Organisatie | Alkmaar |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Alkmaar |
Citeertitel | Financiële verordening gemeente Alkmaar |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is vervangen door de Financiële verordening gemeente Alkmaar 2015.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2014 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 01-01-2014 zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2014-284.html, 06-01-2014 | Onbekend. |
II. Kaderstelling en Begroting
Artikel 2. Planning en controlcyclus
Voor aanvang van een begrotingsjaar biedt het college de raad een overzicht aan met daarin in elk geval de data voor het aanbieden door het college en het vaststellen door de raad van de jaarstukken, de voorjaarsnota, de tussentijdse rapportages en de begroting met de meerjarenraming, alsmede van de te houden bijeenkomst grote projecten voorafgaand aan de behandeling van de voorjaarsnota.
Artikel 4. Autorisatie begroting en investeringskredieten
Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke investeringen in het begrotingsjaar de raad op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De investeringen voor het begrotingsjaar die niet benoemd zijn tijdens de begrotingsbehandeling zijn met het vaststellen van de begroting geautoriseerd.
Artikel 7. Reserves en voorzieningen
Jaarlijks wordt bij de jaarrekening:
het saldo van het product Wet Maatschappelijke Ondersteuning toegevoegd aan de Reserve WMO, voor zover het gemaximeerde niveau van de reserve nog niet bereikt is;
Artikel 8. Financieringsfunctie
Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.
In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
V. Financieel beheer en interne controle
De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:
Voor de gehanteerde begrippen in de verordening gelden de definities uit de Gemeentewet, de Wet Fido, het Besluit begroting en verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV) en het Besluit accountantscontrole Provincies en Gemeenten.
Enkele begrippen uit de verordening worden expliciet gedefinieerd.
Artikel 2. Planning en controlcyclus
Het artikel bepaalt dat het college ieder jaar aan de raad een overzicht aanbiedt met daarin de data waarop belangrijke financiële stukken in de raad worden geagendeerd. Het overzicht is bij wijze vanspreken het spoorboekje voor de raad en het college voor de financiële jaarplanning. Een goede afstemming met de griffie voorafgaand aan de aanbieding aan de raad is wenselijk voor een soepele behandeling in de raad.
Tegelijk met het overzicht wordt tevens aangeboden een voorstel wanneer welke nota’s in het komendbegrotingjaar aan de raad worden voorgelegd. Dit biedt de raad desgewenst de gelegenheid andere prioriteiten te stellen ten aanzien van het actualiseren van financieel beleid. Het betreft de nota’s;
Om de raadsleden in staat te stellen zich zorgvuldig op belangrijke en omvangrijke financiële documentenvoor te kunnen bereiden is in het laatste lid een termijn gesteld van 6 weken tussen aanbieden en besluitvorming in de raad.
Artikel 3. Inrichting voorjaarsnota, begroting en jaarstukken
In dit artikel zijn in aanvulling op het BBV bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting.
Belangrijk punt betreft de toevoeging van lid 2. Hiermee worden de financiële uitgangspunten voor investeringsbeslissingen gelijk gesteld en wordt de afweging niet verstoord door wisselende financiële uitgangspunten en aannames. De financiële uitgangspunten voor een begrotingsjaar zijn hierdoor van toepassing op alle investeringen, projecten en plannen gedurende het begrotingsjaar.
Artikel 4. Autorisatie begroting en investeringskredieten
Artikel 4 bevat nadere regels voor de autorisatie van de begroting en investeringskredieten. In dit artikel wordt bepaald dat de raad autoriseert op programmaniveau.
Investeringen die in hetzelfde begrotingsjaar starten vallen ook onder de autorisatie tenzij de raad bij de begrotingsbehandeling expliciet aangeeft dat voor bepaalde investeringen aparte autorisatievoorstellen aan de raad moeten worden voorgelegd.
Investeringen die betrekken hebben op latere jaren vallen niet onder de autorisatie.
Dit artikel bevat bepalingen over de inrichting van de begroting. De indeling van de programma’s wordt jaarlijks met het vaststellen van de programmabegroting door de raad vastgesteld.
Door de raadswerkgroep Verbetering programmabegroting zijn voorstellen gedaan tot versterking vande informatiewaarde van de programmabegroting. Deze voorstellen zijn in de Programmabegroting 2010 verwerkt en worden in dit artikel formeel vastgelegd.
Artikel 6. Tussentijdse rapportage
Een belangrijk onderdeel van de planning en control cyclus voor de raad zijn de tussenrapportages.Op basis van tussenrapportages wordt de raad geïnformeerd over de uitputting van budgetten en investeringskredieten en de voortgang van de uitvoering van het beleid.
De minimale frequentie voor tussentijdse rapportages is twee maal per jaar, vaker mag.
Het 2e lid bevat bepalingen over de minimale inhoud van de rapportage.
Artikel 7. Reserves en voorzieningen
Voor een investeringsvoornemen kan de raad een bestemmingsreserve vormen. Een deel van de algemene reserve wordt hiervoor afgezonderd. Hiermee wordt op de balans van de gemeente tot uitdrukkinggebracht dat een toekomstige investering een beslag op het eigen vermogen gaat leggen.
Een investeringsvoornemen leidt niet altijd tot investeringen. Er bestaat het gevaar dat bestemmingsreserves op de balans blijven staan waar tegenover in het geheel geen investeringsvoornemen meer bestaan. Door bij het instellen van een bestemmingsreserve een minimum niveau te hanteren kan dit worden voorkomen. Met dit oogmerk is als ondergrens voor het vormen van reserves en voorziening en een bedrag van € 100.000 opgenomen.
Voor een pragmatisch financieel beheer is geregeld dat een aantal saldi bij de jaarrekening gedoteerd worden aan specifiek benoemde reserves.
Artikel 8. Financieringsfunctie
De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelbeheer. Gezien de kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 Gemeentewet de expliciete bepaling dat de financiële verordening hierover regels voor het beleid en de organisatie bevat.
Het verstrekken van leningen en garanties en het aangaan van financiële participaties mogen gemeenten alleen uit hoofde van de publieke functie (artikel 2 Wet Financiering Decentrale Overheden).
In lid 2 is opgenomen dat overtollige geldmiddelen alleen bij maatschappelijk verantwoorde en duurzaam opererende financiële instellingen uitgezet mogen worden. Met de bepaling in dit artikel brengt de gemeente Alkmaar tot uitdrukking dat haar verantwoordelijkheid om duurzaam te handelen ook geldt in de omgang met financiële instellingen.
In het BBV staat in artikel 16 welke informatie de paragraaf Grondbeleid in elk geval moet bevatten.
Het 2e lid benoemt een aantal elementen welke in een kadernota Grondbeleid behandeld dienen teworden.
Onder artikel 10 zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegden aan welke eisen deze gegevens moeten voldoen.
Onder artikel 11 zijn algemene bepalingen opgenomen voor de interne controle van bedrijfsprocessenen organisatie onderdelen.
Artikel 12. Financiële organisatie
Artikel 12 geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie. Volgens het 1e lid letter a van artikel 160 Gemeentewet is het college bevoegd regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van de gemeente. Het college wordt in dit artikel opgedragen bepaalde van deze regels vast te leggen in besluiten.
De verordening treedt in de plaats van de vorige op grond van artikel 212 Gemeentewet ingestelde verordening. Het artikel bepaalt dat de verordening van toepassing is op alle stukken van het genoemde begrotingsjaar en latere jaren. De jaarstukken van het vorig begrotingsjaar moeten nog voldoen aan de bepalingen uit de oude verordening.
Artikel 14 geeft de naam, waarmee in de gemeentelijke stukken naar deze verordening kan worden verwezen.