Raadsbesluit
De raad der gemeente Emmen;
gelet op het voorstel van het college van 9 november 2010, nr. 10/1075;
gelet op artikel 227 van de Gemeentewet;
b e s l u i t :
vast te stellen de volgende
VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN RECLAMEBELASTING EMMEN 2011
Begripsbepalingen
Artikel 1
Deze verordening verstaat onder:
- a.
reclameobject: openbare aankondiging in letters, symbolen of kleuren, of een combinatie daarvan, zichtbaar vanaf de openbare weg;
- b.
bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij directe of indirecte steun vindt in of op de grond;
- c.
vestiging: een gebouw, of deel daarvan, dat door één organisatie of bedrijf wordt gebruikt;
- d.
tussenpersoon: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn bedrijf maakt van het verlenen van bemiddeling bij het tot stand brengen en sluiten van overeenkomsten in opdracht en op naam van personen tot wie hij niet in vaste betrekking staat;
- e.
exploitant: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn bedrijf maakt van het ten behoeve van derden tegen vergoeding aanbrengen van openbare aankondigingen op door hem daartoe beschikbaar gestelde oppervlakten;
- f.
jaar: een kalenderjaar.
Gebiedsomschrijving
Artikel 2
Deze verordening is van toepassing op de volgende gebieden van de gemeente Emmen:
- 1.
het centrumgebied A van Emmen;
- 2.
het centrumgebied B van Emmen;
- 3.
het centrumgebied van Klazienaveen;
- 4.
het centrumgebied van Nieuw-Amsterdam/Veenoord,
zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende tekeningen.
Aard van de belasting
Artikel 3
Onder de naam reclamebelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van een aan of op een bouwwerk aangebrachte openbare aankondiging die zichtbaar is vanaf de openbare weg.
Belastbaar feit en belastingplicht
Artikel 4
- 1.
De reclamebelasting wordt geheven van degene van wie, dan wel ten behoeve van wie de openbare aankondiging wordt aangetroffen.
- 2.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de reclamebelasting ter zake van reclameobjecten, die met vermelding van de naam van een tussenpersoon zijn gedaan in verband met de huur of de verkoop van roerende of onroerende zaken, geheven van die tussenpersoon.
- 3.
In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid wordt de reclamebelasting ter zake van reclameobjecten die door tussenkomst van een exploitant zijn aangebracht, geheven van die exploitant.
Maatstaf van heffing
Artikel 5
- 1.
De heffing als bedoeld in artikel 2 wordt geheven per vestiging, naar de maatstaf die is opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.
- 2.
Voor de toepassing van dit artikel wordt als eveneens als één vestiging aangemerkt meerdere bouwwerken of delen daarvan, die direct naast elkaar gelegen zijn en tezamen worden gebruikt door één belastingplichtige
Vrijstellingen
Artikel 6
De belasting als bedoeld in artikel 2 wordt niet geheven terzake van:
- 1.
Openbare aankondigingen door publiekrechtelijke rechtspersonen gedaan in de uitoefening van hun publiekrechtelijke taak;
- 2.
Openbare aankondigingen die uitsluitend het openbaar belang dienen;
- 3.
Openbare aankondigingen die uitsluitend dienen ten behoeve van de regulering van het verkeer over openbare land- en waterwegen;
- 4.
Openbare aankondigingen van politieke partijen;
- 5.
Openbare aankondigingen die zonder commercieel oogmerk aanwezig zijn in het kader van en voor de duur van activiteiten van culturele, sociale, kerkelijke of soortgelijke aard of voor braderieën;
- 6.
Openbare aankondigingen op bouwterreinen voor zover deze betrekking hebben op de op dat terrein in uitvoering zijnde werkzaamheden;
- 7.
Openbare aankondigingen die met vermelding van een tussenpersoon zijn gedaan in verband met de verhuur of de verkoop van bedrijfs- of woonruimten, indien deze aanwezig zijn aan of op de te verkopen of te verhuren ruimte of zaak.
Belastingtijdvak
Artikel 7
Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.
Wijze van heffing
Artikel 8
De heffingen worden bij wege van aanslag geheven.
Ontstaan van de belastingschuld en ontheffing naar tijdsgelang
Artikel 9
- 1.
De belastingschuld ontstaat bij het begin van het belastingtijdvak.
- 2.
Indien de belastingplicht na het begin van het belastingtijdvak aanvangt, ontstaat de belastingschuld bij de aanvang van de belastingplicht.
- 3.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de reclamebelasting verschuldigd voor zoveel maanden als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
- 4.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt dan wel vermindert, wordt de aanslag op verzoek van belastingplichtige verminderd met zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde reclamebelasting als er in dat jaar na het tijdstip van de beëindiging van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Termijnen en wijze van betaling
Artikel 10
- 1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand, volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.
- 2.
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijn.
Kwijtschelding
Artikel 11
Van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.
Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Artikel 12
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de reclamebelasting.
Inwerkingtreding en citeerartikel
Artikel 13
- 1.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van de bekendmaking.
- 2.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011.
- 3.
Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening Reclamebelasting Emmen 2011".
Vastgesteld in de openbare vergadering
van de raad van 16 december 2010,
de griffier, | de voorzitter, |
| |
| |
H.D. Werkman | C. Bijl |