Organisatie | Bladel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nota Prostitutiebeleid gemeente Bladel |
Citeertitel | Nota Prostitutiebeleid gemeente Bladel |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
N.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
09-12-2000 | nieuwe regeling | 28-11-2000 De Lantaarn, 09-12-2000 | Onbekend |
1.2 Gevolgen voor de gemeenten
1.3 Regionaal en Lokaal prostitutiebeleid
1.5 Waarom een lokaal prostitutiebeleid
3.3 Nadere motivering maximumstelsel
3.4 Beschrijving maximumstelsel
3.5 Vormen van prostitutie, seksinrichtingen en ge volgen voor maximumstelsel
4. Nadere eisen en vergunningverlening
4.5 Inrichtingseisen seksinrichting
Op 26 oktober 1999 heeft de Eerste Kamer ingestemd met het wetsvoorstel inzake opheffing van het algemeen bordeelverbod. De wetswijziging treedt in werking op 1 oktober 2000. De betreffende wet strekt tot opheffing van het algemeen bordeelverbod (artikel 250bis Wetboek van Strafrecht) en tot opneming van een bepaling (artikel 250a Wetboek van Strafrecht) die voorziet in zwaardere strafbaarstelling van mensenhandel en van vormen van exploitatie van prostitutie waarbij sprake is van onvrijwilligheid of betrokkenheid van minderjarigen.
De wetswijziging heeft tot gevolg dat de exploitatie van prostitutie wordt gelegaliseerd. Aan het Wetboek van Strafrecht kunnen geen argumenten meer worden ontleend om prostitutie en de exploitatie van seksinrichtingen te verbieden.
Aan de opheffing van het algemeen bordeelverbod liggen de volgende doelstellingen ten grondslag:
1.2 Gevolgen voor de gemeenten
De opheffing van het bordeelverbod heeft gevolgen voor de gemeenten. De Minister van Justitie is van menig dat, aangezien het de gemeenten zijn die daadwerkelijk te maken hebben met de effecten van het verschijnsel prostitutie, het aan de gemeenten moet worden overgelaten om vast te stellen in welke mate en onder welke voorwaarden zij prostitutie en de diverse verschijningsvormen daarvan, binnen hun grenzen toelaatbaar achten. Beleid kan worden gevoerd op twee hoofdonderdelen:
In de eerste plaats kunnen gemeenten in hun Algemene Plaatselijke Verordening regels geven die betrekking hebben op de handhaving van de openbare orde en veiligheid. Hierin wordt een vergunningstelsel opgenomen. In een vergunning kunnen dan onder meer regels worden gesteld over de inrichting van een prostitutiebedrijf, de hygiëne en brandveiligheid alsmede ook over de bedrijfsvoering en arbeidsomstandigheden.
In de tweede plaats kunnen gemeenten een vestigingsbeleid voeren op basis van het bestemmingsplan. Hierin kan onder meer worden aangegeven in welke gedeelten van de gemeente wel of geen seksinrichtingen toelaatbaar zijn. Het is noodzakelijk de bestemmingsplannen te inventariseren en deze bij te stellen.
Ten aanzien van dit laatste punt het volgende. In veel (oude) bestemmingsplannen is: niets: geregeld over seksinrichtingen. De vraag is in hoeverre het exploiteren van een seksinrichting is toegestaan onder bestaande bestemmingen. Met name horeca-, bedrijven en dienstverlenende bestemmingen zijn bestemmingen waar een prostitutiebedrijf zich mogelijk kan vestigen. Herziening van bestemmingsplannen is wellicht noodzakelijk. Hierbij spelen de factoren tijd en wettelijke beperkingen een rol. Daarnaast is het beperken van het aantal seksinrichtingen door middel van het bestemmingsplan eveneens aan wettelijke beperkingen gebonden.
Aanpassing van de bestemmingsplannen dient de gemeente zelf te regelen. Hiervoor staan in principe de volgende werkwijzen ter beschikking:
Hoewel er een relatie kan worden gelegd naar de inhoud van deze nota, is aanpassing van de bestemmingsplannen op zich verder een zaak die buiten het bestek van deze nota valt.
Een algeheel bordeelverbod van gemeentewege, op basis van de algemene regelgevende bevoegdheid ex artikel 149 en 151a Gemeentewet, is volgens de minister van Justitie in strijd met artikel 19 Grondwet (vrije keuze van arbeid).
Met het vervallen van het algemeen bordeelverbod is de noodzaak ontstaan voor regulering. Het primaat voor deregulering van de exploitatie van seksinrichtingen ligt bij de gemeentelijke overheid. De gemeente zorgt voor de noodzakelijke regelgeving en het daarop gebaseerde beleid. Ook is de gemeente primair verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de regelgeving en de handhaving daarvan. De politie heeft daarbij een aanvullende taak op het gebied van toezicht en handhaving.
De Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst (GGD) heeft een uitvoerende taak op het terrein van volksgezondheid.
Het voeren van een lokaal prostitutiebeleid vergt een goede afstemming en duidelijke beleidslijnen en vast omkaderde afspraken op het gebied van beleid, controle en handhaving.
Deze nota bevat een nadere uitwerking van de voorschriften die zijn neergelegd in de gemeentelijke prostitutieverordening, op te nemen in hoofdstuk 3 van de Algemene Plaatselijke Verordening Bladel (APV Bladel). Samen met de verordening schetst deze nota het beleidskader van het lokaal prostitutiebeleid.
Verder bevat deze nota een aantal beleidsregels voor de vergunningverlening door het bevoegd bestuursorgaan (in de meeste gevallen door de burgemeester).
1.3 Regionaal en lokaal prostitutiebeleid
Prostitutie is niet een puur lokaal verschijnsel. Daarom zijn hierover in regionaal verband ambtelijk afspraken gemaakt om het lokaal beleid op elkaar af te stemmen. De vier gemeenten binnen de (politie)regio de Kempen hebben binnen de gemeentegrenzen geen seksinrichtingen. Het regionaal afstemmen van het prostitutiebeleid heeft duidelijk meerwaarde. Niet alleen omdat de prostitutiebranche zelf vaak bovengemeentelijk georganiseerd is. Deze meerwaarde blijkt met name uit de volgende overwegingen:
De doelstellingen van het lokale en regionale beleid dienen aan te sluiten bij de gestelde doelstellingen van de wetgever (zie inleiding). Voorop staat dat de huidige prostitutiebranche gereguleerd moet worden en beheersbaar wordt. Tevens zal de branche zich moeten ontwikkelen als een legale branche waarbij eventuele criminele randverschijnselen achterwege dienen te blijven. Ook zal de positie van de prostituee dienen te worden verbeterd.
Naast deze doelstellingen is het van belang aan te sluiten bij de insteek van de wetgever (vestiging van seksinrichtingen moet mogelijk zijn). De doelstellingen en de insteek van de wetgever staan centraal bij de vormgeving van het beleid.
1.5 Waarom een lokaal prostitutiebeleid
Om te voorkomen dat de gemeente na de wetswijziging wordt geconfronteerd met een mogelijke toestroom van prostitutiebedrijven van elders en de daarmee gepaard gaande problematiek, is het wenselijk een gemeentelijk prostitutiebeleid vast te stellen.
De bedrijfsmatige exploitatie van prostitutie kan gepaard gaan met een aantal onwenselijke randverschijnselen (toenemende verkeersbewegingen, geluidsoverlast). Deze problemen spelen zich voornamelijk af op het gebied van de openbare orde en woon- en leefklimaat.
Het ontwikkelen van een prostitutiebeleid is noodzakelijk:
Met het vaststellen van een prostitutiebeleid wordt kenbaar gemaakt hoe het bevoegde bestuursorgaan omgaat met de bevoegdheden zoals deze middels wetswijziging en aanpassing APV zijn toegekend.
Het bordeelverbod was geregeld in artikel 250 Wetboek van Strafrecht. Op grond van dit verbod kon een gemeente niet sturend of regulerend optreden t.a.v. prostitutie en de nevenverschijnselen daarvan. Een dergelijk initiatief zou immers een zekere vorm van medewerking impliceren aan een praktijk die wettelijk verboden is. Op grond hiervan kende de gemeentelijke wetgever slechts een aanvullende bevoegdheid; ter bescherming van de openbare zedelijkheid konden andere gedragingen strafbaar worden gesteld dan die welke reeds in het Wetboek van strafrecht strafbaar werden gesteld. Een en ander betrof een aantal neveneffecten voor de openbare orde en het woon- en leefklimaat in de gemeente. Kortom: de activiteit zelf kon gemeentelijk niet worden aangepakt. Wel kon worden opgetreden tegen de gevolgen van de exploitatie van een bordeel met als motief aantasting van de openbare orde en het woon- en leefklimaat. Hoofdstuk 3 van de A.P.V. vult deze gemeentelijke aanvullende bevoegdheid in naar analogie van de model-APV van de VNG. Dit hoofdstuk blijft tot de wetswijziging op normale wijze van kracht.
De gemeentelijke bevoegdheid om bij verordening voorschriften inzake prostitutie vast te stellen, heeft door het vervallen van het bordeelverbod een autonoom karakter: bij gebrek aan nadere formele regels zijn gemeenten immers niet verplicht om ter uitvoering daarvan bij verordening regels vast te stellen.
In de Gemeentewet wordt een nieuw artikel 151 a ingevoerd, dat als volgt luidt:
De raad kan een verordening vaststellen waarin voorschriften worden gesteld mett betrekking tot het bedrijfsmatig geven van gelegenheid tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde te gen bet a ling.
Per 1 oktober 2000 is de vestiging van seksinrichtingen en escórtbedrijven in principe toegestaan. Om de vestiging van deze dan legale bedrijfsvoering te reguleren stelt de gemeente., op grond van het gestelde in artikel 151a Gemeentewet, in een nieuw hoofdstuk 3 van de APV regels t.a.v. deze materie. Deze regels zijn, gebaseerd op de model-APV van de VNG.
Dit nieuwe hoofdstuk 3 gaat in artikel 3.2.1 uit van een vergunningstelsel: het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren.
Een vergunningplicht is op zijn plaats indien de te reguleren activiteit op zichzelf niet als ontoelaatbaar wordt beschouwd, maar het wenselijk wordt geacht dat daarop voorafgaand toezicht kan worden uitgeoefend. Verboden is in dat geval niet de activiteit zelf, maar het verrichten daarvan zonder toestemming (vergunning).
Aan de opheffing van het algemeen bordeelverbod ligt de gedachte ten grondslag dat (exploitatie van) prostitutie voortaan op zichzelf als een toelaatbare activiteit moet worden beschouwd en slechts strafbaar is indien er sprake is van onvrijwilligheid of van betrokkenheid van minderjarigen dan wel illegale prostitue(e)s. Omdat de bepalingen van hoofdstuk 3 zich richten op het reguleren van eerstgenoemde, niet langer strafbare vormen van prostitutie, is daarin gekozen voor de vergunningfiguur.
De vergunningverplichting heeft voor de seksinrichtingen en escortbedrijven tot gevolg dat op de exploitant en beheerder een groot aantal gedragseisen van toepassing wordt. Deze eisen zijn vergelijkbaar met de voorschriften uit het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet.
Hoofdstuk 3 van de APV heeft niet alleen betrekking op bordelen, maar op alle seksinrichtingen, dus ook op inrichtingen waar vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden, zoals seksbioscopen en -theaters. Niet alleen seksinrichtingen, maar ook escortbedrijven zijn vergunningplichtig. Dat is het gevolg van het hiervoor omschreven artikel 151a Gemeentewet. Op escortbedrijven zijn echter minder regels van toepassing, omdat een escortbedrijf immers niet een échte seksinrichting is.
De weigeringsgronden zijn opgenomen in artikel 3.3.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening. Het artikel bevat drie imperatieve weigeringsgronden. De vergunning wordt geweigerd indien:
Daarnaast wordt in artikel 3.3.2 een aantal gronden gegeven waarop het bevoegd bestuursorgaan de vergunning kan weigeren. Deze weigeringsgronden hebben betrekking op:
Om de illegale situatie binnen de prostitutiebranche te legaliseren heeft de wetgever de gemeente instrumenten aangereikt die moeten leiden tot normalisering, sanering en regulering van deze branche. De situatie moet beheersbaar zijn.
In het maximumstelsel is het maximum aantal binnen de gemeente (en regio) toe te laten seksinrichtingen vastgesteld op één.
Omwille van een goede afstemming en te komen tot uniformering van beleid is de regionale werkgroep APV van mening samenwerking te zoeken binnen de regio. Daar het voeren van een nulbeleid niet mogelijk is het wenselijk te kiezen voor een systeem waarin seksinrichtingen in bestemmingsplannen negatief worden bestemd, op een bepaald gedeelte van de gemeente na, waar in het voor dat gebied geldende bestemmingsplan niets over prostitutie is geregeld. In de delen van de gemeente waar bestemmingsplannen gelden waarin prostitutie negatief is bestemd, kunnen op basis van de APV dan geen vergunningen worden afgegeven voor seksinrichtingen. In het gedeelte van de gemeente waar een bestemmingsplan geldt waarin niets over prostitutie is geregeld, is eventuele vestiging van een seksinrichting wel mogelijk, mits er een vergunning kan worden afgegeven op basis van de APV. Hiervoor is dan noodzakelijk dat de overige weigeringsgronden in de APV (artikel 3.3.2 o.a. gedragseisen exploitant/beheerder, openbare orde, aantasting woon- en leefklimaat) niet van toepassing zijn.
Door een beroep te doen op deze weigeringsgronden kan het aantal, het soort en de omvang van seksinrichtingen gereguleerd en beperkt worden.
Deze systematiek heeft als voordeel dat er in het kader van de APV geen concentratiegebieden voor prostitutie behoeven te worden aangewezen. Het gebied waar het niet verboden is eventueel een seksinrichting te vestigen, kan dan immers direct uit de geldende bestemmingsplannen worden afgeleid.
Het aantal vergunningen aan een maximum te verbinden (meteen maximum van één inrichting per gemeente). Gelet op het vorenstaande te kiezen voor de volgende uitgangspunten:
3.3 Nadere motivering maximumstelsel
Zoals hiervoor is aangegeven is regulering en beheersing van het aantal seksinrichtingen binnen de regio wenselijk. Ongelimiteerde groei kan leiden tot ongewenste effecten. Door het toestaan van maximaal één seksinrichting blijft de problematiek beheersbaar. Dit is in het belang van (de positie van) de mensen die in deze branche werkzaam zijn, de mensen die gebruik maken van de diensten van deze branche en de mensen die leven in de nabijheid van een seksinrichting. Daarbij gaat het vooral om aspecten van hygiëne, veiligheid, arbeidsomstandigheden en leefomstandigheden. Afhankelijk van de soort inrichting kunnen seksinrichtingen voor de omgeving hinder en overlast veroorzaken. Daarbij kan gedacht worden aan:
Vorenstaande motivering het maximumstelsel te hanteren neemt niet weg dat het verschijnsel prostitutie als zodanig wordt onderkend en de ruimte krijgt om zich legaal te vestigen. De belangen van de gemeenten (o.a. volksgezondheid en openbare orde) enerzijds en de belangen van de seksbranche: (o. a. arbeidsomstandigheden, veiligheid en hygiëne) anderzijds, nopen echter tot het gelimiteerde toestaan van deze branche. Gekozen is voor een aanpak in regionaal verband in de Kempen.
Iedere gemeente in deze regio (Bergeijk, Bladel, Eersel en Reusel-De Mierden) opteert voor maximering van het aantal seksinrichtingen.(maximaal één).
3.4 Beschrijving maximumstelsel
Het maximumstelsel gaat uit van:
Met dit stelsel wordt bereikt dat legale vestiging van seksinrichtingen mogelijk is, dat bestaande inrichtingen zich binnen de regio kunnen verplaatsen en dat nieuwe vestiging van buiten de regio alleen mogelijk is bij opheffing van een bestaand bedrijf binnen de regio.
Omdat er naar aard en soort seksinrichting vele verschijningsvormen zijn wordt het nodig geacht dat er een maximum wordt gehanteerd per soort inrichting. Daarvoor is een nadere beschrijving van de diverse vormen noodzakelijk.
3.5 Vormen van prostitutie, soorten seksinrichtingen en gevolgen voor maximumstelsel
Op het terrein van seksinrichtingen zijn er diverse verschijningsvormen. Voor de bepaling van het maximumaantal moet duidelijk zijn wat onder een seksinrichting wordt verstaan. Daarbij wordt de omschrijving in de APV als uitgangspunt genomen.
Er zal in het onderstaande onderscheid worden gemaakt in inrichtingen die onder: het maximumstelsel vallen en vormen van prostitutie of inrichtingen die buiten het maximumstelsel vallen.
A. De thans volgende vormen van seksinrichtingen vallen onder de verqunninqplicht en daar om ook onder het maximumstelsel:
Artikel 3.1.1 onder c van de APV verstaat onder seksinrichting: "de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografsche aard plaatsvinden".
Onder seksinrichtingen worden volgens de APV in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, als dan niet in combinatie met elkaar”. Genoemde vormen hebben met elkaar gemeen dat zij perceelsgebonden zijn. Voor het overige is er een wezenlijk verschil.
Een seksbioscoop is een perceelsgebonden seksinrichting waarin hoofdzakelijk erotisch-pornografische voorstellingen worden gegeven door middel van audiovisuele apparatuur. Verwant hieraan is de seksautomatenhal, waarin dergelijke erotisch-pornografische voorstellingen worden gegeven m.b. v. automaten en het sekstheater, waarin deze voorstellingen "live" worden gepresenteerd. Parenclubs, bordelen, massagesalons en dergelijke zijn perceelsgebonden inrichtingen waarin veelal meerdere prostituees hun diensten aanbieden.
Onder een escortbedrijf wordt verstaan (artikel 3.1.1 onder d) "de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend". Escort is een vorm van prostitutie die, vanwege het niet perceelsgebonden karakter, nauwelijks haar weerslag kent op de openbare orde en het woon- en leefklimaat van een buurt.
Los van de feitelijke mogelijkheden daartoe zal in de bestemmingsplannen geen nadere regelingen kunnen worden. opgenomen ten aanzien van escortbedrijven. Hoewel handhaving van de vergunningplicht in de praktijk zeer moeilijk zal blijken te zijn is in de model APV (art. 3.2.1) wel de vergunningplicht opgenomen om een drempel op te werpen voor illegale vestiging en meer zicht te krijgen op deze weinig transparante tak van prostitutie.
Escortbedrijven vallen volgens artikel 3.2.1 onder de vergunningplicht en tellen derhalve mee in het maximumstelsel.
3. Thuisprostitutie met een openbaar karakter
Thuisprostitutie zal over het algemeen op kleine schaal plaatsvinden in het huis van de prostitue(e) zelf en in veelmindere mate haar weerslag hebben op de openbare orde en het woon- en leefklimaat van de omgeving. Veelal zijn deze situaties in de buurt niet eens bekend. Voor de hantering van het maximumstelsel worden thuiswerksituaties daarom buiten beschouwing gelaten indien van een openbaar karakter geen sprake is.
Zodra er welsprake is van een openbaar karakter (blijkend uit publiciteit, reclame, advertenties in kranten of op internet of door dat de situatie overlast veroorzaakt), dient dit als openbaar prostitutiebedrijf en derhalve als een seksinrichting te worden aangemerkt, ook al werkt er slechts één prostituee en betreft het een particuliere woning. In dat geval telt deze inrichting mee voor de bepaling van het (regionale en lokale) maximum.
Thuisprostitutie zal altijd bedrijfsmatig plaats vinden. Dit is ook het geval indien er geen sprake is van een openbaar karakter. Teneinde de noodzakelijke voorschriften te kunnen geven en ook hier ongewenste verschijningsvormen (denk aan de zogenaamde kamerverhuurbedrijven) te voorkomen wordt in de APV een zodanige bedrijfsmatige prostitutie aangemerkt als vergunningplichtig prostitutiebedrijf.
In geval van overlast kan worden opgetreden op basis van de APV.
Deze drie genoemde vormen zijn volgens artikel 3.2.1 APV vergunningplichtig en vallen dus onder het maximumstelsel.
B. De volgende vormen van prostitutie vallen buiten de verqunningplicht en dus ook buiten het max i mumstelsel
1. Thuisprostitutie zonder openbaar karakter
Thuisprostitutie zal over het algemeen op kleine schaal plaatsvinden in het huis van de prostitue(e) zelf en in veel mindere mate haar weerslag hebben op de openbare orde en het woon- en leefklimaat van de omgeving. Veelal zijn deze situaties in de buurt niet eens bekend. Voor de hantering van het maximumstelsel worden thuiswerksituaties daarom buiten beschouwing gelaten indien van een openbaar karakter geen sprake is.
Zodra er wel sprake is van een openbaar karakter (blijkend uit publiciteit, reclame, advertenties in kranten of op internet of door dat de situatie overlast veroorzaakt), dient dit als openbaar prostitutiebedrijf en derhalve als een seksinrichting te worden aangemerkt, ook al werkt er slechts één prostituee en betreft het een particuliere woning. In dat geval telt deze inrichting mee voor de bepaling van het (regionale en lokale) maximum.
Thuisprostitutie zal altijd bedrijfsmatig plaats vinden. Dit is ook het geval indien er geen sprake is van een openbaar karakter. Teneinde de noodzakelijke voorschriften te kunnen geven en ook hier ongewenste verschijningsvormen (denk aan de zogenaamde kamerverhuurbedrijven) te voorkomen wordt in de APV een zodanige bedrijfsmatige prostitutie aangemerkt als vergunningplichtig prostitutiebedrijf. In geval van overlast kan worden opgetreden op basis van de APV.
Dit is een inrichting met één of meerdere ramen van waarachter de prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen. Raamprostitutie valt onder het begrip seksinrichting. De exploitatie van raamprostitutie zal, eerder dan bij andere soorten inrichtingen, ernstige hinderen overlast voor de straat en buurt opleveren. Deze vorm komt tot op heden niet voor in de Kempen en in de gemeente Bladel.
Gelet op de weerslag die deze vorm kan hebben op het woon- en leefklimaat, dient te worden voorkomen dat er raamprostitutie gaat plaatsvinden. Voor de hantering van het maximumstelsel (regionaal en lokaal) wordt deze vorm dan ook buiten beschouwing gelaten.
Het verbod van raamprostitutie is opgenomen inde APV (art. 3.2 6).
De wetswijziging tot opheffing van het bordeelverbod heeft geen gevolgen voor de straatprostitutie. Het is echter bij uitstek een vorm van prostitutie die nader beleid tóch gewenst maakt. Straatprostitutie heeft een zeer nadelige invloed op het woon- en leefmilieu, en ook op de openbare orde, en leidt tot overlastsituaties. Ook vanuit een oogpunt van zedelijkheid en volksgezondheid wordt straatprostitutie ongewenst geacht.
Voor de hantering van het maximumstelsel (regionaal en lokaal) wordt ook deze vorm eveneens buiten beschouwing gelaten. Het verbod van straatprostitutie is opgenomen in de APV (art. 3.2.6).
Onder sekswinkels wordt begrepen een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht dan wel verhuurd.
Ook ten aanzien van sekswinkels is een nieuw artikel in de APV opgenomen (art. 3.2.7). Daarbij is ervoor gekozen sekswinkels niet onder het begrip seksinrichting en daarmee ook niet onder de vergunningplicht te brengen. Hieraan ligt de gedachte ten grondslag dat de vestiging van sekswinkels doorgaans afdoende zal kunnen worden gereguleerd langs de weg van het bestemmingsplan en dat het - ter bescherming van de openbare orde of de woon- en leefomgeving - niet nodig is deze bedrijven in de regel aan voorafgaand toezicht te onderwerpen.
Omdat er geen sprake is van vergunningplicht worden sekswinkels voor de hantering van het maximumstelsel (regionaal en lokaal) buiten beschouwing gelaten.
4. Vergunningverlening en nadere eisen
Een vergunning ex artikel 3.2.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening Bladel (APV Bladel) moet schriftelijk worden aangevraagd. Een model-aanvraagformulier is als bijlage II bij deze nota gevoegd. Bij de aanvraag dienen in ieder geval de volgende bescheiden te worden overgelegd:
Een ondernemingsplan waaruit blijkt op welke wijze de exploitatie van de seksinrichting of escortbedrijf vorm gaat krijgen (o.a. de aard van het bedrijf) en voorts welke maatregelen de exploitant neemt ter bevordering van de arbeidsomstandigheden van de prostituees, bevordering van de hygiëne en bescherming van de gezondheid van de bezoeker en prostituee;
Indien het een seksinrichting betreft tevens: een nauwkeurige plattegrond/tekening van de gehele seksinrichting, schaal tenminste 1:100, met vermelding van de oppervlakte van de verschillende ruimte(n) in m². Tevens dient per ruimte de functie aangegeven te worden een en ander zoals beschreven in de Bouwverordening;
In het model-aanvraagformulier wordt melding gemaakt van het feit dat bovenbedoelde stukken bij de aanvraag moeten worden ingeleverd.
Indien de aanvrager bij herhaling weigert te voldoen aan het verzoek om bovengenoemde stukken over te leggen wordt de aanvraag niet in behandeling genomen (artikel 4:2 en 4:5 Algemene wet bestuursrecht).
Voor de bepaling van de volgorde van de aanvraag in het kader van bovengenoemd maximumstelsel geldt als eerste aanvrager degene die als eerste de aanvraag en alle bovengenoemde stukken heeft overlegd.
Het is verboden een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren zonder vergunning van het bevoegde bestuursorgaan (artikel 3.2.1 APV). Een model-vergunning is als bijlage III bij deze nota gevoegd. Om vergunning te krijgen dient volgens artikel 3.3.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening vestiging op grond van het bestemmingsplan mogelijk te zijn. Er zal derhalve steeds eerst worden getoetst aan het geldende bestemmingsplan.
Indien het bestemmingsplan zich niet verzet tegen vestiging zal daarna worden getoetst aan de.overige weigeringsgronden van de Algemene Plaatselijke Verordening.
Aan een vergunning voor een seksinrichting op grond van artikel 3.2.1. van Algemene Plaatselijke Verordening wordt in het belang van openbare orde en het woon- en leefklimaat, in ieder geval de voorschriften verbonden die hieronder staan genoemd.
Daarnaast verbindt het bevoegd bestuursorgaan andere voorschriften aan de vergunning. Deze voorschriften hebben betrekking op de openbare zedelijkheid, de arbeidsomstandigheden van de prostituee en de volksgezondheid (zie verderop in deze notitie).
Volgens artikel 3.3.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening Bladel kan vergunning voor een seksinrichting onder andere worden geweigerd in het belang van de openbare orde, in het belang van voorkomen of beperken van overlast en in het belang van de verkeersvrijheid. Op grond van deze weigeringsgronden wordt een vergunningaanvraag getoetst aan de onderstaande criteria:
Geen vestiging van seksinrichtingen in of aan woonstraten. Onder het begrip woonstraten wordt in dit verband verstaan: voet- en rijstraten, wegen, lanen, kaden, hofjes, woonerven en pleinen waaraan bebouwing is gelegen die uitsluitend of in belangrijke mate dient ter bewoning c.q een woonfunctie heeft;
In artikel 3.2.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening is vastgelegd, dat exploitanten beheerder van een seksinrichting of een escortbedrijf aan een aantal gedragseisen dienen te voldoen; De leden 2 tot en met 5 van voornoemd artikel geven aan wanneer in elk geval sprake is van "in enig opzicht slecht levensgedrag”. In een dergelijk geval wordt geen vergunning verleend.
Daarnaast biedt het eerste lid de mogelijkheid om ook in andere gevallen te oordelen dat er sprake is van "in enig opzicht slecht levensgedrag".
Toetsing vindt plaats aan de hand van het opvragen en beoordelen van gegevens uit justitiële documentatie. Dit opvragen gebeurt door de gemeente zelf. De aanvrager hoeft daarom niet bij de aanvraag een verklaring van goed gedrag te overleggen. Evenals bij een aanvraag om drank- en horecavergunning het geval is, zal het bestuursorgaan: gegevens opvragen bij de justitiële Documentatiedienst te Almelo (Algemeen Documentatieregister en Strafregister) en bij de politie afdeling De Kempen (Politieregister).
Bij de beoordeling wordt aangesloten bij de reeds bestaande jurisprudentie in deze met betrekking tot de Drank- en Horecawet.
4.5 Inrichtingseisen seksinrichting
Seksinrichtingen dienen te voldoen aan de eisen die ter zake in het Bouwbesluit (Hoofdstuk 2) en de gemeentelijke bouwverordening zijn gesteld.
Voor zover het Bouwbesluit zulks niet reeds voorschrijft, dient de seksinrichting - in het belang van de hygiëne en de gezondheid van de prostituee en de bezoeker en de werkomstandigheden van de prostituee - in ieder geval te voldoen aan de volgende eisen:
Het dagverblijf, de keuken en de kleedkamer mogen niet voor prostitutiedoeleinden gebruikt worden.
Temperatuur en luchtverversing (technische voorschriften)
De toiletten moeten doelmatig zijn ingericht, voldoende zijn geventileerd en van het benodigde zijn voorzien. Een toilet moet overdekt zijn en zodanig afgesloten dat het bij gebruik behoorlijke afzondering waarborgt. Een toilet moet zijn voorzien van een goed werkende doorspoelinrichting met een stankafsluiting.
Ontvluchtings- en alarmeringsgelegenheid
Ruimten in de seksinrichting waarin zich één, of meer prostituees plegen te bevinden, moeten zijn voorzien van duidelijk kenbare gelegenheden tot ontvluchting indien de normale uitgangen daartoe voldoende zijn. Deze moeten, mede gelet op het aantal anderen personen dat zich in die ruimten pleegt te bevinden, in aantal, ligging en grootte toereikend zijn om de prostituees op een zo veilig mogelijke wijze een zo veilig mogelijke plaats te doen bereiken. Vorenbedoelde gelegenheden tot ontvluchting moeten worden vrijgehouden van obstakels.
Bovenstaande eisen zullen als voorwaarden aan een te verlenen vergunning worden verbonden.
In de prostitutiebranche worden gezondheidsrisico's gelopen, met name op het terrein van besmetting met seksueel overdraagbare aandoeningen (soa) waarvan aids de meest beruchte is. Deze risico's betreffen zowel de prostituee als de bezoeker. Dit betekent dat binnen een prostitutiebedrijf arbeidsomstandigheden, hygiëne en bescherming van de volksgezondheid bijzondere aandacht dienen te krijgen. De exploitant/ beheerder van de seksinrichting of escortbedrijf is hiervoor eindverantwoordelijk. Voort wordt van de exploitant/ beheerder verwacht dat deze een actief beleid voert ter bevordering van de arbeidsomstandigheden, de hygiëne en de gezondheid. Om dit inzichtelijk te maken moet: de exploitant bij de aanvraag een ondernemingsplan overleggen.
In ieder geval dient de exploitant te voldoen aan, de volgende eisen:
De exploitant/beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf is verantwoordelijk voor goede werkomstandigheden voor de in de seksinrichting of voort het escortbedrijf werkzame prostituees, alsmede voor het voeren van een actief beleid om gezondheidsrisico's voorprostituees en bezoekers zoveel mogelijk te beperken;
Ter bevordering van een ordelijke, hygiënische en veilige gang van zaken binnen de seksinrichting of escortbedrijf stelt de exploitant/beheerder huisregels op. Deze huisregels worden op zodanige wijze bekendgemaakt dat iedere bezoeker/klant er kennis van kan nemen. De exploitant/beheerder ziet actief toe op de naleving van de huisregels;
De exploitant/beheerder van een seksinrichting is verplicht de sociaal verpleegkundige(n) van de GGD minimaal een maal per jaar, en verder voorzover noodzakelijk, toegang te verschaffen voor het houden van hygiënecontrole; de exploitant/beheerder is hierbij gehouden de adviezen van de GGD op te volgen; de kosten van de controle zijn voor rekening van de exploitant/beheerder van de seksinrichting;
De exploitant/beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf is gehouden medewerking te verlenen aan werkbezoeken van de GGD aan (individuele) prostituees en voorlichtingscampagnes van de GGD ten behoeve van prostituees. Hij/zij dient daartoe de verpleegkundige/arts van de GGD toegang tot het bedrijf te verlenen;
Bovenstaande eisen zullen als voorschriften aan een te verlenen vergunning worden verbonden (zie ook model-vergunning, bijlage III).
De GGD voert de inspecties uit. In de brief van de GGD van 11 april 2000 heeft deze instantie voorgesteld om van bovenstaande eisen de 4e, 5e en 6e voorwaarde in ieder geval in een te verlenen vergunning op te nemen. Bij deze wordt derhalve dit voorstel overgenomen.
De verschillende partners hebben ieder hun eigen belang en hun eigen invalshoek bij de benadering van de prostitutiebranche. Het verkrijgen van een vertrouwensrelatie in deze branche enerzijds en het repressief optreden daartegen anderzijds kunnen met elkaar conflicteren. De branche moet de kans krijgen zichzelf te ontwikkelen tot een "normale" branche. Om die reden wordt voor de regio De Kernpen niet gepleit voor het in het voornoemde "Handboek lokaal prostitutiebeleid" voorgestelde breed samengesteld handhavingsteam. Binnen de regio zal wel, daar waar dit gewenst en/of noodzakelijk is, worden samengewerkt met de andere partners op basis van ieders eigen verantwoordelijkheid en insteek.
Handhaving zal aan drie kwaliteitscriteria dienen te voldoen te weten: effectief, efficiënt en consequent. Na afweging van deze criteria zal het handhavingsarrangement worden gevolgd zoals dat onder deze paragraaf is aangegeven.
De gemeenten hebben voor wat betreft de handhaving primair een taak in de zorg voor de naleving van de vergunningvoorschriften. De burgemeester is verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde. De sanctiemiddelen zijn van bestuursrechtelijke aard en zijn verankerd in de Gemeentewet.en de Algemene wet bestuursrecht.
In de politieafdeling De Kempen is er op dit moment onvoldoende inzicht in de bedrijfsvoering van prostitutiebedrijven. Er is tot op heden geen structurele aanpak bij de handhaving en bij de uitvoering van de controles is er nagenoeg geen samenwerking met andere organisaties.
Het verdient aanbeveling om, in nauwe samenspraak met de betrokken partners gedurende het eerste jaar alle (bekende) prostitutiebedrijven minstens één keer per kwartaal te controleren, ter bereiking van de beoogde doelstellingen van de wetswijziging. In het districtelijke driehoeksoverleg kunnen hierover nadere afspraken gemaakt worden.
Bij de inwerkingtreding van de wetswijziging wordt van het OM verwacht dat de opsporing en vervolging van strafbare vormen van prostitutie (en mensenhandel) wordt geïntensiveerd. De controles zullen hierbij een belangrijke rol gaan spelen.
Uitgangspunt bij handhaving van gemeentelijke regelgeving is dat bestuursrechtelijke handhaving de voorkeur heeft. Het strafrecht is slechts "ultimum remedium". Bij de overtreding van de APV zal dus altijd eerst de bestuursrechtelijke weg gevolgd moeten worden. Daarvoor is vereist dat het vastgestelde beleid in de praktijk nauwgezet wordt toegepast. Gedogen, waar het beleid dat niet toestaat, bemoeilijkt de bestuursrechtelijke weg te zeerste. Het maakt ook de kans op een succesvolle strafrechtelijke aanpak kleiner.
In het handhavingsarrangement wordt in een aantal gevallen uitgegaan van proces-verbaal bij recidive. Ter vergroting van de kans op een geslaagde vervolging is het van groot belang in de processenverbaal te beschrijven welke bestuursrechtelijke (en eventueel strafrechtelijke) stappen al ondernomen zijn.
Onderstaand schema is gebaseerd op een landelijk model als vermeld in "het handboek lokaal prostitutiebeleid" van het Ministerie van Justitie.
1. Exploitatie zonder vergunning
2. Exploitatie in strijd met vergunning
3. Exploitatie in strijd met artikel 250a Wetboek van Strafrecht
Algemene Plaatselijke Verordening
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
PARAGRAAF 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
Artikel 3.1.1. Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd;
de natuurlijke persoon of personen of rechtspersonen die een seksinrichting of escortbedrijf exploiteert en de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon of rechtspersonen bevoegde natuurlijke persoon of personen;
de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent in een seksinrichting of escortbedrijf;
degene die aanwezig is in een seksinrichting met uitzondering van:
PARAGRAAF 2 SEKSINRICHTINGEN, STRAATPROSTITUTIE, SEKSWINKELS EN DERGELIJKE
Artikel 3.2.2 Gedragseisen exploitant en beheerder
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, is de exploitant en de beheerder niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten.
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500 of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
1. bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;
2. de artikelen 137 c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 250a, (oud) 252, 273f, 300 tot en met 303, 416, 417, 417 bis, 426, 429 quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;
3. de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 jo artikel 8 of jo artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;
4. de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspelen;
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste één maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.
Artikel 3.2.5 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
Artikel 3.2.6 Straatprostitutie
De burgemeester kan met het oog op de in artikel 3.3.2, tweede lid, genoemde belangen personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid bij besluit verbieden zich gedurende bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen en op de tijden bedoeld in het eerste lid.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 3.2.8 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Grondwet.
PARAGRAAF 4 BEEINDIGING EXPLOITATIE; WIJZIGING BEHEER
Artikel 3.4.2 Wijziging beheer
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3.3.2, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
Aanvraag ter verkrijging van een vergunning vooreen seksinrichting of escortbedrijf (art. 3.2.1 APV)
AAN: de burgemeester / het college van burgemeester en wethouders van Bladel
GEGEVENS OMTRENT DE INRICHTING
1. Adres en aard van de inrichting
Deze aanvraag heeft betrekking op:
GEGEVENS OMTRENT DE EXPLOITATIE
Geboorteplaats en geboortedatum:
Voornamen: Geboorteplaats en geboortedatum: Adres: Postcode: Tel.nr.:
Maandag tot en met vrijdag: van uur tot uur
Zaterdag en Zondag: van uur tot :uur
Een ondernemingsplan waaruit blijkt op welke wijze de exploitatie van de seksinrichting of escortbedrijf vorm gaat krijgen (o.a. de aard van het bedrijf) en voorts welke maatregelen de exploitant neemt ter bevordering van de arbeidsomstandigheden van de prostituees, bevordering van de hygiëne en bescherming van de gezondheid van de bezoeker en prostituee.
Indien het een seksinrichting betreft tevens: een nauwkeurige plattegrond/tekening van de gehele seksinrichting, schaal tenminste 1:100, met vermelding van de oppervlakte van de verschillende ruimte(n) in m2. Tevens dient per ruimte de functie aangegeven te worden een en ander zoals beschreven in de Bouwverordening;
De Burgemeester van Bladel/het college van burgemeester en wethouders van Bladel,
Waarbij vergunning wordt gevraagd, als bedoeld in: artikel 3.2.1, eerste lid van de Algemene Plaatselijke Verordening Bladel voor het exploiteren van een .. , op het perceel kadastraal bekend…, sectie..., nummer(s)..., plaatselijk bekend…..
Gelet op het bepaalde in de Algemene Plaatselijke Verordening Bladel;
vergunning te verlenen voor de uitvoering van het in bovengenoemde aanvraag omschreven…, overeenkomstig de bij dit besluit behorende en als zodanig .gewaarmerkte tekening, eisen en voorschriften.
De burgemeester van Bladel / burgemeester en wethouders van n Bladel,
Voorschriften behorende bij de
1.deze vergunning heeft betrekking op de volgende lokaliteit(en):
de ruimte(n) gelegen op de .... Bij wijziging van de inrichting dient een nieuwe vergunning te worden aangevraagd.
Naam en voornamen: Geboorteplaats en geboortedatum: Adres: Postcode:
Naam en voornamen: Geboorteplaats en geboortedatum: Adres: Postcode:
Bij wijziging in de persoon van de beheerder dient de exploitant dit binnen één week schriftelijk door te geven aan de burgemeester/het college van burgemeester en wethouders. De nieuwe beheerder mag eerst na de wijziging van de vergunning de leiding in het escortbedrijf of seksinrichting uitoefenen.
De exploitant dient zich vergewist te hebben dat voor of via zijn escortbedrijf of in zijn seksinrichting geen personen werkzaam zijn die niet in het bezit zijn van een geldige verblijfstitel op grond waarvan zijn/haar arbeid in Nederland is toegestaan. Hiertoe dient hij een actueel bestand bij te houden van kopieën van documenten waaruit de identiteit van de in de inrichting of bedrijf werkzame personen blijkt.
Het dagverblijf, de keuken en de kleedkamer mogen niet voor prostitutiedoeleinden gebruikt worden; \
Temperatuur en luchtverversing (technische voorschriften)
De toiletten moeten doelmatig zijn ingericht, voldoende zijn geventileerd en van het benodigde zijn voorzien. Een toilet moet overdekt zijn en zodanig afgesloten dat het bij gebruik behoorlijke afzondering waarborgt. Een toilet moet zijn voorzien van een goed werkende doorspoelinrichting met een stankafsluiting.
Ontvluchtings- en alarmeringsgelegenheid
Ruimten in de seksinrichting waarin zich één of meer prostituees plegen ten bevinden, moeten zijn voorzien van duidelijk kenbare gelegenheden tot ontvluchting indien de normale uitgangen daartoe voldoende zijn. Deze moeten, mede. gelet op het aantal andere personen dat zich in die ruimten pleegt te bevinden, in aantal, ligging en grootte toereikend zijn om de prostituees op een zo veilig mogelijke wijze een zo veilig mogelijke plaats te doen bereiken. Vorenbedoelde gelegenheden tot ontvluchting moeten worden vrijgehouden van obstakels.
De exploitant/beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf is verantwoordelijk voor goede werkomstandigheden voor de in de seksinrichting of voor het escortbedrijf werkzame prostituees, alsmede voor het voeren van een actief beleid om gezondheidsrisico's voor prostituees en bezoekers zoveel mogelijk te beperken;
Ter bevordering van een ordelijke, hygienische en veilige gang van zaken binnen de seksinrichting- of escortbedrijf stelt de exploitant/beheerder huisregels op. Deze huisregels worden op zodanige wijze bekendgemaakt dat iedere bezoeker/klant er kennis van kan nemen. De exploitant/beheerder ziet actief toe op de naleving van de huisregels;
De exploitant/beheerder van een seksinrichting is verplicht de sociaal verpleegkundige(n) van de GGD minimaal een maal per jaar, en verder voorzover noodzakelijk, toegang te verschaffen voor het houden van hygienecontrole de exploitant/beheerder is hierbij gehouden de adviezen van de GGD op te volgen; de kosten van de controle zijn voor rekening van de exploitant/beheerder van de seksinrichting;
De exploitant/beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf is gehouden medewerking te verlenen aan werkbezoeken van de GGD aan (individuele) prostituees en voorlichtingscampagnes van de GGD ten behoeve van prostituees. Hij/zij dient daartoe de verpleegkundige/arts van de GGD toegang tot het bedrijf te verlenen;