Organisatie | Voorschoten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Huisvestingsverordening 1998 van de gemeente Voorschoten |
Citeertitel | Huisvestingsverordening 1998 van de gemeente Voorschoten |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp | regels omtrent de wijziging van de samenstelling van de woonruimtevoorraad |
getoond wordt de tekst zoals deze luidt na de 5e wijziging van 2 maart 2006
Huisvestingswet, art. 2
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-03-2006 | 26-06-2015 | art. 1, 3, 4, 5, 6, 7, 8. 10, 11, 12, 26 | 02-03-2006 Groot Voorschoten, 16-03-2006 | 015 | |
27-07-2001 | 01-07-2001 | art. 1, 5, 6, 8, 23 | 12-07-2001 Voorschotense Courant, 24-07-2001 | 76 | |
24-01-2001 | art. 8 | 21-12-2000 Voorschotense Courant, 23-01-2001 | 130 | ||
28-07-1999 | art. 1, 2, 8, 13, 14 | 01-07-1999 Voorschotense Courant, 20-07-1999 | 49 | ||
30-12-1998 | art. 6, 8 | 10-12-1998 Voorschotense Courant, 22-12-1998 | 110 |
De leden van dit artikel zijn in alfabetische volgorde geplaatst.
inkomen: het rekeninkomen van huishoudens zoals bedoeld in artikel 3 van de huursubsidiewet. Voor de bepaling van het totale inkomen wordt uitgegaan van het laatstelijk voor die vergunningverlening bekende inkomen van elk van de leden van het betrokken meerpersoonshuishouden en blijven de negatieve inkomens en de inkomens van inwonende kinderen, pleegkinderen en kleinkinderen van de huurder die op 1 januari van het jaar waarin de vergunning wordt verleend 26 jaar of jonger zijn, buiten beschouwing;
Indien een beoogde onttrekking betrekking heeft op het gebruik van de woonruimte voor een andere doel dan permanente bewoning door een huishouden en deze onttrekking voorziet in een tijdelijke behoefte, kan slechts een tijdelijke vergunning worden verleend, met dien verstande dat de vergunning wordt verleend voor een in de vergunning aan te geven maximale termijn, welke niet langer kan zijn dan vijf jaar en ten hoogste eenmaal voor maximaal vijf jaar kan worden verlengd.
Een vergunning wordt slechts verleend, indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders het door de beoogde onttrekking, samenvoeging of omzetting te dienen belang groter is dan het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad, de mogelijkheid tot het verlenen van een tijdelijke vergunning en het stellen van voorwaarden daarbij mede in aanmerking genomen.
Een vergunning tot onttrekking van woonruimte aan de bestemming tot bewoning wordt verleend onder voorwaarde dat de aanvrager binnen een jaar na verlening van de vergunning zorg draagt voor het scheppen van in omvang, kwaliteit en huur- of economische waarde gelijkwaardige andere woonruimte die aan de bestaande voorraad woonruimten wordt toegevoegd (reële compensatie).
Voor zover reële compensatie niet mogelijk is, zal de aanvrager een financiële bijdrage verschuldigd zijn (financiële compensatie) welke zowel bij zelfstandige als bij onzelfstandige woonruimte € 250 per m2 vloeroppervlakte bedraagt. In geval van samenvoeging of omzetting van woonruimte bedraagt de compensatie € 125 per m2. Bij de bepaling van de vloeroppervlakte wordt rekening gehouden met woon en slaapvertrekken, alkoven, keukens, toilet- en badruimten en overige voor bewoning geschikte dan wel geschikt te maken ruimten, zulks aan de hand van een door Bouw- en Woningtoezicht op te maken rapport betreffende kwaliteit, inrichting en afmetingen. Gangen, trappenhuizen, bergingen en dergelijke worden daarbij buiten beschouwing gelaten.
In afwijking van het vierde lid kan een lager bedrag worden vastgesteld:
indien de waarde van de woonruimte in het kader van de voorziening in de behoefte aan woongelegenheid is verminderd op grond van objectieve omstandigheden - achterstallig onderhoud daarbij niet mede in aanmerking genomen - als de bouwtechnische kwaliteit, indeling ligging en andere externe omstandigheden en de woonruimte niet voor aanvaardbare kosten verbeterd kan worden;
Ter verzekering van de naleving van aan een vergunning te verbinden voorwaarden kan, voordat de vergunning wordt verleend, een principe- besluit worden genomen, welk besluit inhoudt dat een vergunning zal worden verleend, indien de aanvrager zich binnen een bij het besluit vast te stellen termijn contractueel tot zodanige naleving zal hebben verbonden, deze zekerheid eventueel aangevuld door middel van afgifte van een bankgarantie.
De aanvraag voor een onttrekkingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en gaat vergezeld van de volgende informatie en bewijsstukken in ieder geval betreffende:
voor zover van toepassing: een schriftelijke verklaring van de zittende huurders/bewoners dat zij een afschrift van de aanvraag om een vergunning hebben ontvangen en dat zij ervan op de hoogte zijn recht te hebben op inzage bij de gemeente in de bij de aanvraag overlegde gegevens totdat onherroepelijk op de aanvraag is beslist, dan wel indien de aanvraag niet door de eigenaar is ingediend, een overeen komstige door de eigenaar afgelegde verklaring, inclusief een verklaring van geen bezwaar.
De beslissing dan wel, indien van toepassing, de principebeslissing wordt genomen binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag. Deze termijn kan met ten hoogste dertien weken worden verlengd. De afgifte van een vergunning vindt plaats binnen drie weken nadat aan de in de principebeslissing gestelde voorwaarden is voldaan.
Het is verboden om zonder splitsingsvergunning een recht op een gebouw, bevattende woonruimte te splitsen in appartementsrechten als bedoeld in artikel 106, eerste en derde lid, van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, indien een of meer appartementsrechten de bevoegdheid omvatten tot het gebruik van een of meer gedeelten van het gebouw als woonruimte.
De aanvraag van een splitsingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en gaat vergezeld van de volgende stukken:
een splitsingsplan dat voldoet aan de vereisten als neergelegd in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek en het krachtens dat artikel vastgestelde Besluit betreffende splitsing in appartementsrechten. Het splitsingsplan omvat een omschrijving van de gedeelten van de onroerende zaken die bestemd zijn of worden als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, welke omschrijving mede kan plaatsvinden door verwijzing naar de splitsingstekening, onder vermelding voor elk van die gedeelten tot welk appartementsrecht de bevoegdheid tot het gebruik ervan behoort; indien de splitsing betrekking zal hebben op de toestand van het gebouw zoals die zal zijn na uitvoering van een voorgenomen verbouwing, een omschrijving van het bouwplan, welke inhoudt:
een taxatierapport betreffende het gebouw en de tot de afzonderlijke woonruimte bestemde gedeelten van het gebouw, opgemaakt door een beëdigd taxateur. Dit rapport bevat in elk geval mede een beschrijving en een beoordeling van de onderhoudstoestand van het gebouw, alsmede voor elk van de tot afzonderlijke woonruimte bestemde gedeelten, een beschrijving van de indeling, de installatiesen andere aanwezige voorzieningen;
voor zover van toepassing: een schriftelijke verklaring van de zittende huurders/bewoners dat zij een afschrift van de aanvraag om een splitsingsvergunning hebben ontvangen en dat zij ervan op de hoogte zijn recht te hebben op inzage bij de gemeente in de bij de aanvraag overgelegde gegevens totdat onherroepelijk op de aanvraag is beslist
ter verzekering van de naleving van aan een splitsingsvergunning te verbinden voorwaarden kan, voordat de splitsingsvergunning wordt verleend, een principebeslissing worden genomen welke inhoudt dat de vergunning zal worden verleend indien de aanvrager zich binnen een bij de beslissing vast te stellen termijn contractueel tot naleving ervan zal hebben verbonden (splitsingscontract), deze zekerheid aan te vullen door het deponeren van een geldbedrag op een geblokkeerde rekening (bouwdepot);
het in het bouwdepot te storten bedrag wordt vastgesteld op het bedrag van de kosten van de voorzieningen die ter naleving van de in de splitsingsvergunning te stellen voorwaarden getroffen moeten worden. Ten laste van het bouwdepot kunnen geen betalingen geschieden dan na goedkeuring door de gemeente van de desbetreffende voorzieningen, zulks op basis van het splitsingscontract. Indien het bedrag van de kosten van de te treffen voorzieningen lager is dan (€ 1.000,-- kan van het stellen van voorwaarden tot opening van een bouwdepot worden afgezien;
in bijzondere gevallen kan, in afwijking van het bepaalde in het derde lid worden bepaald dat de in aanvulling op het splitsingscontract te bieden zekerheid ook of voor een deel in de vorm van een bankgarantie gegeven kan worden, waarbij het totale bedrag van de zekerheid ten minste gelijk is aan het bedrag van de in het vierde lid bedoelde kosten.
Burgemeester en wethouders weigeren een splitsingsvergunning, indien:
het gebouw of gedeelte van een gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, een of meer woonruimten bevat die verhuurd worden of die laatstelijk verhuurd zijn geweest en de aanvrager niet kan waarborgen dat de woonruimte of woonruimten na de voorgenomen splitsing opnieuw bestemd zullen worden voor verhuur ter bewoning en
het gebouw of gedeelte van een gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, een of meer woonruimten bevat die verhuurd worden of die laatstelijk verhuurd zijn geweest en de aanvrager niet kan waarborgen dat de woonruimte of woonruimten na de voorgenomen splitsing opnieuw bestemd zullen worden voor verhuur ter bewoning en
indien het gebouw of het gedeelte van een gebouw, voor zover dit geheel of gedeeltelijk verhuurd is geweest voor bewoning, in strijd is met voorschriften van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (Stb. 1985, 626) of met enig wettelijk voorschrift, geheel of gedeeltelijk voor een ander doel dan voor bewoning in gebruik genomen.
het belang dat de vergunningaanvrager bij splitsing heeft niet opweegt tegen het belang van het behoud van de woonruimtevoorraad, voor zover die voor de verhuur is bestemd. Hierbij wordt mede de ligging en de te verwachten vraag naar de in het betreffende gebouw of een gedeelte van het gebouw opgenomen woonruimten betrokken.
Burgemeester en wethouders weigeren eveneens een splitsingsvergunning, indien:
voor het gebied waarin het gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft is gelegen, een stadsvernieuwingsplan als bedoeld in artikel 31 van de Wet op de Stads- en dorpsvernieuwing of leefmilieuverordening als bedoeld in artikel 9 van die wet van kracht is, dan wel een ontwerp voor zodanig plan of zodanige verordening of voor een herziening daarvan in procedure is;
Van gebreken als bedoeld in het vorige lid is in ieder geval sprake indien: burgemeester en wethouders ingevolge de artikelen 14 tot en met 25 van de Woningwet eenaanschrijving hebben gedaan en deze aanschrijving nog niet is uitgevoerd; het gebouw, waarop de aanvraag om een splitsingsvergunning betrekking heeft, een of meer woonruimten bevat, die ingevolge de artikelen 29 tot en met 38 van de Woningwet onbewoonbaar zijn verklaard.
Burgemeester en wethouders kunnen een splitsingsvergunning intrekken, indien:
niet binnen één jaar nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot overschrijving in de openbare registers van de akte van splitsing in appartementsrechten, bedoeld in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of tot het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten;
Burgemeester en wethouders kunnen met eigenaren convenanten sluiten over het in gebruik geven van woonruimte. De convenanten dienen een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte te bevorderen. De convenanten worden ter goedkeuring aan de gemeenteraad voorgelegd. De inhoud van de convenanten wordt in ruime mate bekend gemaakt aan de inwoners van de gemeente en aan andere belanghebbenden.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening, naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.
Hij die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 3, hoofdstuk III of hoofdstuk VII wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.
Met de opsporing van de bij artikel 28 strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en de in artikel 75 van de wet aangewezen ambtenaren belast de in het
eerste lid genoemde ambtenaren, voor zover zij door de Minister van Justitie daartoe zijn aangewezen.
In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslissen burgemeester en wethouders, waarbij zij zich uitsluitend zullen laten leiden door overwegingen betrekking hebbende op de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte.
Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening plegen burgemeester en wethouders overleg met de in de gemeente werkzame, ingevolge artikel 70, eerste lid, of artikel 72, eerste lid, van de Woningwet (Stb 1991, 439) toegelaten instellingen en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties, die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.