Overheidsorganisatie | Provincie Overijssel |
---|---|
Officiële naam regeling | Regeling aanduidingen |
Citeertitel | Regeling aanduidingen |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-04-2011 | artikel 1 en 5 |
| 2010/0223155 | ||
01-01-2010 | 29-04-2011 | nieuwe regeling |
| - |
De provincie wordt als wegbeheerder veelvuldig geconfronteerd met verzoeken van lokale overheden, diverse instellingen en instanties, alsmede van particulieren om medewerking te verlenen aan het plaatsen van borden voor diverse objecten. Daarvoor zijn in 1994 de Richtlijnen bewegwijzering en objectverwijzingen vastgesteld. Inmiddels is actualisatie van deze richtlijnen noodzakelijk. Dat komt onder meer door de toename van het aantal en de variëteit van bedrijven in de recreatieve en toeristische sector.
In het kader van een vermindering van administratieve lasten is – waar mogelijk – de ontheffingverlening omgezet in een meldingsplicht.
De Wegenwet bepaalt onder meer wanneer een weg openbaar is en wie er voor beheer en onderhoud verantwoordelijk is. De wet verplicht de provincie Overijssel om haar wegen te onderhouden en zodoende zorg te dragen voor een goede doorstroming op de wegen en voor een optimale verkeersveiligheid. Bij provinciale verordening mogen regels worden gesteld over punten waarin de Wegenwet niet voorziet.
Deze regels zijn vastgelegd in de Omgevingsverordening Overijssel 2009.
De provincie Overijssel richt haar wegen zoveel mogelijk uniform in volgens het principe ‘Duurzaam Veilig’. Een eenduidig en duidelijk systeem van bewegwijzering draagt bij aan de provinciale speerpunten veiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid. Dit is verwoord in de Omgevingsvisie Overijssel.
Het nationale kenniscentrum voor infrastructuur, verkeer en openbare ruimte (CROW) heeft in samenwerking met het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (Rijkswaterstaat) twee richtlijnen vastgesteld:
1. de Richtlijn bewegwijzering, publicatie 222, van juli 2005 en
2. de Richtlijn toeristische bewegwijzering, publicatie 262, van mei 2008.
In deze richtlijnen staan normen voor de bewegwijzering op/aan rijkswegen, provinciale wegen, gemeentelijke wegen en wegen die in onderhoud zijn bij waterschappen.
De Richtlijn bewegwijzering beschrijft het doel van bewegwijzering als volgt: “het met de grootst mogelijke zekerheid en veiligheid geleiden van de weggebruiker naar de bestemming waarheen hij op weg is.”
Weggebruikers moeten aangeboden informatie kunnen lezen en verwerken zonder dat dit de doorstroming en verkeersveiligheid vermindert. Objectverwijzingen moeten daarom aan vier hoofdeisen voldoen:
uniformiteit betekent dat naar soortgelijke situaties op dezelfde wijze wordt verwezen. Daarnaast moeten de systematiek, gebruikte kleuren, lettertype, plaatsing en symboolgebruik uniform zijn;
continuïteit houdt in dat de verwijzing naar een eenmaal in de bewegwijzering opgenomen doel wordt voortgezet totdat het desbetreffende doel is bereikt, of totdat de verwijzing niet meer noodzakelijk is;
bewegwijzering dient voor iedereen leesbaar te zijn;
aanduidingen moeten begrijpelijk zijn. De te gebruiken plaats- en objectnamen moeten daarom algemeen bekend zijn.
Wij hebben ervoor gekozen aan te sluiten bij de landelijke richtlijnen. Soms laat de rijksregeling de keuze aan de wegbeheerder. Die keuzes zijn vastgelegd in de provinciale regeling.
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. toeristisch recreatieve objecten: voorzieningen die door aard, omvang en wijze van beheer zijn ingesteld op bezoek door recreanten en/of toeristen of een vergelijkbare publieksfunctie hebben en gedurende een vaste periode van minimaal zes maanden geopend zijn;
b. voorzieningen voor weggebruikers: objecten die specifiek bedoeld zijn voor weggebruikers zoals tankstations, wegrestaurants en logiesaccommodaties;
c. lokale objecten: objecten die veel en onbekend verkeer aantrekken;
d. speciale aanduidingen: alle aanduidingen die niet passen binnen de categorieën a, b en c, zoals informatiepanelen, plaatsaanduidingen, mottoborden en dergelijke.
Deze regeling is van toepassing op wegen in beheer bij de provincie Overijssel.
1. Het is verboden op of langs de provinciale weg aanduidingen te plaatsen, te wijzigen of te hebben.
2. Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen van het verbod in het eerste lid.
3. Aan een krachtens deze regeling verleende ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.
4. Voor de in artikel 9 omschreven speciale aanduidingen kan worden volstaan met het doen van een melding.
De ontheffing wordt geweigerd wanneer:
1. de aanvraag niet voldoet aan het bepaalde in deze regeling of de aanvraag in strijd is met het bepaalde in de Omgevingsverordening Overijssel 2009;
2. de aanduiding in strijd is met de Richtlijn bewegwijzering of de Richtlijn toeristische bewegwijzering.
1. Een ontheffing voor aanduidingen van objecten binnen de bebouwde kom wordt verleend, als verwijzing noodzakelijk is in verband met de verkeersveiligheid.
2. Een ontheffing voor aanduidingen van objecten buiten de bebouwde kom wordt verleend, als er sprake is van een aantoonbaar bovenlokaal belang.
3. Voor de in de leden 1 en 2 genoemde categorieën geldt tevens dat de hemelsbrede afstand van de provinciale weg naar het object maximaal 500 meter bedraagt, of, voor recreatieve overnachtingsobjecten, dat de rijafstand vanaf de provinciale weg maximaal 5.000 meter bedraagt, terwijl deze overnachtingsobjecten bovendien moeten beschikken over minimaal vijf slaapplaatsen.
1. Borden zijn uitgevoerd volgens de Richtlijn toeristische bewegwijzering (CROW publicatie 262) voor de bordtypen toeristisch-recreatieve objecten en toeristische routes.
2. De borden buiten de bebouwde kom zijn van het zogenaamde plankmodel (strokenborden) met de afmeting:
1.500 x 230 mm of
1.500 x 350 mm (naar gelang de lengte van de naam of combinatie van bestaande borden).
3. De kleur van de toeristisch-recreatieve aanduidingen is bruin, voorzien van witte tekst en zo mogelijk voorzien van één of meerdere pictogrammen in zwart in een wit veld.
4. De naam op de borden is de naam van het object (bedrijf of instelling). Het pictogram geeft aan onder welke categorie het object valt.
Voor aanduidingen voor voorzieningen voor weggebruikers of voor lokale objecten kan ontheffing worden verleend indien de hemelsbrede afstand van de provinciale weg naar het object maximaal 500 meter bedraagt.
1. Voor het plaatsen van informatiepanelen en activiteitenborden nabij bebouwde kommen kan ontheffing worden verleend.
2. Op het plaatsen van een informatiepaneel zijn de volgende aanvullende voorwaarden van toepassing:
naast de gemeentenaam en een motto van de gemeente is alleen op de voorzijde voor een gedeelte van maximaal 40% reclame toegestaan;
het informatiepaneel mag in de avonduren zijn voorzien van een verlichting, die niet afleidend mag zijn voor de weggebruiker;
het informatiepaneel wordt geplaatst in het verlengde of onder een hoek van maximaal 15 graden van de provinciale weg;
als voorwaarschuwing van het informatiepaneel wordt het informatiebord (I-bord - model BW101S104) geplaatst;
bij het informatiepaneel moet voldoende parkeerruimte aanwezig zijn.
1. Voor de volgende speciale aanduidingen kan worden volstaan met het doen van een melding:
buurtschapsborden;
gemeentegrensborden;
benaming van rivieren, kanalen, bruggen en viaducten;
fiets-, wandel- en ruiterroutes;
bebouwde komborden;
straatnaamborden;
huisnummering;
ideële aanduidingen, mottoborden en argumentatieborden;
borden route gevaarlijke stoffen;
gedenktekens.
2. Op het plaatsen van een gedenkteken zijn de volgende aanvullende voorwaarden van toepassing:
het gedenkteken wordt in beginsel voor een periode van maximaal vijf jaar toegestaan;
de aanwezigheid van het gedenkteken mag de verkeersveiligheid niet negatief beïnvloeden;
het gedenkteken is niet van steen, tenzij het als tegel in de eventueel aanwezige bestrating kan worden opgenomen;
het gedenkteken is maximaal 0,60 m hoog en 0,40 m breed;
de aanwezigheid van het gedenkteken vormt geen belemmering voor het beheer en onderhoud van de bermen;
de provincie Overijssel is niet aansprakelijk voor eventuele verdwijning, vernieling of beschadiging van het gedenkteken;
het gedenkteken wordt door de nabestaanden in ordelijke staat gehouden.
1. Aanvragen en meldingen kunnen worden gedaan door toezending van een aanvraag- of meldingsformulier.
2. Een aanvraag- of meldingsformulier moet minimaal acht weken vóór de plaatsing van de aanduiding worden ingezonden.
3. De aanvrager krijgt binnen acht weken na ontvangst van het formulier een besluit en de melder krijgt een bericht of plaatsing van de aanduiding akkoord is.
De kosten van aanschaf, plaatsing en het beheer, onderhoud en vervanging van de aanduidingsborden, berusten bij de aanvrager.
1. Het besluit Richtlijnen bewegwijzering en objectverwijzing provincie Overijssel van 23 augustus 1994, kenmerk MBE 94/645, wordt ingetrokken.
2. Ontheffingen en toestemmingen voor aanduidingen die zijn verleend op grond van eerdere regelgeving en die passen binnen deze regeling, blijven onverminderd van kracht.
3. Aanduidingen waarvoor in het verleden een ontheffing of een toestemming is verleend en die niet passen binnen deze regeling, kunnen door de provincie worden vervangen na overleg met de rechthebbende.
4. Voor aanduidingen die zijn geplaatst zonder ontheffing, maar die passen binnen deze regeling, wordt op aanvraag een ontheffing verleend.
5. Aanduidingen die zijn geplaatst zonder ontheffing of toestemming, en die niet passen binnen deze regeling, moeten binnen 1 jaar na inwerkingtreding van deze regeling worden verwijderd.
6. Ontheffingen, vergunningen of toestemmingen voor aanduidingen die niet passen binnen deze regeling, worden ingetrokken.
Deze regeling kan worden aangehaald als Regeling aanduidingen.
Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2010.