Organisatie | Voorschoten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Subsidieverordening 2009 |
Citeertitel | Subsidieverordening Voorschoten 2009 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | regels omtrent subsidiëring |
Deze verordening vervangt de Subsidieverordening 2007
Algemene wet bestuursrecht
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-07-2011 | 01-01-2011 | 21-07-2016 | wijziging | 30-06-2011 Groot Voorschoten, 14-07-2011 | 1328 |
01-01-2009 | 01-01-2011 | nieuwe regeling | 11-12-2008 Groot Voorschoten, 25-12-2008 | 070 |
In deze verordening wordt verstaan onder:
Subsidiecategorie: de volgende subsidies worden onderscheiden:
Categorie 1 subsidie: een subsidie die een bijdrage vormt voor het uitvoeren van activiteiten, ongeacht de feitelijke kosten. Deze categorie is bestemd voor vrijwilligersorganisaties. De hoogte van deze subsidie bedraagt minimaal € 25,= en maximaal € 2.500,=.
Categorie 2 subsidie: een subsidie die verstrekt wordt voor het uitvoeren van activiteiten. Deze categorie is bestemd voor vrijwilligersorganisaties. De hoogte van deze subsidie bedraagt minimaal € 2.500,01 en maximaal € 10.000,=.
Categorie 3 subsidie: een subsidie die verstrekt wordt ter uitvoering van activiteiten, waarbij (meetbare) producten, activiteiten en prestaties worden gekoppeld aan de te verstrekken subsidie. Er wordt inhoudelijk gestuurd op prestaties en resultaat. Deze categorie is bestemd voor organisaties die een rol hebben als opdrachtnemer in relatie tot de gemeentes, met personeel in dienstverband. De hoogte van deze subsidie bedraagt minimaal € 10.000,01.
Subsidieplan: het besluit van de raad omvattende: deel I: de beleidsuitgangspunten voor het verstrekken van subsidies en de criteria op basis waarvan de subsidies verleend en vastgesteld worden voor de betreffende subsidieperiode. Basis van dit vormen beleidsnota’s; deel II: het overzicht van producten en activiteiten, waarvoor subsidie verleend wordt en een overzicht van de perioden waarover subsidie verleend wordt.
Deze verordening is van toepassing op alle subsidiëringen genoemd in artikel 1.4, indien en voor zover er geen door de gemeente uit te voeren bekostigingsregeling van het Rijk, de Provincie of een Gemeenschappelijke Regeling van toepassing is, zoals de onderwijshuisvesting of de
Voorzover in deze verordening niet anders is bepaald, is het college het bevoegd bestuursorgaan voor de toepassing van deze verordening en van titel 4.2 van de Awb.
Het college kan slechts subsidie verstrekken voor activiteiten op het terrein van welzijn, onderwijs, sport, cultuur, woonklimaat, leefklimaat, werk en economie, beheer van de openbare ruimte, milieu, werkloosheidsbestrijding, inburgering, veiligheid, internationale samenwerking en algemene bestuurlijke aangelegenheden.
Artikel 1.5 Rechtspersoonlijkheid
Een subsidie wordt, analoog aan artikel 4:66 van de Awb, slechts verleend aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid.
In de gevallen waarin een aanvraag om subsidie betrekking heeft op het kalenderjaar of kalenderjaren volgend op dat waarin de aanvraag is ingediend, wordt op de aanvraag beslist binnen uiterlijk acht weken na de dag waarop de gemeentebegroting voor het eerstvolgende kalenderjaar door de raad is vastgesteld.
Onverlet het gestelde in artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb wordt subsidieverlening geweigerd indien er gronden zijn om aan te nemen dat:
Naast de in afdeling 4.2.6. van de Awb genoemde gevallen kunnen burgemeester en wethouders de subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn intrekken of wijzigen als de instelling
niet meer voldoet aan de criteria voor subsidieverstrekking volgens deze verordening.
Binnen 12 weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling wordt beslist op de aanvraag. Tenzij door Burgemeester en Wethouders andere termijnen zijn aangegeven.
De subsidieverstrekking mag niet leiden tot een zodanige winst dat de organisatie vennootschapsbelasting verschuldigd is. Als dat toch het geval is, meld de organisatie dit direct schriftelijk uit eigen beweging. Het subsidiebedrag zal vervolgens zodanig worden bijgesteld, dat de winst in de subsidie periode de het besluit van 20 augustus 1971 (Stb. 559) houdende vrijstelling van vennootschapsbelasting genoemde vrijstellingsbedragen niet overschrijdt.
De subsidieontvanger doet zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan burgemeester en wethouders van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie. Daarbij worden relevante stukken overlegd.
De instelling die een subsidie ontvangt, verzekert haar roerende zaken, haar onroerende zaken en vrijwilligers die werkzaamheden verrichten in het kader van gesubsidieerde activiteiten op afdoende wijze tegen risico van diefstal en brand en het risico van wettelijke aansprakelijkheid tegenover derden.
2. In te trekken de Subsidieverordening 2007
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Voorschoten, gehouden op 11 december 2008.
Deze verordening moet gezien worden als een aanvulling op en detaillering van wat in de titels 4.2 (subsidies) en 4.3 (beleidsregels) van Algemene wet bestuursrecht (Awb) over subsidiëring opgenomen is. In de verordening is niet opgenomen wat in de Awb als dwingend recht is beschreven. Aangezien de procedures omtrent bezwaar en beroep in Hoofdstuk 6 van de Awb geregeld zijn is in de verordening daaromtrent niets opgenomen.
De rode draad in de verordening is de procedure die gevolgd moet worden: indiening, verlening en vaststelling.
In de Awb worden termijnen genoemd die bij het afhandelen van een subsidieaanvraag in acht genomen moeten worden. Deze termijnen zijn zo in de verordening opgenomen dat:
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In dit artikel worden de begrippen die in de verordening worden gehanteerd nader omschreven.
In deze verordening wordt, analoog aan artikel 4:66 van de Awb, alleen subsidie verleend aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid. Uit rechtspositioneel oogpunt is uitdrukkelijk niet gekozen voor de mogelijkheid om ook aan natuurlijke personen subsidie te verlenen. Natuurlijke personen kunnen eventueel bij sancties persoonlijk aansprakelijk gesteld worden. Dit kan leiden tot zeer ongewenste gevolgen in de privé sfeer.
Bij het opstellen van deze verordening zijn de ervaringen met verschillende soorten subsidies. Dit heeft geleid tot een aanpassing van verschillende soorten subsidies: een categorie1, 2 en 3 subsidie. Elk soort subsidie heeft een eigen regime van behandelen van aanvragen en het vaststellen van de
subsidie. Eenmalige subsidies als zodanig komen hiermee te vervallen. Een aanvraag valt altijd onder één van de bovenstaande categorieen. In de beschikking kan echter wel uitdrukkelijk worden opgenomen dat het hier een eenmalige subsidiering van een activiteit betreft die niet jaarlijks kan
De meerwaarde van deze indeling in categorieën en de daaraan gekoppelde wijze van be- en afhandelen is dat er efficiënter en effectiever gewerkt kan worden. Veel tijd gaat verloren met aanvragen, waarmee een relatief gering bedrag aan subsidie gemoeid is. Deze werkwijze zorgt ervoor dat subsidies met een gering bedrag (categorie 1) in één keer verleend en vastgesteld worden. Dit betekent tijdwinst voor de gemeente en de organisatie. Hierdoor wordt het mogelijk aandacht te besteden aan het sturen van instellingen die belangrijk zijn voor het uitvoeren van gemeentelijk beleid. Ook betekent het voor de instellingen die een categorie 1 subsidie aanvragen minder belasting voor de vrijwillige bestuursleden.
Voorzieningen zijn bedoeld om op een nader tijdstip aanschaffingen en vervangingen van duurzame goederen te financieren, waarop afgeschreven wordt en waarvoor gereserveerd moet worden. De hoogte van een dergelijke voorziening wordt van geval tot geval bekeken.
Het opleggen van een egalisatiereserve en/of voorzieningen wordt per instelling bekeken. In de beschikking tot verlening worden die andere verplichtingen dan opgenomen.
De verwijzing naar artikel 7 lid 3 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 is opgenomen om duidelijkheid naar stichtingen, verenigingen en instellingen te geven. Deze zijn namelijk belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting indien en voor zover zij een onderneming drijven. De wet voorziet in een mogelijkheid om vrijstelling te verlenen van het heffen van de in de wet geregelde belasting aan lichamen bij welke behartiging van een algemeen maatschappelijk belang op de voorgrond staat en het streven naar winst, hetzij geheel ontbreekt, hetzij van bijkomstige betekenis is. Bij dit laatste mag de winst niet meer zijn dan het in de wet genoemde bedrag in een jaar. De winst kan uitsluitend worden aangewend ten bate van het lichaam of een algemeen maatschappelijk doel.
Bij de beantwoording van de vraag of de behartiging van een algemeen maatschappelijk belang op de voorgrond staat dient te worden gelet op de statutaire omschrijvingen van het doel en op de wijze waarop die doelstellingen bereikt worden
Deze verordening is van toepassing op bijna alle subsidies die door de gemeente worden verstrekt. De oude verordening had slechts betrekking op de subsidies vallend onder het subsidieplan. Hiermee is de reikwijdte dus vergroot. Ook subsidies in het kader van veiligheid, leefbaarheid en actiegroepen vallen hiermee onder de werking van deze verordening. Uitgesloten zijn de subsidies die via hun eigen verordening worden verstrekt zoals de monumenten- en onderwijshuisvestingssubsidies.
Alle subsidieontvangers zijn verplicht jaarlijks bij het indienen van een aanvraag tot vaststelling van verleende subsidie een inhoudelijk verslag in te dienen. Dit geeft de mogelijkheid jaarlijks te bekijken of doeltreffend en effectief met subsidie omgegaan wordt. Het is daarom niet nodig de verplichting in artikel 4:24 van de Awb na te komen.
Dit artikel is opgenomen uit veiligheid. Mocht blijken dat bij het verlenen van subsidie, als de begroting nog niet is goedgekeurd, een hoger bedrag is bepaald dan in de begroting later wordt goedgekeurd, dan geldt met een beroep op dit artikel het bedrag dat in de goedgekeurde begroting staat. Een beroep op dit artikel moet uitdrukkelijk in de beschikking bij verlening worden opgenomen.
In dit hoofdstuk wordt beschreven wanneer de subsidies moeten worden aangevraagd en welke bescheiden overgelegd dienen te worden. Het is gebruikelijk dat er voorafgaand aan een subsidieperiode een brief uitgaat, waarin aangekondigd wordt dat er aanvragen ingediend moeten
worden. In deze brief wordt duidelijk aangegeven welke bescheiden overgelegd moeten worden. Verder is een onderscheid gemaakt tussen de zaken die noodzakelijk zijn voor het aanvragen van een categorie 1, 2 of 3-subsidie. De eisen voor wat betreft de te overleggen documenten nemen toe naar mate het bedrag van de subsidie stijgt.
Verder is aangegeven dat standaardstukken niet bij elke aanvraag hoeven worden ingeleverd. Indien een organisatie bij de gemeente bekend is, kan volstaan worden met het aanvragen van een bedrag voor bepaalde activiteiten en een omschrijving van de inhoud.
In de vorige verordening was het gebruikelijk om een uitvoeringsovereenkomst te sluiten bij budgetsubsidies. Deze eis is vervallen en vervangen door het bepaalde in artikel 3.2 lid 2. Een plan of
begroting maakt deel uit van het besluit. Hierin staan de afspraken die rond de subsidiering worden gemaakt.
In artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb wordt een aantal weigeringsgronden opgesomd. Daarnaast bevat artikel 3.2 van de verordening nog enkele weigeringsgronden, die niet limitatief zijn opgesomd. Lid g is opgenomen om instellingen die bij lidmaatschappen drempels opwerpen door bijvoorbeeld
ballotage toe te passen uit te sluiten van subsidiering. Dit geldt ook voor activiteiten die alleen voor speciale groepen toegankelijk zijn, behoudens als die groepen en die activiteiten specifiek door het college of de raad erkend zijn in het kader van doelgroepen beleid.
Als eigen vermogen wordt ook gerekend dat wat aan het einde van het jaar op de bankrekening staat. Het gaat dus niet alleen om ingewikkelde balansbedragen.
Hoewel de afdeling 4.2.6. van de Awb een aantal mogelijkheden opsomt waarop een subsidie kan worden gewijzigd of ingetrokken wordt het door dit artikel mogelijk om subsidie in te trekken en/of te wijzigen als niet meer voldaan wordt aan de verordening of beleidsregels. De beslissing tot intrekking of wijziging dient voorafgegaan te worden door het kenbaar maken van het voornemen tot een dergelijk besluit. Dit voornemen moet gevolgd worden door een gesprek met de instelling waarin deze haar zienswijze naar voren kan brengen. In de besluitvorming dient de zienswijze van de instelling uitdrukkelijk meegenomen te worden en dient gemotiveerd aangegeven te worden waarom van de zienswijze van de instelling wordt afgeweken.
Hoofdstuk 4 Subsidievaststelling
Dit hoofdstuk is van toepassing op alle subsidies, behalve de categorie 1 subsidie. Deze wordt al bij het besluit tot verlening vastgesteld.
Hierin wordt aangegeven onder overlegging van welke bescheiden een aanvraag tot vaststelling ingediend moet worden. Er wordt een onderscheid gemaakt van subsidies tot 50.000 euro per jaar per instelling en subsidieverlening daarboven. De onderscheidende factor is de vereiste van een accountantsverklaring en/of rapport.
De artikelen 4:76 en 4:77 Awb geven weer wat het financieel verslag moet inhouden: de balans en de exploitatierekening met toelichting. Deze moeten zo opgesteld zijn dat een verantwoord oordeel gevormd kan worden over het vermogen en het exploitatiesaldo en voor zover mogelijk de solvabiliteit
en de liquiditeit van de subsidieontvanger. De balans met toelichting geeft via actief- en passiefposten een duidelijk beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen aan het eind van het boekjaar. De
exploitatierekening met toelichting dient een getrouw beeld te geven van de grootte van het exploitatiesaldo van de subsidieperiode. Het financieel verslag dient aan te sluiten op de begroting waarvoor subsidie is verleend en behelst een vergelijking met die begroting.
Om te voorkomen dat de overschotten van gesubsidieerde instellingen boven het vrijstellingsbedrag worden afgeroomd door de fiscus is dit artikel opgenomen. Mocht uit de door enige instelling overgelegde bescheiden blijken dat het overschot c.q. winst in enig jaar meer bedraagt dan het
vrijstellingsbedrag, dan wordt de subsidie zodanig vastgesteld dat het overschot/de winst niet meer bedraagt dan het maximale vrijstellingsbedrag.
Hoofdstuk 5 Verplichtingen van de subsidieontvanger
In dit hoofdstuk worden de verplichtingen van de subsidieontvanger opgesomd. Bij het niet nakomen van de verplichtingen kunnen sancties worden opgelegd op grond van de Awb (artikelen 4:46, 4:48, 4:49 en 4:50). Dit kan variëren van lagere vaststelling tot gehele intrekking.
Het gestelde in lid 4 van dit artikel maakt het mogelijk andere dan in de verordening opgenomen verplichtingen op te leggen. Hierbij kan gedacht worden aan het vormen van een egalisatiereserve of van voorzieningen.
Het eerste lid regelt dat het college bevoegd is maatregelen te treffen of beslissingen te nemen als de verordening niet voldoet of niet duidelijk is. Het tweede lid van dit artikel kan gezien worden alshardheidsclausule. Het college heeft bij echt onbillijke situaties de bevoegdheid af te wijken van de
verordening. Het moet dan wel gaan om een echte, duidelijk te bewijzen
onbillijkheid die voortkomt uit het toepassen van de verordening en niet om bijvoorbeeld een vermindering van de subsidie op grond van vermindering van activiteiten of daling van het aantal leden. De bewijslast van de onbillijkheid ligt bij de aanvrager.
Deze twee artikelen regelen de overgang naar en de inwerkingtreding van de nieuwe verordening. De nieuwe verordening treedt in werking op 1 januari 2009.