Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Berkelland

Delegatiestatuut

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBerkelland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingDelegatiestatuut
CiteertitelDelegatiestatuut
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, artikelen 156, 160 en 169;
  2. Algemene wet bestuursrecht, afdeling 10.1.2
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-04-200608-03-200630-01-2013Nieuwe regeling

21-03-2006

Berkelbericht 4 april 2006

Raadsvoorstel 23 februari 2006

Tekst van de regeling

Intitulé

Delegatiestatuut

 

De raad van de gemeente Berkelland;

 

overwegende dat in de gedualiseerde Gemeentewet de bestuursbevoegdheden bij het college van burgemeester en wethouders worden geconcentreerd;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 23 februari 2006;

 

gelet op artikel 156, 160 en 169 van de Gemeentewet en afdeling 10.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen het:

 

Delegatiestatuut.

Bestuurlijke organisatie

 

1. Het aangaan van overeenkomsten met het Waarborgfonds

 

Op grond van artikel 156 van de Gemeentewet wordt de bevoegdheid tot het aangaan van overeenkomsten met het Waarborgfonds, waarbij de gemeente verklaart dat, indien en voor zover het risicovermogen van het Waarborgfonds zoals omschreven in de standaardover-eenkomst een niveau bereikt dat lager is dan het garantieniveau zoals omschreven in de standaardovereenkomst, hij zich jegens het Waarborgfonds gelden ter leen te verstrekken op de wijze, onder de voorwaarden en tot de bedragen als in de model-standaardovereen-komst is bepaald, aan het college van burgemeester en wethouders gedelegeerd.

 

2. Openbaarheid van bestuur

 

Op grond van artikel 156 van de Gemeentewet worden besluiten op verzoeken om informatie op grond van artikel 3 van de Wet openbaarheid van bestuur, voor zover gericht aan de raad, gedelegeerd aan het college van burgemeester en wethouders.

 

3. Aantrekken van korte en lange financiering ter voorziening in de behoefte aan  financieringsmiddelen en het beleggen van overtollige geldmiddelen

 

Op grond van artikel 156 van de Gemeentewet en op basis van het Treasurystatuut van de gemeente Berkelland worden de volgende bevoegdheden aan het college van burgemeester en wethouders gedelegeerd:

 

  • 1.

    Het aangaan van korte financiering om lopende uitgaven te financieren waarbij voor de bepaling van de kasgeldlimiet artikel 3 van de Wet financiering decentrale overheid (Wet fido) geldt en de daarop van toepassing zijnde ministeriële regeling zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, Wet fido;

    • 1.

      Op kwartaalbasis dient de gemiddelde netto-vlottende schuld aan de provincie als toezichthouder te worden gemeld (art. 1, aanhef en onder k, jo art. 4 Wet fido);

    • 2.

      Indien de gemiddelde netto-vlottende schuld per kwartaal de kasgeldlimiet overschrijdt doet het college hiervan terstond mededeling aan de raad en geeft het uitvoering aan de toezichtsvorm zoals genoemd in artikel 4 van de Wet fido.

 

2. Het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer, onder de voorwaarden dat:

  • a.

    het renterisico op de vaste schuld de renterisiconorm niet overschrijdt;

  • b.

    bij overschrijding van renterisiconorm het college hiervan terstond mededeling doet aan de raad en dat de provincie van deze normoverschrijding wordt geïnformeerd overeenkomstig artikel 6 Wet fido;

  • c.

    de financiering enkel worden aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak;

  • d.

    de financiering met externe financieringsmiddelen zoveel mogelijk wordt beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken teneinde de renterisico’s en het renteresultaat te optimaliseren;

  • e.

    onderhandse leningen als instrument bij het aantrekken van financieringen zijn toegestaan;

  • f.

    de gemeente bij minimaal twee instellingen offertes vraagt alvorens een financiering wordt aangetrokken.

 

3.         Beleggen van overtollige geldmiddelen, onder de bepaling dat het uitlenen van overtollige financieringsmiddelen geschiedt op basis van het door de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) gestelde wettelijk kaders alsmede het bepaalde in het Treasurystatuut van de gemeente Berkelland.           

4.         Bij het aangaan van leningen en het uitzetten van middelen dienen de volgende voorwaarden in acht te worden genomen:

  • a.

    het aangaan van leningen en het uitzetten van middelen kan uitsluitend ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak;

  • b.

    in afwijking van het eerste lid kunnen middelen uitgezet worden anders dan ten behoeve van de publieke taak, indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomsten door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten zoals vastgelegd in het Treasurystatuut van de gemeente Borculo;

  • c.

    het gebruik van derivaten is niet toegestaan;

  • d.

    het uitzetten van middelen of het afsluiten van leningen kan alleen geschieden aan of bij voldoende kredietwaardige instellingen zoals:

  • e.

    financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen die officieel onder Nederlands toezicht of anderszins EU-toezicht vallen, zoals De Nederlandse Bank en de Verzekeringskamer) en die minimaal een A-rating hebben van tenminste een erkend rating-bureau, zoals Moody’s, Standard&Poors, en Fitch of een gelijkwaardige kredietwaardigheid hebben die vergelijkbaar is met een A-rating;

  • f.

    instellingen, voor wiens waardepapieren een solvabiliteitsratio van 0% geldt;

  • g.

    bij het verstrekken van leningen uit hoofde van de publieke taak worden indien mogelijk zekerheden of garanties geëist.

 

Volkshuisvesting en bouwzaken

 

4. Brandpreventiebeleid bestaande bouw Achterhoek

 

Op grond van artikel 156 van de Gemeentewet wordt de bevoegdheid om het beleid zoals vastgesteld in de nota brandpreventiebeleid bestaande bouw Achterhoek bij te stellen gedelegeerd aan het college van burgemeester en wethouders.

 

Ruimtelijke ordening

 

5. Planschade

 

Op grond van artikel 156 van de Gemeentewet wordt het nemen van besluiten op planschadeverzoeken die zijn ingediend op grond van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) zoals die luidde tot 1 september 2005 en die zijn ingediend voor 1 september 2005 gedelegeerd aan het college van burgemeester en wethouders.

 

6. Wet agrarisch grondverkeer

 

Op grond van artikel 156 van de Gemeentewet wordt de bevoegdheid tot het uitbrengen van  verklaringen dat in een bepaald gebied gelegen onroerende zaken duurzaam voor andere dan landbouwkundige doeleinden worden gebruikt en die niet als natuurterrein dienen te worden aangemerkt  (art. 3, eerste lid) aan het college van burgemeester en wethouders gedelegeerd.

 

Economische zaken en arbeid

 

7. Winkeltijdenwet

 

Op grond van artikel 156 van de Gemeentewet wordt de bevoegdheid om vrijstelling te verlenen van het verbod om op zondag en andere wettelijk vastgelegde dagen open te zijn (art. 3, eerste lid) aan het college van burgemeester en wethouders gedelegeerd.

 

Verkeer/vervoer/wegen

 

8. Wet vervoer gevaarlijk stoffen

 

Ingevolge het bepaalde in artikel 156 van de Gemeentewet wordt het aanwijzen van wegen of weggedeelten voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (art. 18, eerste lid) aan het college van burgemeester en wethouders gedelegeerd.

 

9. Wegenverkeerswet 1994

 

Ingevolge het bepaalde in artikel 156 van de Gemeentewet wordt het vaststellen van de grenzen bebouwde kom (art. 20a) aan het college van burgemeester en wethouders gedelegeerd.

 

Openbare orde/veiligheid/zedelijkheid

 

10. Wet op de lijkbezorging.

 

Op grond van artikel 156 van de Gemeentewet worden de navolgende bevoegdheden aan het college van burgemeester en wethouders gedelegeerd:

  • 1.

    toestemming verlenen aan een andere gemeente tot het aanleggen of uitbreiding van haar gemeentelijke begraafplaats op het grondgebied van de gemeente Berkelland (art. 36, eerste lid);

  • 2.

    aan een kerkgenootschap op zijn verzoek toestemming geven voor het hebben van meer of grotere begraafplaatsen dan direct nodig (art. 38).

 

Culturele aangelegenheden

 

11. Mediawet

 

Op grond van artikel 156 van de gemeentewet worden de navolgende bevoegdheden aan het college van burgemeester en wethouders gedelegeerd:

  • 1.

    het uitbrengen van advies aan het Commissariaat voor de Media of een lokale omroepinstelling aan de wettelijke eisen voldoet (art. 42, derde lid en art. 43, eerste en tweede lid);

  • 2.

    het instellen van een programmaraad (art. 82k).

 

Personeel

 

12. Rechtspositie griffier en griffiemedewerkers

           

Op grond van artikel 156 en artikel 160, aanhef  en eerste lid onder d,  van de Gemeentewet alsmede artikel 1:3a van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling voor de sector gemeenten en de Uitwerkingsovereenkomst (CAR/UWO) wordt aan het college de bevoegdheid gedelegeerd:

  • 1.

    de uitvoering van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Berkelland zoals vastgelegd in de CAR-UWO ten behoeve van de griffier en griffiemedewerkers, behoudens voor zover het betreft:

    • a.

      het nemen van besluiten met betrekking tot de aanstelling, overplaatsing, schorsing of het ontslag van de griffier en de griffiemedewerkers;

    • b.

      het vaststellen van instructies en dienstopdrachten ten aanzien van de griffier en de griffiemedewerkers;

    • c.

      het verlenen van vakantie en verlof aan de griffier en de griffiemedewerkers;

    • d.

      besluiten met betrekking tot de ontwikkeling, beoordeling en beloning van de griffier en de griffiemedewerkers;

    • e.

      het nemen van disciplinaire maatregelen ten aanzien van de griffier en de griffiemedewerkers.

  • 2.

    De in het eerste lid onder a t/m e bedoelde besluiten ten aanzien van de griffier en de griffiemedewerkers worden namens de raad uitgevoerd door de voorzitter van de raad of bij diens afwezigheid door de plaatsvervangend voorzitter. De bevoegdheden genoemd in het eerste lid onder a. en d. worden uitgevoerd ná verkregen instemming van het presidium.

  • 3.

    De raad en het college kunnen de griffier machtigen ten behoeve van griffiemede-werkers bevoegdheden namens hen uit te oefenen voor zover dat in de dagelijkse uitvoering van de arbeidsvoorwaardenregelingen gebruikelijke is.

 

Slotbepalingen

 

13. Inwerkingtreding

 

Dit besluit treedt in werking een dag na publicatie en werkt terug tot en met 8 maart 2006.

Het delegatiestatuut dat op 3 januari 2005 is vastgesteld vervalt met ingang van 8 maart 2006.

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van

21 maart 2006

 

de griffier,                                   de voorzitter,