Organisatie | Reusel-De Mierden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel collecteren, venten en standplaatsen 2014 |
Citeertitel | Beleidsregel collecteren, venten en standplaatsen 2014 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | openbare orde en veiligheid |
De beleidsregels standplaatsen, venten en collecteren, vastgesteld op 3 januari 2012, zijn per gelijke datum ingetrokken.
APV 2014, hoofdstuk 5, afdeling 2, 3 en 4
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
03-03-2014 | 11-05-2018 | Nieuwe regeling | 18-02-2014 | B&W 14-075 |
Artikel 1.1. Begripsbepalingen
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
Standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare weg en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel, niet zijnde een standplaats op een weekmarkt, jaarmarkt of evenement;
Hoofdstuk 2. Beleidscriteria collecteren
Artikel 2.1. Weigeringsgronden
De algemene weigeringsgronden uit artikel 1.8 APV zijn van toepassing. Dat betekent dat een collectevergunning geweigerd kan worden in het belang van:
Artikel 2.2. Beleidsmatige uitgangspunten
Ter voorkomen of beperken van overlast worden de volgende beleidsmatige uitgangspunten gehanteerd bij aanvragen om collectevergunning:
Hoofdstuk 3. Beleidscriteria venten
Artikel 3.1. Weigeringsgronden
De algemene weigeringsgronden uit artikel 1.8 APV zijn van toepassing. In artikel 5:15 lid 1 APV worden deze weigeringsgronden herhaald voor venten. Dat betekent dat venten verboden kan worden in het belang van:
Artikel 3.2. Beleidsmatige uitgangspunten
Om te kunnen beoordelen of gebruik gemaakt kan worden van de melding voor venten moet de melding minimaal 4 weken voor de startdatum van de ventactie bij het college zijn ingediend.
Hoofdstuk 4. Beleidscriteria standplaatsen
Dit hoofdstuk is niet van toepassing op standplaatsen op een weekmarkt, een jaarmarkt, een evenement of op een horecaterras.
Artikel 4.1. Weigeringsgronden
De algemene weigeringsgronden uit artikel 1.8 APV zijn van toepassing. Dat betekent dat een standplaatsvergunning geweigerd kan worden in het belang van:
In artikel 5:18 lid 2 en lid 3 APV zijn aanvullende weigeringsgronden opgenomen. De weigeringsgrond uit lid 2 houdt in dat een standplaatsvergunning ook geweigerd wordt wegens strijd met het bestemmingsplan, een beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit. De weigeringsgrond uit lid 3 onder a houdt in dat als de standplaats, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving, niet voldoet aan redelijke eisen van welstand. De weigeringsgrond uit lid 3 onder b houdt in dat als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.
Artikel 4.2. Beleidsmatige uitgangspunten
Ter voorkomen of beperken van overlast, het waarborgen van de verkeersveiligheid en ter voorkomen van het in gevaar brengen van een redelijk verzorgingsniveau worden de volgende beleidsmatige uitgangspunten gehanteerd bij aanvragen om standplaatsvergunning:
Artikel 4.3. Algemene voorschriften en opmerkingen
Voor standplaatsvergunningen gelden altijd de volgende algemene voorschriften:
Verkoop vanuit een standplaats mag in ieder dorp op maandag tot en met vrijdag plaatsvinden in de uren gelegen tussen 9.00 uur en 21.00 uur en op zaterdag en zondag tussen 9.00 uur en 17.00 uur. Voor of tijdens aangewezen collectieve festiviteiten of tijdens evenementen kan van deze tijden worden afgeweken. In de betreffende vergunning wordt het exacte tijdstip opgenomen.
De standplaatsinrichting mag maximaal een uur voor aanvang van het tijdstip, waarop volgens de vergunning gestart mag worden met de verkoop, worden geplaatst. Maximaal een uur na afloop van het tijdstip, waarop volgende vergunning gestopt moet worden met de verkoop, moet de standplaatsinrichting zijn verwijderd.
Bij standplaatsvergunningen kunnen de volgende opmerkingen worden gemaakt:
Bij overlijden van vergunninghouder wordt de vergunning overgeschreven op de echtgenoot, samenwonende partner of één van de meewerkende kinderen, als het verzoek daartoe binnen 2 maanden na overlijden wordt ingediend.
De vergunning heeft betrekking op een vastgestelde periode. Als het gewenst is de standplaats voort te zetten na afloop van deze periode moet minimaal 8 weken voor afloop van de periode een nieuwe standplaatsvergunning worden aangevraagd. Een nieuwe standplaatsvergunning zal op dat moment worden getoetst aan de op dat moment geldende regelgeving. De tarieven worden bepaald volgens de op dat moment geldende legesverordening.
Artikel 5.1. Ruimer dan de beleidregel
Het college van burgemeester en wethouders blijft bevoegd om af te wijken van deze beleidsregel. Het college heeft de bevoegdheid om af te wijken van de beleidsregel, binnen de mogelijkheden van de APV. Afwijken van de beleidsregel is mogelijk wanneer deze onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.
Artikel 5.2. Inperken van de beleidregel
Het college heeft ook de mogelijkheid om de beleidsregel in te perken in specifieke situaties, vooral in onderstaande situaties:
Aldus besloten in de vergadering van 18 februari 2014.
Burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden,
de secretaris, de burgemeester,
M.J. Doeven H.A.J. Tuerlings
Toelichting bij de Beleidsregels collecteren, venten en standplaatsen 2014
Op 24 maart 2012 is de “Beleidsregel standplaatsen, venten en collecteren”, vastgesteld 3 januari 2012, in werking getreden. Deze beleidsregel is gebaseerd op de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) 2011. Per 1 januari 2014 geldt de APV 2014. Naar aanleiding van de vaststelling van de nieuwe APV wordt de beleidsregel standplaatsen, venten en collecteren aangepast. De “Beleidsregels collecteren, venten en standplaatsen” vervangt de “Beleidsregel standplaatsen, venten en collecteren” uit 2012.
De beleidsregel is opgesteld om te komen tot een rechtmatige en doelmatige uitoefening van de afdelingen 2, 3 en 4 uit hoofdstuk 5 van de APV. Hierdoor zijn burgers en bedrijven door de beleidsregel vooraf beter op de hoogte van de criteria die worden gehanteerd bij de beoordeling van aanvragen om collecte- of standplaatsvergunning of meldingen voor venten. Toepassing van de beleidsregel maakt dat in gelijke gevallen, gelijk gehandeld wordt. Ten aanzien van een transparante en efficiënte dienstverlening worden met de beleidsregels twee doelen bereikt:
Daarnaast biedt in juridische zin het instrument van de beleidsregel de volgende voordelen voor zowel het bestuursorgaan als voor burgers en bedrijven:
Afwijkingsmogelijkheid: In artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel handelt, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Uit deze bepaling vloeit voort dat voor het bestuursorgaan de mogelijkheid bestaat om van de beleidsregel af te wijken (dit wordt de inherente afwijkingsmogelijkheid genoemd). De mogelijkheid om van de beleidsregel af te wijken kan slechts in bijzondere omstandigheden gehanteerd worden. Afwijken is mogelijk en geboden, als de strikte naleving van de beleidsregel, gelet op de strekking van de beleidsregel en de onderliggende wettelijke regeling, in het concrete geval niet nodig is en bovendien een onevenredig nadeel voor de belanghebbenden zou opleveren. Soms kan dit op voorhand duidelijk zijn, maar soms kan dit ook pas blijken als de beoordelingsprocedure van een vergunningaanvraag al is gestart (bijvoorbeeld als gevolg van zienswijzen die worden ingediend). In het algemeen valt niet aan te geven wanneer sprake is van een onevenredig nadeel. Dit zal per situatie moeten worden beoordeeld.
In afdeling 2 (artikel 5:13) van hoofdstuk 5 van de APV zijn artikelen opgenomen over collecteren. In afdeling 3 (artikelen 5:14, 5:15 en 5:16) van hoofdstuk 5 van de APV zijn artikelen opgenomen over venten. In afdeling 4 (artikel 5:17, 5:18, 5:19 en 5:20) van hoofdstuk 5 van de APV zijn artikelen opgenomen over het innemen van standplaatsen.
Artikel 1:3, lid 4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de artikelen 4:81 tot en met 4:84 van de Awb bepalen dat beleidsregels vastgesteld kunnen worden.
In deze beleidsregel is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Dit betekent dat als aan de beleidsregel wordt voldaan, maar er een onevenredig nadeel is voor mogelijke belanghebbenden het college kan besluiten geen medewerking te verlenen. Het voldoen aan de beleidsregel is dan ook geen garantie dat ook daadwerkelijk gecollecteerd mag worden, gevent mag worden of een standplaats ingenomen mag worden. In de beleidsregel is ook opgenomen dat het college de bevoegdheid heeft om de beleidsregel in een specifieke situatie te beperken.
De aanvragen en meldingen worden afgehandeld conform de procedure opgenomen in hoofdstuk 1 van de APV.
Als er sprake is van het geheel of gedeeltelijk afwijzen van een aanvraag moet de aanvrager op grond van artikel 4:7 van de Algemene wet bestuursrecht vooraf in de gelegenheid worden gesteld zienswijzen naar voren te brengen.