Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rheden

Verordening gemeentelijke ombudscommissie

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRheden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening gemeentelijke ombudscommissie
CiteertitelVerordening gemeentelijke ombudscommissie
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, hoofdstuk IVc
  2. Algemene wet bestuursrecht, titel 9.2

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2006Nieuwe regeling

28-06-2005

Regiobode, 06-07-2005

Geen

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening gemeentelijke ombudscommissie

De raad van de gemeente Rheden;

gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 24 mei 2005;

gelet op hoofdstuk IVc en artikel 149 van de Gemeentewet en titel 9.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

gehoord de Ondernemingsraad;

besluit vast te stellen de volgende verordening: Verordening gemeentelijke ombudscommissie

Artikel 1 Instelling ombudscommissie

Er is een gemeentelijke ombudscommissie.

Artikel 2 Zittingsduur

De Voorzitter en leden van de ombudscommissie kunnen eenmaal worden herbenoemd.

Artikel 3 Financiële middelen

  • 1.

    De leden van de ombudscommissie ontvangen een vergoeding overeenkomstig de in de gemeente Rheden geldende Verordening geldelijke voorzieningen raads- en commissieleden.

  • 2.

    De raad verschaft de ombudscommissie voldoende financiële middelen voor een goede uitoefening van zijn werkzaamheden.

Artikel 4 Bemiddeling

  • 1.

    De ombudscommissie kan gedurende een onderzoek de verzoeker en het bestuursorgaan voorstellen doen teneinde onderling tot een oplossing van de klacht te komen.

  • 2.

    De ombudscommissie brengt ook na een geslaagde bemiddeling een verslag uit.

Artikel 5 Werkinstructie

Voor zover de ombudscommissie dit nodig acht, maakt hij een werkinstructie voor zijn werkzaamheden.

Artikel 6 Ontvangstbevestiging en toezending verzoekschrift

  • 1.

    De ombudscommissie bevestigt de ontvangst van het verzoekschrift schriftelijk aan de verzoeker.

  • 2.

    Indien hij een onderzoek als bedoeld in artikel 9:18 van de Algemene wet bestuursrecht instelt, zendt hij tevens een afschrift van het verzoekschrift aan het bestuursorgaan en aan degene over wiens gedragingen wordt geklaagd.

Artikel 7  Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2006.

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening gemeentelijke ombudscommissie.

 

Vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 28 juni 2005, nr. 14.

De Steeg, 28 juni 2005,

De raad voornoemd,

voorzitter.

griffier.

Toelichting

ALGEMENE TOELICHTING

 

Intern en extern klachtrecht

In 1999 is de regeling voor intern klachtrecht van hoofdstuk 9 (titel 9.1) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in werking getreden. Gemeenten en gemeenschappelijke regelingen hebben sindsdien de plicht om klachten over het eigen handelen zelf te behandelen. De regeling in de Awb bevat minimumeisen voor een goede behandeling door bestuursorganen van klachten over overheidsoptreden. De interne klachtprocedure is een verplichte voorfase, voordat men terecht kan bij een externe klachtinstantie, in casu de ombudscommissie.

 

Wat is extern klachtrecht?

Extern klachtrecht is een regeling voor de behandeling van klachten tegen de overheid door een onafhankelijk, extern orgaan dat in de wet de ombudsman wordt genoemd. Bij de ombudsman kan men klagen over de gedragingen van de overheid. Het is een zogenaamde tweedelijnsvoorziening. Men kan pas klagen als de interne klachtprocedure (eerstelijnsvoorziening), waarbij het bestuursorgaan eerst zelf de klacht tracht op te lossen, niet tot het gewenste resultaat heeft geleid. 

 

Inwerkingtreding Wet extern klachtrecht

De Wet extern klachtrecht vult hoofdstuk 9 Awb aan met bepalingen inzake de behandeling van klachten door een ombudsman en zorgt voor een landelijk dekkend stelsel van externe klachtvoorzieningen door wijzigingen in de Wet Nationale Ombudsman, de Gemeentewet, de Provinciewet, de Waterschapswet en de Wet gemeenschappelijke regelingen. Op 15 maart 2005 zijn de Awb-bepalingen van de Wet extern klachtrecht in werking getreden. Die inwerkingtreding heeft op dat moment nog geen gevolgen voor de procedures bij al bestaande gemeentelijke ombudsmannen. De overige bepalingen van de Wet extern klachtrecht treden op

1 januari 2006 in werking. Vanaf dat moment gaan ook de Awb-bepalingen gelden voor dan nieuw ingestelde gemeentelijke ombudslieden.

 

Voorgeschiedenis van de Wet extern klachtrecht

Er is gebruikgemaakt van de modelverordening van de VNG. De acht verordeningsbepalingen vullen de bepalingen aan in hoofdstuk 9 (titel 1) van de Awb en de daarmee verband houdende wijzigingen in de Gemeentewet (nieuwe artikel 81p e.v.). De verordening kan dus niet los van deze wetten worden gelezen.

 

Overgangsrecht/vangnetvoorziening

Wil de gemeente Rheden per 1 januari 2006 niet onder de bevoegdheid van de Nationale ombudsman vallen, moet ervoor gezorgd worden dat er vóór 1 juli 2005 een raadsbesluit wordt ingezonden naar de Nationale ombudsman tot instelling van een gemeentelijke ombudsman of ombudscommissie dan wel een gezamenlijke ombudsman of ombudscommissie (nieuwe artikel 81p Gemeentewet).

Als de gemeente niet tijdig een instellingsbesluit naar de Nationale ombudsman heeft ingezonden, dan is met ingang van 1 januari 2006 de Nationale ombudsman van rechtswege bevoegd (vangnetfunctie). Als dit niet haalbaar blijkt dient daarover voor 1 juli 2005 contact te worden opgenomen met de Nationale ombudsman, zodat een nadere afspraak kan worden gemaakt over het tijdstip van toezending.

Ondanks het feit dat de gemeente Rheden al beschikt over een eigen ombudscommissie dient er rekening mee te worden gehouden dat de bestaande besluiten en verordeningen inzake de gemeentelijke ombudsfunctie van rechtswege vervallen met ingang van 1 januari 2006, omdat vanaf die datum de nieuwe regeling van de gemeentelijke ombudsman in de Gemeentewet in het onderwerp daarvan voorziet (artikel 122 Gemeentewet). Overeenkomstig aanwijzing 128 van de Aanwijzingen voor de decentrale regelgeving worden regelingen die van rechtswege zijn vervallen niet ingetrokken. In de modelverordening is dan ook geen intrekkingsbepaling opgenomen. Het verlies van werking van de oude regeling dient bekend te worden gemaakt.

 

Geen begripsomschrijvingen

In de verordening zijn geen begripsbepalingen opgenomen, omdat de Awb en de Gemeentewet hierin waar nodig al voorzien. Zo ontbreekt een omschrijving van de begrippen ombudsman, bestuursorgaan, raad en verzoekschrift terwijl ze op meerdere plaatsen in de verordening voorkomen. Het begrip ‘ombudsman’ omvat volgens het nieuwe artikel 9:17 Awb zowel de Nationale ombudsman als een ombudsman of -commissie ingesteld krachtens de Gemeentewet, de Provinciewet, de Waterschapswet en de Wet gemeenschappelijke regelingen.

 

Wat is een klacht?

De Awb kent geen definitie van het begrip klacht. De wetgever acht een definitie ook onwenselijk, omdat een omschrijving ook een beperking van het klachtrecht kan inhouden. Uitgangspunt is een ruim klachtbegrip. Alles wat geen (Awb-)bezwaar is, is in beginsel een klacht. Een klachtprocedure is gericht op het verkrijgen van een rechtens niet-bindend oordeel over het overheidshandelen. Bij een klachtbehandeling wordt, ruimer dan bij de rechtens bindende bezwaarschriftprocedure, bekeken of het betreffende bestuursorgaan zich correct gedragen heeft tegenover de klager.

Onder de klachtenregeling vallen gedragingen van bestuursorganen en van personen die onder de verantwoordelijkheid van bestuursorganen handelingen verrichten richting burgers en organisaties (bijvoorbeeld ambtenaren). Enkele voorbeelden van `niet correct’ gedragen zijn: Ongeïnteresseerde bejegening, te trage afhandeling van een aanvraag, brieven worden te laat of niet beantwoord, het antwoord is in strijd met de gewekte verwachtingen en onvoldoende gemotiveerd, aangevraagde informatie wordt niet toegezonden.

 

Geen eigen personeel

In het nieuwe artikel 81t derde lid van de Gemeentewet is opgenomen dat het personeel van de gemeentelijke ombudsman geen werkzaamheden verricht voor een bestuursorgaan naar wiens gedraging de ombudsman een onderzoek kan instellen. Deze bepaling is in de Wet extern klachtrecht opgenomen om te voldoen aan de eis van onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de ombudsvoorziening en ook om de schijn van belangenverstrengeling tegenover burgers te voorkomen. De VNG heeft zich tot en met de Eerste Kamer verzet tegen opname van een dergelijke eis, omdat deze eis in de ogen van gemeenten onnodige blokkades opwerpt voor het rendabel draaien van kleinere ombudsvoorzieningen. In de gegroeide praktijk blijken lokale en regionale ombudsmannen hun onafhankelijkheid te kunnen waarborgen zonder deze eis van onafhankelijk personeel.

Overigens passen volgens de VNG bij deze harde eis twee kanttekeningen die de scherpe kantjes er wat vanaf nemen:

‘Ten eerste verbiedt de wetsbepaling het personeel slechts om werkzaamheden te verrichten voor een bestuursorgaan dat onder de bevoegdheid van de ombudsman valt. Het personeel mag dus wel in dienst zijn bij dat bestuursorgaan. Daarnaast geldt dat veel voorbereidend werk van de ombudsman wel door eigen personeel van een bestuursorgaan kan worden gedaan zonder dat zij formeel tot het personeel van de ombudsman behoren. Het gaat dan om zaken als informatie verstrekken over de procedures van intern en extern klachtrecht, de telefoon aannemen, vergaderkamers regelen voor ombudszittingen, mensen ontvangen, koffie geven. Als de ombudsman met zijn eigenlijke werk, dus de inhoudelijke tweedelijns klachtbehandeling, bezig is, dan pas geldt de harde eis van onafhankelijk ondersteunend personeel.

Voor alle duidelijkheid: ook de gemeenteraad is een bestuursorgaan in de zin van de Awb. Dat betekent dat ook personeel dat werkzaamheden voor de raad verricht, niet aan de klachtbehandeling door de gemeentelijke ombudsman mag deelnemen, ook niet bij klachten die niet over de raad zelf gaan’.

 

Rol Ondernemingsraad

Op grond van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) is de ombudsvoorziening een aangelegenheid die werknemers raakt. Daarvoor is de Ondernemingsraad het aangewezen orgaan, mede gelet op hetgeen hierover in artikel 27 van de WOR staat. Echter door het feit dat de gemeente door de wet verplicht wordt tot het invoeren van de ombudsfunctie, is met inachtneming van artikel 46d, onderdeel b, van de WOR het politiek primaat van toepassing. Dat houdt in dat de Ondernemingsraad in dezen geen advies- of instemmingsrecht heeft. In lijn met hetgeen hierover zowel in de jurisprudentie van de Hoge Raad als de aanwijzingen van minister van BZK is vastgelegd, is overleg met de Ondernemingsraad wel van belang. Daardoor kan bij de inrichting van de ombudsfunctie rekening worden gehouden met de opvattingen van de Ondernemingsraad. In de aanhef van de verordening en de besluiten is daarom vermeld: ‘Gehoord de Ondernemingsraad’.

 

ARTIKELSGEWIJS TOELICHTING

 

Artikel 1 Instelling ombudscommissie

De instelling en samenstelling van de ombudscommissie is vastgelegd in het instellingsbesluit gemeentelijke ombudscommissie. De wet staat toe een ander (oneven) aantal aan te wijzen. Een oneven aantal voorkomt problemen indien de commissie niet unaniem is in haar oordeel. De voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van de commissie worden door de raad gekozen uit de leden van de commissie (zie het nieuwe artikel 81w, derde lid, van de Gemeentewet).

 

Artikel 2 Zittingsduur

Het nieuwe artikel 81q eerste lid, van de Gemeentewet bepaalt dat de leden van de ombudscommissie voor de duur van zes jaar worden benoemd. Dit waarborgt de onafhankelijkheid. De leden van de ombudscommissie kunnen eenmaal worden herbenoemd. Om te voorkomen dat alle leden gelijktijdig aftredend zijn, stelt de ombudscommissie ter zake een rooster van aftreden vast.

 

Artikel 3 Financiële middelen

Eerste lid

Deze bepaling is een uitwerking van artikel 81w van de Gemeentewet waarin is bepaald dat de ombudsman een bij verordening van de raad vastgestelde vergoeding ontvangt voor zijn werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten.

 

Tweede lid

De ombudscommissie zal uiteraard niet kunnen functioneren zonder toereikende financiële middelen. De wet verplicht de gemeente overigens al om te voorzien in voldoende personeel voor de ombudscommissie (zie artikel 81t Gemeentewet).

 

Artikel 4 Bemiddeling

Eerste lid

Tijdens het onderzoek kan de ombudscommissie een poging doen om via bemiddeling tot een bevredigende oplossing voor de verzoeker te komen. Deze bemiddeling kan een meer of minder zware vorm aannemen. De ombudscommissie kan dit nader regelen in een werkinstructie (zie artikel 5).

De ombudscommissie kan in haar jaarverslag een overzicht van bemiddelingen publiceren. Aldus ontstaat er inzicht in de verhouding tussen het aantal bemiddelingen en het aantal onderzoeken en de aard van de bemiddelingen.

De ombudscommissie kan uitsluitend tot interventie overgaan indien zij bevoegd is om de gedraging te onderzoeken.

 

Tweede lid

Het oordeel over het handelen en de hieruit voortvloeiende aanbevelingen voor de organisatie legt de ombudscommissie neer in een rapport (nieuwe artikel 9:36 Awb) indien zij haar onderzoek voltooit. In het geval van een geslaagde bemiddeling zal de ombudscommissie doorgaans reden hebben om het onderzoek niet voort te zetten en komt zij, aan het uitbrengen van een rapport en het geven van een oordeel, niet toe. Het is echter wel gewenst dat de ombudscommissie ook in geval van een geslaagde bemiddeling haar bemoeienis afsluit met een schriftelijk stuk waarin zij verslag doet van het onderzoek en de bevindingen en van het resultaat van de bemiddeling.

 

Artikel 5 Werkinstructie

 

De ombudscommissie kan de wijze waarop zij haar werkzaamheden vorm wenst te geven vastleggen in een werkinstructie.

 

Artikel 6 Ontvangstbevestiging en toezending verzoekschrift

Eerste lid

De ontvangstbevestiging is overeenkomstig hetgeen artikel 9:6 Awb voor het intern klachtrecht bepaalt.

Analoog aan hetgeen artikel 9:9 Awb voor het intern klachtrecht regelt, is bepaald dat aan het bestuursorgaan en aan degenen op wiens gedraging de klacht betrekking heeft, een afschrift van het verzoekschrift wordt toegezonden. Indien de ombudscommissie het verzoekschrift niet in behandeling neemt, heeft toezending van een kopie van het verzoekschrift aan het bestuursorgaan geen wezenlijke functie en zou het onder omstandigheden zelfs een schending van vertrouwelijkheid kunnen betekenen (vergelijk artikel 2:5 Awb dat op de ombudscommissie van overeenkomstige toepassing is). Komt het wel tot een onderzoek van de ombudscommissie, dan heeft niet alleen het bestuursorgaan, maar ook de betrokken ambtenaar recht op een kopie van het verzoekschrift (vergelijk artikel 9:30 eerste lid, Awb). Overigens valt niet in alle gevallen de gedraging waarover geklaagd wordt toe te schrijven aan een bepaalde persoon; als dat zich voordoet, kan uiteraard worden volstaan met het toesturen van een afschrift van het verzoekschrift aan alleen het bestuursorgaan.

 

Artikel 7 Inwerkingtreding

Artikel 139 van de Gemeentewet bepaalt onder meer dat verordeningen niet inwerking treden, voordat ze zijn bekendgemaakt. Volgens artikel 142 van de Gemeentewet treden verordeningen op de achtste dag na bekendmaking in werking, tenzij een ander tijdstip is aangewezen. Met ingang van 1 januari 2005 geldt de Tijdelijke referendumwet niet meer en geldt dus weer de vrijheid om verordeningen direct in werking te laten treden.

 

Artikel 8 Citeertitel

 

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening gemeentelijke ombudscommissie.