsvoorziening op taalkennisvoorziening begint met het houden van het inburgeringsonderzoek. In het inburgeringsonderzoek wordt met de inburgeringsplichtige gesproken over de voorziening die het college voor betrokkene geschikt acht. Er zijn vervolgens vier mogelijkheden:

  • 1.

    In het inburgeringsonderzoek blijkt dat het college aan de inburgeringsplichtige (nog) geen voorziening kan verstrekken. Het college stelt geen voorziening vast en kan een handhavingsbeschikking nemen (voor de oudkomer) of een kennisgeving afgeven (voor een nieuwkomer);

  • 2.

    De gemeente biedt een voorziening aan en de inburgeringsplichtige is het hiermee eens. De gemeente neemt een beschikking;

  • 3.

    De inburgeringsplichtige vindt de inburgeringsvoorziening niet gepast en geeft aan zelf op een andere wijze aan de inburgeringsplicht te zullen voldoen. Het college stemt hiermee in en neemt alleen een handhavingsbeschikking (voor een oudkomer) of een kennisgeving (voor een nieuwkomer);

  • 4.

    Het college acht een inburgeringsvoorziening geschikt maar de inburgeringsplichtige wil deze voorziening niet. Het college heeft de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening vast te stellen, tegen de zin van betrokkene in.

Het verschil met het aanbodstelsel schuilt in de laatste mogelijkheid. Een gemeente die het aanbodstelsel hanteert is als ze een aanbod doet afhankelijk van de medewerking van de inburgeringsplichtige. De inburgeringsplichtige kan immers het aanbod aanvaarden maar ook afwijzen. Een gemeente die het vaststellingstelsel hanteert, is niet afhankelijk van de bereidheid van de inburgeringsplichtige akkoord te gaan met de voorziening die het college voor de betrokken inburgeringsplichtige passend vindt.

Artikel 8 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd.

In de beschikking zullen de toegekende inburgeringsvoorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringsplichtige nauwkeurig moeten worden vermeld (onderdelen a en b). De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de inburgeringsvoorziening of de taalkennisvoorziening (artikel 23, eerste lid, WI). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt.

De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet (artikel 7, eerste lid, WI). In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c).

Onderdeel d bepaalt dat in beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 5 van de verordening.

Onderdeel e heeft betrekking op beschikkingen voor oudkomers. Indien het college een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening vaststelt voor een oudkomer, dan moet het college in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26 WI). Binnen vijf jaar ná deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringexamen hebben behaald. Het college kan zelf bepalen wanneer de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat. Het ligt voor de hand om deze termijn direct te laten ingaan (en bijvoorbeeld niet te koppelen aan de datum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat). De precieze datum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat, zal niet altijd bekend zijn op het moment dat deze wordt toegekend. Bovendien past het vaststellen van een datum van aanvang van handhaving van de inburgeringsplicht, onafhankelijk van het moment waarop met de inburgeringsvoorziening kan worden begonnen bij het uitgangspunt van de wet dat de betreffende persoon als oudkomer inburgeringsplichtig is en in beginsel zelf verantwoordelijk is voor voldoen aan de inburgeringsplicht.

Artikel 9 Ontheffing van de inburgeringsplicht

Deel van de handhavingstaak van gemeenten, vormt de mogelijkheid om ontheffing van de inburgeringsplicht te verlenen. Deze criteria voor het verlenen van ontheffing vloeien volledig voort uit de Wet Inburgering en onderliggende bepalingen.

Artikel 6, eerste lid van de Wet inburgering luidt:

"1. Het college ontheft de inburgeringsplichtige van de inburgeringsplicht, indien die inburgeringsplichtige heeft aangetoond door een psychische of lichamelijke belemmering, dan wel een verstandelijke handicap, blijvend niet in staat te zijn het inburgeringsexamen te behalen."

Artikel 31, tweede lid ,sub b, van de Wet inburgering regelt de ontheffing wegens voldoende inspanning en luidt als volgt:

b.[In afwijking van het eerste lid:] verleent het college ontheffing van de inburgeringplicht, indien het college op grond van door de inburgeringsplichtige aantoonbaar geleverde inspanningen tot het oordeel komt dat het voor hem redelijkerwijs niet mogelijk is het inburgeringexamen te behalen.

.

Artikel 10 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

Artikel 35 WI draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WI zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd.

De wet bepaalt dat de boetebedragen die in de verordening worden opgenomen maximumbedragen zijn en geen gefixeerde bedragen. Het college dient bij elke overtreding de bestuurlijke boete af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien houdt het college daarbij ook zonodig rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 38, tweede lid, WI).

Het college legt in beleidsregels vast welke boete er in beginsel wordt opgelegd bij welke overtreding.

In het kader van een de uitvoering van een gecombineerde re- integratie- en inburgeringvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere socialezekerheidswet of – regeling. Artikel 37 WI bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen.

De maximale boetebedragen zoals die in de Wet zijn opgenomen ten tijde van het vaststellen van deze verordening zijn:

  • a.

    EUR 250,00 voor het handelen in strijd met artikel 25;

  • b.

    EUR 500,00 voor het handelen in strijd met artikel 23, eerste lid, of de krachtens artikel 23, derde lid, gestelde regels;

  • c.

    EUR 500,00 voor het niet naleven van artikel 7, eerste lid;

  • d.

    EUR 1.000,00 voor het niet behalen van het inburgeringexamen binnen de bij of krachtens de artikelen 32 en 33 gestelde termijnen.

Artikel 11 Stimuleringsbonus

In dit artikel is bepaald dat een bonus kan worden verdiend ter hoogte van de eigen bijdrage, indien de inburgeringsplichtige binnen de in de beschikking of overeenkomst gestelde termijn het inburgeringexamen aflegt en tijdens het programma niet meer dan 20% verzuimt. Deze bonusregeling is opgenomen als een extra stimulans tot het succesvol afronden van het inburgeringsprogramma. Indien mogelijk en van toepassing, wordt deze stimuleringsbonus, verrekend met de eigen bijdrage (zie artikel 5.3).

Artikel 12 Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 13 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.