Organisatie | Zeeland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Gemeenschappelijke regeling Regionale uitvoeringsdienst Zeeland |
Citeertitel | Gemeenschappelijke regeling Regionale uitvoeringsdienst Zeeland |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Bestuur |
Geen.
Wet gemeenschappelijke Regelingen
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-08-2013 | 01-01-2013 | 12-10-2019 | Nieuwe regeling | 21-06-2013 Provinciaal blad, 2013, 18 | Onbekend. |
Gedeputeerde Staten van de provincie Zeeland, de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Borsele, Goes, Hulst, Kapelle, Middelburg, Noord-Beveland, Reimerswaal, Schouwen-Duiveland, Sluis, Terneuzen, Tholen, Veere en Vlissingen en het dagelijks bestuur van het waterschap Scheldestromen, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft,
Gedeputeerde Staten van de provincie Zeeland, de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Borsele, Goes, Hulst, Kapelle, Middelburg, Noord-Beveland, Reimerswaal, Schouwen-Duiveland, Sluis, Terneuzen, Tholen, Veere en Vlissingen en het dagelijks bestuur van het waterschap Scheldestromen op 27 mei 2011 een Bestuursovereenkomst hebben gesloten om te komen tot een voorstel voor de oprichting van een Regionale uitvoeringsdienst Zeeland;
de toestemming van provinciale staten van Zeeland, de toestemmingen van de raden van Borsele, Goes, Hulst, Kapelle, Middelburg, Noord-Beveland, Reimerswaal, Schouwen-Duiveland, Sluis, Terneuzen, Tholen, Veere en Vlissingen en de toestemming van het algemeen bestuur van het waterschap Scheldestromen ex artikel 73, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen;
Besluitende navolgende gemeenschappelijke regeling te treffen: de Gemeenschappelijke regeling Regionale uitvoeringsdienst Zeeland
In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:
De regeling wordt getroffen ter ondersteuning van de colleges bij de uitvoering van hun taken op het gebied van het omgevingsrecht in het algemeen en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in het bijzonder, alsmede de taken op het terrein van vergunningverlening, handhaving en toezicht op grond van de in artikel 5.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht genoemde wetten. Voorts wordt de regeling getroffen ter behartiging van de taken voortvloeiend uit het Besluit risico’s zware ongevallen 1999.
De colleges wijzen ieder uit hun midden één plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur aan. Het plaatsvervangend lid vervangt het lid, bedoeld in het eerste lid, bij afwezigheid. Hetgeen in deze regeling bepaald is omtrent het lid van een algemeen bestuur, is van overeenkomstige toepassing op het plaatsvervangend lid.
Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een reglement van orde vast.
Tegelijkertijd met de oproeping brengt de voorzitter dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen met uitzondering van de in artikel 23, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen bedoelde stukken worden tegelijkertijd met de oproeping en op een bij openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd.
3. Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. Het algemeen bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het eerste lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.
De leden van het bestuur van het openbaar lichaam en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor dan wel worden verplicht getuigenis af te leggen als bedoeld in artikel 165, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering over hetgeen zij in de vergadering van het algemeen bestuur hebben gezegd of aan het algemeen bestuur schriftelijk hebben overgelegd.
Hij kan het algemeen bestuur voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.
Het algemeen bestuur regelt op welke wijze ambtelijke bijstand wordt verleend aan de leden van het algemeen bestuur.
Indien tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur vacant of beschikbaar komt, wijst het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan met inachtneming van het bepaalde in het eerste lid. Gaat het openvallen van een plaats in het dagelijks bestuur gepaard met het openvallen van een plaats in het algemeen bestuur, dan wordt het aanwijzen van een nieuw lid in het dagelijks bestuur uitgesteld totdat de opengevallen plaats in het algemeen bestuur is bezet.
Het algemeen bestuur kan een of meer leden van het dagelijks bestuur, met uitzondering van de voorzitter, ontslag verlenen, indien deze het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezitten. Op het ontslagbesluit zijn de artikelen 4:8 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
Indien het voorzitterschap tussentijds vacant komt, wijst het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk een nieuwe voorzitter aan voor een periode van vier jaar. Tot in de benoeming van een nieuwe voorzitter is voorzien treedt de plaatsvervangend voorzitter als voorzitter op. Indien ook de positie van plaatsvervangend voorzitter vacant is, voorziet het dagelijks bestuur in de tijdelijke waarneming van het voorzitterschap.
De secretaris staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter ter zijde bij de uitoefening van hun taak. Hij is aanwezig in de vergadering van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur. Hij ondertekent de stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan, mede.
Aan het bestuur van de Regionale uitvoeringsdienst worden geen bevoegdheden overgedragen.
De colleges kunnen aan de directeur mandaat verlenen ter uitvoering van de bevoegdheden van het betreffende college, voor zover deze binnen het belang van deze regeling vallen. Onverminderd het bepaalde in artikel 10:4 van de Algemene wet bestuursrecht moet het dagelijks bestuur instemmen met de mandaatverlening door het betreffende college.
Het algemeen bestuur kan slechts bij twee derde meerderheid besluiten tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen. Het algemeen bestuur beslist hier slechts toe indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang.
De Regionale uitvoeringsdienst zal meerjarige, jaarlijks te actualiseren, dienst- verleningsovereenkomsten sluiten met de provincie, de gemeenten en het waterschap met betrekking tot de uit te voeren taken, zowel structurele als incidentele taken, de financiële vergoeding daarvoor en eventuele aanvullende afspraken daaromtrent. Bij de dienstverleningsovereenkomst kan niet worden afgeweken van het in artikel 33 bedoelde dienstverleningshandvest, tenzij het algemeen bestuur hier met twee derde meerderheid mee instemt.
Onverminderd het bepaalde in artikel 79 van de Wet gemeenschappelijke regelingen berusten alle bevoegdheden tot regeling en bestuur van de Regionale uitvoeringsdienst bij het algemeen bestuur, voor zover deze niet bij of krachtens de wet, algemene maatregel van bestuur of deze regeling zijn toegekend aan het dagelijks bestuur of de voorzitter.
Het dagelijks bestuur is bevoegd, indien ingevolge enig wettelijk voorschrift aan de Regionale uitvoeringsdienst of aan het bestuur van de Regionale uitvoeringsdienst hetzij een recht van beroep hetzij een recht bezwaar te maken toekomt, om spoedshalve beroep in te stellen of bezwaar te maken alsmede, voor zover de voorschriften dat toelaten, om schorsing van het aangevochten besluit of om een voorlopige voorziening ter zake te ver- zoeken.
De voorzitter vertegenwoordigt de Regionale uitvoeringsdienst in en buiten rechte. Indien de voorzitter aan een ander machtiging verleent tot vertegenwoordiging, behoeft deze machtiging de instemming van het dagelijks bestuur.
De gemeenten, de provincie en het waterschap zullen er steeds zorg voordragen, overeenkomstig de systematiek voor kostentoedeling opgenomen in de bijdrageverordening, bedoeld in artikel 44, eerste lid, dat de Regionale uitvoeringsdienst te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen, onverminderd het bepaalde in artikel 1:1, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Voor alle aan de Regionale uitvoeringsdienst opgedragen taken brengt het algemeen bestuur jaarlijks op de begroting de bedragen die het daarvoor beschikbaar stelt, alsmede de van de gemeenten, de provincie of het waterschap te ontvangen bijdragen en andere financiële middelen die naar verwachting kunnen worden aangewend.
Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting, met dien verstande dat de algemene besturen geen zienswijzen naar voren kunnen brengen bij de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met betrekking tot wijzigingen waarbij geen verandering wordt gebracht in de bijdragen van de gemeenten, de provincie onderscheidenlijk het waterschap.
De in het eerste lid bedoelde stukken liggen, zodra zij aan het algemeen bestuur zijn overgelegd, voor een ieder ter inzage en zijn algemeen verkrijgbaar. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling wordt openbaar kennis gegeven. Het algemeen bestuur beraadslaagt over de jaarrekening en het jaarverslag niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgeving.
Indien het algemeen bestuur tot het standpunt komt dat onrechtmatige totstandkoming van in de jaarrekening opgenomen baten, lasten of balansmutaties aan de vaststelling van de jaarrekening in de weg staat, brengt hij dit terstond ter kennis van het dagelijks bestuur met vermelding van de gerezen bedenkingen.
Indien het in het tweede lid bedoelde overleg niet tot een oplossing leidt, benoemen het dagelijks bestuur en het college waarmee het geschil bestaat elk een onafhankelijke deskundige. Beide deskundigen benoemen een derde deskundige, die tevens als voorzitter van de adviescommissie optreedt. Het dagelijks bestuur treedt mede namens het betreffende college op als opdrachtgever van de commissie. In de opdracht wordt tenminste het probleem geschetst, worden de te beantwoorden vragen geformuleerd en wordt de termijn genoemd waarbinnen de commissie haar advies dient uit te brengen.
Op basis van het advies treden de in het tweede lid bedoelde personen nogmaals in overleg om te trachten tot een oplossing van het geschil te komen. Indien het overleg niet tot een oplossing leidt, is elk der partijen vrij om het geschil overeenkomstig het gestelde in artikel 136 van de Grondwet en artikel 20 van de Wet op de Raad van State voor te leggen aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Afdeling advisering van de Raad van State.
Op grond van het in het derde lid opgestelde liquidatieplan besluit het bestuursorgaan dat een kennisgeving als bedoeld in het tweede lid heeft gedaan of daadwerkelijk tot uittreding wordt overgegaan. Het bestuursorgaan besluit hier niet toe dan nadat het toestemming van zijn vertegenwoordigend orgaan heeft gekregen als bedoeld in artikel 73, tweede lid van de wet.
Bij opheffing van de regeling wordt een plan opgesteld als bedoeld in artikel 53, derde lid. Het bepaalde in artikel 53, derde, vijfde, zesde en zevende lid is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het algemeen bestuur het liquidatieplan vaststelt en de kosten voor de colleges komen.
Voor de bewaring van de op grond van artikel 12, eerste lid en artikel 13, eerste lid van de Archiefwet 1995, over te brengen archiefbescheiden van het bestuur van de Regionale uitvoeringsdienst wijst het dagelijks bestuur een archiefbewaarplaats van een van de gemeenten, de provincie of het waterschap aan.
Ten aanzien van het beheer van de archiefbescheiden van het bestuur van de Regionale uitvoeringsdienst, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats, is, onder de bevelen van het dagelijks bestuur, met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Archiefwet 1995 belast de archivaris. Met betrekking tot dit toezicht stelt het algemeen bestuur een verordening vast.
Het college van burgemeester en wethouders van Middelburg wordt belast met de inzending van deze regeling aan gedeputeerde staten van Zeeland en aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Deze regeling wordt aangehaald als Gemeenschappelijke regeling Regionale uitvoeringsdienst Zeeland.