Organisatie | Schouwen-Duiveland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Regeling brandveiligheid en hulpverlening gemeente Schouwen-Duiveland 2010 |
Citeertitel | Regeling brandveiligheid en hulpverlening gemeente Schouwen-Duiveland 2010 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Brandweerwet 1985, art. 1, lid 2
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2010 | nieuwe regeling | 08-12-2009 Ons Eiland, 17-12-2009 | 08-12-2009/12.7 |
Burgemeester en wethouders van Schouwen-Duiveland;
gelet op artikel 1, tweede lid, van de Brandweerwet 1985;
overwegende dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn om de organisatie, het beheer en de taak van de gemeentelijke brandweer te regelen;
vast te stellen de “Regeling brandveiligheid en hulpverlening gemeente Schouwen-Duiveland 2010”.
Artikel 2 Gemeentelijke brandweer
Burgemeester en wethouders beschikken over een gemeentelijke brandweer.
Artikel 3 Taken gemeentelijke brandweer
De taken van de gemeentelijke brandweer bestaan, behoudens de in artikel 5 van deze regeling aan de regionale brandweer opgedragen taken, uit de feitelijke uitvoering van de volgende taken van de veiligheidsketen: pro-actie, preventie, preparatie, repressie, nazorg en grootschalig optreden en bestrijding van rampen en zware ongevallen, in de eigen gemeente, één en ander overeenkomstig de uitwerking in het ingevolge artikel 4 van deze regeling vast te stellen Beleidsplan brandveiligheid en hulpverlening en in overeenstemming met het Multidisciplinair Beleidsplan Rampen- en Crisisbeheersing in Zeeland als bedoeld in artikel 4, sub a van de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Zeeland.
overeenkomstig de Verordening brandweerrechten Schouwen-Duiveland.
Artikel 4 Beleidsplan en werkplan brandveiligheid en hulpverlening
Burgemeester en wethouders leggen de gemeenteraad tenminste eenmaal per 4 jaar een plan ter vaststelling voor op welke wijze aan de inhoud van in artikel 3 omschreven taken van de veiligheidsketen uitvoering zal worden gegeven (beleidsplan brandveiligheid en hulpverlening). Dit plan omvat in elk geval een omschrijving van de bedrijfsvoering, van de financiële- en personele middelen die beschikbaar zijn, van het materieel en de huisvesting en van een meerjaren opleidings- en oefenplan.
Naast de in artikel 4, eerste lid, van de Brandweerwet 1985 opgedragen taken, zijn de volgende taken van de gemeentelijke brandweer aan brandweer Zeeland overgedragen:
Burgemeester en wethouders dragen zorg voor een adequate personeelsvoorziening ten behoeve van de gemeentelijke brandweer. Deze zorg komt tot uitdrukking in een personeelsplan, waarin de minimale vereisten met betrekking tot het brandweerpersoneel staan vermeld.
Artikel 7 Opleiding en oefening
Burgemeester en wethouders dragen zorg voor de opleiding en oefening van het personeel van de gemeentelijke brandweer, die voor de taakuitoefening noodzakelijk zijn.
Artikel 8 Instructie commandant
De gemeentelijke commandant heeft de algemene dagelijkse leiding over de gemeentelijke brandweer, overeenkomstig de voor hem door burgemeester en wethouders vastgestelde instructie. De gemeentelijke commandant heeft het bevel over de repressieve inzet van de brandweer. Dit bevel wordt overgedragen aan de commandant brandweer Zeeland (van dienst) als de verantwoordelijkheid voor de repressieve inzet van de brandweer ligt bij het niveau van (regionaal) officier van dienst of hoger.
Burgemeester en wethouders dragen zorg voor het zoveel mogelijk in overeenstemming brengen en houden van het materieel van de gemeentelijke brandweer met de eisen die zijn vastgelegd in het door het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio Zeeland en de gemeenten in Zeeland vastgestelde regionaal dekkingsplan.
Artikel 10 Bluswatervoorziening
Burgemeester en wethouders dragen zorg voor of zien toe op de realisering van zodanige bluswatervoorzieningen en de bereikbaarheid daarvan, dat de brandbestrijding te allen tijde zoveel mogelijk gewaarborgd is. Burgemeester en wethouders stellen hiervoor richtlijnen vast in het toetskader bluswatervoorziening Schouwen-Duiveland.
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland op 8 december 2009.
Ter voldoening van het gestelde in artikel 2 van de Brandweerwet is de Regeling brandveiligheid en hulpverlening gemeente Schouwen-Duiveland 2010 toegezonden aan gedeputeerde staten.
secretaris, burgemeester,
De structuur van de regeling is ontleend aan de destijds door de VNG uitgebrachte modelverordening brandveiligheid en hulpverlening.
De regeling regelt enerzijds de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de bestuursorganen (het gezag) over de brandweer en anderzijds het beheer over de gemeentelijke brandweer. De regeling geeft de samenhang weer tussen de wettelijke kaders waarbinnen de brandweer opereert, de bestuurlijke en beleidsmatige kaders (artikel 4), de organisatorische kaders en taken (artikel 3 en 5), de bestuurlijke verantwoordelijkheden met betrekking tot het personeel, het opleiden en oefenen, het materieel en de bluswatervoorziening (artikel 6, 7, 9 en 10) en het beheer van de gemeentelijke brandweer (artikel 8).
Vanwege het tweeledige doel van de regeling (enerzijds het vastleggen van het (brand)veiligheidsniveau en anderzijds het bieden van een organisatiemodel voor de gemeentelijke brandweer) kan voor wat betreft het organieke deel niet worden aangesloten bij de gemeentelijke organisatieverordening (ex artikel 160 van de Gemeentewet). De reikwijdte van de verordening ex artikel 160 Gemeentewet is beperkt tot organisatie. Artikel 1, tweede lid, van de Brandweerwet 1985 spreekt over organisatie, beheer en taak. Daarnaast wordt de in de regeling te regelen materie nog door meer wettelijke regels beheerst: de Woningwet, de Wet milieubeheer en de Wet rampen en zware ongevallen. Dit maakt het instrument van de gemeentelijke organisatieverordening minder geschikt voor de zaken die thans regeling vinden.
In de overwegingen zijn een aantal voor de brandweer relevante wetten en voorschriften genoemd waarbinnen de gemeentelijke brandweer opereert. Genoemd worden de Gemeentewet, de Brandweerwet 1985 en de Wet Rampen en zware ongevallen.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
De in artikel 1 opgenomen begripsomschrijvingen zijn ontleend aan het door de gemeenten in Zeeland vastgestelde beleidsplan “Naar het gewenste zorgniveau van brandweertaken” van mei 1997. De begrippen die voortvloeien uit de veiligheidsketen zijn specifiek bedoeld ten behoeve van de artikelen 3 en 5. Door de introductie van het begrip “veiligheidsketen” wordt aangegeven dat het takenpakket voor de brandweer meer omvat dan enkel preventief en repressief optreden. Voorts wordt hiermee tot uitdrukking gebracht dat ieder onderdeel van de veiligheidsketen voldoende kwalitatief ontwikkeld dient te worden om het gewenste (brand)veiligheidsniveau te bereiken c.q. te verzekeren.
Artikel 2 Gemeentelijke brandweer
Artikel 1 van de Brandweerwet 1985 regelt, dat er in elke gemeente een gemeentelijke brandweer is, behoudens indien ingevolge samenwerking met andere gemeenten een regeling ter zake tot stand gekomen is. Dit laatste geldt voor de gemeenten die over een stadsgewestelijke brandweer beschikken.
Artikel 3 Taken gemeentelijke brandweer
Lid 1: Op 1 juli 2006 is de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Zeeland in werking getreden. In artikel 4 en de bijbehorende toelichting op dit artikel, wordt aangegeven welke taken en werkzaamheden regionaal worden gecoördineerd of ingevuld. Tot het moment van eventuele regionalisering van de brandweer in Zeeland blijft de gemeentelijke brandweer onderdeel uitmaken van de gemeentelijke organisatie.
Lid 2: Hier kan worden opgenomen welke taken de brandweer verricht anders dan de wettelijke taken. Deze betreffen over het algemeen de (betaalde) dienstverlening door de brandweer. De in het artikel genoemde taken kunnen worden aangevuld met andere niet-wettelijke taken. Hierbij is opgemerkt dat kosten die de brandweer heeft gemaakt voor de hier opgenomen niet-wettelijke taken, kunnen worden verhaald als deze werkzaamheden zijn opgenomen in de Verordening brandweerrechten Schouwen-Duiveland. Hiermee is de basis voor kostenverhaal gelegd.
Artikel 4 Beleidsplan en werkplan brandveiligheid en hulpverlening
Dit artikel regelt de verantwoordelijkheid van de gemeenteraad met betrekking tot het vervullen van de voorwaarden voor een goede taakvervulling door de gemeentelijke brandweer. Deze verantwoordelijkheid ligt vast in artikel 1 van de Brandweerwet. Artikel 4 voorziet in een voortschrijdend proces van beleidsvorming, waarin de relaties kunnen worden gelegd met de procedures en de bedrijfsvoering, die in de eigen gemeente gebruikt worden. Gekozen is voor een vierjarige periode om daarmee enerzijds de duurzaamheid van het beleidsplan aan te geven en anderzijds voor het verkrijgen van aansluiting met de bestuurlijke cyclus in de gemeente. Tevens dient er jaarlijks, gelijktijdig met de begroting, een werkplan voor het jaar daaropvolgend te worden vastgesteld. In dit werkplan wordt de beleidsvisie, opgenomen in het beleidsplan, verder uitgewerkt.
In artikel 5 gaat het om het op regionaal niveau organiseren en uitvoeren van gemeentelijke taken. Deze taken kunnen:
In dit artikel is in feite een basispakket voor taken vastgesteld, die door de gemeenten zijn overgedragen aan de Veiligheidsregio. Diensten die dit basispakket overschrijden, zullen door de Veiligheidsregio op basis van betaalde dienstverlening aan de gemeenten worden aangeboden.
De in dit artikel omschreven bestuurlijke verantwoordelijkheid voor het personeel geeft aan dat burgemeester en wethouders verantwoordelijk zijn voor een minimum aan gekwalificeerd brandweerpersoneel ter uitvoering van de taken volgens de veiligheidsketen. De omvang van de repressieve dienst is afhankelijk van het beleidsplan en het dekkingsplan van de regionale brandweer.
Artikel 7 Opleiding en oefening
Dit artikel over opleiden en oefenen regelt de verantwoordelijkheid van burgemeester en wethouders met betrekking tot de kwaliteit van het brandweerpersoneel. Dit leidt onder andere tot het vaststellen van een meerjaren opleidings- en oefenplan. De bases hiervan liggen in de nota “Naar het gewenste zorgniveau van brandweertaken” en de landelijke referentiekaders gewenst zorgniveau.
Artikel 8 Instructie commandant
Het bepaalde in artikel 8 legt de grondslag vast voor de eenhoofdige leiding en de gezagsverhouding, die voor een goed functioneren van de brandweer onmisbaar zijn.
Let wel: het betreft hier de dagelijkse leiding. De operationele leiding is middels de regeling Regionale Operationele Leiding (ROL) gedelegeerd aan de regionaal commandant.
In dit artikel wordt de verantwoordelijkheid voor het minimaal benodigde en het soort materieel van de brandweer bij burgemeester en wethouders neergelegd. Zij valt uiteen in twee leden. Het eerste lid regelt de verantwoordelijkheid voor de materieelvoorziening, aan de hand van het regionale dekkingsplan. Dat bepaalt de aard en omvang van het materieel dat moet worden ingezet.
Het tweede lid regelt de opslag van materieel en middelen in de gemeente.
Artikel 10 Bluswatervoorziening
Het blussen van branden is een belangrijke taak van de brandweer. Het blusmiddel water wordt, naast andere blusmiddelen, het meest gebruikt. De zorg voor de brandveiligheid, zoals bedoeld in artikel 1 van de Brandweerwet 1985, geeft aan dat burgemeester en wethouders tevens verantwoordelijk zijn voor een adequate bluswatervoorziening. Dit wil niet zeggen dat burgemeester en wethouders die altijd zelf moeten realiseren. Bij projecten waarvoor speciaal bluswatervoorzieningen moeten worden aangelegd, kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat de realisering van de bluswatervoorzieningen moet worden uitgevoerd door diegene die het project realiseert en de kosten daarvan ook bij deze partij neerleggen, zolang ze er maar zorg voor dragen dat de voorzieningen gerealiseerd worden. Bluswater kan worden verkregen uit voertuigen, drinkwaternet, een apart bluswaterleidingnet, open water, speciale blusvijvers, blusvaartuigen, blushelikopters en geboorde putten. Hiernaast zijn nog alternatieven mogelijk waarmee in de benodigde bluswaterbehoefte kan worden voorzien.
Periodieke controle van bluswatervoorzieningen wordt in opdracht van de brandweer verzorgd. Aan elk van de “bluswaterbronnen” zijn nadelen verbonden:
het drinkwater is een kostbaar goed en een goede kwaliteit drinkwater is van levensbelang. Waterleidingbedrijven kunnen niet altijd gezond drinkwater garanderen als de brandweer door het blussen van branden verlaging van de druk in het leidingnet veroorzaakt. Het aanhouden van een grotere doorsnede van een leiding om drukverlaging te voorkomen, is uit een oogpunt van volksgezondheid niet altijd gewenst, omdat het water onder normale omstandigheden dan te weinig doorstroomt;
Waar het in de bluswatervoorziening primair om gaat, is dat er aan drie vastgestelde parameters wordt voldaan, te weten:
Voor de eerste inzet van de brandweer zijn de tankautospuit, waarin standaard 1500 tot 3000 liter water voor onmiddellijk gebruik is opgeslagen, en het drinkwaterleidingnet de meest geëigende middelen om voor bluswater te zorgen. Vooral in het buitengebied is het technisch niet overal mogelijk om van het drinkwaterleidingnet gebruik te maken. In dergelijke gevallen biedt de tankinhoud van het blusvoertuig of de inzet van alternatieve middelen de mogelijkheid om toch een inzet te starten. Een aanvullende watervoorziening om, aansluitend op een eventuele reddingsactie en poging ter voorkoming van branduitbreiding, alsnog een blussing in te zetten is in dergelijke situaties noodzakelijk.
In het buitengebied moet er rekening mee worden gehouden dat het om technische of economische redenen niet altijd mogelijk zal zijn volledig aan de gestelde parameters te voldoen. In deze gevallen moeten alternatieve mogelijkheden worden toegepast die er toe leiden dat redding van mens en dier altijd mogelijk is. Bovendien moet brandoverslag of ernstige (milieu)hinder naar derden redelijkerwijs worden voorkomen.
Dit betekent dat het in het buitengebied kan voorkomen dat er in eerste instantie onvoldoende water aanwezig is om een brand te doven in een gebouw waarin bij aankomst van de brandweer een zich ontwikkelende brand woedt. Gevolg kan zijn dat het gebouw door het vuur verloren gaat.
De in opdracht van het ministerie van BZK opgestelde integrale leidraad “Beheersbaarheid van brand 2007” geeft een methode voor het bepalen van de grootte van een brandcompartiment en bevat rekenschema’s voor blussen en koelen. Dit zijn hulpmiddelen om (indicatief) te bepalen hoeveel één tankautospuit met een bemensing van zes personen kan blussen of koelen in een bepaalde brandsituatie. Op sommige plaatsen in de ontwikkelde methode is dat bepalend voor het al dan niet acceptabel zijn van een beoogd brandcompartiment.
Na vaststelling van deze regeling zal het ‘toetskader bluswatervoorziening Schouwen-Duiveland’ ter vaststelling aan burgemeester en wethouders worden voorgelegd. Vanaf de datum van vaststelling is dit toetskader, waarin met behulp van voorbeeldscenario’s wordt aangegeven hoeveel bluswater in bepaalde situaties minimaal benodigd is voor de (eerste) inzet, van toepassing op ieder gegeven bluswateradvies in de gemeente Schouwen-Duiveland. In elk gegeven advies moet worden voldaan aan de parameters zoals die gelden voor de betreffende bebouwing en de daaraan gerelateerde bestemming.
Artikel 11 Citeertitel en in werking treden
De Regeling brandveiligheid en hulpverlening gemeente Schouwen-Duiveland 2010 zal op grond van artikel 2 van de Brandweerwet 1985 binnen een week na vaststelling aan gedeputeerde staten worden gezonden.