Organisatie | Elburg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen |
Citeertitel | Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | begraafplaats |
Geen
Wet op de lijkbezorging art. 35 lid 2
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-1994 | 18-01-2012 | Nieuwe regeling | 16-12-1993 Huis aan Huis EC, 12-01-1994 | Onbekend |
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 16 november 1993;
overwegende dat het gewenst is om regels vast te stellen voor het gebruik en beheer van de gemeentelijke begraafplaatsen;
gelet op artikel 35, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging, artikel 168 en artikel 202 van de gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht;
Hoofdstuk 3 Voorschriften voor lijkbezorging
Degene, die wil doen begraven of as wil doen bijzetten, geeft daarvan uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving of bijzetting zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennis-geving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.
Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna afsluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulp-middelen mag uitsluitend geschieden door het personeel van de be-graafplaats op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheer-der geheel of gedeeltelijk zelf verrichten indien zij hun wens daar-toe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag mondeling of schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Zij die-nen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen.
Begraving of bijzetting in een eigen graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijk minimum grafrusttermijn. De ver-lenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door een van de andere personen, genoemd in arti-kel 16, tweede lid.
Hoofdstuk 4 Indeling en uitgifte der graven
Burgemeester en wethouder bepalen op welke begraafplaatsen danwel gedeelten van begraafplaatsen:
Burgemeester en wethouders kunnen een eigen graf toewijzen anders dan voor directe begraving en buiten de volgorde van uitgifte indien dit wegens de situatie op de begraafplaatsen niet bezwaarlijk is en er van gewichtige redenen sprake is. Hiervan is in ieder geval sprake ingeval van zodanige gesteldheid van aanvrager, dat, gelet op een te overleggen medisch rapport door aanvrager, het overlijden van aanvra-ger op korte termijn wordt verwacht.
Burgemeester en wethouders kunnen bij nader vast te stellen regels de algemene en eigen graven onderverdelen in categorieën.
Zij bepalen voor de verschillende categorieën de situering en oppervlakte.
Burgemeester en wethouders kunnen aan de rechthebbende op een eigen graf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder overeenkomstig de door hen te stellen voorwaarden.
Het recht op een eigen graf kan op aanvraag van de rechthebbende wor-den overgeschreven ten name van de echtgenoot of levenspartner danwel een bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad. Overschrijving op verzoek van de rechthebbende ten name van een ander dan de vorengenoemde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.
Na het overlijden van de rechthebbende kan het eigen graf worden overgeschreven op naam van de echtgenoot of levenspartner danwel een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad, mits de aanvraag hiertoe wordt gedaan binnen één jaar na het overlijden van de recht-hebbende. Overschrijving ten name van een ander dan de in de vorige zin bedoelde personen is slechts mogelijk indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.
Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het eigen graf. Van de ontvangst van zodanige verklaring doen burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.
Niet-blijvende beplantingen op een graf die in een verwaarloosde staat verkeren, kunnen door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd.
Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking wordt gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbe-dekking zal worden verwijderd op een op het te ruimen graf te plaat-sen bordje door burgemeester en wethouders bekend gemaakt, tenzij het adres van de rechthebbende bij burgemeester en wethouders bekend is. In dat geval maken zij aan hem uiterlijk een jaar voor het genoemd tijdstip per brief hun voornemen bekend.
Op grond van een daartoe door de rechthebbende bij burgemeester en wethouders ingediende aanvraag, blijft de grafbedekking na verwijde-ring nog gedurende twaalf weken ter beschikking van degene aan wie een vergunning als bedoeld in artikel 18 was verleend. De aanvraag kan worden ingediend gedurende de in het tweede lid genoemde termijn.
Indien hij nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kunnen burgemeester en wethouders die hiervoor in aan-merking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende twaalf weken ter be-schikking van de rechthebbende en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.
De verwijdering vindt niet plaats dan nadat de rechthebbende be-hoorlijk per brief is opgeroepen om te worden ingelicht over de toe-stand van de grafbedekking. De oproeping geschiedt door mededeling op het mededelingenbord op de begraafplaats als het adres van de recht-hebbende niet bekend is. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.
Hoofdstuk 6 Ruiming van graven.
Het voornemen van burgemeester en wethouders om een graf te ruimen wordt gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden op een bij het te ruimen graf te plaatsen bordje ter kennis van de belanghebbenden gebracht, tenzij het adres van de rechthebbende op het graf aan hen bekend is. In dat geval maken zij hem uiterlijk een jaar voor het genoemde tijdstip per brief hun voornemen bekend. Ingeval van een voornemen tot ruiming van voor onbepaalde tijd uitgegeven eigen graven geldt een termijn van 2 jaar.
Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn bij de beheer-der een aanvrage indienen om bij ruiming de overblijfselen, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor herbegraving elders.
Nabestaanden van een overledene waarvan een asbus al of niet met een urn is bijgezet in een algemeen graf kunnen bij de beheerder een aanvraag indienen om deze ter beschikking te houden voor herbegraving of verstrooiing elders.
Hoofdstuk 11 Slotbepalingen en overgangsbepalingen
Hij die handelt in strijd met de artikelen 2, 3, 4, 5 en 8 wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie of met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Bij het in werking treden van deze verordening wordt de Beheersverordening begraafplaatsen in de gemeente Elburg,
vastgesteld d.d. 20 ok-tober 1977, geacht te zijn ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op besluiten die zijn genomen op grond van de in dit artikellid genoemde verordening.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 16 december 1993.