Organisatie | Tiel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene plaatselijke verordening Tiel 2014 |
Citeertitel | Algemene plaatselijke verordening Tiel 2014 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlagen | bijlage 1 - behorende bij artikel 1:1 - bebouwde kom Bijlage 2 - behorende bij artikel 1:1 - kaart binnenstad Transponeringstabel behorende bij artikel 6:5 APV Tiel 2014 Toelichting APV Tiel 2014 |
Met de inwerkingtreding van deze verordening wordt de 'Algemene plaatselijke verordening Tiel 2009' ingetrokken. Zie artikel 6:5 Apv voor de overgangsbepaling
Gemeentewet, artikelen 147 en 149
Gebiedsaanwijzing 4.4.1 APV 2009 (Vijverterrein)
Gebiedsaanwijzing 5.1.11 APV 2009 (overlast (brom)fietsen)
Gebiedsaanwijzing 2.7.1 APV 2009 (Opiumgebruik)
Gebiedsaanwijzing APV 2:78 Apv 2014 (verbod zich in deze gebieden te bevinden)
Aanwijzingsbesluit losloopgebieden en uitlaatplaatsen (2016)
Aanwijzingsbesluit Plakplaatsen 2.4.2. APV 2006
Regels gebruik Ambtsmantuin 5.4.2. APV 2006
Gebiedsaanwijzing 2:48 APV 2014 (alcoholverbod)
Nadere regels inzameling bedrijfsafvalstoffer binnenstad Tiel 4.2.5.2 APV 2006
Aanwijzingsbesluit woonschepen 5.3.2. APV 2006
Gebiedsaanwijzing 5.1.5 APV 2005 (parkeerexcessen caravans)
Verbod verspreiden drukwerk e.d. 2.1.3.1. APV 2005
Vaststelling aantal dagen incidentele festiviteiten 4.1.3 APV 2005
Vaststelling aantal dagen collectieve festiviteiten 4.1.2. APV 2005
Aanwijzingsbesluit 5.1.11 APV 2009-promenade
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
26-06-2015 | 02-05-2017 | bij gegedelgeerde regelgeving gebiedsaanwijzing 2.8.2 Apv vervangen door 2:78 Apv 2014 | 11-06-2015 | Burgemeester 11 juni 2015 003/regelgevingregister 2015, nr 2.02 | |
27-02-2014 | 26-06-2015 | Nieuwe regeling | 12-02-2014 | Regelgevingregister 2014, nr. 2.01, gemeenteraad 12-02-2014, nr. 5f |
Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 30 december 2013;
gelet op de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet;
gezien het advies van de raadscommissie Bestuur;
- dat het van belang is dat de Algemene plaatselijke verordening Tiel helder, actueel en werkbaar is;
- dat het gewenst is de Algemene plaatselijke verordening Tiel waar mogelijk verder te dereguleren;
- dat nieuwe wetgeving (waaronder de Drank- en Horecawet), overheveling van regelgeving naar de Regio Rivierenland (bijvoorbeeld artikelen die zijn verplaatst van de Apv naar de nieuwe Afvalstoffenverordening Regio Rivierenland 2014) en jurisprudentie het noodzakelijk maken de Algemene plaatselijke verordening Tiel aan te passen;
besluit: vast te stellen de Algemene plaatselijke verordening Tiel 2014.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Het gebied, dat op de bij deze verordening behorende kaart (bijlage 1) als zodanig is aangegeven.
Bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
het gebied gelegen tussen de stadsgrachten, de Waalstraat en de Havendijk, zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende kaart (bijlage 2).
hetgeen in artikel 1 van de Bouwverordening Tiel 2012 daaronder wordt verstaan.
het college van burgemeester en wethouders.
hetgeen in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet daaronder wordt verstaan.
iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen.
gaskanonnen en overige apparaten die een impulsachtig geluid voortbrengen met als doel schadelijk gevogelte te verjagen.
wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn.
hetgeen in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties daaronder wordt verstaan.
alle middelen, behalve knalapparaten en door menskracht of windkracht aangedreven verjagingsmiddelen, die gebruikt worden om schadelijk gevogelte te verjagen.
degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht.
hetgeen in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder wordt verstaan.
maandagen, dinsdagen, woensdagen, donderdagen en vrijdagen, voor zover de dagen niet zijn erkend als feestdag ex artikel 3 van de Algemene termijnenwet.
In afwijking van het tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een ontheffing als bedoeld in artikel 2:10, vierde lid, of een vergunning als bedoeld in artikel 2:11.
Artikel 1:3 Indiening aanvraag
Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan drie weken, of in geval van artikel 2:25a minder dan 10 weken respectievelijk minder dan 14 weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen.
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
Afdeling 1. Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht(positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan vóór de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
Afdeling 4. Vertoningen e.d. op de weg
Artikel 2:9 Straatartiest e.d.
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Afdeling 5. Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2:10 Voorwerpen op of aan de weg
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het in het eerste lid bedoelde gebruik, voor zover dit een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j. of onder k. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, of de Wegenverordening Gelderland.
Op de ontheffing bedoeld in het derde lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Wegenverordening Gelderland, de waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening gemeente Tiel..
Op de vergunning bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg
Het is verboden een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg indien:
degene die voornemens is een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg daarvan niet van tevoren melding heeft gedaan aan het college, onder indiening van een door het college vastgesteld meldingsformulier met een duidelijke op schaal uitgewerkte situatietekening van de gewenste uitweg en een foto van de bestaande situatie; of
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur of het provinciaal wegenreglement.
Afdeling 6. Veiligheid op de weg
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of dat er op andere wijze voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat.
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Waterstaatswet 1900, de Onteigeningswet, of de Belemmeringenwet Privaatrecht .
In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeenteweten artikel 5:22 van deze verordening;
Artikel 2:25 Evenementenvergunning
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op een wedstrijd op of aan de weg, in situaties waarin voorzien wordt door artikel 10 juncto 148, van de Wegenverkeerswet 1994.
Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht(positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:26 Openbare orde en veiligheid
Het is voor bezoekers van een evenement tijdens en na het evenement :
verplicht ter ordelijk verloop van een evenement of bij enig voorval, waardoor wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan een daartoe strekkende aanwijzing van een ambtenaar van de politie of brandweer zijn weg te vervolgen of aanwijzingen van andere aard in het belang van de openbare orde of veiligheid van personen en goederen, dan wel ter beperking van gemeen gevaar, onverwijld en stipt op te volgen.
Afdeling 8. Toezicht op openbare inrichtingen
Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting
Onverminderd de artikelen 1:6 en 1:8 kan de burgemeester de exploitatievergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, voor onbepaalde tijd geheel of gedeeltelijk intrekken, tijdelijk opschorten of wijzigen indien naar zijn oordeel:
de exploitant of de leidinggevende betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten in of vanuit de openbare inrichting, dan wel toestaat of gedoogt dat in zijn openbare inrichting strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd, waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed;
Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich bevindt in:
een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwetvoor zover de activiteiten van de openbare inrichting een ondergeschikte nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit;
Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op de vergunning bedoeld in het eerste lid.
Het college kan nadere regels stellen ter waarborging van de openbare orde, openbare veiligheid en volksgezondheid ten aanzien van het in deze afdeling bepaalde.
Het eerste en het zevende lid zijn niet van toepassing op situaties waarin bij of krachtens de Wet milieubeheer is voorzien.
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht(positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting
Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin artikel 13b van de Opiumwet voorziet voorziet.
Artikel 2:30a Aanwezigheid van exploitant en leidinggevende
Het is verboden een openbare inrichting voor bezoekers geopend te hebben zonder dat de exploitant of leidinggevende in de openbare inrichting aanwezig is.
Artikel 2:30b Terrasvergunningen
Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op de vergunning bedoeld in het eerste lid.
Artikel 2:30d Wijziging leidinggevende
In afwijking van het eerste lid kunnen de werkzaamheden, tot op de aanvraag is beslist tijdelijk worden uitgeoefend door de nieuwe leidinggevende indien de exploitant of de leidinggevende een bevestiging van de burgemeester kan tonen waaruit blijkt dat de nieuwe leidinggevende ten behoeve van bijschrijving op de exploitatievergunning is aangemeld.
Artikel 2:33 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Indien een openbare inrichting geen voor het publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college bij de toepassing van artikel 2:28 tot en met 2:30d op als bevoegd bestuursorgaan.
Afdeling 8A. Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Drank- en Horecawet
In deze afdeling wordt verstaan onder:
dat wat daaronder wordt verstaan in de Drank- en Horecawet.
Artikel 2:34b Schenktijden inrichtingen van paracommerciële rechtspersonen
Artikel 2:34c Afwijkende schenktijden in bijzondere gevallen
De burgemeester kan in bijzondere gevallen afwijkende, van de in artikel 2:34b genoemde schenktijden vaststellen.
Artikel 2:34e Verbod ‘happy hours’
Het is verboden in een horecalokaliteit of op een terras bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die daar gewoonlijk voor wordt gevraagd.
Afdeling 9. Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.
Afdeling 10. Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2:40 Kansspelautomaten
In dit artikel wordt verstaan onder:
Wet: de Wet op de kansspelen ;
kansspelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder c. van de Wet ;
hoogdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder d, van de Wet ;
laagdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder e, van de Wet .
Afdeling 11. Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal
Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.
Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.
Het is verboden een krachtens artikel 17 van de Woningwet gesloten gebouw, open erf of terrein te betreden.
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
Dit verbod is niet van toepassing indien de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het achterlaten van sporen en/of herkenning bij het plegen van voornoemde strafbare feiten te voorkomen.
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 424 , 426bis of 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 .
Artikel 2:48 Verboden drankgebruik
Het verbod is niet van toepassing op:
een terras dat behoort bij een horecabedrijf als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet ; en
een andere plaats dan een horecabedrijf als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank en Horecawet .
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel en op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze ruimte is bestemd. Onder deze ruimten worden in elk geval begrepen: portalen, telefooncellen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages en rijwielstallingen.
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw of in de ingang van een portiek indien:
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
Het is verboden op uren en plaatsen die door het college of de burgemeester zijn aangewezen, zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid wordt gehouden die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Afdeling 12. Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: een handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
Op de vrijstelling is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
a. de burgemeester binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen:
b. de burgemeester op eerste aanvraag zijn administratie of register ter inzage te geven;
c. aan de hoofdingang van elke vestiging een kenteken te hebben waarop zijn naam en de aard van de onderneming duidelijk zichtbaar zijn;
d. een door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen in bewaring te houden in de staat waarin het goed verkregen is.
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit).
Artikel 2:73 Gebruik van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling
De verboden bedoeld in het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht.
Dit artikel is niet van toepassing voor zover de Wet milieubeheer, de Wet Wapens en Munitie, of het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet , of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling, af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen
Afdeling 15. Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewette besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel 2:1, 2:11, 2:16, 2:26, 2:47, 2:48, 2:49, 2:50, 2:50a, 2:73, 2:74, 2:74a, 2:74b of 5:34 van de Algemene plaatselijke verordening Tiel 2014 groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aan te wijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewette besluiten tot plaatsing van vaste camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.
Afdeling 16 Verblijfsontzeggingen
artikel 2:78 Verblijfsontzeggingen
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde aan degene die zich gedraagt in strijd met artikel 138, 141, 180, 181, 182, 184, 267, 285, 287, 300, 302, 310, 311 vijfde lid, 317, 318, 350, 424, 426 of 453 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 2:1, 2:26, 2:31, 2:48, 2:50a, 2:74 , 2:74a , 2:74b of 3:9 van deze verordening, artikel 2 of 3 van de Opiumwet, artikel 13, 22, 26, 27 of 31 van de Wet Wapens en Munitie, een verbod opleggen om zich te bevinden op of aan de door de burgemeester aangewezen plaatsen, gedurende tijdvak van:
zes weken, indien de gedraging:
- een eerste herhaling van de overtreding van artikel 3:9 van deze verordening betreft;
- in strijd is met artikel 2:74a of 2:74b van deze verordening;
- in strijd is met artikel 138, 141, 184, 267, 285, 300, 310, 311 vijfde lid of 350 van het Wetboek van Strafrecht;
- in strijd is met bepaalde in de Opiumwet en bestaat uit het bezit van een grotere hoeveelheid drugs dan de hoeveelheid die doorgaans wordt aangeboden als gebruikershoeveelheid;
- in strijd is met bepaalde in de Opiumwet en bestaat uit het gebruik van harddrugs op de weg of nabij een voor een ieder toegankelijke plaats of gelegenheid, of;
twaalf weken, indien de gedraging:
- in strijd is met artikel 141, 180, 181, 182, 287, 302, 317 of 318 van het Wetboek van Strafrecht;
- een tweede herhaling van de overtreding van artikel 3:9 van deze verordening betreft;
- in strijd is met artikel 2 of 3 van de Opiumwet, dan wel bestaat uit
- handelingen als bedoeld in artikel 2:74 van deze verordening, of;
- in strijd is met artikel 22, 26, 27 of 31 van de Wet wa en munitie.
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde aan degene aan wie eerder een verbod als bedoeld in het eerste lid is opgelegd en ten aanzien van wie binnen zes maanden na het opleggen van dit verbod wordt geconstateerd, dat hij zich opnieuw gedraagt in strijd met een of meerdere van de in het eerste lid genoemde artikelen, een verbod opleggen om zich gedurende een in dat verbod genoemd tijdvak van ten hoogste twaalf weken te bevinden op in dat verbod aangewezen plaatsen, waar of in de nabijheid waarvan de genoemde gedragingen hebben plaatsgehad.
Hoofdstuk 3. Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
Artikel 3:2 Bevoegd bestuursorgaan
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder bevoegd bestuursorgaan: het college of, voor zover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester.
Afdeling 2. Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht(positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:
met toepassing van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld;
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij ten minste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht , wegens dan wel mede wegens overtreding van:
- bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet , de Opiumwet , de Vreemdelingenwet 2000 en de Wet arbeid vreemdelingen ;
- de artikelen 137c tot en met 137g , 140 , 240b , 242 tot en met 249 , 252 , 250a (oud), 273a , 300 tot en met 303 , 416 , 417 , 417bis , 426 , 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht ;
- de artikelen 8 en 162, derde lid , alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994 ;
- de artikelen 1, onder a, b en d,13 , 14 , 27 en 30b van de Wet op de Kansspelen ;
- de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen ;
- de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie .
Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld:
vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid onder a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan 375 euro bedraagt;
De exploitant of de beheerder zijn binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht , in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie ; en
geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet 2000 bepaalde.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het verbod bedoeld in het eerste lid is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Afdeling 3. Beslistermijn; weigeringsgronden
Artikel 3:13 Weigeringsgronden
De vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, wordt geweigerd indien:
er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of het escortbedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;
Afdeling 4. Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant besluit de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 4. Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1. Geluidhinder en verlichting
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Besluit: het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
inrichting: inrichting type A of type B als bedoeld in het Besluit, , met uitzondering van terrassen;
geluidsgevoelige gebouwen: woningen en gebouwen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige gebouwen met uitzondering van gebouwen behorende bij de betreffende inrichting;
geluidsgevoelige terreinen: terreinen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige terreinen met uitzondering van terreinen behorende bij de betreffende inrichting;
paracommerciële instelling: inrichting die valt onder de werking van artikel 4 van de Drank- en Horecawet, zoals sportkantines en sociaal-maatschappelijke gebouwen.
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De geluidsnormen bedoeld in de artikelen 2.17 , 2.19 en 2.20 van het Besluiten artikel 4:5 van deze verordening gelden niet voor door het college aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid dient het ten gehore brengen van extra muziek hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17 , 2.19 en 2.20 van het Besluiten artikel 4:5 van deze verordening- uiterlijk om 01:00 uur te worden beëindigd als de daaropvolgende dag een zaterdag of een zondag is of een algemeen erkende feestdag en uiterlijk om 23:00 uur op andere dagen.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17 , 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan schriftelijk of per e-mail in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113, eerste lid, van het Besluitniet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan schriftelijk of per e-mail in kennis heeft gesteld.
Het is een paracommerciële instelling toegestaan om maximaal 10 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan schriftelijk of per e-mail in kennis heeft gesteld.
Het equivalente geluidsniveau LAeq veroorzaakt door de inrichting bedraagt niet meer dan 70 dB(A), gemeten op de gevel van geluidgevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter. Onder het equivalente geluidsniveau wordt verstaan, het in de meterstand Laeq (''Fast") gemeten niveau gedurende één minuut.
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid dient het ten gehore brengen van extra muziek hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17 , 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening - uiterlijk om 01:00 uur te worden beëindigd als de daaropvolgende dag een zaterdag of een zondag is of een algemeen erkende feestdag en uiterlijk om 23:00 uur op andere dagen.
Op 1 januari dient het ten gehore brengen van extra muziek – hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17 , 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening- uiterlijk om 04:00 uur te worden beëindigd.
Op de dagen als bedoeld in het derde lid dient het ten gehore brengen van extra muziek hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17 , 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening – op maximaal vijf dagen om uiterlijk 01:00 uur te worden beëindigd als de daarop volgende dag een zaterdag of een zondag is of een algemeen erkende feestdag en uiterlijk om 21:00 uur op andere dagen.
De geluidsnorm als bedoeld in het vijfde lid geldt voor het bebouwde gedeelte van de inrichting en niet voor de buitenruimte. Voor een paracommerciële inrichting kan de geluidsnorm ook voor de buitenruimte gelden, echter dan geldt een eindtijd als bedoeld in het vorige lid van 00:00 uur in plaats van 01:00 uur.
Artikel 4:5 Onversterkte muziek
Bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek als bedoeld in artikel 2.18, eerste lid onder f en vijfde lid van het Besluit binnen inrichtingen is de onder e. opgenomen tabel van toepassing, met dien verstande dat:
Indien versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is het Besluit van toepassing.
Artikel 4:6 Overige geluidhinder
Het bepaalde in het eerste lid geldt niet:
voor zover het situaties betreft waarin wordt voorzien door de Wet geluidhinder , de Zondagswet , de Wet openbare manifestaties , het Vuurwerkbesluit of de Provinciale milieuverordening Gelderland.
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht(positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Afdeling 2. Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4:9a Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal
Degene die in de openbare ruimte reclamebiljetten of dergelijke of ander promotiemateriaal onder het publiek verspreidt, is verplicht deze of de verpakking daarvan terstond op te ruimen of te laten opruimen indien deze in de omgeving van de plaats van uitreiking op de weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats door het publiek worden weggeworpen.
Artikel 4:9b Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren
De houder of beheerder van een inrichting waar eet- of drinkwaren worden verkocht die ter plaatse worden genuttigd, is verplicht :
zorg te dragen dat dagelijks, uiterlijk een uur na sluiting van de inrichting , doch in ieder geval terstond op eerste aanzegging van een ambtenaar , belast met de toezicht op de naleving van dit artikel in de nabijheid van de inrichting achtergebleven afval, voor zover kennelijk uit of van die inrichting afkomstig is, wordt opgeruimd.
Afdeling 4. Maatregelen tegen ontsiering, stankoverlast en zwerfafval
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Dit artikel is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien krachtens de Wet ruimtelijke ordening of door of krachtens de Provinciale Verordening.
Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame
Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer.
Afdeling 5. Kamperen buiten kampeerterreinen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
kampeermiddel: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het
bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrechtis vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Hoofdstuk 5. Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
In deze afdeling wordt verstaan onder:
voertuigen: voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder al, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens(RVV 1990) met uitzondering van kleine wagens zoals kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;
parkeren: parkeren als bedoeld in artikel 1, onder ac, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens(RVV 1990).
Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht(positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a.
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Provinciaal wegenreglement of de Wegenverordening Gelderland.
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht(positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht(positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 5:11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht(positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Onder venten wordt niet verstaan:
het aan huis afleveren van goederen in het kader van de exploitatie van een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet ;
het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet of artikel 5:22;
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 5:16 Vrijheid van meningsuiting
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Onder standplaats wordt niet verstaan:
een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht(positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen
Het verbod van artikel 5:18, eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Provinciaal wegenreglement
Onder een snuffelmarkt wordt niet verstaan:
een markt of jaarmarkt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet ;
Artikel 5:23 Organiseren van een snuffelmarkt
Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht(positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht , de Scheepvaartverkeerswet , het Binnenvaartpolitiereglement , de Waterwet , de Provinciale vaarwegenverordening, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening gemeente Tiel.
Artikel 5:25 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer , het Binnenvaartpolitiereglement , de Waterwet , de Provinciale vaarwegenverordening of de Provinciale landschapsverordening.
Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats
Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet, de Provinciale vaarwegenverordening of de Provinciale landschapsverordening.
Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens artikel 5:26, tweede lid bepaalde.
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen die bij de gemeente in beheer zijn.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht , het Binnenvaartpolitiereglement , de Waterwet of de Provinciale vaarwegenverordening.
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Artikel 5:30 Veiligheid op het water
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet of de Provinciale vaarwegenverordening.
Afdeling 7. Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Artikel 5:31a Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, onder z, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 ;
bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid onder e, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer of het Besluit geluidproduktie sportmotoren.
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het verbod in het eerst lid is niet van toepassing op motorvoertuigen, bromfietsen, fietsen en paarden:
ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens artikel 29, eerste lid, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 door de bevoegde minister aangewezen hulpverleningsdiensten;
Het in het eerste lid gestelde verbod is voorts niet van toepassing:
binnen de bij of krachtens de Provinciale milieuverordening Gelderland aangewezen stiltegebieden ten aanzien van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening zijn aangewezen als 'toestel'.
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht(positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Afdeling 8. Verbod vuur te stoken
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de Provinciale milieuverordening Gelderland.
Afdeling 9. Verstrooiing van as
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorgingop een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Hoofdstuk 6. Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Overtreding van het bepaalde bij of krachtens de hieronder vermelde artikelen en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie:
artikel 2:1, tweede lid (samenscholing en ongeregeldheden)
artikel 2:9 (straatartiest e.d.)
artikel 2:10 met uitzondering van lid 4 (voorwerpen op of aan de weg)
artikel 2:15 (hinderlijke beplanting of voorwerp)
artikel 2:16 (openen straatkolken e.d)
artikel 2:21 (voorziening voor verkeer en verlichting
artikel 2:25 (evenementenvergunning)
artikel 2:26 (openbare orde en veiligheid)
artikel 2:28 (exploitatie openbare inrichting)
artikel 2:30 (afwijkende sluitingstijd; tijdelijke sluiting)
artikel 2:30a (aanwezigheid van exploitant en leidinggevende)
artikel 2:30b (terrasvergunningen)
artikel 2:30c (beëindiging exploitatie)
artikel 2:30d (wijziging leidinggevende)
artikel 2:31 (verboden gedragingen)
artikel 2:32 (handel in openbare inrichtingen)
artikel 2:40 (kansspelautomaten)
artikel 2:41 (betreden gesloten woning of lokaal)
artikel 2:42 (plakken en kladden)
artikel 2:43 (vervoer plakgereedschap e.d.)
artikel 2:44 (vervoer inbrekerswerktuigen)
artikel 2:44a (vervoer geprepareerde voorwerpen)
artikel 2:47 (hinderlijk gedrag op openbare plaatsen)
artikel 2:48 (verboden drankgebruik)
artikel 2:49 (verboden gedrag bij of in gebouwen)
artikel 2:50 (hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten)
artikel 2:50a (messen en andere voorwerpen als wapen)
artikel 2:51 (neerzetten van fietsen e.d.)
artikel 2:52 (overlast van fiets of bromfiets op markt- en kermisterrein e.d.)
artikel 2:57 (loslopende honden)
artikel 2:58 (verontreiniging door honden)
artikel 2:59 (gevaarlijke honden)
artikel 2:73 (gebruik van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling)
artikel 2:73a (carbidschieten)
artikel 2:74 (drugshandel op straat)
artikel 2:74a (openlijk drugsgebruik)
artikel 2:74b (weggooien van spuiten e.d)
artikel 2:76 (veiligheidsrisicogebieden)
artikel 3:4 (seksinrichtingen)
artikel 3:8 (aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder)
artikel 3:9 (straat- en raamprostitutie)
artikel 3:14 (beëindiging exploitatie)
artikel 4:6 (overige geluidhinder)
artikel 4:8 (natuurlijke behoefte doen)
artikel 4:15 (verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame)
artikel 4:18 (recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen)
artikel 5:2 (parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.)
artikel 5:4 (defecte voertuigen)
artikel 5:6 (kampeermiddelen e.a.)
artikel 5:7 (parkeren van reclamevoertuigen)
artikel 5:8 (parkeren van grote voertuigen)
artikel 5:11 (aantasting groenvoorziening door voertuigen)
artikel 5:12 (overlastgevend van fiets of bromfiets)
artikel 5:13 (inzameling van geld of goederen)
artikel 5:24 (gebruik van openbaar water)
artikel 5:25 (ligplaats woonschepen en overige vaartuigen)
artikel 5:28 (beschadigen van waterstaatswerken en oevers)
artikel 5:29 (reddingsmiddelen)
artikel 5:31 (overlast aan vaartuigen)
artikel 5:34 (verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken)
artikel 5:36 (verboden plaatsen voor incidentele asverstrooiing)
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 6:4 Intrekking oude verordening
De Algemene Plaatselijke Verordening Tiel 2009 wordt ingetrokken.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 12 februari 2014
de griffier, de voorzitter,
J.W. Westerholt ir. J. Beenakker