Organisatie | Ermelo |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Uitvoeringsregeling met betrekking tot de heffing en de invordering van gemeentelijke belastingen in de gemeente Ermelo 2014 |
Citeertitel | Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen 2014 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Regeling vervangt de Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen 2013
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
04-02-2014 | Nieuwe regeling | 04-02-2014 | 2013-11049/13049248 |
Het college van de gemeente Ermelo;
gelet op de artikelen 6, 7, 8, 13, 14 en 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, artikel 31 van de Invorderingswet 1990 in verbinding met de artikelen, 231, tweede lid, onderdeel a, en derde lid, en 237 van de Gemeentewet, op artikel 160, eerste lid, onderdeel b van de Gemeentewet, op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, alsmede op het betreffende artikel van de in de gemeente Ermelo geldende belastingverordeningen, waarin aan het college de bevoegdheid is toegekend nadere regels te geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de onderscheiden gemeentelijke belastingen;
vast te stellen de: UITVOERINGSREGELING MET BETREKKING TOT DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN GEMEENTELIJKE BELASTINGEN IN DE GEMEENTE ERMELO 2014
Artikel 1 - Reikwijdte van de regeling
Deze regeling geeft uitvoering aan de artikelen 6, 7, 8, 13, en 14 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, artikelen 31 van de Invorderingswet 1990, artikel 160, eerste lid onderdeel b van de Gemeentewet, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen in de belastingverordeningen van de gemeente Ermelo op grond waarvan het college nadere regels kan geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de onderscheiden gemeentelijke belastingen.
De op andere wijze geheven gemeentelijke belastingen bedoeld in artikel 233 van de Gemeentewet, worden voor de toepassing van deze regeling aangemerkt als bij wege van aanslag geheven belastingen, met dien verstande dat wordt verstaan onder de aanslag of de voorlopige aanslag: het gevorderde, onderscheidenlijk het voorlopig gevorderde bedrag.
die niet binnen een maand na afloop van het belastingjaar is uitgenodigd tot het doen van aangifte of aan wie niet binnen een maand na afloop van het belastingjaar een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen veertien dagen na afloop van die maand bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar een schriftelijk verzoek in te dienen om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar ontstaat dan wel het aantal honden dat door de belastingplichtige wordt gehouden wijziging ondergaat, moet de belastingplichtige binnen veertien dagen na het tijdstip waarop de belastingplicht is ontstaan of de wijziging van het aantal honden heeft plaatsgevonden, bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar schriftelijk verzoeken om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 8 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen dienen de in het aangifteformulier gevraagde gegevens duidelijk, stellig en zonder voorbehoud te worden ingevuld. Het aangifteformulier wordt ondertekend en met de daarbij gevraagde bescheiden ingeleverd of toegezonden.
Artikel 3 - Bewijslast afmelding hondenbelasting
Indien de belastingplicht inzake de hondenbelasting in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, is de belastingplichtige gehouden de ambtenaar bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet hiervan schriftelijk in kennis te stellen door het toezenden van een euthanasieverklaring van een dierenarts dan wel een afstandsverklaring.
Artikel 4 - Bewijslast vrijstelling hondenbelasting
Degene die in aanmerking wil komen voor de vrijstelling van een hond in opleiding, bedoeld in artikel 3, onder a. en b. van de Verordening Hondenbelasting, is gehouden een schriftelijke verklaring van het in genoemd artikel bedoeld opleidingsinstituut te overleggen aan de ambtenaar bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet.
Artikel 5 - Toerekening waterverbruik rioolheffing
Aan eigendommen, gelegen op een terrein als bedoeld in artikel 16 onder e. van de Wet waardering onroerende zaken en in artikel 1, onder b. van de Verordening Rioolheffing, die op grond van eigendom, bezit of beperkt recht zelfstandig moeten worden afgebakend, maar niet over een afzonderlijke watermeter beschikken, wordt een fictief waterverbruik toegekend van 50 kubieke meter per belastingjaar.
Het fictieve waterverbruik van eigendommen bedoeld in het eerste lid wordt in mindering gebracht op het aantal kubieke meters leiding- en grondwater dat in de voorlaatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het terrein, bedoeld in artikel 16 onder e. van de Wet waardering onroerende zaken en in artikel 1, onder b. van de Verordening Rioolheffing waarop zij zijn gelegen, is toegevoerd of opgepompt.
Artikel 6 - Gebruik nachtverblijfregister ten behoeve van de heffing van toeristenbelasting
Bij de vaststelling van feiten ten behoeve van de heffing van toeristenbelasting kan de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar het door de belastingplichtige bijgehouden nachtverblijfregister raadplegen.
Artikel 7 - Voorlopige aanslag
De in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar legt een voorlopige aanslag op, indien het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld, na verrekening van voorheffingen en reeds opgelegde voorlopige aanslagen, zulks naar zijn mening rechtvaardigt. De voorlopige aanslag toeristenbelasting wordt niet voor 1 mei opgelegd.
De bepaling van het bedrag van een voorlopige aanslag die wordt vastgesteld in het tijdvak waarover de belasting wordt geheven, dan wel na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan, kan voor de toeristenbelasting geschieden op grond van de gegevens die hebben gediend ter vaststelling van de meest recente belastingaanslag, met dien verstande dat daarbij op benaderende wijze rekening is gehouden met wijzigingen in de wettelijke bepalingen die voor de heffing van toeristenbelasting van belang kunnen zijn. Ingeval de belastingplichtige aannemelijk maakt dat het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld, dan wel is vastgesteld, lager is dan het op de voet van de vorige volzin berekende bedrag, wordt de voorlopige, aanslag gesteld op dit lagere bedrag.
Bij de invordering van de gemeentelijke belastingen vindt de ministeriële regeling bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990 overeenkomstige toepassing.
Artikel 9 – Wijze van betalen en afgifte kwitantie
Indien girale betaling voor de belastingplichtige naar het oordeel van de ambtenaar bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel c, van de Gemeentewet bezwaarlijk is, bepaalt hij plaats, tijdstip en wijze waarop contante betaling kan plaatsvinden, conform artikel 4:90, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.